direct naar inhoud van 5.5 Externe veiligheid
Plan: Buitengebied Alphen Noord
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02

5.5 Externe veiligheid

5.5.1 Wettelijk kader

Externe veiligheidsbeleid heeft betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. De grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). In bijlage 3 is een beschrijving van een aantal begrippen van externe veiligheid opgenomen.

Landelijk beleid

Het Rijk heeft voor de verschillende risicobronnen beleid vastgesteld.

Inrichtingen

Het beleid voor de opslag van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi), voor zover de risico's door een inrichting worden veroorzaakt.

Buisleidingen 

Voor ondergrondse buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).

Transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor

Voor het transport van gevaarlijke stoffen zijn de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Circulaire Rnvgs) en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. In de Circulaire Rnvgs is een risicobenadering die vergelijkbaar is met de risicobenadering die voorgeschreven is in het Bevi en het Bevb. Verder geldt op grond van de Circulaire Rnvgs dat bij risicoberekeningen uitgegaan moet worden van de in bijlage 5 bij de Circulaire Rnvgs opgenomen vervoershoeveelheden voor GF3 (bijv. LPG).

Bij de berekening van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg moet uitgegaan worden van de in deze bijlage opgenomen vervoershoeveelheden GF3.

Op termijn zullen de Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen vervangen worden door het in voorbereiding zijnde Besluit transport externe veiligheid (Btev). In het Btev zal dezelfde risicobenadering gehanteerd worden als in het Bevi en het Bevb gehanteerd wordt.

Voor het transport over de weg is het Basisnet weg (Eindrapportage Basisnet Weg, oktober 2009 -hoofdrapport en bijlagen-) in voorbereiding. Voor zover mogelijk is hiermee rekening gehouden. Volgens de laatst gepubliceerde versie van het Basisnet weg maakt de N11 onderdeel uit van de hoofdtransportroutes voor gevaarlijke stoffen.

Een belangrijk nieuw toetsingsaspect is het Plasbrandaandachtsgebied (PAG, wat het volgende inhoudt: het gebied tot 30 meter van de weg waarin, bij de realisering van kwetsbare objecten, rekening dient te worden gehouden met de effecten van een plasbrand). In het Basisnet weg is aangegeven dat de N11 geen PAG heeft.

Provinciaal beleid

De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit.

Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde.

Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Alphen aan den Rijn

De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 1 maart 2012 beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld. In deze beleidsvisie heeft de gemeente vastgelegd wat haar beleid is ten aanzien van risicovolle activiteiten in de gemeente en de relatie van deze risicovolle activiteiten met kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zoals woningen, winkels, recreatie-inrichtingen etc.

In de beleidsvisie is in paragraaf 3.8 een afwegingskader voor het groepsrisico opgenomen op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram).

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02_0019.jpg"

Figuur: beslismodel Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn.

Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.

5.5.2 Inventarisatie risicobronnen

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.B084buitengebalpnd-VA02_0020.jpg"

Figuur: uitsnede risicokaart plangebied.

Uit bovenstaande uitsnede blijkt dat de volgende risicobronnen relevant zijn:

  • het transport van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N207;
  • LPG-tankstation, Zegerbaan 2, Alphen aan den Rijn;
  • Helm Coatings, Hoorn 75, Alphen aan den Rijn;
  • Enkele propaantanks in en direct buiten het plangebied.

Andere risicobronnen zijn niet in of in de omgeving van het plangebied aanwezig.

5.5.3 Beoordeling externe veiligheid

Binnen het plangebied zijn verspreid liggende woningen aanwezig. Daarnaast is een volkstuincomplex binnen het plangebied aanwezig. In het plangebied liggen geen nieuwe ontwikkelingsgebieden.

LPG-tankstation, Zegerbaan 2

Volgens de geldende omgevingsvergunning voor milieu is de LPG-doorzet begrensd tot maximaal 1000 m3/jaar. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen gelden voor het LPG-tankstation de volgende risicocontouren.

