direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bedrijventerrein Hoogewaard Alphen aan den Rijn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Bedrijventerrein Hoogewaard is een bedrijventerrein van ca 30 hectare (netto) in Koudekerk aan den Rijn, gemeente Alphen aan den Rijn. Op dit terrein zijn ruim 30 bedrijven gevestigd die gezamenlijk voor ca 700 arbeidsplaatsen zorgen. De helft van deze bedrijven behoort tot de maakindustrie. Het terrein ligt in het cluster Alphen West/ Rijnwoude Oost in de Oude Rijnzone. Dit is een brede zone aan weerzijden van de Oude Rijn dat is gericht op een kwalitatieve verbetering. Het cluster Alphen West/ Rijnwoude Oost is één totaalcluster met een samenhangende complexe integrale gebiedsontwikkelingsopgave bestaande uit woningbouwontwikkelingen, een groene buffer en de herstructurering en uitbreiding van de diverse aanwezige bedrijventerreinen (Rijnhaven, Hoornwest, Prinsenschouw en Hoogewaard).

De belangrijkste opgaven voor bedrijventerrein Hoogewaard zijn:

  • de herstructurering van het terrein gericht op een kwalitatieve impuls in het gebied en
  • de uitbreiding van het terrein.

De voormalige gemeente Rijnwoude en de op bedrijventerrein Hoogewaard gevestigde bedrijven, verenigd in Stichting Hoogewaard Bedrijvig, hebben de afgelopen jaren samengewerkt aan het geven van invulling hiervan. Er is hiertoe een intentieovereenkomst gesloten tussen de voormalige gemeente Rijnwoude en de Stichting Hoogewaard Bedrijvig (SHB), met het doel om te komen tot een gezamenlijke uitwerking van de visie en een samenwerkingsovereenkomst ten behoeve van de herstructurering en uitbreiding van het bedrijventerrein.

Om daadwerkelijk over te kunnen gaan tot realisatie, dienen de plannen concreet te worden vastgelegd in een nieuw bestemmingsplan. Uitgangspunt voor de gemeente Alphen aan den Rijn daarbij is dat de gemeente industriële ontwikkelingen met een hoge milieucategorie (met bijbehorende werkgelegenheid) wil blijven faciliteren gericht op een kwalitatieve impuls in het gebied met een goede afstemming naar de omliggende woningbouw.

Dit voorliggende bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoogewaard Alphen aan den Rijn vormt het ruimtelijk kader waarbinnen deze ambitie kan worden vormgegeven. Daarnaast voldoet de gemeente door het opstellen van een nieuw bestemmingsplan aan haar actualisatieplicht.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Hoogewaard is een gemengd hoge milieucategorie bedrijventerrein met deels watergebonden bedrijven. Het bedrijventerrein ligt aan de noordoever van de Oude Rijn in de gemeente Alphen aan den Rijn ten oosten van de kern Koudekerk aan den Rijn en aan de westelijke grens met Alphen aan den Rijn. In het noorden en oosten wordt het plangebied begrensd door het cultuurhistorisch waardevolle lint van de Lagewaard, gelegen op de grens van de Hogenwaardse en Lagenwaardse polders. Dit lint heeft een gemengd karakter met woningen en bedrijven met voornamelijk 1 en 2 lagen met kap. Het lint heeft een smal en groen profiel en grenst aan boezemwater. In het zuiden wordt het plangebied begrensd door de Oude Rijn. De westrand van de locatie grenst aan Latexfalt, een bedrijf dat wordt meegenomen in het bestemmingsplan van de naastgelegen woningbouwlocatie Rijnpark aan de oostzijde van Koudekerk aan den Rijn.

Een groene parkachtige zone vormt de toekomstige scheiding tussen Koudekerk aan den Rijn en het bedrijventerrein Hoogewaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0001.jpg"

Afbeelding 1.1 ligging en plangrens plangebied bestemmingsplan

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Dit bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoogewaard' voorziet in een nieuwe bestemmingsregeling voor het bedrijventerrein Hoogewaard. Dit bestemmingsplan vervangt geheel of in delen de volgende bestemmingsplannen:

Bestemmingsplan   Vastgesteld door gemeente   Goedgekeurd GS   ABRvS/Kroon  
Buitengebied   29 april 2004   14 december 2004   28 december 2005  
Bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Oude Rijn *   13 oktober 2016      
Beheersverordening Industrieterrein Koudekerk aan den Rijn   21 september 2017      

Tabel 1.1 vigerende bestemmingsplannen / beheersverordening

* voor het plangebied van het bedrijventerrein Hoogewaard is het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein in werking getreden op 2 maart 2017.

Het grootste deel van het plangebied heeft betrekking op de beheersverordening Industrieterrein Koudekerk aan den Rijn en het bestemmingsplan Geluidzone industrieterrein Oude Rijn. Ten noordwesten van het bedrijventerrein vallen de gronden binnen het bestemmingsplan Buitengebied. Deze gronden hebben voornamelijk een agrarische bestemming. Binnen het bestemmingsplan Buitengebied is de realisatie van nieuwe bedrijven niet mogelijk.

Bestemmingsplan Geluidszone Oude Rijn

Op 13 oktober 2016 is het bestemmingsplan 'Geluidszone Oude Rijn' vastgesteld. Het voorliggende bestemmingsplan is gelegen binnen dit plan. Bij Koninklijk Besluit van 1 oktober 1991, nummer 91.008626 zijn de zes industrieterreinen gezamenlijk op hun totale geluidsbelasting gezoneerd. Van de zes industrieterreinen liggen er vijf in Alphen aan den Rijn en één in de Koudekerk aan den Rijn. Directe aanleiding voor de herziening van de zone was dat de huidige zone uit 1991 was verouderd en aan actualisatie toe was. De geactualiseerde zone is in het bestemmingsplan 'Geluidszone Oude Rijn' opgenomen.

Voor een groot gedeelte van het plangebied is de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgenomen in bestemmingsplan 'Geluidszone Oude Rijn'. De gronden ter plaatse deze aanduiding zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.

Het gedeelte van het plangebied dat grenst aan de Oude Rijn kent de gebiedsaanduiding 'geluidzone - gezoneerd industrieterrein'. Ter plaatse van deze aanduiding is een gezoneerd industrieterrein gelegen. Onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming- mogen in deze zone geen geluidsgevoelige bestemmingen worden opgericht, tenzij voldaan wordt aan het gestelde in de Wet geluidhinder.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0002.jpg"

Afbeelding 1.2 gedeelte van het bestemmingsplan Geluidszone industrieterrein Oude Rijn met aanduiding geluidszone – industrie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0003.jpg"

Afbeelding 1.3 gedeelte van het bestemmingsplan Geluidszone industrieterrein Oude Rijn met aanduiding geluidszone – gezoneerd industrieterrein.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied. Er wordt ingegaan op de historische ontwikkeling, de functionele structuur en de ruimtelijke opbouw van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens een beschrijving gegeven van het ruimtelijke beleid van het Rijk, de provincie, regio en gemeente. Speciale aandacht gaat uit naar de regionale visie voor de Oude Rijnzone. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten behandeld, zoals M.E.R., luchtkwaliteit, geluidsbelasting, bodemkwaliteit en ecologie. In dit hoofdstuk wordt toegelicht hoe wordt voldaan aan de wettelijke eisen voor deze omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 is een juridische planbeschrijving. Hier staat een uitleg van de werking van de planregels. Vervolgens staat in hoofdstuk 6 de economische uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hier wordt ingegaan op de financieel-economische aspecten van het plan. In hoofdstuk 7 ten slotte wordt de maatschappelijke uitvoerbaarheid aangegeven door middel van een beantwoording van inspraakreacties van de bevolking en overlegreacties van instanties (vooroverleg art. 3.1.1 Bro).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Historie

Het kenmerkende karakter van 'Het Oog' van Koudekerk aan den Rijn is ontstaan door de stroming van twee nagenoeg gelijkwaardige Rijnarmen in het landschap. In de loop der tijd is de noordelijke stroom (huidige Lagewaard) verworden tot een zijarm van de Oude Rijn. Op de kaart van 1850 is duidelijk te zien dat de eerste occupatie in het gebied plaatsvond langs de secundaire arm (Lagewaard) waarbij de omgeving ontgonnen werd. Ook langs de Hoogewaard is bebouwing te onderscheiden. In de periode tot 1950 zijn nauwelijks ontwikkelingen te onderscheiden. Het enige herkenbare beeld, is dat door ruilverkaveling schaalvergroting plaatsvindt. In de periode na 1950 komt een sterke ontwikkeling op gang. Koudekerk aan den Rijn wordt uitgebreid met woonwijken in de westhoek van het oog, welke het gebied tussen de Hoogewaard en de Lagewaard opvult. Aan de Hoogewaard, in de zone langs de Oude Rijn ontstaat het gemengde watergebonden bedrijventerrein (hoge milieucategorie) Hoogewaard tussen de kern en Gnephoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0004.jpg"

Afbeelding 2.1 historische ontwikkeling

2.2 Bestaande ruimtelijke structuur

Het bedrijventerrein Hoogewaard is omsloten door landschappelijke gebieden. Aan de oostzijde is het beeldbepalende historische lint de Landlustweg gelegen, van het bedrijventerrein gescheiden door een groene, agrarische zone. Het huidige bedrijventerrein wordt aan de noordwestzijde omzoomd door een groene houtsingel. Aan de Hoogewaard staan voornamelijk de bestaande bedrijfsgebouwen met enkele (bedrijfs)woningen. De gebouwen staan verspringend ten opzichte van de weg en variëren in hoogte tussen de 4 meter en 15 meter met enkele uitschieters ten behoeve van kranen en silo's. De bedrijfsgebouwen zijn hoofdzakelijk plat afgedekt. De ontsluiting van het bedrijventerrein vindt uitsluitend plaats via de Hoogewaard. Spanbeton heeft een eigen infrastructuur voor de bereikbaarheid op het bedrijfsperceel. De gebrekkige ontsluiting van het bedrijventerrein leidt tot diepe kavels en een inefficiënte inrichting van het terrein. Aan de zuidzijde van het bedrijventerrein ligt de Oude Rijn. In plangebied zelf lopen (hoofd)watergangen die aansluiten op de poldersloten in het buitengebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0005.jpg"

Afbeelding 2.2 bestaande ruimtelijke structuur

2.3 Bestaande functionele structuur

Het bedrijventerrein Hoogewaard is grootschalig van karakter, met een beperkt aantal eigenaren. Met name de firma Spanbeton heeft een groot gedeelte in eigendom. De kavels en de daarop gelegen bedrijfspanden zijn nagenoeg volledig gericht op de Oude Rijn. Vanwege opslag, de enkelvoudige ontsluiting en de benodigde manoeuvreerruimte op de terreinen, is de bebouwingsdichtheid op het bedrijventerrein laag (42%) ten opzichte van het landelijke gemiddelde (70%). In figuur 2.3 is tevens de bestemmingsgrens van de bestemming Bedrijven op grond van het vigerend bestemmingsplan aangegeven. Het terrein van WAKO en het noordelijke deel van het terrein van Spanbeton zijn destijds gerealiseerd buiten de bestemmingsgrens Bedrijven (zie figuur 2.3). Deze delen van het bedrijventerrein hebben in het vigerend bestemmingsplan nog de bestemming Agrarisch.

Het agrarisch gebied is voornamelijk in gebruik als weide. Langs de Landlustweg is een volkstuinencomplex gelegen. De groenvoorzieningen in het agrarisch gebied zijn met name bedoeld voor de landschappelijke inpassing van het bedrijventerrein.

Het historische lint de Landlustweg heeft een gemengd karakter, hier staan woningen en oude boerderijen, afgewisseld met agrarische bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0006.jpg"

Afbeelding 2.3 bestaande functionele structuur

2.4 Toekomstige situatie

2.4.1 Visie op Hoogewaard

De visie op Hoogewaard (d.d. 7 mei 2012) is onderverdeeld in een vijftal thema's:

  • 1. Verbeteren bereikbaarheid en optimaliseren van de ontsluitingsstructuur
  • 2. Optimalisatie functionaliteit van het bedrijventerrein (ruimtelijk, planologisch, segmentering, milieutechnisch, uitbreiding)
  • 3. Vergroten toekomstbestendigheid van het terrein (omgaan met belemmeringen en benutten van kansen)
  • 4. Vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de overgangen naar omgeving
  • 5. Bevorderen efficiënt en intensief ruimtegebruik.

Optimalisatie functionaliteit van het bedrijventerrein

Het onderhavige bestemmingsplan faciliteert de revitalisering en uitbreiding van het bedrijventerrein. Het bedrijventerrein is daartoe in het bestemmingsplan onderverdeeld in drie onderdelen. De bestaande bedrijven langs de Hoogewaard, de bedrijfspercelen die in aanmerking komen voor herstructurering en de nieuwe uitbreiding van het bedrijventerrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0007.jpg"

Afbeelding 2.4 toekomstige functionele structuur

*ligging van de nieuwe ontsluitingsweg is indicatief weergegeven

Bereikbaarheid

Het verbeteren van de bereikbaarheid en optimaliseren van de huidige ontsluitingsstructuur gebeurt door een nieuwe ontsluitingsweg aan te leggen vanaf de Hoogewaard naar het noordwesten en vervolgens naar het zuiden.

Bij de keuze voor de locatie van de weg is rekening gehouden met de bestaande woningen aan de Hoogewaard.

De nieuwe ontsluitingsweg ligt tussen de bedrijfspercelen in en kan dus aan twee zijden bedrijven ontsluiten. De nieuwe weg is de enige ontsluiting van het bedrijventerrein op de Hoogewaard. Op de nieuwe weg zal een maximale snelheid van 50 km/uur gaan gelden. De nieuwe ontsluitingsweg krijgt geen tweede aansluiting op de Hoogewaard om daarmee te voorkomen dat vrachtverkeer vanaf het bedrijventerrein via het dorp Koudekerk rijdt in plaats van over de Maximabrug.

Met betrekking tot parkeren wordt aangesloten op de Nota parkeernormen en parkeervoorzieningen van de gemeente. Er worden op het bedrijventerrein geen collectieve parkeervoorzieningen gerealiseerd. Parkeren wordt gerealiseerd op eigen terrein

Door het realiseren van een nieuwe ontsluitingsweg kunnen bestaande bedrijven hun bedrijfspercelen efficiënter inrichten en wordt het mogelijk het bedrijventerrein uit te breiden aan de noordoost en zuidwest zijde. Door middel van geluidzones en milieuzones zijn in het bestemmingsplan de milieutechnisch aspecten geborgd zowel voor de bedrijven als voor de omgeving. Door de nieuwe ontsluiting en verkaveling ontstaat er een toekomstbestendig bedrijventerrein.

Aan de Oude Rijn ter hoogte van de nieuwe ontsluitingsweg van het bedrijventerrein Hoogewaard wordt door de provincie een laad en los wal gerealiseerd. De wal is onderdeel van de ontsluitingsweg Hoogewaard.

Bevorderen efficiënt en intensief ruimtegebruik & vergroten toekomstbestendigheid

Met de eigenaren van bestaande bedrijfspercelen, waarmee een anterieure overeenkomst is gesloten is in het bestemmingsplan opgenomen door de bestemming Bedrijventerrein met een directe bouwtitel. Met de eigenaren van bestaande bedrijfspercelen en of gronden, waarmee nog geen overeenstemming is bereikt, is in het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid naar de bestemming Bedrijventerrein opgenomen. Wanneer de wensen en mogelijkheden te zijner tijd bekend zijn kan door middel van een Wijzigingsplan de gewenste uitbreiding of herstructurering mogelijk worden gemaakt.

