5.7 Flora en fauna
Uit de quick scan blijkt dat op verschillende locaties binnen het plangebied geschikte verblijfplaatsen zijn voor vleermuizen. Op een aantal locaties is de habitat geschikt voor andere beschermde soorten, zoals bittervoorn, kleine modderkruiper, waterspitsmuis, ringslang en rugstreepschildpad. Daarnaast bieden verschillende locaties binnen het projectgebied geschikte habitat voor algemene beschermde zoogdieren (egel, huisspitsmuis, mol en amfibieƫn (gewone pad, groene kikker, bruine kikker).
Bij planning van de uitvoering van de werkzaamheden dient met de aanwezige beschermde soorten rekening te worden gehouden, zoals de rugstreeppad, ringslang, bittervoorn, kleine modderkruiper, waterspitsmuis, vleermuis, broedvogels, weidevogels en beschermde muur- en vaatplanten. Voor deze soortgroepen is aanvullend onderzoek aanbevolen.
- Met betrekking tot de soortgroep vleermuizen geldt dat onvoldoende inzicht is in welke mate vleermuizen gebruik maken van de diverse projectgebieden als vast rust- en verblijfplaats, foerageergebied of vliegroute.
- Met betrekking tot de soortgroepen grondgebonden zoogdieren geldt dat er onvoldoende inzicht is in het voor komen van de waterspitsmuis.
- Met betrekking tot de soortgroep vissen geldt dat op sommige locaties aanvullend onderzoek plaats moet vinden omdat de steekproefsgewijze werkwijze met schepnet niet toereikend is voor de bewuste watergangen. Indien de bittervoorn en de kleine modderkruiper aangetroffen worden geldt dat als de desbetreffende sloten bewerkt gaan worden deze beschermde vissoorten weggevangen en verjaagd worden voor de werkzaamheden uit.
- Met betrekking tot de ringslang geldt dat er onvoldoende inzicht is in het voor komen van de ringslang.
- Indien de rugstreeppad in het gebied aangetroffen wordt, geldt dat er maatregelen genomen moeten worden om te voorkomen dat deze zich gaat vestigen op het gebied waarop gebouwd gaat worden. Het is raadzaam het ontstaan van kleine plassen en poelen in (de nabijheid van) het zanderige terrein te voorkomen. Is dit niet het geval dan moeten er paddenschermen geplaatst worden rondom het plangebied. In het plangebied achter deze schermen worden de padden dan weggevangen.
- Met betrekking tot broedvogels geldt dat bij planning van de werkzaamheden rekening gehouden dient te worden met het broedseizoen en de aanwezigheid van broedgevallen. Door in de nieuwe bebouwing kunstmatige nestlocaties voor huismus, ringslang, gierzwaluw, etc. en verblijfplaatsen voor vleermuizen aan te brengen, kan de ecologische waarde van het gebied worden versterkt.
- Met betrekking tot de soortgroepen vaatplanten en overige ongewervelden geldt dat geen ontheffing vereist is.
Het aanvragen van een ontheffing voor de flora- en faunawet zal per situatie ingeschat moeten worden, vaak bepaald door hetgeen aangetroffen wordt in de aanvullende onderzoeken.