Plaatsgebonden risico

Doorzet (m3) per jaar   Afstand (m) vanaf vulpunt   Afstand (m) vanaf ondergronds of ingeterpt reservoir   Afstand (m) vanaf afleverzuil  
> 1000   40   25   15  

Tabel: plaatsgebonden risico PR=10-6 voor (planologisch) bestaande situaties.

Binnen de afstanden zoals opgenomen in de tabel zijn (planologisch) bestaande beperkt kwetsbare bestemmingen aanwezig. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe (beperkt) kwetsbare bestemmingen mogelijk.

Groepsrisico

Voor het groepsrisico geldt een invloedsgebied van 150 meter, gerekend vanaf het LPG-vulpunt, de LPG-afleverinstallatie en het LPG-reservoir. Een deel van het plangebied ligt binnen het invloedsgebied.

Uit een groepsrisicoberekening (Rapport 'Groepsrisicoberekening LPG-tankstation Zegerbaan 2 te Alphen aan den Rijn´, van 1 juli 2008, kenmerk 20080071-05, opgesteld door Cauberg-Huygen) blijkt dat de hoogte van het groepsrisico 0,1 * de oriëntatiewaarde van het groepsrisico is. Het aantal berekende dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij het LPG-tankstation bedraagt ca. 150.

Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege het LPG-tankstation in niveau 2.

Helm Coatings, Hoorn 75

Helm is een opslag- en distributiebedrijf voor gevaarlijke stoffen. Uit een uitgevoerde kwantitatieve risicoanalyse (QRA; Rapport 'Risicoanalyse Helm Chemicals BV Alphen a/d Rijn: Opslagen PGS 15', d.d. 6 september 2012, project 122297, opgesteld door Aviv) blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 niet tot over het plangebied reikt. De plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 is niet relevant voor dit bestemmingsplan.

Uit de QRA blijkt verder dat de inrichting een invloedsgebied voor het groepsrisico heeft van ca. 2 km meter. Het plangebied valt geheel binnen dit invloedsgebied.

Het berekende groepsrisico bedraagt 0,0006 * oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de inrichting is 20. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege Helm in niveau 3. Het groepsrisico is verwaarloosbaar.

Transport van gevaarlijke stoffen over de weg

Uit de inventarisatie is gebleken dat voor dit plangebied het transport van gevaarlijke stoffen over de N207 relevant is. Het plangebied ligt gedeeltelijk binnen de 200 meter zone langs deze wegen, waarbinnen beperkingen aan het gebruik van de ruimte kunnen worden opgelegd (zie Circulaire Rnvgs en de Nota vervoer gevaarlijke stoffen).

Over de N207 kan vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Het gaat hierbij volgens de risicokaart om een beperkt aantal transportbewegingen. In par. 1.2.3 van de (concept) Handleiding Risicoanalyse transport zijn vuistregels gegeven voor een weg buiten de bebouwde kom (80 km/uur). In par. 1.2.3.1 zijn vuistregels voor het [plaatsgebonden risico PR=10-6 gegeven. Volgens vuistregel 2 is er geen plaatsgebonden risicocontour PR=10-6 bij minder dan 500 GF3-transporten. Volgens de risicokaart zijn er 98 GF-3 transporten. De conclusie is dat er geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour PR=10-6.

In bijlage 3 zijn vuistregels voor het groepsrisico gegeven. Volgens de risicokaart is geen sprake van LT3, GT4 of GT5 transporten. Verder zijn de personendichtheid en de afstand tot bebouwing van de as van de weg en de vraag of er sprake is van 1- of 2-zijdige bebouwing van belang voor de toetsing aan de vuistregels. Bij de toepassing van de vuistregels is er van uitgegaan dat er sprake is van 2-zijdige bebouwing, de personendichtheid/ha 100 is en de afstand van de bebouwing tot de as van de weg 50 meter is. Onder deze uitgangspunten is het groepsrisico maximaal 0,1 * de oriëntatiewaarde van het groepsrisico.