Vergroten van de ruimtelijke kwaliteit

Rondom het bedrijventerrein komt een groene bufferzone van tenminste 7 meter. De aanleg van een groene rand betekent dat het terrein minder zichtbaar is vanuit de omgeving. Ook worden bouwhoogtes aan de rand beperkt. Aan de rand van het bedrijventerrein is een maximale bouwhoogte toegestaan van maximaal 12 meter. Op het midden van het bedrijventerrein is maximaal 20 meter toegestaan. Op deze manier wordt de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de overgangen naar omgeving vergroot.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft op 13 maart 2012 de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt de Nota Mobiliteit, de Nota Ruimte en de structuurvisie Randstad 2040. De structuurvisie heeft betrekking op:

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's rond de mainports (Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. Overige sturing op verstedelijking zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het rijk los.

Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen neemt het rijk enkel nog een 'ladder' voor duurzame verstedelijking op. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk.

3.1.1.1 Conclusie

Met dit bestemmingsplan wordt een gedeelte van een bestaand bedrijventerrein herbestemd, maar voorziet ook in regels om de uitbreiding van het bedrijventerrein mogelijk te maken door middel van een wijzigingsbevoegdheid. In dit kader dient rekening gehouden te worden met de 'ladder van duurzame verstedelijking'. Deze ladder is in paragraaf 3.1.3 verder behandeld.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, zijn daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ordening (Barro) in werking getreden. Op 18 mei 2016 is de geconsolideerde versie van het Barro vastgesteld.

Het plangebied is in de kaart behorende bij het Barro aangewezen als zijnde 'Romeinse Limes' welke onderdeel uit maakt van de invloedssfeer 'Erfgoederen.

Romeinse Limes is als zijnde erfgoed van uitzonderlijke universele waarde aangewezen (Titel 2.13). Romeinse Limes is de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr.. In de bijlage behorende bij het Barro zijn de volgende kernkwaliteiten van deze waarde opgenomen;

  • forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;
  • scheepswrakken.

In artikel 2.13.4 is opgenomen dat de kernkwaliteiten van deze waarde nader worden uitgewerkt in de Provinciale Verordening. In deze Verordening worden ook regels gesteld in het belang van de instandhouding en versterking van de kernkwaliteiten. Er kunnen regels worden gesteld omtrent de inhoud van de toelichting bij bestemmingsplannen en de inhoud van omgevingsvergunning. Middels de omgevingsvergunning kan van de gestelde regels worden afgeweken. In de Verordening worden ook regels opgenomen die bewerkstelligen dat een bestemmingsplan of omgevingsvergunning geen activiteiten mogelijk maakt die de kernkwaliteiten van de waarde aantasten.

3.1.2.1 Conclusie

Het plangebied is gelegen binnen een invloedssfeer van het Barro. De provincie Zuid-Holland heeft de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes uitgewerkt in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS). Deze kernkwaliteiten zijn in de Provinciale Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland vertaald naar regels die opgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. In paragraaf 3.2.2 wordt hier nader op ingegaan.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is met ingang van 1 oktober 2012 opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt (artikel 3.1.6 lid 2).

Per 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd met als doel om de ladder te vereenvoudigen en de onderzoekslasten te verminderen. De kernbepaling van de nieuwe Ladder, artikel 3.1.6 lid 2 Bro, is als volgt komen te luiden:

De toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.

3.1.3.1 Conclusie

Een uitgebreide motivering van de ladder is alleen benodigd als het plangebied buiten bestaand stedelijk gebied is gelegen.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Het Rijksbeleid levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. Het plan wordt getoetst aan de ladder (zie hiervoor subparagraaf 3.2.3). De ligging van het plangebied in een gebied dat is aangewezen als Romeinse Limes wordt verder uitgewerkt in de toelichting op het provinciaal beleid.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Visie Ruimte en Mobiliteit Zuid-Holland

Op 9 juli 2014 is de visie Ruimte en mobiliteit (VRM) vastgesteld door Provincie Zuid-Holland, welke op hoofdlijnen richting geeft aan de ruimtelijke ordening en bijbehorende maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Op 14 december 2016 zijn de geconsolideerde versies van deze Visie, het Programma Ruimte en het Programma Mobiliteit vastgesteld en zijn deze op 12 januari 2017 in werking getreden.

De visie bevat vier 'rode draden';

  • Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.

Voor het voorliggende plan wordt de rode draad 'beter benutten en opwaarderen bebouwde ruimte' nader toegelicht. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten. Onder “bebouwde ruimte” wordt het stelsel verstaan van de stedelijke agglomeratie, het systeem van kernen en linten en het logistiek-industrieel systeem. Tegelijkertijd is er het streven om de leefkwaliteit van die bebouwde ruimte te verbeteren.

Verder blijven ook buiten de bebouwde ruimte nieuwe woon- en werklocaties mogelijk en wenselijk.

De regionale programmering van het planaanbod van woningen, bedrijventerreinen, kantoren en winkelcentra sluit niet overal aan op de veranderde vraag. De provincie zet zich ervoor in om die match te verbeteren. Zo kan een gezonde markt ontstaan en kunnen tegelijk de mogelijkheden van de bebouwde ruimte optimaal worden benut.

Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van bebouwde ruimte. Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening hanteren gemeenten de “ladder voor duurzame verstedelijking” om de keuze voor en situering van nieuwe woon- en werklocaties te verantwoorden. De provincie bevordert de consequente toepassing van de ladder door deze op te nemen in de Verordening ruimte en daarbij een aantal begrippen te verhelderen. Een van die begrippen is het “bestaand stads- en dorpsgebied” (BSD). De provincie verstaat daaronder: ‘het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het BSD. Het gedeelte van het plangebied waar de functie bedrijf is voorzien is gelegen binnen het BSD. De onderbouwing van de ladder is opgenomen in 3.2.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0008.jpg"

Afbeelding 3.1 uitsnede Provinciale visie

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0009.jpg"

Afbeelding 3.2 uitsnede kaart Staat van Zuid-Holland, bestaand stads- en dorpsgebied

Limes

Het plangebied is gelegen nabij een gebied dat onderdeel uitmaakt van de Limes. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 3.2.2.3. In de VRM is het volgende opgenomen over de Limes;

De Limes, de oude noordgrens van het Romeinse rijk, houdt zich verborgen in het landschap. Deze hele zone langs de Oude Rijn en langs het Rijn-Schiekanaal (Vliet) vanaf Leiden naar Voorburg is rijk aan archeologische vindplaatsen en is beschreven in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. De archeologische waarden betreffen onder meer; forten, burgerlijke nederzettingen grafvelden, militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens en scheepswrakken. De Limes is opgenomen op de voorlopige lijst van de Werelderfgoedlijst van de UNESCO.

In de VRM is opgenomen dat ontwikkelingen bij moeten dragen aan het behoud en de herkenbaarheid van de Limes en de elementen die daar deel van uitmaken.

De bekende en vastgestelde archeologische waarden van provinciaal belang blijven beschermd. Bij verwachtingswaarden kan bij een voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling onderzoek nodig zijn. Voor de zone van de Limes, de noordgrens van het voormalige Romeinse Rijk, zijn archeologische waarden en te verwachten archeologische waarden gericht op de zogenaamde kernwaarden van het Werelderfgoed Frontiers of the Roman Empire. Het uitgangspunt van Europees, landelijk en Provinciaal beleid is het behoud van archeologische waarden; dat wil zeggen dat het archeologisch erfgoed in principe onverstoord behouden blijft, tenzij andere belangen prevaleren. Dan kan gekozen worden voor het opgraven van het archeologisch erfgoed, of voor behoud.

Naast bescherming en versterking van erfgoed stimuleert de Provincie ook de beleving en benutting ervan. Dit is gericht op zeven erfgoedlijnen (waarvan Limes er 1 is). Erfgoedlijnen zijn kenmerkende ensembles van erfgoed, landschap en water die beschikken over een groot recreatief-toeristisch potentieel.

3.2.1.1 Conclusie

De ontwikkeling van het bedrijventerrein Hoogewaard vindt plaats binnen bebouwd gebied. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid wordt geregeld dat uitbreiding van het terrein gemotiveerd dient te worden middels een wijzigingsplan. Middels deze maatregel wordt er naar gestreefd de bestaande bebouwde ruimte zo optimaal te benutten.

De provinciale regels zoals vastgelegd in de provinciale Verordening ruimte met betrekking tot onder meer de Limes worden nader toegelicht in de navolgende paragraaf.

De ladder voor duurzame verstedelijking is onderbouwd in paragraaf 3.2.3.

De provinciale structuurvisie levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen.

3.2.2 Verordening ruimte Zuid-Holland

De geconsolideerde versie van de Verordening ruimte van Zuid-Holland is op 14 december 2016 vastgesteld en is in werking getreden op 12 januari 2017. In de Verordening zijn de provinciale belangen uit de VRM juridisch geborgd.

In de Verordening ruimte zijn regels opgenomen voor bestemmingsplannen. Zo zijn er regels opgenomen voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op bijvoorbeeld gebieden buiten de bebouwingscontouren.

3.2.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de Verordening ruimte is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 2.1.1. Uitgangspunt van de strategie voor de bebouwde ruimte is betere benutting van het bestaand stads- en dorpsgebied (BSD). Stedelijke ontwikkeling vindt daarom primair plaats binnen het BSD. Niet alle vraag naar wonen en werken kan en hoeft te worden opgevangen binnen BSD. De Ladder voor duurzame verstedelijking, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat het handelingskader. De provincie heeft de Ladder voor duurzame verstedelijking ook opgenomen in de Verordening, om het provinciaal belang bij toepassing van deze Ladder te benadrukken. Dit biedt de provincie de mogelijkheid om enkele begrippen die voor meerdere uitleg vatbaar zijn, te verduidelijken voor de specifieke Zuid-Hollandse situatie.

De Ladder zoals opgenomen in het Bro is een motiveringseis voor de toelichting van het bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt. Om een vrijblijvend karakter te vermijden, heeft de Ladder zoals opgenomen in de Verordening daarom niet alleen betekenis voor de toelichting van het bestemmingsplan maar ook voor de inhoud. In paragraaf 3.2.3 wordt de onderbouwing van de Ladder toegelicht.

3.2.2.2 Bedrijven

Het plangebied is in de kaart behorende bij de Verordening ruimte aangewezen als zijnde bedrijventerrein.

Artikel 2.1.3 Bedrijven

Lid 1 Hoogst mogelijke milieucategorie

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het Programma ruimte.

Bedrijven in de hogere milieucategorieën vormen een belangrijke schakel in de economische structuur van de provincie Zuid-Holland. Omvangrijke terreinen voor bedrijven met een hoge milieuhindercategorie (HMC-bedrijven) zijn te vinden in de zeehavengebieden in de Rotterdamse regio en de Drechtsteden. De zogenoemde HMC-bedrijven, kennen veelal een hoge toegevoegde waarde en vormen vaak het middelpunt van andere bedrijvigheid met vele toeleveranciers, inclusief de zakelijke dienstverlening

3.2.2.3 Limes

Uit de kaart behorende bij de Verordening ruimte is op te maken dat het plangebied gedeeltelijk binnen het gebied ligt wat is aangewezen als Romeinse Limes.

In artikel 2.4.4 van de Verordening zijn de regels opgenomen ten aanzien van de Romeinse Limes.

Als binnen een bestemmingsplan gronden liggen die zijn aangewezen als Romeinse Limes dan moet het bestemmingsplan bestemmingen en daarbij behorende regels bevatten die de verwachte archeologische waarden beschermen. Deze regels voorzien in elk geval in de voorwaarde dat archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd als er werkzaamheden binnen het gebied plaats vinden welke een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m2. Het gaat hier om werkzaamheden waarbij er activiteiten plaats op een diepte van meer dan 30 centimeter onder het maaiveld. Voorwaarde voor uitvoeren van deze werkzaamheden is dat er gehandeld wordt in overeenstemming met de uitkomsten van het archeologie onderzoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0010.jpg"

Afbeelding 3.3 uitsnede kaart provinciale Verordening, Romeinse Limes

3.2.2.4 Regionale waterkering

Het plangebied grenst aan de noord, oostzijde en zuidzijde aan regionale waterkeringen. Ten zuiden van het plangebied ligt de Oude Rijn.

In artikel 2.4.2 van de provinciale Verordening zijn de regels ten aanzien van regionale waterkeringen opgenomen.

Waterveiligheid is een provinciaal belang. In de Verordening zijn daarom regels opgenomen voor de bescherming van regionale waterkeringen.

Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en onderhoud van de regionale waterkeringen mogelijk maken. In een bestemmingsplan wordt de waterkering als zodanig bestemd, eventueel met een dubbelbestemming.

De daarbij behorende beschermingszone, als bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet en als zodanig opgenomen in de vastgestelde legger van de watersysteembeheerder, wordt in een bestemmingsplan als zodanig bestemd of aangeduid.

Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking. Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen wordt advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0011.jpg"

Afbeelding 3.4 uitsnede provinciale Verordening, regionale waterkeringen

3.2.2.5 Vrijwaringszone Oude Rijn

Om een vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart te waarborgen, moet worden gegarandeerd, dat nieuwe ontwikkelingen langs de provinciale vaarwegen de doorvaart van de scheepvaart niet belemmeren, de zichtlijnen voor de scheepvaart en voor bedienings- en begeleidingsobjecten niet hinderen en de toegankelijkheid voor hulpdiensten vanaf de wal niet hinderen. Daarom zijn voor deze vaarwegen, waaronder voor de Oude Rijn gelegen aan de zuidkant van het plangebied, vrijwaringszones opgenomen. In artikel 2.1.8 zijn de regels met betrekking tot de vrijwaringszone provinciale vaarwegen opgenomen.

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden waarop een vrijwaringszone van een provinciale vaarweg is gelegen kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mits rekening wordt gehouden met het voorkomen van belemmeringen voor:

Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het eerste lid wordt advies gevraagd aan de vaarwegbeheerder.

De breedte van de vrijwaringszone, gemeten vanuit de oever van de provinciale vaarwegen, bedraagt:

  • 10 meter aan weerszijden van een recht vaarwegvak;
  • 15 meter aan een buitenbocht;
  • 25 meter aan een binnenbocht.
3.2.2.6 Conclusie

Het plangebied is aangewezen als zijnde bedrijventerrein. Middels het voorliggende bestemmingsplan worden verschillende milieucategorieën mogelijk gemaakt. De bepaling waar welke milieucategorie gaat gelden is afhankelijk van de omgeving. Bedrijven met een hoge milieucategorie zijn bijvoorbeeld niet toegestaan in de nabijheid van woningen. In Hoofdstuk 5 worden de regels omtrent bedrijven nader toegelicht.

Voor het plangebied wordt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Dit is in lijn met de provinciale Verordening Ruimte.

Het voorliggende plan levert geen belemmeringen op voor het functioneren van de waterkeringen. Op de locaties waar een regionale waterkering in het plangebied ligt wordt een dubbelstemming opgenomen ter bescherming van deze waterkering. In het voorliggende plan is rekening gehouden met de Oude Rijn. Voor het gedeelte van de Oude Rijn dat in het plangebied ligt is de bestemming Water - Waterweg

In de navolgende subparagraaf 3.2.3 wordt de onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking toegelicht.

Het voorliggende plan is niet in strijd met de provinciale Verordening.

