Plan: | Buitengebied Alphen Noord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02 |
Geluidsoverlast kan veroorzaakt worden door industrielawaai, railverkeerslawaai, wegverkeerslawaai en luchtverkeerslawaai van Schiphol. Langs en door het plangebied lopen een aantal drukke verkeerswegen. De wettelijke geluidzones van deze wegen reiken tot binnen het plangebied.
In de Wet geluidhinder is bepaald dat elke weg van rechtswege een zone heeft. Een zone is in feite het akoestisch aandachtsgebied waarbinnen een zekere mate van overlast te verwachten is en waar de regels van de Wet geluidhinder van toepassing zijn.
De geluidzone ligt altijd boven en aan weerszijden van de weg. De grootte van deze zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied. Als buitenstedelijk gebied wordt aangemerkt het gebied buiten de bebouwde kom (bepaald door borden komgrens), alsmede het gebied binnen de bebouwde kom voor zover liggend binnen de zone langs een autoweg of autosnelweg als bedoeld in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens. Het stedelijk gebied is het complement hiervan. De zonebreedtes (géén zone bij wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied; alsmede bij wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt) zijn in de onderstaande tabel opgenomen.
Overzicht zonebreedten
Aantal rijstroken | Zonebreedte | |
Stedelijk gebied | Buitenstedelijk gebied | |
5 of meer | 350 | 600 |
3 of 4 | 350 | 400 |
1 of 2 | 200 | 250 |
De regels met betrekking tot nieuwbouw in de geluidzone van een verkeersweg houden onder meer in dat bij vaststelling van een bestemmingsplan waarin nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden opgenomen, de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder in acht wordt genomen. In de Wet geluidhinder wordt voor wegverkeer een voorkeursgrenswaarde gehanteerd van 48 dB (Lden) op de gevel. Wanneer deze waarde wordt overschreden, zal moeten worden nagegaan welke maatregelen kunnen worden getroffen om deze overschrijding terug te brengen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit maatregelen aan de bron (verhardingssoorten c.q. het verkeer) en uit maatregelen in het overdrachtsgebied (geluidschermen en -wallen, vergroten van de afstand tussen weg en woning). Indien deze maatregelen niet mogelijk zijn of niet voldoende effect hebben, kan het bevoegd gezag (gemeente) een hogere grenswaarde vaststellen.
Aan de hogere waarden zijn maximale ontheffingswaarden verbonden. Deze maximale ontheffingswaarden bedragen voor buitenstedelijk gebied 53 dB en voor binnenstedelijk gebied 63 dB. Alvorens aan bovenstaande waarden wordt getoetst, mag op grond van artikel 110g Wgh, van de berekende geluidsbelasting 2 dB worden afgetrokken voor wegen waarvoor een maximum snelheid geldt van 70 km/uur of meer en 5 dB voor de overige wegen.
Wanneer een hogere maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt vastgesteld, geldt voor de geluidgevoelige ruimten in de betreffende woningen een maximaal geluidniveau van 33 dB.
Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland heeft, op 28 juni 2010, in het kader van de decentralisatie van de procedure tot vaststelling van een hogere waarde, richtlijnen vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst een maximale hogere waarde van 58 dB voor verkeerslawaai. Dit is 5 dB lager dan het wettelijk maximum. Een hogere waarde tot het wettelijk maximum zal alleen in uitzonderingsgevallen en bijzondere situaties aan de orde zijn.
In het plangebied zijn een aantal verkeerswegen relevant. Voor deze wegen is indicatief de afstand vanaf midden van de wegas bepaald waarbij bij woningbouw rekening gehouden moet worden met het verzoeken van een hogere waarde (Lden > 48 dB) en de afstand waarbij woningbouw in binnenstedelijk of buitenstedelijk gebied in principe niet meer mogelijk is (Lden > 53 dB of 63 dB).
Afstanden in meters vanaf midden weg tot geluidcontour van 48-53-63 dB
Gebied Noord | 48 dB | 53 dB | 63 dB |
Zegerbaan N207 | 320 | 160 | 40 |
Herenweg N207 | 480 | 230 | 60 |
Het spoorwegennet van Nederland is volgens het Besluit Geluidhinder ingedeeld in akoestische trajecten. Binnen één traject zijn het aantal sporen en de treinintensiteit doorgaans constant. Voor elke spoorlijn zijn geluidzones geïntroduceerd die het gebied aangeven waarbinnen een zekere mate van geluidsoverlast is te verwachten en waar de grenswaarden uit het Besluit geluidhinder van kracht zijn. De breedte van de geluidzone verschilt per traject en is afhankelijk van de intensiteit, het type treinen en de bovenbouw. Deze zonebreedtes zijn per traject aangegeven op een zonekaart.