Volgens het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie valt het groepsrisico vanwege de N207 in niveau 2.

Toetsing gemeentelijk beleid

Uit het voorgaande blijkt dat er sprake is van risicobronnen met een groepsrisico in niveau 2 als bedoeld in het afwegingskader groepsrisico van de beleidsvisie.

Voor een groepsrisico in niveau 2 geldt dat de activiteit verantwoord is onder de volgende voorwaarden:

  • alle redelijkerwijs te treffen maatregelen zijn getroffen om het risico te reduceren;
  • de hulpdiensten kunnen adequaat ingrijpen als een calamiteit zich voordoet;
  • de bevolking is goed geïnformeerd over hoe te handelen bij een calamiteit.

Indien een groepsrisico in niveau 3 valt, stelt de beleidsvisie dat het groepsrisico verwaarloosbaar is en geen extra maatregelen nodig zijn. Aan de hand van deze voorwaarden is het groepsrisico nader uitgewerkt.

5.5.4 Uitwerking groepsrisicoverantwoording

In de omgeving van de risicobronnen zijn binnen het plangebied weinig personen aanwezig. De berekende risico's worden vooral het gevolg van de aanwezige personen in de gebieden aansluitend aan het plangebied. In het plangebied ligt alleen een volkstuincomplex nabij het LPG-tankstation en de N207.

Onderstaand worden maatregelen besproken die de risico's van de risicobronnen kunnen beperken.

Maatgevend scenario

Het maatgevend scenario is het ongevalscenario dat bepalend is voor het aantal slachtoffers van een calamiteit. Het maatgevend scenario vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de weg zijn het ontstaan van een Bleve en het bij een calamiteit vrijkomen van toxische stoffen. Een Bleve is ook maatgevend voor het LPG-tankstation.

Bij een Bleve komt de in de tank of het reservoir aanwezige, onder druk tot vloeistof samengeperste LPG met veel kracht vrij; het effect is een explosie. Bij het vrijkomen kan de vloeistof ontbranden. De effecten van een Bleve met gevolgen voor personen zijn de druk- en de hittebelasting. Bij een Bleve is sprake van een snel scenario, waardoor vluchten niet mogelijk is. Binnen een straal van 150 meter zullen de in dat gebied aanwezige personen overlijden aan de gevolgen van een Bleve. Ook buiten dit gebied kunnen nog dodelijke slachtoffers vallen. Daarnaast zullen er gewonden zijn met o.a. brandwonden.

Bij de overige bedrijven is het maatgevend scenario het, als gevolg van een calamiteit, vrijkomen van toxische stoffen in de lucht. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van deze toxische wolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Personen dienen zoveel mogelijk te binnen te schuilen en ramen en deuren te sluiten. Als dit gebeurt, dan kan enkele uren veilig in een gebouw verbleven worden. In veel gevallen zal een toxische wolk zodanig verdund zijn dat de risico's van de wolk beperkt zijn.

Bronmaatregelen

Volgens de beleidsvisie hoeft alleen voor de risicobronnen met een groepsrisico in niveau 1 of 2 beoordeeld te worden op maatregelen die de risico's beperken. Dit betreft het LPG-tankstation. De overige risicobronnen vallen in niveau 3 en worden al verwaarloosbaar beschouwd. Bij deze risicobronnen zijn maatregelen niet nodig.

Bronmaatregelen bij bedrijven zijn mogelijk in de vorm van het toepassen van een hoger beschermingsniveau dan op dit moment toegepast wordt. Het bij de opslagen van gevaarlijke stoffen toegepaste beschermingsniveau ligt in veel gevallen al op een hoog niveau. De in de geldende omgevingsvergunningen voor milieu opgenomen eisen voor deze opslagen voldoen aan de huidige eisen die voor dergelijke opslagen gelden.