3.2.3 Onderbouwing ladder duurzame verstedelijking

Voor het planvoornemen is de ladder voor duurzame verstedelijk onderbouwd.

Behoefte

Als onderdeel van de herstructurering van het bedrijventerrein Hoogewaard vindt op termijn (binnen 10 jaar) een uitbreiding van het terrein plaatsvindt met 5 hectare. Dit deel van het terrein is gedeeltelijk in particuliere handen. Het is de verwachting dat de plancapaciteit binnen 10 jaar volledig zal worden uitgeput. Dit heeft ermee te maken dat, hoewel feitelijk geen bedrijfsbestemming al jarenlang bedrijven actief zijn op een deel van het terrein. Het betreft dan ook geen uitbreiding maar een 'formalisering' van de bestaande feitelijke situatie. Dit betekent dat deze 'uitbreiding' niet aan de ladder voor duurzame verstedelijking hoeft te worden getoetst.

Voor uitbreiding zijn reeds potentiele gegadigden in beeld. Enerzijds betreft het bedrijven die gevestigd zijn op het bestaande bedrijventerrein en willen uitbreiden en anderzijds gaat het om bedrijven die nu verspreid in de gemeente (met name in de kern Koudekerk aan den Rijn) gevestigd zijn en daar geen uitbreidingsmogelijkheden hebben en willen verplaatsen naar dit terrein. De locaties die deze laatste categorie bedrijven achterlaten zullen op termijn waarschijnlijk verkleuren.

Wijzigingsbevoegdheid

Voor de uitbreiding van het bedrijventerrein geldt dat dit niet rechtstreeks mogelijk wordt gemaakt maar door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid geldt dat op dat moment moet worden aangetoond dat hieraan behoefte is. Op dat moment zal een onderbouwing voor de ladder duurzame verstelijking worden uitgevoerd. Vooruitlopend daarop kan reeds worden gezegd dat deze behoefte er is, mede gezien de hogere milieu categorieën die zijn toegestaan en het gebrek daaraan in de regio.

Onderzoek behoefteraming bedrijventerreinen

Dit gebrek blijkt ook de behoefteraming bedrijventerreinen Zuid-Holland (Stec Groep, april 2017, zie ook Bijlage 1) en de behoefteraming Holland-Rijnland (Stec Groep, april 2017, zie ook Bijlage 2) . Het geschikte aanbod voor HMC- en andere grootschalige bedrijven met een multimodale ontsluitingsvraag is beperkt, zeker als het direct watergebonden bedrijvigheid betreft. Denk aan bedrijven die het water nodig hebben voor de aan- en afvoer van goederen en voor hun productieproces. In Holland Rijnland komt deze vraag bijvoorbeeld vanuit betoncentrales en recyclingbedrijven, maar ook vanuit diverse innovatieve, hoogwaardige bedrijven in de speerpuntclusters van Holland Rijnland. Tot en met 2030 laten deze bedrijven een uitbreidingsvraag zien van (afgerond) 5 tot 10 ha netto. De beschikbare ruimte voor deze ruimtevragers staat echter onder druk, onder meer door oprukkende woningbouw, lichtere bedrijfsfuncties (verkleuring) en omdat er regelmatig 'droge' functies op 'natte' kavels gevestigd zijn en worden. De voor deze bedrijven beschikbare ruimte wordt dus niet optimaal benut in Holland Rijnland en nieuwe terreinen voor HMC, of aan het water, zitten niet tot nauwelijks in het harde planaanbod van de gemeenten. Hier is dus sprake van een kwalitatieve opgave.

Bijvoorbeeld door bestaande locaties te behouden en beter te benutten (juiste bedrijf op juiste plaats) of door nieuwe ontwikkelingen te realiseren, bijvoorbeeld in combinatie met actieve transformatie van locaties die voor deze bedrijven geen toekomstperspectief meer hebben.

Ligging in bestaand stads- en dorpsgebied

De ontwikkeling van het bedrijventerrein die door middel van dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt in bestaand stedelijk gebied, zie figuur 3.2. Daarnaast wordt de ontwikkeling van het bedrijventerrein Hoogewaard opgedeeld in twee fasen. De eerste fase behelst herstructurering van de bestaande bedrijfspercelen en braakliggende terreinen. Door het realiseren van een nieuwe ontsluitingsweg op het bedrijventerrein kunnen de bedrijfspercelen veel efficiënter worden gebruikt. Pas in fase 2 wordt het bedrijventerrein en de nieuwe ontsluitingsweg verder uitgebreid richting de agrarische percelen. De uitbreiding van het bedrijventerrein in fase 2 wordt in het bestemmingsplan niet gelijk met een directe bouwtitel mogelijk gemaakt maar met een wijzigingsbevoegdheid. De agrarische percelen zijn wel buiten bestaand stads- en dorpsgebied gelegen maar daar worden middels het voorliggende bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Aangezien sprake is van een stedelijke ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied, is een uitgebreide motivering niet benodigd.

3.2.3.1 Conclusie

Met het bovenstaande is de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De ontwikkeling van het bedrijventerrein betreft een locatie binnen het bestaand stedelijk gebied, voorziet in een actuele regionale behoefte en wordt gefaseerd ontwikkeld, eerst herstructureren en daarna uitbreiding. De ontwikkeling van het bedrijventerrein voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2.4 Conclusie Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid levert geen belemmeringen op voor het voorliggende plan. Het bedrijventerrein en de uitbreiding worden gerealiseerd binnen bestaand stads- en dorpsgebied. Ter bescherming van archeologische waarden en waterkering(en) worden dubbelbestemming opgenomen.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland

De gemeenten in de Rijnstreek, waaronder gemeente Alphen aan den Rijn, zijn vanaf 2011 aangesloten bij het Samenwerkingsverband Holland Rijnland. Op 24 juni 2009 heeft het Algemeen Bestuur de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland vastgesteld. Op 28 maart 2012 is door het Algemeen Bestuur ingestemd met de eerste partiële herziening.

Op basis hiervan worden de ruimtelijke ontwikkelingen in Holland Rijnland tot 2020 getoetst. De regionale structuurvisie bevat zeven kernbeslissingen die uitgaan van een evenwichtige ontwikkeling van wonen, recreatie, infrastructuur en intensief, meervoudig en duurzaam ruimtegebruik. De kernbeslissingen zijn:

  • Holland Rijnland is een top woonregio;
  • Leiden vervult een regionale centrumfunctie;
  • concentratie van stedelijke ontwikkeling;
  • groen-blauwe kwaliteit staat centraal;
  • de Bollenstreek, Veenweide en de Plassen blijven open;
  • twee speerpunten voor economische ontwikkeling: kennis en greenport;
  • verbetering van de regionale bereikbaarheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0012.jpg"

Afbeelding 3.5 regionale structuurvisie

Uit de kaart van de regionale structuurvisie is op te maken dat het plangebied is aangeduid als te herstructureren en als nieuw bedrijventerrein.

In de visie is opgenomen dat Holland Rijnland prioriteit geeft aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen. Deze herstructurering kan een bijdrage leveren aan het versterken van de economische structuur. Maar er zijn ook nieuwe terreinen nodig. Het milieudoel bij de aanleg van nieuwe bedrijventerreinen en de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen is een duurzame inrichting en intensiever, meervoudig ruimtegebruik (stapelen van functies).

De doelstelling voor regio Holland Rijnland is de economische structuur versterken en werkgelegenheid vergroten zodat het aandeel in het bruto binnenlands product (BBP) op een hoger niveau stabiliseert en werkgelegenheid aansluit bij de beroepsbevolking. Dit betekent profilering als hoogwaardig economische regio met enkele niches (bio science en space science) en gevestigde clusters (Greenport) waarin de regio uitblinkt en kan excelleren. Hierbij verliest de regio de aandacht voor de bestaande bedrijvigheid niet uit het oog. De keuzes van Holland Rijnland om de economische structuur te versterken zijn onder meer:

  • Prioriteit geven aan de herstructurering van bestaande bedrijventerreinen;
  • Niet de gehele ruimtevraag honoreren, maar selectief nieuwe bedrijventerreinen ontwikkelen;
  • Aanleg van nieuwe bedrijventerreinen koppelen aan herstructurering van bestaande locaties;
  • Ruimte bieden aan regionaal en lokaal verzorgende bedrijven in de eigen regio;
  • Ontwikkeling werkgelegenheid en beroepsbevolking op elkaar afstemmen;
  • Concentreren van bedrijven met veel ruimtebeslag en bedrijven in de hogere sectorale categorie;
  • De regio faciliteert de ruimtebehoefte van haar eigen bedrijven, waarbij wordt uitgegaan van de SER-ladder.

3.3.1.1 Conclusie

De ontwikkeling van het bedrijventerrein Hoogewaard past binnen de strategie voor het versterken van de economische structuur binnen de regio. Door de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt de ruimtebehoefte uit de regio gefaciliteerd, waarbij wordt uitgegaan van eerst herstructureren en daarna uitbreiden.

3.3.2 Regionale bedrijventerreinenstrategie

In april 2009 is de regionale bedrijventerreinenstrategie voor de Oude Rijnzone opgesteld en op 12 januari 2010 door de raad voor kennisgeving aangenomen. Deze bedrijventerreinenstrategie is een instrument om te komen tot een zo optimaal mogelijk afgestemde ontwikkeling van de locaties in de regio. De bedrijventerreinenstrategie bestaat uit een regionale programmering bestaande uit de segmentering en fasering van nieuw aan te leggen bedrijventerreinen. Aan deze programmering ligt een aantal strategische uitgangspunten ten grondslag, die bijvoorbeeld ook gevolgen hebben voor uitvoering van de strategie. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan de koppeling van bestaande en nieuwe terreinen, herstructurering, transformatie en ruimte voor HMC bedrijven.

Het terrein Hoogewaard is opgesplitst in twee fasen. Het gedeelte Hoogewaard fase 2 is de geplande uitbreiding van het terrein. Op dit gedeelte komen vooral bedrijven uit de kernen en linten. Naar het noorden toe wordt het terrein ingevuld met bedrijven uit lagere milieucategorieën. Fase 1 betreft het gedeelte voor herstructurering. Het terrein is nu erg ruim opgezet, en daarom is er bij de herstructurering ruimtewinst mogelijk. Het gaat om ongeveer 10% van het totale oppervlak van 40 ha bruto (3 à 4 ha netto). Beide fasen komen pas na 2015 op de markt. Het bedrijventerrein Hoogewaard krijgt een gemengde invulling, waar ook ruimte voor HMC-bedrijven is.

De voormalige gemeente Rijnwoude heeft op het terrein Hoogewaard het bedrijf Agrifirm aangekocht. Dit pand is gesloopt en bij het terrein Hoogewaard getrokken. Van de bedrijfsgrondengronden is 1ha verkocht en 1ha wordt binnen afzienbare tijd verkocht. Op het terrein kan HMC-bedrijvigheid terecht, maar naar de randen toe komen bedrijven uit lagere milieucategorieën, om hinder voor aangrenzende woningen te voorkomen.

3.3.2.1 Conclusie

Aangezien de Bedrijventerreinenstrategie Oude Rijnzone niet door de raad van de voormalige gemeente Rijnwoude is vastgesteld kan deze als indicatief onderbouwend worden gesteld voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Hoogewaard. Het bestaande bedrijventerrein is circa 25,4 hectare, de herstructurering behelst circa 10 hectare en de uitbreiding circa 5,7 hectare. Het bedrijventerrein is opgedeeld in twee fasen waarbij in fase 1 eerst ruimtewinst vanuit herstructurering mogelijk wordt gemaakt. Uitbreiding van het bedrijventerrein in fase 2 is pas mogelijk na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid door het college. Door middel van een inwaartse zonering is een zo hoog mogelijke milieucategorie mogelijk gemaakt met een goede afstemming met de omgeving.

3.3.3 Conclusie regionaal beleid

Het planvoornemen sluit aan bij de regionale structuurvisie. Door de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt de ruimtebehoefte uit de regio gefaciliteerd, waarbij wordt uitgegaan van herstructureren en uitbreiden.

Ook past het planvoornemen binnen de regionale bedrijventerreinenstrategie. Er wordt zorgvuldig omgegaan met de ruimte. Zowel herstructurering als uitbreiding worden toegepast. Uitbreiding wordt mogelijk gemaakt door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Met betrekking tot milieu wordt het bedrijventerrein ingepast in de omgeving door toepassing van een milieuzonering.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Visie herstructurering Hoogewaard

De visie voor Hoogewaard geeft antwoord op een aantal belangrijke opgaven die spelen op en rondom Hoogewaard. De visie op de herstructurering van Hoogewaard komt voort uit de afspraken die de voormalige gemeente Rijnwoude was aangegaan vanuit de samenwerkingsovereenkomst Oude Rijnzone. De gemeente Rijnwoude is van mening dat een herstructurering van een bedrijventerrein niet tot stand kan komen zonder daarbij de wensen en noodzakelijke maatregelen vanuit het bedrijfsleven zelf hierin mee te nemen. Om die reden is in een vroeg stadium de inbreng van de ondernemers gevraagd in het proces. Hiertoe hebben de aanwezige ondernemers de Stichting Hoogewaard Bedrijvig in het leven geroepen. De gemeente en Stichting Hoogewaard Bedrijvig heeft in mei 2012 de Visie Herstructurering Hoogewaard opgesteld waarin haar uitgangspunten voor herstructurering van Hoogewaard zijn verwoord. De visie is in december 2012 vastgesteld door de Raad van de voormalige gemeente Rijnwoude. De visie Hoogewaard stoelt daarmee op:

  • De wensen van de ondernemers uit het gebied.
  • De analyse van het gebied en een goede ruimtelijke ordening binnen de integrale gebiedsontwikkeling van het Oog van Koudekerk.

Visie volgens vijf thema's

Op basis van de visie van ondernemers en de gebiedsopgave die geldt voor Hoogewaard is de visie op Hoogewaard onderverdeeld in een vijftal thema's:

  • 1. Verbeteren bereikbaarheid en optimaliseren van de ontsluitingsstructuur
  • 2. Optimalisatie functionaliteit van het bedrijventerrein. (ruimtelijk, planologisch, segmentering, milieutechnisch, uitbreiding)
  • 3. Vergroten toekomstbestendigheid van het terrein (omgaan met belemmeringen en benutten van kansen)
  • 4. Vergroten van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied en de overgangen naar omgeving
  • 5. Bevorderen efficiënt en intensief ruimtegebruik.

In de visie wordt elk thema afzonderlijk behandeld. Elk thema wordt voorafgegaan door een korte analyse van de situatie. Vanuit deze analyse zijn de specifieke doelstellingen bepaald voor bijvoorbeeld het thema, zoals bijvoorbeeld bereikbaarheid. Tot slot wordt in de visie oplossingsrichtingen uiteengezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0013.jpg"

Afbeelding 3.6 visiekaart herstructurering Hoogewaard.

3.4.1.1 Conclusie

De ontwikkeling van het bedrijventerrein Hoogewaard is een voortzetting van de visie op de herstructurering van Hoogewaard. Deze visie is gebruikt als kapstok voor de uitwerking van het bestemmingsplan en door de gemeenteraad in september 2013 vastgestelde stedenbouwkundige randvoorwaardenkaart. De 5 thema's worden voldoende geborgd bij de uitwerking van de plannen. Dit nader toegelicht in subparagraaf 3.4.1.