De regels met betrekking tot nieuwbouw in de geluidzone van een spoorweg houden onder meer in dat bij vaststelling van een bestemmingsplan waarin nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden opgenomen, de voorkeursgrenswaarde uit het Besluit Geluidhinder in acht wordt genomen. Deze voorkeursgrenswaarde bedraagt voor woningen 55 dB op de gevel. Wanneer deze waarde wordt overschreden, zal moeten worden nagegaan welke maatregelen kunnen worden getroffen om deze overschrijding terug te brengen. Indien deze maatregelen niet mogelijk zijn of niet voldoende effect hebben, kan het bevoegd gezag (gemeente) een hogere grenswaarde vaststellen.
De maximale ontheffingswaarde welke het bevoegd gezag in het uiterste geval kan vaststellen bedraagt 68 dB. Wanneer een hogere maximaal toelaatbare geluidbelasting wordt vastgesteld, geldt voor de geluidgevoelige ruimten in de betreffende woningen een maximaal geluidniveau van 35 dB.
Het Algemeen Bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland heeft, op 28 juni 2010, in het kader van de decentralisatie van de procedure tot vaststelling van een hogere waarde, richtlijnen vastgesteld. Op basis van deze richtlijnen stelt de Omgevingsdienst een maximale hogere waarde van 63 dB voor railverkeerslawaai. Dit is 5 dB lager dan het wettelijk maximum. Een hogere waarde tot het wettelijke maximum zal alleen in uitzonderingsgevallen en bijzondere situaties aan de orde zijn.
In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen spoorlijnen aanwezig. Dit aspect is niet relevant voor dit plangebied en wordt daarom niet nader beschouwd.
Door een goede ruimtelijke ordening wil het Rijk voorkomen dat er meer mensen komen te wonen op plaatsen waar veel vliegtuiggeluid is. In de Structuurvisie Intrastructuur en Ruimte is een gebied aangewezen waar geen nieuwe woningbouw mag plaatsvinden, de zgn. 20Ke-contour. Uitgezonderd hiervan zijn bouwmogelijkheden die al bestonden. In Zuid-Holland gaat het om gebieden binnen de rode contouren en om woningen die onder de “ruimte-voor-ruimte” regeling vallen. In het geval dat binnen de 20Ke-contour gebouwd wordt, dient wel in het (steden)bouwkundig ontwerp rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van vliegtuiggeluid, met als doel de leefomgevingskwaliteit zo veel mogelijk overeind te houden.
Uit onderstaande kaart blijkt dat de 20 Ke contour het plangebied niet doorkruist. Dit betekent dat er met betrekking tot geluidsgevoelige bestemmingen binnen de deelgebieden geen belemmeringen bestaan voor het aspect luchtvaartlawaai.
Figuur: ligging 20 Ke zone ten opzichte van plangebied.
De provincie kan op grond van de Wet milieubeheer Stiltegebieden aanwijzen. De provincie Zuid-Holland heeft, in haar provinciale milieuverordening (PMV) Stiltegebieden als milieubeschermingsgebieden aangewezen (artikel 5.1.1). Stiltegebieden zijn gebieden waarin men een zodanig laag niveau van de geluidsbelasting door menselijke activiteiten wil handhaven of bereiken, dat het ervaren van natuurlijk geluid in dit gebied niet of nauwelijks zal worden gestoord. In stiltegebieden geldt dan ook een verbod op het gebruik van lawaaiige toestellen, apparaten, motorvoertuigen en bromfietsen. In bijlage 10, onderdeel A van de PMV staat exact beschreven welke activiteiten zijn verboden en onder welke condities een vrijstelling of ontheffing mogelijk is. Het aanwijzen van een stiltegebied heeft in de praktijk tot gevolg dat de bestaande (agrarische) activiteiten door mogen gaan ('Stand Still” principe) maar nieuwe (lawaaimakende) activiteiten zijn niet toegestaan of kunnen alleen doormiddel van een vrijstelling of ontheffing worden toegelaten. Hierbij kan worden gedacht aan activiteiten zoals evenementen, lawaaisporten, verkeersaantrekkende bedrijven, recreatiebedrijven of toeristische attracties. Daarnaast brengt een goede ruimtelijke ordening met zich mee dat in gebieden rond een Stiltegebied een akoestische afweging moet worden gemaakt wanneer geluidsproducerende bestemmingen worden gerealiseerd.
Uit onderstaande kaart blijkt dat de, rond Alphen aan den Rijn aanwezige stiltegebieden, buiten het plangebied liggen. De minimale afstand van het stiltegebied ten westen van Alphen aan den Rijn tot het plangebied bedraagt meer dan 550 meter. Voor het stiltegebied ten oosten van Alphen aan den Rijn bedraagt de afstand meer dan 2 km. Dit betekent dat voor de ontwikkeling van dit bestemmingsplan geen rekening behoeft te worden gehouden met de aanwezige stiltegebieden. Deze stiltegebieden liggen voor de activiteiten die binnen dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt op voldoende afstand.
Figuur: ligging stiltegebieden ten opzichte van plangebied.