Dit, in combinatie met het lage berekende groepsrisico maakt het niet noodzakelijk om vanwege dit bestemmingsplan het huidige beschermingsniveau van de opslagen van gevaarlijke stoffen bij de verschillende bedrijven te verhogen.

Bij het LPG-tankstation is sprake van een relatief hoog groepsrisico met een hoog aantal dodelijke slachtoffers. Dit wordt veroorzaakt doordat het maatgevend scenario een Bleve is. Dit leidt binnen ruim 100 meter van een LPG-tankstation tot veel dodelijke slachtoffers. Het relatief hoge groepsrisico wordt voor een deel veroorzaakt door het op korte afstand gelegen volkstuincomplex. Mogelijke bronmaatregelen zijn het verlagen van de maximale doorzet per jaar aan LPG of het beëindigen van de LPG-opslag en -verkoop.

In de geldende omgevingsvergunning voor milieu van het LPG-tankstation is de LPG-doorzet beperkt tot 1000 m3 per jaar. Een verdere beperking of zelfs beëindiging van de verkoop van LPG is niet wenselijk, mede gelet op het feit dat, op basis van de beleidsvisie, een LPG-tankstation juist langs een transportas gevestigd kan worden.

Ruimtelijke maatregelen

Een ruimtelijke maatregel om de risico's te beperken is het vergroten van de afstand tussen de risicobron en de (beperkt) kwetsbare bestemmingen. Binnen het plangebied liggen slechts een beperkt aantal (beperkt) kwetsbare bestemmingen in de omgeving van een risicobron. Het vergroten van de afstand van de risicobron tot deze bestemmingen leidt niet tot een grote afname van het groepsrisico.

Andere ruimtelijke maatregelen in de vorm van een afschermende aarden wal hebben geen effect op de gevolgen van een Bleve. Ook een toxische wolk drijft over een aarden wal heen, waardoor ook voor een dergelijk ongeval een aarden wal geen afdoende maatregel is.

Bouwkundige maatregelen

Met bouwkundige maatregelen (bij de ontvanger) kan de veiligheidssituatie geoptimaliseerd worden. Bouwkundige maatregelen zijn vooral mogelijk om de gevolgen van een toxische wolk voor de aanwezigen in woningen en andere gebouwen te beperken. Tegen de gevolgen van een explosie als gevolg van een Bleve zijn bouwkundige maatregelen in de directe omgeving van de calamiteit weinig doeltreffend.

Gelet op de aard van de omgeving en op het feit dat het hoofdzakelijk om een feitelijk bestaande situatie is het treffen van (aanvullende) bouwkundige maatregelen geen reële optie.

Rampenbestrijding

Volgens de voorwaarden van de beleidsvisie bij een groepsrisico in niveau 2 moeten hulpdiensten adequaat kunnen ingrijpen als een calamiteit zich voordoet. Hiervoor zijn zowel de bereikbaarheid als de bestrijdbaarheid belangrijke elementen.

Voor de bereikbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:

  • het plangebied moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn voor hulpdiensten. Dit geldt ook voor de risicobronnen;
  • de wegen waarover de hulpdiensten aan moeten rijden, moeten minimaal 3 meter breed zijn en moeten een gewicht kunnen dragen van 10.000 kg asdruk.

Voor de bestrijdbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten:

  • de aanrijtijd van de hulpdiensten;
  • de maximale afstand tussen een bluswatervoorziening en de inzetlocatie bedraagt 160 meter;
  • brandkranen moeten op 15 meter benaderbaar zijn;
  • om de 80 meter moeten brandkranen beschikbaar zijn (primaire bluswatervoorziening);
  • eventueel open water, dat benut kan worden als secundaire bluswatervoorziening.

Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden.

Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulpmiddelen en blusmiddelen.

De wijze en de snelheid van alarmering en de bereikbaarheid van de locatie van een calamiteit spelen hierbij een essentiële rol.