3.4.2 Economisch actieprogramma

De gemeenteraad heeft in oktober 2015 het Economisch Actieprogramma 2016-2019 vastgesteld. In het Economisch Actieprogramma werkt de gemeente met haar economische partners aan vier hoofddoelstellingen (programmalijnen): het versterken van het ondernemers- en vestigingsklimaat, passende aansluiting van onderwijs- bedrijfsleven, de ontwikkeling naar een groene en circulaire economie en het uitbouwen van de vrijetijdssector. Dit alles met als doel dat de gemeente de aantrekkelijkste keuze blijft voor bestaande en nieuwe bedrijven, er meer banen ontstaan en dat onze economische structuur verduurzaamt. Binnen de programmalijn ‘versterken van het ondernemers- en vestigingsklimaat’ staat het versterken van ondernemerschap, samenwerking, en innovatie centraal. Ook het behouden en aantrekken van bedrijven is een belangrijk speerpunt, waarbij bedrijven uit de maakindustrie, ICT, techniek, biobased en logistiek de belangrijkste doelgroep is.

Door het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan wordt de vestiging van nieuwe en bestaande bedrijven uit Alphen mogelijk gemaakt.

3.4.2.1 Conclusie

Het bedrijventerrein Hoogewaard wordt niet specifiek genoemd in het economisch actieprogramma. Wel wordt middels het voorliggend bestemmingsplan de mogelijkheid voor vestiging van bedrijven op Hoogewaard worden gecreëerd.

3.4.3 Beleidsvisie externe veiligheid

Op 21 april 2016 is de "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020" vastgesteld. In deze beleidsvisie zijn concrete kaders opgenomen hoe om te gaan met externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, water, spoor en door buisleidingen. De term “externe” veiligheid heeft betrekking op de omgeving. Het gaat dus om risico’s waar personen aan blootgesteld worden zonder dat zij deel hebben aan de activiteiten die deze risico’s veroorzaken.

In deze subparagraaf worden een aantal aspecten uit deze visie in relatie tot het voorliggende plan toegelicht; milieucategorieën, planologisch kader Hoogewaard en kwetsbare objecten

Milieucategorieën

In het kader van duurzame gebiedsontwikkeling heeft de reconstructie van bestaande bedrijventerreinen prioriteit boven het inrichten van nieuwe bedrijventerreinen en moeten bedrijven met een hogere milieucategorie geconcentreerd blijven op onder meer het industrieterreinHoogewaard.

Planologisch kader Hoogewaard

In de visie externe veiligheid is het profiel van het bedrijventerrein Hoogewaard beschreven als zijnde gemengd met hoge milieu categorieën en deels watergebonden bedrijven. Uitbreidingen zijn mogelijk. Het terrein krijgt een impuls door de aanleg van de Maximabrug waar onder het vrachtweer richting Hoogewaard over heen kan rijden.

Voor Hoogewaard is beschreven dat nieuwe risicovolle bedrijven niet zijn toegestaan.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen zijn, conform de visie externe veiligheid, de vestging van kwetsbare objecten niet toegestaan, een uitzondering hierop zijn kantoren met een oppervlakte van meer dan 1.500 m2.

Kwetsbare objecten

In de onderstaande afbeelding is een kaart opgenomen waar de ligging van bedrijventerrein en kwetsbare objecten in de gemeente Alphen aan den Rijn inzichtelijk is gemaakt. In de direct nabijheid van het bedrijventerrein Hoogewaard zijn geen kwetsbare objecten gelegen. Met de ligging van deze objecten in de kern Koudekerk is rekening gehouden in het bestemmingsplan. Aan de westkant van het plangebied zijn geen bedrijven toegestaan met een milieucategorie hoger dan 3.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0014.jpg"

Afbeelding 3.7 kwetsbare objecten en bedrijventerrein

3.4.3.1 Conclusie

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de vestiging van nieuwe risicovolle bedrijven en/of kwetsbare objecten niet mogelijk. Met de ligging van de kwetsbare objecten in de kern Koudekerk is rekening gehouden in het bestemmingsplan. Aan de westkant van het plangebied zijn geen bedrijven toegestaan met een milieucategorie hoger dan 3.2. Daarmee wordt aangesloten op de visie externe veiligheid. In het bestemmingsplan zijn in een deel van het plangebied bedrijven met een hogere milieucategorie toegestaan. Dit sluit ook op de visie externe veiligheid.

Voor het planvoornemen wordt het aspect externe veiligheid nader beoordeeld en getoets aan het beleid ten aanzien van externe veiligheid. Deze beoordeling wordt uiteengezet in Hoofdstuk 4.

3.4.4 Welstandsnota

De Welstandsnota geeft informatie over de architectonische uitgangspunten voor de ontwikkeling van gebouwen. De nota vormt het beoordelingskader voor de welstandscommissie over de architectuur van de aanvragen omgevingsvergunning. Het welstandstoezicht is ook een instrument voor ruimtelijke kwaliteit.

Op 26 november 2015 is de nieuwe Welstandsnota van de gemeente Alphen aan den Rijn vastgesteld. Hierin worden 3 welstandsniveaus gedefinieerd; 'Bijzonder', 'Regulier' en 'Soepel'. Historische linten en kernen, waaronder de zone van de Oude Rijn, vallen primair in het niveau 'Bijzonder'. Bouwplannen in die gebieden worden strenger beoordeeld dan in gebieden met een regulier of soepel welstandsniveau.

Het plangebied is gelegen in een gebied waarvoor het welstandsniveau 'soepel' geldt.

Op bedrijventerreinen met een soepel welstandsniveau mogen bouwplannen geen afbreuk doen aan het stadsbeeld en dus aan de omgeving van het terrein. Dit betekent dat alleen plannen gelegen aan doorgaande routes en plannen die duidelijk zichtbaar zijn vanuit aangrenzende gebieden getoetst worden aan redelijke eisen van welstand. Plannen die vanuit de omgeving of hoofdroutes niet te zien zijn, worden niet getoetst (uitgezonderd reclame).

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0015.jpg"

Afbeelding 3.8 uitsnede kaart Welstandsnota

3.4.4.1 Conclusie

De welstandsnota levert geen belemmeringen voor het bedrijventerrein Hoogewaard. Voor het terrein geldt een soepel welstandsniveau.

3.4.5 Duurzaamheid

Duurzaamheid is een belangrijk speerpunt van de gemeente Alphen aan den Rijn. De afgelopen jaren is in de voormalige gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude al stevig ingezet op duurzaamheid. Het duurzaamheidsprogramma 2014-2020 en het bijbehorende uitvoeringsprogramma is op 24 september 2015 door de gemeenteraad vastgesteld en is leidend voor de uitvoering van duurzaamheid binnen de gemeente.


Centraal in het beleid staat: wat is de duurzaamheidsambitie van de gemeente en wat de gemeente wil bereiken voor de periode 2014 t/m 2020. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in enerzijds ambities van de gemeentelijke organisatie en anderzijds ambities voor de Alphense samenleving. Voor het behalen van deze ambities is de gemeente afhankelijk van de samenleving als geheel. De gemeente stimuleert en faciliteert; "Een duurzaam Alphen aan den Rijn word samen bereikt". De stip op de horizon is: ''in 2050 is de samenleving van Alphen aan den Rijn fossiele brandstofvrij en energie - en CO2 - neutraal''. In het bijbehorende uitvoeringsprogramma "Spoorboekje van A naar D: werken aan het (duurzaamheids)spoor" zijn per ambitie projecten benoemd die de komende jaren uitgevoerd worden om bij te dragen aan het behalen van de ambities.

Uit het duurzaamheidsbeleid kunnen onder meer de volgende relevante ambities worden afgeleid:

  • Een duurzame gebiedsgerichte benadering (DGO) teneinde een zo optimale leefomgeving te verkrijgen;
  • Bij de uitvoering van DGO wordt het instrument DPL (DuurzaamheidsPrestatie van een Locatie) als monitorings-, plannings- en borgingsinstrument ingezet;
  • Bij de ontwikkeling van gemeentelijke projecten dan wel projecten waar de gemeente een wezenlijk belang heeft wordt gestreefd naar een totaal DPL-score van een woonwijk van groter of gelijk aan 7. Voor bedrijventerreinen geldt een score van groter of gelijk aan 6,5.

Duurzame gebiedsontwikkeling

Duurzame Gebiedsontwikkeling (DGO) heeft als doel om de samenhang tussen de leefomgevingskwaliteit en andere kwaliteiten, zoals bijvoorbeeld de indeling van de openbare ruimte, te benoemen. Gebiedsgericht beleid maakt het mogelijk om, daar waar dit gewenst of nodig is, tot differentiatie in levenskwaliteit te komen. Het motto hierbij is: "de juiste kwaliteit op de juiste plek". Met DGO-beleid wordt namelijk niet overal dezelfde milieukwaliteit nagestreefd, maar is het kwaliteitsniveau afhankelijk van de situatie in verschillende gebieden, zoals bijvoorbeeld een stadscentrum, een suburbane woonwijk, een bedrijventerrein of een natuurgebied.

Gebiedstypen

Een gebied met een typerende set van ruimtelijk-functionele kenmerken wordt in het algemeen een gebiedstype genoemd. Aan gebiedstypen kunnen passende (milieu)kwaliteitscriteria worden verbonden

Bij het onderscheid tussen gebiedstypen is met name de functie van gebieden van belang. Een industriegebied heeft een andere functie dan een woongebied of een natuurgebied. De gemeente Alphen aan den Rijn kent in totaal 11 gebiedstypen. Hoogewaard valt onder het gebiedstype 'Bedrijven'.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0016.jpg"

Afbeelding 3.9 uitsnede gebiedsindeling gemeente Alphen aan den Rijn.

Het gebiedstype ''Bedrijven'' is met blauw aangegeven.

3.4.5.1 Conclusie

Het aspect duurzaamheid in relatie tot het planvoornemen wordt nader uitgewerkt in paragraaf 4.11.

3.4.6 Conclusie gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleid levert geen belemmeringen op het voor het planvoornemen. De beoordelingen / onderzoeken van omgevingsaspecten komen aan bod in Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe omgevingsaspecten bij Hoogewaard van invloed zijn op de goede ruimtelijke ordening. Ook is het plan getoetst aan sectorale regelgeving:

  • Er is een milieueffectbeoordeling (m.e.r.-beoordeling) gedaan. Daaruit blijkt dat er geen significante gevolgen voor de omgeving zijn door dit plan. Een milieueffectrapport is niet nodig.
  • In dit hoofdstuk wordt beschreven hoe de omgeving beschermd wordt tegen bedrijfsactiviteiten, en hoeveel ontwikkelingsruimte er voor bedrijven is (bedrijven en milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit, externe veiligheid).
  • De gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit zijn in beeld gebracht.
  • De geschiktheid van de bodem voor de voorgenomen ontwikkeling is onderzocht\
  • De gevolgen voor de waterhuishouding zijn beschreven.
  • De aanwezigheid van beschermde flora en fauna is onderzocht en de gevolgen voor natuurgebieden zijn beschreven.
  • De gevolgen voor archeologie en cultuurhistorie zijn beschreven.

Ook is het aspect duurzaamheid is nader toegelicht

4.2 Besluit milieueffectenrapportage (Besluit m.e.r.)

Het plan bevat een activiteit/activiteiten die genoemd wordt in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage, te weten categorie D 11.3 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein. Hiervoor geldt een drempelwaarde voor de formele MER-beoordelingsplicht van 75 hectare. Het plan zit met circa 30 hectare (netto) onder deze drempelwaarde. Wel moet het bevoegd gezag op grond van artikel 2.5 van het Besluit m.e.r. nagaan of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. Er moet een zogenaamde vormvrije-m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd.

Per 16 mei 2017 wijzigt de m.e.r.-wetgeving voor m.e.r.-beoordeling onder de drempelwaarde. Voor terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan moet B&W nu een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit wordt tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd.

Onderzoek

De Omgevingsdienst Midden Holland heeft een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd aan de hand van de 'Vormvrije m.e.r.-beoordeling matrix'. Hierbij is nagegaan of sprake is van omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de Europese richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EG). De criteria van bijlage III van de richtlijn betreffen:

  • kenmerken van het project;
  • plaats van het project;
  • kenmerken van het potentiële effect.

De volledige vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 3 Vormvrije m.e.r. beoordeling, mei 2017 bij deze toelichting.

De conclusie van de vormvrije m.e.r.-beoordeling is dat er geen significante effecten op de omgeving te verwachten zijn door de herstructurering van Hoogewaard. Dat betekent dat een plan-m.e.r. niet nodig is.

4.3 Bedrijven- en milieuzonering

4.3.1 Kader

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten zorgen voor een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Milieuzonering is hier een onderdeel van.

Gemeenten dienen er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). Dit dient twee doelen:

  • het voorkomen of beperken van hinder voor de woningen, en
  • het aan bedrijven voldoende zekerheid bieden dat zij hun activiteiten duurzaam kunnen uitoefenen.

De afstand moet ook niet onnodig groot zijn, omwille van een efficiënt ruimtegebruik.


Nieuwe situaties

Milieuzonering wordt toegepast bij besluiten over nieuwe situaties, zoals het geven van een bedrijfsbestemming aan gronden die nu agrarisch zijn. Ook bij een bestaand bedrijventerrein is milieuzonering noodzakelijk bij het opstellen van een nieuw bestemmingsplan. Dit vanwege de mogelijke vestiging van nieuwe bedrijfsactiviteiten en de uitbreiding van de activiteiten van gevestigde bedrijven. Hierbij dienen bestaande bedrijven in beginsel zodanig te worden bestemd dat zij duurzaam kunnen blijven functioneren.

Er is geen wetgeving die voorschrijft hoe milieuzonering tot stand moet komen. In de praktijk wordt meestal gebruik gemaakt van de handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). De VNG-publicatie is bedoeld als een hulpmiddel voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk. De meest recente editie is uit 2009.

In de VNG publicatie zijn bedrijfsmatige activiteiten ingedeeld in een aantal categorieën met bijbehorende afstanden waarop sprake is van een woon- en leefklimaat passend bij een rustige woonwijk. Deze afstanden zijn gebaseerd op het milieuaspect geur, stof, geluid, gevaar) dat de grootste invloed heeft. Voor gebieden die al minder rustig zijn vanwege bedrijvigheid of verkeer (zogenaamd 'gemengd gebied') is een hogere milieubelasting aanvaardbaar en kan een kleinere afstand gebruikt worden. De richtafstandenlijsten kunnen niet zonder meer worden toegepast indien gevoelige functies op een bedrijventerrein voorkomen. Hier kan een lager kwaliteitsniveau van het woon- en leefklimaat worden aanvaard.

Milieucategorie   Voorbeeld   Richtafstand tot gemengd gebied   Richtafstand tot rustige woonwijk  
1   Kantoor   0   10  
2   Supermarkt, drukkerij, tankstation   10   30  
3.1   Smederij, metaalbewerking   30   50  
3.2   Grote vleeswarenfabriek, houtzagerij   50   100  
4.1   Groothandel in veevoer   100   200  
4.2   Visverwerkingsbedrijf   200   300  
5   Betonwarenfabriek   300   500  
6   Olieraffinaderij   1000   1500  

Tabel 4.1 milieu categorieën met bijbehorende richtafstanden

Deze afstanden zijn echter gemiddelden per bedrijfstype. Bij individuele bedrijven kan de daadwerkelijke hinder meer of minder zijn. Het kan daarom zinvol zijn om de bedrijven nader te onderzoeken op de gevolgen van hun bedrijfsactiviteiten. Zo kan de daadwerkelijke invloed van de bedrijven op woningen bepaald worden.


