Plan: | Limes |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B088limes-0004 |
Ter bepaling van de geluidsbelasting dient op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) iedere weg in beschouwing te worden genomen, tenzij de weg binnen een woonerf is gelegen of voor een weg een maximum snelheid geldt van 30 km/uur. De te beschouwen wegen kennen een geluidszone, een aandachtsgebied waarbinnen een akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij planvorming/realisatie van geluidgevoelige bestemmingen. De omvang van een zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de typering van het gebied (binnenstedelijk of buitenstedelijk). Binnenstedelijk is het gebied binnen de bebouwde kom en buitenstedelijk het gebied buiten de bebouwde kom.
Op grond van artikel 82 van de Wet geluidhinder bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB op de gevel van een geluidsgevoelige bestemming. Artikel 83 geeft het bevoegd gezag de mogelijkheid om een hogere waarde vast te stellen. Voor het buitenstedelijk gebied geldt dat er maximaal een hogere waarde mag worden vastgesteld van 53 dB. Voor nieuw te bouwen geluidsgevoelige bestemmingen binnen de bebouwde kom is deze waarde wettelijk maximaal 63 dB. Het vaststellen van een hogere waarde is alleen mogelijk als, maatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidsbelasting tot 48 dB onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel stuiten op bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiƫle aard (artikel 110 a, lid 5 Wgh). Alvorens aan bovenstaande waarden wordt getoetst, mag op grond van artikel 110g Wgh, van de berekende geluidsbelasting 2 dB worden afgetrokken voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen.
Een hogere waarde zal alleen worden verleend zodra duidelijk is dat er (bouwkundige) maatregelen zijn of worden getroffen om het binnenniveau te laten voldoen aan de grenswaarde zoals opgenomen in het Bouwbesluit. Het Algemeen Bestuur van de Milieudienst West-Holland heeft, op 28 juni 2010, in het kader van de decentralisatie van de procedure tot vaststelling van een hogere waarde, richtlijnen vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen geldt voor binnenstedelijke wegen een maximale hogere waarde van 58 dB voor wegverkeerslawaai. Dit is 5 dB lager dan het wettelijk maximum. Een hogere waarde tot het wettelijk maximum zal alleen in uitzonderingsgevallen en bijzondere situaties aan de orde zijn.
Met betrekking tot industrielawaai geldt dat als op een bedrijventerrein grote lawaaimakers (bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en artikel 41 Wet geluidhinder) mogen komen, voor dat terrein een geluidszone moet worden vastgesteld. Buiten die zone mag de geluidbelasting vanwege dat terrein niet meer bedragen dan 50 dB(A), de voorkeursgrenswaarde voor industrielawaai. De geluidszone wordt weergegeven op de verbeelding van bestemmingsplannen die binnen de geluidszone vallen. Dit geldt dus ook als het plangebied buiten het industrieterrein ligt.
In het plangebied zijn geen inrichtingen zoals bedoeld in artikel 2, 1e lid onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 41 Wet geluidhinder. Ook voorziet het bestemmingsplan, inclusief het bedrijventerrein Steekterpoort II, niet in de vestiging van deze bedrijven. De vestiging van dergelijke bedrijven is uitgesloten in de regels. Ook zijn er geen ontwikkelingen binnen het plangebied die liggen binnen de geluidszone van de hiervoor bedoelde inrichtingen. Dit aspect wordt daarom niet nader beschouwd.
In het gebied is wel bedrijvigheid aanwezig. De geluidsaspecten van deze bedrijvigheid is voor zover relevant besproken in de paragraaf bedrijven en milieuzonering. Kortheidshalve wordt verwezen naar deze paragraaf.
Als een plangebied geheel of gedeeltelijk binnen de onderzoekszone van een spoorweg ligt moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld scholen en ziekenhuizen) binnen die geluidszone (Wgh artikel 77). Een bestemmingsplan kan pas worden vastgesteld indien de geluidbelasting op nieuwe geluidgevoelige functies voldoet aan de voorkeursgrenswaarde genoemd in de Wgh, of indien het bevoegd gezag een besluit heeft genomen om hogere waarden vast te stellen. Voor dit laatste geeft de Wet een maximale ontheffingswaarde. Voordat een hogere waarde kan worden vastgesteld, dienen eerst maatregelen onderzocht te worden om de geluidbelasting terug te dringen.
Het Algemeen Bestuur van de Milieudienst West-Holland heeft, op 28 juni 2010, richtlijnen vastgesteld voor het verlenen van hogere waarden. Op basis van deze richtlijnen geldt een maximale hogere waarde van 63 dB voor railverkeerslawaai. Dit is 5 dB lager dan het wettelijk maximum. Een hogere waarde tot het wettelijke maximum zal alleen in uitzonderingsgevallen en bijzondere situaties aan de orde zijn.
Door een goede ruimtelijke ordening wil het Rijk voorkomen dat er meer mensen komen te wonen op plaatsen waar veel vliegtuiggeluid is. In de Nota Ruimte (2004) is een gebied aangewezen waar geen nieuwe woningbouw mag plaatsvinden, de zgn. '20KE contour'. Uitgezonderd hiervan zijn bouwmogelijkheden die al bestonden volgens het in 2004 vigerende streekplan. In Zuid-Holland gaat het om gebieden binnen de rode contouren en om woningen die onder de "ruimte-voor-ruimte" regeling vallen. In het geval dat binnen de 20KE contour gebouwd wordt, dient wel in het (steden)bouwkundig ontwerp rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vliegtuiggeluid, teneinde de leefomgevingskwaliteit zo veel mogelijk overeind te houden. Dichter bij Schiphol is er een beperkingengebied op grond van het Luchthaven Indelingsbesluit (LIB), waar helemaal geen woningbouw mag plaatsvinden, behalve met ontheffing van het Rijk. NB: een bestemmingsplan dat woningen mogelijk maakt binnen het LIB 4 gebied kan pas worden vastgesteld wanneer de gemeente van VROM ontheffing gekregen heeft.
Een afzonderlijke bijlage gaat dieper in op de geluidsaspecten.