Bij de kans op het ontstaan van een warme Bleve is het van belang dat de brandweer snel na het constateren van een calamiteit ter plaatse is en met blussen kan beginnen om een grote calamiteit af te wenden. Een warme Bleve zal 20 minuten na aanstraling plaats vinden.

Om een warme Bleve te voorkomen is binnen 15 minuten een goede inzet van de brandweer nodig. Wanneer niet binnen 15 minuten voldoende gekoeld of afgeschermd kan worden, is het ongewenst om brandweer personeel binnen een straal van 300 meter te laten komen.

Om een calamiteit vervolgens daadwerkelijk te bestrijden en de gevolgen daarvan zoveel mogelijk te voorkomen is het van belang dat de brandweer over voldoende en geschikte blusmiddelen beschikt. Ter voorkoming van een warme Bleve is de beschikbaarheid van een onbeperkte voorraad bluswater van essentieel belang om de tankwagen te kunnen koelen.

Zelfredzaamheid

Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicobron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen.

Hieronder is de zelfredzaamheid bij 2 mogelijke calamiteitscenario's, het vrijkomen van een giftige gaswolk en het ontstaan van een Bleve beschreven.

Giftige gaswolk

Bij een incident waarbij giftige stoffen of giftige verbrandingsproducten vrijkomen, zit enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het ontstaan van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. In geval van een toxische wolk dienen personen in een gebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen.

Bleve

Bij een ongeval met een transport met brandbaar gas, zoals LPG, en bij het LPG-tankstation kan een Bleve ontstaan. Hierbij kan warmtestraling en een drukgolf ontstaan. Tegen de warmtestraling en de overdrukeffecten als gevolg van een Bleve zijn moeilijk maatregelen te nemen. De effecten van een Bleve kunnen merkbaar zijn tot een afstand van ca. 500 meter en in dat gebied tot schade aan gebouwen en tot doden en/of gewonden leiden.

Het gebied binnen een straal van ruim 100 meter is het 100% letaliteitgebied; geen van de aanwezigen binnen dit gebied (in de buitenlucht of in een gebouw) zal het incident overleven. De 1%-letaliteitsgrens ligt op ca. 300 meter. Buiten het 100%-letaliteitsgebied neemt het effect van een Bleve dusdanig af, dat mensen in een gebouw voldoende beschermd zijn, mits ze zich niet direct achter glas bevinden. Het plangebied en enkele locaties met een wijzigingsbevoegdheid liggen gedeeltelijk binnen het 100% letaliteitgebied.

Bij een incident met een LPG tankwagen (tijdens transport of bij het LPG-tankstation), waarbij een Bleve ontstaat, is de vooraankondiging van een ongeval kort (warme Bleve) of zelfs niet aanwezig (koude Bleve). Bij het ontstaan van een warme Bleve geldt dat deze eerst als zodanig herkend moet worden. Hierbij kunnen vele belangrijke minuten verloren gaan. Veelal zal pas na het arriveren van het eerste blusvoertuig een warme Bleve worden herkend. De tijd is dan mogelijk te kort om en de mensen in de omgeving te alarmeren en om vervolgens te vluchten naar een veiliger omgeving.

Om het totaal aantal slachtoffers zo klein mogelijk te houden is het van belang om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen, danwel zoveel mogelijk te beperken. Een warme Bleve kan voorkomen worden door de tankwagen zodanig te koelen dat deze niet door de hitte van de externe bron bezwijkt. Hiervoor is een snelle en adequate alarmering essentieel, evenals een snelle inzetbaarheid van de brandweer die de beschikking heeft over de juiste hulpmiddelen (zie ook 5.4 Rampenbestrijding).

Ook het aanbrengen van een coating op de tank, die nu op de meeste tankwagens aangebracht is, leidt er toe dat meer tijd beschikbaar is om het ontstaan van een warme Bleve te voorkomen.

Verder is het van belang dat de aanwezige personen regelmatig goed worden geïnformeerd wat te doen bij een eventuele calamiteit. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. Niet in alle gevallen zal alarmering echter tijdig kunnen plaatsvinden. Bij een koude Bleve is hier helemaal geen tijd voor.