Bestaande situaties

De VNG handreiking is niet bedoeld om bestaande situaties te beoordelen: de hinder voor bestaande woningen door bestaande bedrijven wordt beperkt via de milieuwetgeving (Wet milieubeheer, Wet geluidhinder), door middel van algemene regels en de omgevingsvergunning. Bij herziening van een bestemmingsplan krijgen bestaande bedrijven een bestemming die voortzetting van de huidige activiteiten mogelijk maakt. Indien nodig kan de algemeen toelaatbare categorie bedrijven op een perceel worden verlaagd, zodat bij vertrek van het bedrijf alleen een minder zwaar bedrijf terug mag komen. De gemeente maakt daarin een afweging tussen hinder, ontwikkelruimte voor bedrijven en planschade.

4.3.2 Beoordeling bedrijven- en milieuzonering
4.3.2.1 Situatie Hoogewaarde

Bestaande bedrijven

Op Hoogewaard zijn ongeveer 20 bedrijven gevestigd. Deze variëren in hinderklasse van milieucategorie 2 tot milieucategorie 5.1. Ook zijn er enkele geluidhinderlijke bedrijven, ook bekend als 'grote lawaaimakers', gevestigd. Aan de westkant van het terrein ligt Latexfalt, een bedrijf met een specifieke geurcontour. De milieutechnische aspecten van dit bedrijf zijn van invloed op de ontwikkeling van woningbouw in Rijnpark, zodat dit bedrijf is opgenomen in het aangrenzende bestemmingsplan Rijnpark. Het bedrijf maakt dus geen onderdeel uit van het plangebied van Hoogewaard. Voor een globale weergave van de aanwezige bedrijven in het plangebied wordt verwezen naar bijlage 4 van deze toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0017.jpg"

Afbeelding 4.1 kaart met huidige situatie - voornaamste bedrijven en hun milieucategorie

Beheersverordening

De nu geldende 'Beheersverordening Industrieterrein Koudekerk aan den Rijn van d.d. 21 september 2017 kent geen indeling in milieucategorieën. Het plan laat het aan de milieuwetgeving over om hinder voor omwonenden te beperken.

Zonering voor geluid

Voor het aspect geluid wordt geen gebruik gemaakt van de handreiking "Bedrijven en Milieuzonering" omdat Hoogewaard, samen met drie bedrijventerreinen in Alphen aan den Rijn, een volgens de Wet geluidhinder gezoneerd industrieterrein is. Omdat op Hoogewaard 'grote lawaaimakers' gevestigd zijn verplicht de Wet geluidhinder tot het vaststellen van een geluidszone rond de bedrijventerreinen. In 1991 is Hoogewaard, samen met andere bedrijventerreinen, door middel van een Koninklijk Besluit gezoneerd. In 2016 heeft de gemeente Alphen aan den Rijn de geluidszone en de begrenzing van het gezoneerde industrieterrein herzien door middel van het facetbestemmingsplan 'Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn' (vastgesteld op 13 oktober 2016). In figuur 4.2 van deze toelichting is de ligging van het industrieterrein en de geluidszone aangegeven. Bij de actualisatie van de geluidzone in het facetbestemmingsplan zijn voor de bestaande en toe te voegen inrichtingen op Hoogewaard dezelfde gegevens gebruikt als in het voorliggende bestemmingsplan zijn gehanteerd.


Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting - door alle bedrijven op het terrein samen - niet meer zijn dan 50 dB(A). Voor woningen in een geluidszone kan een hogere geluidsbelasting toelaatbaar zijn. Bij de aanwijzing van de zone in 1991 is voor vrijwel alle toen aanwezige woningen in het plangebied een toe te laten hogere geluidsbelasting (MTG) van 55 dB(A) vastgesteld. Voor de woningen aan de Hoogewaard 235 en 237 geldt een toelaatbare hogere geluidsbelasting van 56 dB(A). Bij de actualisatie van de zone in 2016 is voor de na 1991 gerealiseerde woning aan de Hoogewaard 241 een toelaatbare hogere geluidsbelasting van 55 dB(A) vastgesteld. Al bestaande toelaatbare hogere geluidsbelastingen zijn met het facet bestemmingsplan niet gewijzigd.

Woningen die op een gezoneerd industrieterrein liggen hebben op basis van de Wet geluidhinder geen enkele bescherming tegen industrielawaai. In Hoogewaard zijn dit uitsluitend bedrijfswoningen.


De op basis van de Wet geluidhinder toe te laten geluidsbelastingen In het plangebied worden in dit bestemmingsplan aanvaardbaar gevonden. Er wordt voor het aspect geluid geen gebruik gemaakt van de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' omdat de handreiking een hoger beschermingsniveau hanteert dan de Wet geluidhinder. De richtafstanden uit de Handreiking zijn gekozen om in een gemengd gebied een geluidsbelasting van hoogstens 50 dB(A) te veroorzaken, voor een rustige woonwijk is dit 45 dB(A). Deze lagere geluidsbelastingen zijn niet te realiseren in het plangebied, waarin bij woningen geluidsbelastingen van 55 en 56 dB(A) mogen optreden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0018.jpg"

Afbeelding 4.2 ligging gezoneerd industrieterrein Oude Rijn (blauw) met geluidszone (groen) in Alphen aan den Rijn

Omgeving

Aan de oostkant liggen (bedrijfs)woningen aan de Landlustweg en aan de Lagewaard. Aan de Hoogewaard zelf liggen ook enkele (bedrijfs)woningen.

Ten westen van het plangebied Hoogewaard zullen woningen ontwikkeld worden. Dat staat aangegeven in de structuurvisies van de gemeente en de provincie. Voor de woningen in Rijnpark, is een bestemmingsplan vastgesteld, maar dit plan is nog niet onherroepelijk.

4.3.2.2 Doelen en kaders herstructurering

De keuze welke soorten bedrijven waar in het bestemmingsplan worden toegestaan is een afweging, waarbij de doelen die de gemeente met het terrein heeft een belangrijke rol spelen. Ook zijn er kaders van provincie en Rijk die de keuzevrijheid van de gemeente beperken. Deze doelen en kaders worden daarom hieronder opgesomd.

Oude Rijnzone

De herstructurering van Hoogewaard is onderdeel van de transformatie van de Oude Rijnzone. Hierover zijn in regionaal verband afspraken gemaakt. Hoogewaard krijgt hierin een rol als vestigingsplaats voor bedrijven in de zogenaamde hogere milieucategorieën (4.1 en hoger). Volgens de Strategische milieubeoordeling voor de transformatievisie Oude Rijnzone (2006) zou op Hoogewaard waarschijnlijk milieucategorie 4.2 haalbaar zijn. Welke categorieën daadwerkelijk gevestigd kunnen worden moest volgens de strategische beoordeling blijken uit de planuitwerking.

Provinciale Verordening ruimte

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein laat bedrijven toe uit de hoogst mogelijke milieucategorie passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen die zijn opgenomen in een onherroepelijk bestemmingsplan of het programma Ruimte. Dat staat in artikel 2.1.3. van de verordening Ruimte 2014.

Facet-bestemmingsplan 'Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn'

In subparagraaf 4.3.2.1 is genoemd dat Hoogewaard deel uitmaakt van het voor geluid gezoneerde industrieterrein Oude Rijn, zoals vastgelegd in het facet-bestemmingsplan 'Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn'. In het voorliggende bestemmingsplan wordt niet afgeweken van de uitgangspunten die in het facet bestemmingsplan zijn gebruikt, waarmee dit kader voor geluid onverkort van kracht blijft. Op de grens van de geluidszone mag de geluidsbelasting vanwege alle bedrijven op het industrieterrein Oude Rijn hoogstens 50 dB(A) zijn, bij woningen in de zone mag deze geluidsbelasting ten hoogste gelijk zijn aan de voor de woning vastgestelde toelaatbare hogere geluidsbelasting.


Beleid externe veiligheid

De "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020" sluit vestiging van nieuwe bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (BEVI-bedrijven) op Hoogewaard uit.


Projectopdracht

De gemeenteraad heeft voor het project herstructurering Hoogewaard een aantal doelstellingen bepaald die relevant zijn voor de te kiezen bestemmingen (visie Hoogewaard, april 2012):

  • Optimalisatie functionaliteit van het bedrijventerrein (ruimtelijk, planologisch, milieutechnisch, uitbreiding)
  • Vergroten toekomstbestendigheid van het terrein (omgaan met belemmeringen en benutten van kansen)
  • Bevorderen efficiënt en intensief ruimtegebruik

Al deze doelen en kaders betekenen dat de nadruk bij het toekennen van bestemmingen zal liggen op het behoud en uitbreiding van vestigingsmogelijkheden voor bedrijven. Het verminderen van hinder voor omwonenden is geen doelstelling. Wel stellen de Wet geluidhinder en overige milieuwetgeving een grens aan de hinder voor omwonenden.

4.3.2.3 Onderzoek
4.3.2.3.1 Bedrijven- en milieuzonering

Uitgaande van de situatie en kaders zijn de vestigingsmogelijkheden van bedrijven als volgt bepaald:

  • Als uitgangspunt wordt de systematiek van de VNG handreiking Bedrijven en Milieuzonering gebruikt. Die houdt grofweg in dat steeds zwaardere bedrijven worden toegestaan naarmate de afstand tot woningen toeneemt. Dit heeft geen gevolgen voor reeds bestaande bedrijven. Op dit uitgangspunt gelden twee uitzonderingen:
  • Voor het aspect geluid volgen de vestigingsmogelijkheden uit het facet bestemmingsplan 'Geluidzone Industrieterrein Oude Rijn'. Voor de in gebruik zijnde kavels is dit een conserverend bestemmingsplan. Het handhaven van het bestaande bedrijf is mogelijk, vervanging door een andere inrichting met ten hoogste dezelfde geluidsemissie is eveneens mogelijk. Voor de nu braakliggende kavels is rekening gehouden met een geluidsemissie die afhankelijk is van de milieucategorie die op de kavel mag worden gevestigd.
  • Bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (BEVI-bedrijven) worden uitgesloten.


Bepaling omgevingstype

De richtafstanden tussen woningen en bedrijven volgens de VNG handreiking zijn afhankelijk van het omgevingstype, het soort omgeving waarin de woningen gelegen zijn. Bij een omgeving waarin nu al enige hinder is van verkeer of bedrijven kan een kleinere afstand volstaan.

Omgevingstype woningen Hoogewaard

  • 1. Bedrijfswoningen die liggen op het gezoneerde industrieterrein: Er wordt geen milieuzonering rondom bedrijfswoningen ingesteld, omdat dat het functioneren van het bedrijventerrein zou doorkruisen. Deze woningen hebben op grond van de Wgh geen bescherming tegen geluidhinder. Voor andere aspecten geldt een minimaal beschermingsniveau op grond van de milieuwetgeving, waarmee bedrijven rekening moeten houden.

  • 2. Burgerwoningen (Hoogewaard 190 t/m 194 en 198 t/m 210): Deze vallen volgens de VNG Handreiking te zien als gevoelige functie op een bedrijventerrein. Daarvoor zijn de volgende redenen
      • Deze woningen kennen al een zware milieubelasting vanwege de bestaande bedrijven. Voor het aspect geluid is voor deze woningen een toelaatbare hogere geluidsbelasting vastgesteld. Op de huidige situatie heeft een milieuzonering daardoor geen effect.
      • De milieuregelgeving zorgt ervoor dat de milieuhygiënische situatie voor deze woningen aanvaardbaar blijft. Zo moet een bedrijf bij melding of vergunningaanvraag rekening houden met de hinder voor deze woningen.
      • Verder is de doelstelling van de herstructurering niet om de hinder voor deze woningen te verlagen, maar om Hoogewaard duurzaam te laten functioneren als bedrijventerrein. Toepassen van milieuzonering rondom deze woningen zou die doelstelling doorkruisen, doordat bij vertrek van zwaardere bedrijven alleen lichtere bedrijven kunnen terugkeren. Omdat het maar om acht woningen gaat, staat de verbetering van de leefomgevingskwaliteit (op lange termijn) bij die woningen niet in verhouding tot de grote beperkingen voor het bedrijventerrein. Bovendien bevat het bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid die het mogelijk maakt om deze woningen na sloop weg te bestemmen.

Omgevingstype woningen Lagewaard, Landlustweg

De Lagewaard en Landlustweg zijn een afwisseling van (agrarische) bedrijven en woningen. De Landlustweg ligt binnen de geluidzone van het industrieterrein Oude Rijn. Er is op grond van de Wgh een hoger geluidsniveau toegestaan (MTG woningen) aan de Landlustweg dan bij de Lagewaard.

Wegens de ligging van de Landlustweg in de zone van het gezoneerde industrieterrein word de Landlustweg aangemerkt als gemengd gebied. De Lagewaard wordt aangemerkt als rustig woongebied.

Ondanks dat bij de milieuzonering voor de Landlustweg is uitgegaan van de typering 'gemengd gebied' voor het lint, is voor de invulling van de milieuzonering ter bescherming van de woonfuncties in het lint gekozen voor een extra bufferzone van 50 meter op het bedrijventerrein bestaande uit een groene afscherming in combinatie met een lagere toegestane milieucategorie bedrijvigheid.

Zonering

In de onderstaande afbeelding is de zonering van de milieucategoriën weergegeven. Deze kaart heeft de basis gevormd voor de uiteindelijk in het plangebied toegelaten milieucategorieën van bedrijven. Ten behoeve van de Landlustweg heeft er wel een aanpassing plaats gevonden op de verbeelding van het bestemmingsplan, namelijk dat in plaats van milieucategorie 4.1, maximaal milieucategorie 3.2 is toegestaan ter hoogte van Landlustweg/Lagewaard.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0019.jpg"

Afbeelding 4.3 Milieuzonering

4.3.2.3.2 Geluidruimte

De beschikbare geluidruimte volgt uit het akoestisch onderzoek bij het facet bestemmingsplan Oude Rijn. Hierin is voor de nieuwe bedrijfskavels een bepaalde geluidproductie toegekend, gebaseerd op de milieucategorie. De geluidsproductie is opgenomen in tabel 4.2. Bij milieucategorie 4.1 kan grofweg worden uitgegaan van een geluidproductie van 60 dB(A) per m2. Voor kavels die niet worden geherstructureerd (bestaande bedrijven) is uitgegaan van de geluidproductie van de huidige bedrijfsactiviteiten.

In het facet bestemmingsplan is ook rekening gehouden met de andere bedrijventerreinen die deel uitmaken van het gezoneerde Industrieterrein Oude Rijn, de geluidsbelasting vanwege deze terreinen telt immers mee bij de toetsing aan de grenswaarden op de geluidszone en bij woningen in de zone.

Milieucategorie   Geluidproductie  
3.2   55 dB(A)  
4.1   60 dB(A)  
4.2   65 dB(A)  

Tabel 4.2 uitgangspunten geluidproductie per milieucategorie

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0020.jpg"

Afbeelding 4.4 Geluidbelasting na herstructurering terrein

  • Getallen in hokjes geven geluidproductie aan
  • Andere getallen zijn de geluidbelasting in de omgeving

Uit het facet bestemmingsplan blijkt:

  • De geluidbelasting bij alle woningen in de zone overschrijdt de voor deze woningen toelaatbaar gevonden waarde niet;
  • De grenswaarde van 50 dB(A) op de zonegrens wordt niet overschreden.

Dit betekent dat er genoeg geluidruimte is voor de nieuwe bedrijven. Ontwikkelingen bij de bestaande bedrijven zijn mogelijk, waarbij echter de geluidsemissie niet mag toenemen in vergelijking met de huidige emissie.

In de regels van het bestemmingsplan Hoogewaard wordt de in facet bestemmingsplan Oude Rijn gehanteerde geluidproductie per vierkante meter als bovengrens genomen voor de vestiging van nieuwe bedrijven.

Voor dit deel zal voor de geluidruimteverdeling het beginsel van akoestische verkaveling worden toegepast. Zie hiervoor de akoestische rapportage van het facet bestemmingsplan Oude Rijn.

4.3.3 Gevolgen onderzoek voor bestemmingsplan / Conclusie

Het hierboven beschreven onderzoek leidt tot keuzes over:

  • 1. Welke mogelijkheden er nog zijn voor vestiging/uitbreiding van bedrijven;
  • 2. Hoeveel hinder voor omwonenden acceptabel is.

  • 1. Mogelijkheden voor vestiging/uitbreiding van bedrijven

Geur en stof

Voor de hinderaspecten geur en stof wordt de vestiging van nieuwe bedrijven op percelen beperkt door de milieuzonering zoals aangegeven in afbeelding 4.4. Deze is verwerkt in de verbeelding van het bestemmingsplan. Het volgende bestaande bedrijf past niet binnen de nieuwe zonering en krijgt een maatbestemming, zodat het zijn activiteiten kan voortzetten:

Bedrijf/perceel   Adres   Categorie bedrijf   Categorie zonering  
Spanbeton   Hoogewaard 207
 
5.1   4.2/4.1  

Tabel 4.3 bedrijf welke niet passend is binnen nieuwe zonering

Geluid

De geluidproductie van nieuwe bedrijven wordt indirect beperkt door de maximale milieucategorie. Omdat voor het aspect geluid echter de beschikbare geluidruimte doorslaggevend is, worden bedrijven die niet in de milieuzonering passen toch bij recht toegestaan, als de geluidproductie per vierkante meter niet hoger is dan aangegeven op de kaart in bijlage 2 bij de regels. Voor de andere aspecten (geur, stof) moet het bedrijf uiteraard wel in de milieuzonering passen.

De maximale geluidproductie voor de nieuwe kavels is vastgelegd in de regels van dit plan. Zo is de herstructurering en uitbreiding uitvoerbaar, terwijl bestaande bedrijven de zekerheid hebben dat hun bedrijfsvoering kan worden voortgezet.


Voor wijzigingen in bestaande kavels geldt de regel dat getoetst zal worden aan de geluidsbelasting op de grens van de zone en bij woningen in de zone die door het hele industrieterrein wordt veroorzaakt. Een toename is alleen mogelijk als door een eerdere wijziging op een ander kavel geluidsruimte beschikbaar is gekomen.

'Grote lawaaimakers' worden alleen toegestaan waar ze dat nu ook zijn.

Gevaarlijke stoffen

Het bestemmingsplan sluit vestiging van nieuwe bedrijven met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen (BEVI-bedrijven) uit.

  • 2. Hoeveel hinder voor omwonenden is acceptabel?

Bij de aspecten geur en stof voorkomt de milieuzonering de vestiging van al te zware bedrijven.

Het acceptabele hinderniveau is passend bij het gebiedstype en bij de doelstellingen voor het gebied. Hinder door bestaande bedrijven wordt gereguleerd door de milieuwetgeving, de milieuzonering heeft hierop geen effect.

Bij het aspect geluid wordt de hinder die wordt veroorzaakt door een geluidsbelasting die volgens de Wet geluidhinder toelaatbaar is acceptabel gevonden.

Risico door ongevallen met gevaarlijke stoffen is niet acceptabel, risicovolle bedrijven (die vallen onder het Bevi) worden niet toegestaan.

4.4 Geluid

Geluidsoverlast kan worden veroorzaakt door industrielawaai, railverkeerslawaai en wegverkeerslawaai. Bij de herstructurering van bedrijventerrein Hoogewaard zijn vooral het industrielawaai en het verkeer op de nieuwe ontsluitingsweg van het bedrijventerrein (de Middenwaard) relevant. Ook is er een stiltegebied in de buurt van het plangebied.

Het aspect industrielawaai is nader toegelicht in paragraaf 4.3 Bedrijven- en milieuzonering. Railverkeerslawaai is niet relevant. Het plangebied ligt niet ligt de zone van een huidige spoorweg of de zone van een middels dit bestemmingsplan te ontwikkelen spoorweg.

4.4.1 Beoordeling geluid
4.4.1.1 Wegverkeerslawaai

De Omgevingsdienst Midden-Holland heeft een akoestisch onderzoek uitgevoerd om te bepalen of de geluidbelasting vanwege de nieuwe ontsluitingsweg op omliggende woningen leidt tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder (Wgh), zie Bijlage 5.

De voorkeurswaarde bedraagt 48 dB op grond van artikel 82, 1e lid van de Wgh. Op grond van artikel 110g van de Wgh moet op het rekenresultaat een aftrek van 5 dB worden toegepast voordat aan de voorkeurswaarde wordt getoetst i.v.m. de toekomstige verwachting van het stiller worden van het wagenpark.

In het bestemmingsplan is de ligging van de weg, met uitzondering van de aansluiting op de Hoogewaard, niet vastgelegd. Dit betekent dat de weg in een groter gebied kan komen te liggen. Er is in de berekeningen uitgegaan van een worst case ligging van de weg.

Uit het onderzoek blijkt dat het aspect geluid de aanleg van de nieuwe weg niet in de weg staat. Aan de gevels van de omliggende woningen is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van het verkeer op deze nieuwe weg. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt namelijk niet overschreden.

4.4.1.2 Stiltegebied

Ten noorden van Koudekerk ligt een deel van het stiltegebied Leiden - Zoetermeer -Alphen aan den Rijn. Een stiltegebied is een in artikel 4.9 van de Wet milieubeheer bedoeld milieubeschermingsgebied, dat als zodanig in de provinciale Structuurvisie is aangewezen en nader is aangeduid op de bij de provinciale Milieuverordening behorende kaartbijlage (figuur 4.5 hieronder). Het beleid in deze gebieden heeft een preventief karakter: de ontwikkeling van nieuwe activiteiten in stiltegebieden die (potentieel) geluidshinder veroorzaken, wordt primair tegengegaan via het instrument van de ruimtelijke ordening..

Verordening Ruimte

Volgens de Verordening Ruimte van de provincie Zuid-Holland, vallen alle milieubeschermingsgebieden voor stilte buiten de bebouwingscontouren. In deze gebieden mag een verstedelijking plaatsvinden. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan ligt buiten het stiltegebied Leiden - Zoetermeer - Alphen aan den Rijn.

Provinciale Milieuverordening

Het beleid voor het stiltegebied Leiden - Zoetermeer - Alphen aan den Rijn is vastgelegd in de Provinciale Milieuverordening Zuid-Holland (PMV). Op 1 april 2011 is de zevende tranche in werking getreden. In artikel 5.5.2 juncto bijlage 10, onderdeel A, PMV zijn specifieke regels gegeven voor het gebruik van toestellen, motorrijtuigen en pleziervaartuigen in milieubeschermingsgebieden voor stilte.

Geen invloed op het stiltegebied

De herstructurering van Hoogewaard heeft geen effecten op de geluidsbelasting van het stiltegebied, omdat het plan niet leidt tot uitbreiding van de zone voor industrielawaai (in het stiltegebied) en het plan geen invloed heeft op het gebruik van toestellen, motorrijtuigen en pleziervaartuigen in het stiltegebied. Het voorliggende bestemmingsplan past daarmee binnen de kaders van de Verordening Ruimte en de Provinciale Milieuverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0021.jpg"

Afbeelding 4.5 Ligging en begrenzing stiltegebied Leiden-Zoetermeer-Alphen aan den Rijn

4.5 Externe veiligheid

4.5.1 Kader

Wettelijk kader

Activiteiten met gevaarlijke stoffen leveren risico's op voor de omgeving. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) vormen op dit moment het wettelijk kader voor het omgaan met deze risico's.

Door het stellen van eisen aan afstanden tussen de activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten (woningen, kantoren, scholen, enz.) worden de eventuele gevolgen van deze risico's zoveel mogelijk beperkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Als "harde" afstandseis voor externe veiligheid geldt een contour voor het plaatsgebonden risico (PR 10-6), die wordt aangegeven als een afstand ten opzichte van de activiteit met gevaarlijke stoffen (risicobron). Binnen deze PR 10-6 contour mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig zijn of worden geprojecteerd.

Groepsrisico (GR)

Afhankelijk van de aard van de risicobron is er sprake van een bepaald invloedsgebied. Binnen dit invloedsgebied moet worden onderzocht hoe groot de kans per jaar is dat een groep van ten minste 10 (zich binnen dit invloedsgebied bevindende) personen overlijdt ten gevolge van een ramp of zwaar ongeval met de betreffende risicobron. De uitkomst van dit onderzoek geeft de hoogte van het GR weer en wordt uitgedrukt in een curve, waarbij als norm voor het GR een oriënterende waarde is vastgesteld.

De hoogte van het GR moet door middel van een bestuurlijke afweging worden verantwoord.

Als binnen het invloedsgebied (beperkt) kwetsbare bestemmingen worden geprojecteerd, geldt ook voor de hiermee samenhangende toename van het GR een bestuurlijke verantwoordingsplicht.

Provinciaal groepsrisicobeleid

De provincie Zuid-Holland heeft een 'Beleidsregel groepsrisico en ruimtelijke ordening' (Provinciaal Blad, nr. 168, 14 januari 2015) vastgesteld. De hoogte van het groepsrisico speelt in deze beleidsregel een belangrijke rol. Het beleid is met name erop gericht om te voorkomen dat door ruimtelijke ontwikkelingen het groepsrisico toeneemt en in de eindsituatie boven de oriëntatiewaarde ligt (of als er aanleiding is om dat te verwachten).

Daarnaast heeft de provincie Zuid-Holland in haar beleidsregel aangegeven dat 'bereikbaarheid' en 'bluswatervoorzieningen' (voor de hulpdiensten) en de mogelijkheden tot zelfredzaamheid minimaal op orde moeten zijn om het groepsrisico bij ruimtelijk plannen te kunnen verantwoorden. In het advies van de Veiligheidsregio Hollands-Midden (kenmerk: UIT-2017-067140, datum: 7 april 2017) is aangegeven hoe staat met de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.

Lokaal beleid

In de raadsvergadering van 21 april 2016 is de "Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020" vastgesteld. In deze beleidsvisie zijn concrete kaders opgenomen hoe om te gaan met externe veiligheid bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

In de beleidsvisie is verder aangegeven dat het provinciale beleid (zie hierboven) het kader vormt voor het lokale EV beleid in Alphen aan den Rijn.

4.5.2 Onderzoek

Ter voorbereiding van het bestemmingsplan 'Hoogewaard' is onderzocht of er risicobronnen binnen of nabij het plangebied zijn gelegen die hierop van invloed zijn. Mogelijke risicobronnen zijn bedrijven (inrichtingen), waar activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden of transportmodaliteiten bestemd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals (spoor)wegen en buisleidingen.

4.5.3 Resultaten

Inrichtingen

In en nabij het plangebied zijn een aantal inrichtingen gelegen die relevant zijn voor het plangebied. In tabel 4.4 en in afbeelding 4.6 zijn de inrichtingen weergegeven in de omgeving van het plangebied.

Nr.   Bedrijfsnaam   Aard risico   PR 10-6 (of veiligheidsafstand)   Invloedsgebied GR (mtr.)   Afstand tot plangebied (mtr.)  
1   Windturbines langs N11   Afbreken wieken   162   n.v.t.   715  
2   LPG tankstation   Explosie   35   150   850  
3   Luiten Food   Toxisch (ammoniak koelinst.)   0   0   980  
4   Hoogvliet B.V.   Toxisch   30   1.670   500  
5   Avery Dennison Materials B.V.   Toxisch   30   1.700   1.200  
6   Mavom B.V.   Toxisch   90   675   1.300  
7   Kluthe B.V.   Toxisch   20   320   1.150  
8   Schouten Olie B.V.   Brandbaar   0   90   1.075  
9   Gabo Autoservice Alphen B.V.   Explosie (LPG tankstation)   35   150   1.800  

Tabel 4.4 EV-relevante bedrijven

Gezien de afstand tot het plangebied zijn de volgende inrichtingen relevant voor het plangebied:

  • Hoogvliet B.V.
  • Avery Dennison Materials B.V.


Het plangebied ligt binnen de invloedsgebieden van deze bedrijven. Het gaat voor al deze bedrijven om een toxisch scenario ((rook)gassen die vrijkomen en zich kunnen verspreiden over grotere afstanden). Voor ruimtelijke plannen is in de 'Beleidsvisie EV' een standaard verantwoordingsparagraaf opgenomen waar ook voor dit ruimtelijk plan naar kan worden verwezen (paragraaf 4.3.3. van de 'Beleidsvisie EV'). Hierin is opgenomen dat het van belang is om bij een incident te schuilen in gebouwen en dat deze gebouwen afgesloten kunnen worden om indringing van toxische (rook)gassen tegen te gaan. Mechanische ventilatie moet uit te schakelen zijn om te voorkomen dat toxische (rook)gassen naar binnen worden gezogen.

Het groepsrisico in verband met deze bedrijven is kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Gezien de afstand tot het plangebied zal het groepsrisico ook niet significant toenemen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0022.jpg" Afbeelding 4.6 EV relevante inrichtingen in omgeving bestemmingsplan Hoogewaard

Nieuwe Bevi-inrichtingen

In de 'Beleidsvisie externe veiligheid Alphen aan den Rijn 2016-2020' zijn planologische kaders opgenomen voor de verschillende bedrijventerreinen. Hieronder is het kader voor Hoogewaard weergegeven. Uit dit kader blijkt dat nieuwe risicovolle bedrijven (Bevi) worden uitgesloten. In de planregels is dit geborgd.

Hoogewaard  
Profiel   Gemengd hoge milieucategorie, deels watergebonden bedrijven
Uitbreidingsmogelijkheden
Impuls door aanleg Maximabrug  
Nieuwe risicovolle bedrijven toegestaan   Nee, uitgesloten middels bestemmingsplan
Geen risicovolle bedrijven aanwezig  
Ruimtelijke ontwikkelingen   Kwetsbare objecten niet toegestaan (uitzondering kantoren > 1.500 m2)
In acht nemen planologische kaders tabel I t/m III en paragraaf 4.3  

Tabel 4.5 Planologisch kader voor Hoogewaard uit de 'Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn 2016-2020'

Het in acht nemen van de planologische kaders I t/m III komt in paragraaf 4.5.5 aan de orde.

Transport over de weg

In de directe omgeving van het plangebied (binnen 200 meter) zijn geen relevante wegen (doorgaande routes) gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De N11 is op 600 meter afstand van het plangebied gelegen. Over de N11 worden (in zeer beperkte hoeveelheden) toxische stoffen vervoerd, waardoor het invloedsgebied van de N11 reikt tot het plangebied. Het gaat hier om toxische scenario's waarbij schuilen in gebouwen relevant is. Hierbij is het belangrijk dat de mechanische ventilatie kan worden uitgeschakeld om ervoor te zorgen dat toxische (rook)gassen niet naar binnen worden gezogen. De hoogte van het groepsrisico speelt op deze afstand geen rol.

Transport over het spoor en water

Zoals in de 'Beleidsvisie EV' staat vermeld geldt dat voor de spoor- en waterwegen in en nabij Alphen aan den Rijn geldt dat er geen relevante hoeveelheden gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Transport per buisleiding

Voor het bestemmingsplan 'Hoogewaard' zijn twee hogedruk aardgasleidingen relevant (zie afbeelding 4.7):

  • Hogedruk aardgasleiding A515 (36 inch, 66 bar);
  • Hogedruk aardgasleiding W-517-01 (12 inch, 40 bar).