Vanwege de gevolgen van een Bleve moeten personen bij een calamiteit met een LPG-tankwagen het gebied zo snel mogelijk kunnen ontvluchten. Hierbij zijn een snelle en adequate alarmering van belang, maar ook de aanwezigheid van voldoende goede en geschikte vluchtroutes, waarover de aanwezigen zo snel mogelijk op een afstand van ten minste 150 meter van de risicobron kunnen vluchten. Binnen het plangebied zijn voldoende geschikte vluchtroutes aanwezig.

Overige aspecten van invloed op zelfredzaamheid

De fysieke eigenschappen van personen, gebouwen en omgeving van invloed op de zelfredzaamheid. Van personen die verminderd zelfredzaam zijn wordt verondersteld dat zij het gebied niet zelfstandig kunnen verlaten. Binnen de invloedsgebieden van de risicobronnen bevinden zich geen specifieke bestemmingen voor verminderd zelfredzamen. Dit maakt dat er van uitgegaan kan worden dat aanwezigen binnen deze gebieden bij een eventuele calamiteit zelf het invloedsgebied kunnen verlaten.

Om het vluchten mogelijk te maken is het ook van belang dat er korte, goed begaanbare routes zonder obstakels zijn die van de risicobronnen af gericht zijn. Wel moet voorkomen worden dat deze routes gelijk zijn aan de aanrijroutes van de hulpdiensten, of deze kruisen. Dit om belemmeringen voor beide partijen te voorkomen. Deze routes zijn in voldoende mate in het gebied aanwezig.

Communicatie

Bij een eventuele calamiteit is van belang dat aanwezige personen weten wat hen te doen staat. Hierbij speelt een goede risicocommunicatie een belangrijke rol. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel.

De gemeente zal periodiek aandacht besteden aan de risico's en wat te doen in geval van een calamiteit. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit de beleidsvisie bij een groepsrisico in niveau 1 en 2.

5.5.5 Samenvatting en conclusie

In of in de omgeving van het plangebied liggen een aantal relevante risicobronnen. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van meerdere van deze risicobronnen. Hieronder zijn in het kort de belangrijkste constateringen en te nemen maatregelen samengevat, op basis waarvan het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad van Alphen aan den Rijn haar verantwoording heeft gebaseerd.

Plaatsgebonden risico

Een klein deel van het plangebied in de directe omgeving van de binnen het plangebied aanwezige risicobronnen ligt binnen een plaatsgebonden risicocontour PR=10-6. Binnen deze contour liggen geen kwetsbare bestemmingen. Wel ligt een enkel bestaand beperkt kwetsbaar object binnen deze contour. Dit leidt volgens de geldende regelgeving niet tot beperkingen voor het plangebied.

Hoogte groepsrisico

Het groepsrisico als gevolg van de voor het plangebied relevante risicobronnen ligt in alle gevallen onder de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het hoogste groepsrisico vanwege risicovolle bedrijven is berekend voor het LPG-tankstation en bedraagt 0,1 * de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers bedraagt 150, eveneens voor het LPG-tankstation.

Het hoogste groepsrisico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg ligt op 0,1 * de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Het maximaal berekende aantal dodelijke slachtoffers is ca. 30. De gemeente zal periodiek aandacht besteden aan de risico's en wat te doen in geval van een calamiteit. Hiermee wordt voldaan aan de voorwaarde uit de beleidsvisie bij een groepsrisico in niveau 1 en 2.

Conclusie

Met de in de vorige paragrafen beschreven maatregelen wordt voldaan aan de voorwaarden van de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Alphen aan den Rijn.

5.5.6 Advies veiligheidsregio

De Veiligheidsregio Holland Midden heeft aangegeven geen nadere opmerkingen te hebben. Externe veiligheid is voldoende in het bestemmingsplan meegenomen.