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0023.jpg"

Afbeelding 4.7 hogedruk aardgasleidingen nabij Hoogewaard

Hogedruk aardgasleiding A515

De aardgasleiding A515 is aan de zuidkant van het plangebied gelegen. De gasleiding is bijzonder, omdat de leiding ter hoogte van het plangebied niet ondergronds is gelegen. Hierdoor gelden er grotere effectafstanden dan de standaardafstanden voor een dergelijke gasleiding. In afbeelding 4.7 zijn deze grotere effectafstanden (100% letaal en invloedsgebied) weergegeven. Het plangebied ligt niet binnen de 100% letaalzone van de gasleiding A515, maar wel voor een klein deel binnen het invloedsgebied van deze leiding.

Om duidelijkheid te verkrijgen over de risico's in verband met deze gasleiding op het gehele traject Leiden - Woerden is een risicoanalyse opgesteld in opdracht van de Gasunie. Uit deze risicoanalyse blijkt dat er ter hoogte van het plangebied sprake is van een PR 10-6 contour door de aanwezigheid van een windturbine (rode cirkel in afbeelding 4.7). Deze contour is echter ver van het plangebied gelegen en vormt dus geen belemmering voor het plangebied Hoogewaard. Het groepsrisico ter hoogte van het plangebied bedraagt 0,27 maal de oriëntatiewaarde (rekening houdend met de ontwikkelingen bij het tuincentrum De Bosrand).

Hiermee is het groepsrisico dus nog ruim onder de oriëntatiewaarde gelegen.

Hogedruk aardgasleiding W-517-01

Deze gasleiding loopt dwars door het plangebied. Voor deze leiding geldt een belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden die moet worden vrijgehouden ten behoeve van onderhoud en werkzaamheden aan de buisleiding. In de belemmeringenstrook mag niet gebouwd worden, tenzij met toestemming van burgemeester een wethouders. Op de verbeelding en in de planregels zijn deze voorwaarden geborgd.

Voor deze gasleiding geldt een 100% letaalzone van 70 meter en het invloedsgebied bedraagt 140 meter (beide zijden van de gasleiding). Binnen de 100% letaalzone van de zullen voornamelijk dodelijke slachtoffers vallen bij het meest ernstige incident (volledig leidingbreuk als gevolg van schade door derden). Door de Omgevingsdienst West-Holland is in 2013 een risicoberekening uitgevoerd ten behoeve van het voorontwerp bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Hoogewaard'. Uit deze risicoberekening blijkt dat er ter hoogte van het plangebied geen sprake is van een PR 10-6 contour en dat het groepsrisico maximaal 0,015 maal de oriëntatiewaarde bedraagt. In deze berekening is de uitbreiding van bedrijventerrein Hoogewaard reeds meegenomen. Er is geen reden om aan te nemen dat deze risicoberekening geen representatief beeld geeft van de huidige situatie. Het is dan ook niet nodig om een nieuwe risicoberekening uit te voeren.

4.5.4 Overwegingen verantwoording groepsrisico

De risico's in verband met het transport van gevaarlijke stoffen over het water en het spoor zijn niet relevant voor het plangebied. De volgende risicobronnen zijn wel relevant voor het plangebied:

  • Hoogvliet B.V. en Avery Dennison Materials B.V. in verband met toxische scenario's;
  • Provinciale weg N11;
  • Hogedruk aardgasleidingen A515 en W-517-01.

Het plaatsgebonden risico in verband met deze risicobronnen vormt geen belemmering voor het plan Hoogewaard.

Het groepsrisico in verband met de gasleiding A515 is ter hoogte van het plangebied 0,27 maal de oriëntatiewaarde, maar deze leiding is op ruime afstand van het plangebied gelegen. Het groepsrisico in verband met de overige risicobronnen in kleiner dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde.


Verantwoording groepsrisico Hoogvliet B.V., Avery Dennison Materials B.V. en snelweg N11

Voor de verantwoording ten aanzien van deze risicobronnen kan verwezen worden naar paragraaf 4.3.3 van de Beleidsvisie EV van Alphen aan den Rijn. Hierin is aangegeven dat voor deze risicobronnen op deze afstand alleen het toxisch scenario relevant is.

In het kader van zelfredzaamheid is het belangrijk om te "schuilen" om zodoende niet bloot te worden gesteld aan het toxisch gas (in ieder geval blootstelling zo lang mogelijk uit te stellen). Schuilen zal over het algemeen plaats vinden in gebouwen. Het is van belang dat gebouwen afgesloten kunnen worden om de indringing van toxisch gas tegen te gaan.

Het gaat hierbij niet alleen om ramen en deuren, maar ook om het uitschakelen van de eventueel aanwezige ventilatiesystemen. Bij nieuwe bouwwerken (of ingrijpende verbouwing) is het zaak dat het ventilatiesysteem met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld, zodat wordt voorkomen dat toxische gassen naar binnen worden gezogen. Bij grotere gebouwen kan deze voorziening op het brandmeldpaneel worden geïnstalleerd. Het uitschakelen van de mechanische ventilatie moet organisatorisch worden geborgd in het calamiteitenplan (bedrijfsnoodplan).

Ook in het advies van de Veiligheidsregio (kenmerk: UIT-2017-067140, datum: 1 mei 2017) is dit opgenomen om te regelen in het bestemmingsplan.

Verantwoording groepsrisico hogedruk aardgasleidingen A515 en W-517-01

Voor ruimtelijke ontwikkelingen nabij hogedruk aardgasleidingen is de Beleidsvisie EV van Alphen aan den Rijn een planologisch kader opgesteld (paragraaf 4.4.2 van de beleidsvisie). Dit kader is hieronder weergegeven. De verantwoording van het groepsrisico wordt ingevuld door hieronder aan te geven hoe aan de verschillende elementen wordt voldaan. Hierbij wordt ook nadrukkelijk het advies van de Veiligheidsregio meegenomen (kenmerk: UIT-2017-067140, datum: 1 mei 2017).

Zone   Maatgevend scenario   Functie, inrichting plangebied en maatregelen  
0 meter – 100% letaal   Fakkelbrand   Belemmeringenstrook (4 meter aan weerszijden leiding)
Uitsluiten nieuwe functies voor niet of verminderd zelfredzame personen;
Streven naar lage personendichtheid (verdichten van de buisleiding af).
Bouwkundige maatregelen overwegen  
Binnen gehele invloedsgebied     Bij inrichting plangebied rekening houden met praktijkrichtlijnen van brandweer: bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen;
Minimaal 2 vluchtroutes en aanrijdroutes hulpdiensten met voldoende capaciteit. De vluchtroutes moeten van de buisleiding af gericht zijn;
Bij kwetsbare objecten bestemd voor verminderd zelfredzame personen aandacht voor ontruiming- en evacuatieplannen;
Voldoende aandacht voor risicocommunicatie;
Verantwoording groepsrisico: maatwerk noodzakelijk, met inachtneming van dit planologisch kader.  

Tabel 4.6 planologisch kader hogedruk aardgasleidingen uit de Beleidsvisie EV Alphen aan den Rijn

  • De belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden gasleiding is opgenomen in het bestemmingsplan (verbeelding en planregels);
  • Het gaat hier om een bedrijventerrein en functies voor verminderd zelfredzame personen ('zeer kwetsbare gebouwen' zoals gedefinieerd in de besluiten van de omgevingswet) zijn hier dan ook niet te verwachten.

Zoals ook in het advies van de Veiligheidsregio is opgenomen, moet bij het herstructureren (verkavelen) van het nieuwe bedrijventerrein rekening worden gehouden met de gasleiding. Vanuit veiligheidsoogpunt is het van belang dat dichterbij de leiding sprake is van lagere personendichtheden.

De Veiligheidsregio (advies kenmerk: UIT-2017-067140, datum: 1 mei 2017) heeft ten aanzien van de bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid het volgende aangegeven.

Bluswatervoorzieningen

De Veiligheidsregio geeft aan dat voor een adequate hulpverlening rekening moet worden gehouden met het volgende:

  • a. Voor de gebouwen geldt dat primaire bluswatervoorziening binnen 40 meter vanaf de brandweeringang aanwezig moet zijn;
  • b. De maximale afstand tussen de inzetlocatie en de dichtstbijzijnde secundaire bluswatervoorziening mag maximaal 160 meter zijn.

Bij de herstructurering moet rekening worden gehouden met deze richtlijnen.

Bereikbaarheid

De huidige bedrijven worden alleen ontsloten via de Hoogewaard. De herstructurering en uitbreiding kunnen alleen mogelijk worden gemaakt door de aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg (afbeelding 4.8). In het plan is deze weg beoogd als doodlopende weg die het achterste deel van het bedrijventerrein ontsluit.

De Veiligheidsregio geeft in het advies aan dat bereikbaarheid voor de hulpdiensten over twee verschillende routes vanuit tegengestelde windstreken van groot belang is. Omdat het hier gaat om een doodlopende weg kan hier niet aan worden voldaan.

De nieuwe ontsluitingsweg krijgt geen tweede aansluiting op de Hoogewaard om daarmee te voorkomen dat vrachtverkeer vanaf het bedrijventerrein via het dorp Koudekerk rijdt in plaats van over de Maximabrug.

Zelfredzaamheid/ontvluchting

Op het bedrijventerrein is geen sprake van kwetsbare groepen ('zeer kwetsbare gebouwen'). De aanwezigen mogen voldoende zelfredzaam worden geacht. Te voet zijn er voldoende mogelijkheden om van de gasleiding af te vluchten.

Bij een toxisch scenario (vrijkomen van toxische (rook)gassen) is het van belang dat mensen in een gebouw kunnen schuilen. Om te voorkomen dat toxische (rook)gassen naar binnen worden gezogen moet de mechanische ventilatie kunnen worden uitgeschakeld.

In het bedrijfsnoodplan van de bedrijven moet worden beschreven hoe te handelen bij de verschillende incidenten (incident bij de gasleiding, incident met toxische (rook)gassen).

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0024.jpg" Afbeelding 4.8 herstructurering Hoogewaard t.o.v. gasleiding

4.5.5 Conclusie

Om het groepsrisico te kunnen verantwoorden zijn de volgende maatregelen genomen en (zoveel als mogelijk) geborgd in het bestemmingsplan.

  • In de planregels is opgenomen dat nieuwe gebouwen voorzien moeten worden van mechanische ventilatie die met één druk op de knop kan worden uitgeschakeld;
  • Bluswatervoorzieningen worden gerealiseerd volgens de praktijkrichtlijnen van de Veiligheidsregio;\
  • De ontsluiting van het bedrijventerrein heroverwegen in verband met advies van de Veiligheidsregio om tweezijdige bereikbaarheid;

Het college van burgemeesters en wethouders en de gemeenteraad van de gemeente Alphen aan den Rijn achten het groepsrisico, na het nemen van de voorgestelde maatregelen, aanvaardbaar.

4.6 Luchtkwaliteit

In juni 2017 heeft adviesbureau SWECO de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied onderzocht. Het rapport toebehorende aan dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 6. Doel van dit onderzoek is de effecten van het voorgestelde plan op de luchtkwaliteit inzichtelijk te maken. Hiervoor zijn de concentraties van luchtverontreinigende stoffen in de omgeving van het plangebied berekend en getoetst aan de grenswaarden voor de luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer.

4.6.1 Kader

De regelgeving met betrekking tot de luchtkwaliteit van de buitenlucht is opgenomen in de Wet milieubeheer (Wm) en de bijbehorende algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen. Dit wettelijk stelsel wordt ook wel de ‘Wet luchtkwaliteit’ genoemd. In deze wet zijn de EU-richtlijnen met betrekking tot de luchtkwaliteit geïmplementeerd.

Milieukwaliteitseisen

Het bevoegd gezag dient in bepaalde gevallen bij het nemen van ruimtelijke en infrastructurele besluiten en bij het verlenen van vergunningen, de luchtkwaliteit mee te nemen in de besluitvorming. Hierbij dient te worden nagegaan wat de gevolgen van het besluit zijn voor de luchtkwaliteit. Als aan één of meer van onderstaande\ motiveringsgronden uit de Wet milieubeheer wordt voldaan, mag het bevoegd gezag positief besluiten:

  • a. het project leidt niet tot overschrijdingen van de grenswaarden;
  • b. het project leidt niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. het project draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de luchtkwaliteit;
  • d. het project is onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Regeling beoordeling luchtkwaliteit

In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl 2007) zijn de regels voor het berekenen en meten van concentraties van luchtverontreinigende stoffen opgenomen. De regeling legt onder andere vast: de standaardrekenmethoden, de generieke invoergegevens en plaats van toetsing.

4.6.2 Onderzoeksresultaten

Uit de resultaten blijkt dat er in de onderzochte situaties geen overschrijdingen van de grenswaarden voor het jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide en fijn stof (PM10 en PM2,5) plaatsvinden. Ook het maximale aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de uurgemiddelde concentratie NO2, en het maximale aantal overschrijdingen van de grenswaarde van de 24-uurgemiddelde concentratie PM10, worden niet overschreden. De hoogste concentraties zijn berekend aan de zuidzijde van het plangebied.

4.6.3 Conclusie

Voor het bedrijventerrein Hoogewaard wordt het voorliggende bestemmingsplan opgesteld. In het kader hiervan is een onderzoek naar de luchtkwaliteit uitgevoerd. Er zijn berekeningen uitgevoerd voor de huidige situatie 2017, de autonome ontwikkeling 2027 en de plansituatie 2027. Uit het luchtkwaliteitsonderzoek komt naar voren dat in geen van de beschouwde situaties overschrijdingen van de grenswaarden plaatsvinden voor de jaargemiddelde concentraties voor NO2 en PM10, de uurgemiddelde concentratie NO2 en de 24-uurgemiddelde concentratie PM10. Hiermee voldoet het project aan grondslag a van artikel 5.16 lid 1 uit de Wet milieubeheer. Op het gebied van luchtkwaliteit is er geen belemmering om het plan in procedure te brengen

4.7 Bodem

4.7.1 Inleiding / kader

Een verontreinigde bodem kan zorgen voor gezondheidsproblemen en tast de kwaliteit van het natuurlijk leefmilieu aan. Daarom is het belangrijk om bij ruimtelijke plannen de bodemkwaliteit mee te nemen in de overwegingen. De Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit en de Woningwet stellen grenzen aan de aanvaardbaarheid van verontreinigingen.

Indien bij planvorming blijkt dat (ernstige) verontreinigingen in het plangebied aanwezig zijn, wordt op basis van de aard en omvang van de verontreiniging én de aard van de ruimtelijke plannen beoordeeld welke gevolgen dit heeft (Wbb):

  • Niet saneren

Indien de verontreiniging voor het beoogde doel niet hoeft te worden gesaneerd kan het ruimtelijke plan voor wat betreft deze verontreiniging zonder meer doorgang vinden.

  • Saneren

Indien de verontreiniging moet worden gesaneerd dient een saneringsplan te worden opgesteld en ingediend bij de Omgevingsdienst Midden-Holland. In sommige gevallen kan worden volstaan met het indienen van een BUS-melding (Besluit Uniforme Saneringen). Na goedkeuring door het bevoegd gezag kan de sanering doorgang vinden. Na afloop dient de sanering te worden geëvalueerd en ook dit verslag dient ter goedkeuring te worden voorgelegd. Tijdens de saneringsprocedure kan de ruimtelijke procedure worden voortgezet. Echter, een omgevingsvergunning voor het onderdeel bouwen kan pas inwerking treden nadat is vastgesteld dat er geen sprake is van een ernstige en spoedeisende sanering (art. 6.2. c. Wabo).

4.7.2 Onderzoek

De Omgevingsdienst West-Holland heeft een historisch bodemonderzoek gedaan. De resultaten daarvan zijn hieronder weergegeven.

Het gebied dat het beoogde bestemmingsplan Bedrijventerrein Hoogewaard omvat wordt onderverdeeld in 3 deelgebieden:

  • 1. Deelgebied dat al in het vigerende plan de bestemming Bedrijven heeft
  • 2. Deelgebied dat wordt herbestemd van agrarisch naar bedrijven/industrie, reeds voor industrie in gebruik
  • 3. Deelgebied dat wordt herbestemd van agrarisch naar bedrijven/industrie, nog te ontwikkelen.

Verder is er sprake van een locatie met een spoedeisende saneringsplicht.

Al bestemd voor industrie

Het deelgebied dat al bestemd is voor industrie omvat het huidige bedrijventerrein Hoogewaard. Er zijn een aantal stortlocaties bekend. Het betreft locaties waar bodemvreemd materiaal (bijvoorbeeld puin) is gestort. Verder is er sprake van diverse industriële activiteiten. Het betreft o.a. een bitumineus wegenbouwmateriaal-/dakbedekkingsmateriaalfabriek (Latexfalt), een chemische wasserij (Cleanlease), een betonmortelcentrale en betonwarenfabriek (Spanbeton BV), Laad, los, op- en overslagbedrijf, autoreparatiebedrijf en metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf (Colijn BV), en voormalige vee- en mengvoederfabriek en kunstmeststoffenfabriek (Cavo Latuco / Agrifirm). Van het merendeel van de locaties zijn bodemonderzoeksgegevens bekend.

Vanwege de ongewijzigde bestemming van dit gebiedsdeel is voor het bestemmingsplan de bodemkwaliteit voldoende in beeld gebracht.

Reeds in gebruik door bedrijven/industrie maar nog agrarisch bestemd

Het deelgebied dat formeel nog een agrarische bestemming heeft en reeds in gebruik is door bedrijven betreft het huidige noordwestelijk deel van het bedrijventerrein. Dit deelgebied is momenteel in gebruik voor de opslag van diverse goederen. Er is geen bebouwing aanwezig.

Aangezien in dit deelgebied de bovenste lagen van de bodem uit bodemvreemd materiaal bestaan is er sprake van een stort.

De stort betreft een bodemverdachte activiteit. Een saneringsplan is hiervoor reeds goedgekeurd door het bevoegd gezag Wet bodembeheer (Wbb) . Deze sanering is echter niet spoedeisend.

Bij voortzetting van het huidige gebruik als opslagterrein hoeft deze locatie nog niet gesaneerd te worden. Er is dus geen belemmering voor het geven van een bedrijfsbestemming aan de grond.

Wanneer er gebouwd of gegraven wordt kan wel sanering nodig zijn. Dat moet gebeuren in overeenstemming met het bevoegd gezag Wbb. Bij vaststellen van het bestemmingsplan is nog niet exact bekend is waar gebouwd of gegraven zal worden.

Van agrarisch naar bedrijven/industrie

Het deelgebied met een huidige agrarische functie met de beoogde bestemming industrie betreft weilanden en is verder in principe onverdacht. Vanwege de onverdachte aard van deze deellocatie en de ongevoelige aard van de toekomstige bestemming is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk. Met het door de Omgevingsdienst verrichte historisch onderzoek is de bodemkwaliteit voldoende in beeld gebracht voor de beoogde functiewijziging naar industrie.

Wel zal een historisch vooronderzoek (NEN 5725) worden uitgevoerd voorafgaand aan het feitelijk onderzoek van de bodem (= veld- en laboratoriumonderzoek). Ter uitvoering van de wijzigingsbevoegdheid geldt de ruimtelijke aanvaardbaarheid dient te worden aangetoond. Op dat moment zal, afhankelijk van de uitkomsten van het historisch vooronderzoek, verkennend bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. De conclusies van het historisch vooronderzoek zullen worden verwerkt in dat wijzigingsplan, voor de vaststelling.

Spoedlocatie Hoogewaard 207

Op het bedrijventerrein is op het zuidelijk deel van het terrein Hoogewaard 207 een sterke verontreiniging met benzeen in de grond en een sterke verontreiniging met vluchtige koolwaterstoffen en benzeen in het grondwater geconstateerd. Het betreft een geval van ernstige bodemverontreiniging conform de Wet bodembescherming met een verspreidingsrisico. Conform de Wet bodembescherming moet de eigenaar/erfpachter van het terrein met spoed (uiterlijk 2015) beginnen met saneren van deze verontreiniging in verband met een mogelijk verspreidingsrisico. Deze locatie bevindt zich in het plandeel dat reeds bestemd was voor de functie industrie. Een saneringsplan is door het bevoegd gezag Wbb

goedgekeurd. Bij de eigenaar/erfpachter ligt momenteel een saneringsplicht waarmee de spoedeisendheid moet worden weggenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0025.jpg"

Afbeelding 4.9 aandachtspunten bodem bedrijventerrein Hoogewaard

4.7.3 Conclusie

De spoedeisende ernstige verontreiniging op de locatie Hoogewaard 207 bevindt zich in het deel van het plangebied dat al bestemd is voor industrie. Deze moet sowieso worden gesaneerd, los van eventuele ontwikkeling van het perceel. Bij bouw- en/of graafwerkzaamheden kunnen aanvullende sanerende maatregelen worden verlangd bovenop de sanerende maatregelen vanuit het saneringsplan.

Bij de stortlocatie kan het huidige gebruik als opslagterrein worden voortgezet. De wijzigingsbevoegdheid (uitbreiding bedrijventerrein) is daarmee uitvoerbaar. Bij bouw- en/of graafwerkwerkzaamheden (inclusief de aanleg van de ontsluitingsweg) moet volgens het geldende saneringsplan het stortmateriaal van het gehele perceel worden afgevoerd. Dit staat de uitvoerbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid niet in de weg.

In 2014 is historisch vooronderzoek uitgevoerd voor het deelgebied met een huidige agrarische functie met de beoogde bestemming industrie. Hieruit is gebleken dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de herstructurering van het bedrijventerrein.

4.8 Water

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen die betrekking hebben op de waterhuishouding. Deze hebben allen als doel 'een duurzaam waterbeheer, zowel kwalitatief als kwantitatief'. De volgende beleidsstukken zijn van toepassing:

Europees

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal

  • Nationale Waterplan (NW);
  • Waterbeleid voor de 21e eeuw (WB21);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan 2010 – 2015.

Deze beleidsstukken hebben eveneens hun vertaling gekregen in het Waterbeheerplan 2016-2021 (WBP 5) die opgesteld is door het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het plangebied is gelegen in het beheersgebied van dit Hoogheemraadschap .

Beleid waterschap

Op 9 maart 2016 heeft het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Rijnland een nieuw waterbeheerplan, "Waterbeheerplan 5" vastgesteld.

In dit plan geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op;

  • 1. Waterveiligheid: Bescherming tegen overstromingen vanuit zee en de rivieren.
  • 2. Voldoende Water: Er is voldoende water. Niet te veel en niet te weinig, passend bij het gebruik.
  • 3. Schoon en gezond water: Rijnlands water is schoon, zodat de mens, de natuur en economie er optimaal gebruik van kunnen maken.
  • 4. Waterketen: Het afvalwater wordt optimaal gezuiverd en de grondstoffen hergebruikt.

Op 1 juli 2015 is de Keur van het Hoogheemraadschap Rijnland vastgesteld. De Keur is een juridisch document (verordening). Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.

  • De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico
  • In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico.
  • In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Dan verlenen wij een watervergunning.

Het hoogheemraadschap van Rijnland zorgt voor een veilig en gezond watersysteem. Om het watersysteem zo optimaal mogelijk te laten functioneren, heeft een waterschap de bevoegdheid om verordeningen vast te stellen die het nodig acht voor de behartiging van de opgedragen taken. De taken die aan een waterschap worden opgedragen betreffen;

  • de zorg voor het watersysteem en
  • de zorg voor het zuiveren van afvalwater en eventueel kan nog de zorg voor andere waterstaatsaangelegenheden worden opgedragen, bijvoorbeeld vaarwegbeheer.

Watertoets

De watertoets is een instrument dat ervoor zorgt dat een initiatiefnemer water vanaf het begin van het planvormingsproces meeneemt bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Indien een initiatiefnemer meer dan 500 m2 extra verhard oppervlak wil aanleggen is compensatie in de vorm van open water vereist: Als de toename van het verhard oppervlak meer dan 500 m2 maar minder 10.000 m2 bedraagt dan moet er 15% aan water worden gecompenseerd.

Als er meer dan 10.000 m2 aan verhard oppervlak wordt gerealiseerd dan moet er 15% aan water gecompenseerd worden. Tenzij er sprake is van verharding in de polder, in dat geval is er maatwerk benodigd.

Dempingen in primaire oppervlaktewateren (hoofdwatergangen) zijn niet toegestaan. Het dempen van overige wateren is slechts toegestaan als in hetzelfde peilgebied (bij voorkeur in directe nabijheid) 100% wordt gecompenseerd. De compensatie moet gerealiseerd zijn voordat de watergangen gedempt worden.

4.8.1 Huidige situatie watersysteem

Het plangebied is gelegen in de Hoogewaardsepolder, in het gebied tussen de Oude Rijn en de Lutteke Rijn. Dit is een historische zijarm van de Oude Rijn, die door de eeuwen heen steeds smaller is geworden. De hoogte van het maaiveld in de polder varieert, maar ligt ongeveer rond NAP -0,90 m. Het terrein van de voormalige betonfabriek ligt gemiddeld op NAP -0,20 m. Het waterpeil in de Oude Rijn/boezem ligt op NAP -0,60 m. Aan de noordzijde wordt de polder beschermd door de boezemkade langs de Lutteke Rijn en aan de zuidzijde door de Hoogewaard langs de Oude Rijn. Het waterpeil van de sloten in de polder ligt in de winter op NAP -1,60 m en in de zomer op NAP -1,50 m. Het hemelwater wordt afgevoerd via de poldersloten. De sloot ten noordwesten van het plangebied( van de Reigerlaan naar de Landlustweg) fungeert als hoofdwatergang. De sloot langs de Weidedreef is ingericht als bergingssloot. Tijdens hevige regenval kan het waterpeil in deze sloot worden verhoogd. Later kan het water worden afgevoerd naar de Oude Rijn door middel van een stuw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0026.jpg"

Afbeelding 4.10 watersysteem

Oppervlaktewater

Het hoogheemraadschap van Rijnland heeft op 3 juni 2015 de herziening legger oppervlaktewateren 2013 vastgesteld.

Uit de onderstaande afbeelding is op te maken dat de Oude Rijn en de Lagewaardse Rijn (langs de Landlustweg) als primaire watergangen zijn aangemerkt. In het plangebied is één primaire watergang gelegen. Het betreft een watergang waar polderwater door heen stroomt. Naast deze watergang zijn er voor de rest alleen overige watergangen in het plangebied gelegen. Voor alle watergangen is een beschermingszone opgenomen. Voor primaire watergangen is een beschermingszone van5 meter en voor overige watergangen is een beschermingszone van 2 meter opgenomen.

Het onderhoud van primaire watergangen is een taak van het Hoogheemraadschap Rijnland.

Het onderhoud van overige oppervlaktewateren in stedelijke gebieden berust bij de kadastrale eigenaren.

Het onderhoud van overige oppervlaktewateren buiten stedelijk gebied berust:

  • in de boezem bij de kadastrale eigenaren.
  • in de polders in landelijk gebied bij de eigenaren van de aan deze oppervlaktewateren grenzende percelen (aangelanden) ieder voor de halve breedte en naar de lengte van zijn

Bij het onderhoud van overige oppervlaktewateren wordt onderscheid gemaakt tussen het gewoon onderhoud zoals het verwijderen van voorwerpen die aan- en afvoer van het water hinderen en buitengewoon onderhoud (baggeren).

Het onderhoud van de taluds van overige oppervlaktewateren berust bij de eigenaren van de aan de overige oppervlaktewateren grenzende percelen (aangelanden), ieder naar de lengte van zijn recht. Bij het onderhoud van taluds moet er zorg voor worden dragen voor een goede staat van de taluds door het behoorlijk in stand houden van de taluds, alsmede de daartoe behorende verdedigingswerken, voor zover dat nodig is om te voorkomen dat door inzakking de af- en/of aanvoer van water wordt gehinderd dan wel aangelegde onderhoudsstroken en/of afrasteringen door inzakking worden bedreigd. Deze zorg omvat ook het maaien, afsteken en ophalen van de taluds.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0027.jpg"

Afbeelding 4.11 watergangen plangebied

Waterkering

Op 1 februari 2017 heeft de Verenigde Vergadering van het hoogheemraadschap van Rijnland de Legger regionale keringen 2016 vastgesteld.

Op de Hoogewaard ligt de boezemkade langs de Oude Rijn en langs de Landlustweg de boezemkade van de Lagewaardse Rijn. Een boezemkade is een waterkering en wordt beschermd door de Keur van het Hoogheemraadschap.

Midden in het plangebied haaks op de Oude Rijn ligt lokaal overig boezemwater die wordt beschermd door een kering. Op grond van de Keur zijn werken (waaronder graven, bouwen) niet toegestaan in de kern en beschermingszones van de waterkering. De waterkering is doormiddel van een dubbelbestemming opgenomen in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0028.jpg"

Afbeelding 4.12 regionale waterkeringen

Afvalwatertransportleiding

In het plangebied ligt de afvalwatertransportleiding (Awtl) van het afvalwatertransportgemaal Koudekerk aan den Rijn naar de afvalwaterzuiveringsinrichting (Awzi) Alphen Kerk & Zanen. Op de plankaart is de genoemde leiding bestemd door middel van een dubbelbestemming. Deze strook heeft minimaal een breedte van de leiding plus 2,5 meter aan weerszijden van de leiding. Bij werkzaamheden binnen de voor de leiding bestemde grond dient contact opgenomen te worden met de beheerder van de leiding, in deze het hoogheemraadschap van Rijnland. Ter bescherming van de binnen het plangebied gelegen afvalwatertransportleiding zijn de volgende werken en werkzaamheden niet toegestaan op de voor de leiding bestemde grond, welke in de planregels zijn opgenomen:

  • het uitvoeren van ontgrondingen;
  • het aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen, zoals het aanleggen van wegen of paden;
  • het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • het verrichten van grondbewerkingen en graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk (tot normaal spit- en ploegwerk worden niet gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleg van drainageleidingen);
  • het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • het permanent opslaan van goederen;
  • de strook dient vrij te blijven van bebouwingen.

4.8.2 Toekomstige situatie watersysteem

De toekomstige situatie van het watersysteem en riolering wordt in deze paragraaf alleen op hoofdlijnen beschreven. De rede hiervoor is dat de ontwikkeling niet is vastgelegd in een concreet stedenbouwkundig plan. Het bestemmingsplan is daarom flexibel van opzet, waarbij afhankelijk van de vraag uit de markt nog keuzes kunnen worden gemaakt in de situering van de kavels, de ontsluiting en het groen en het water. Daarnaast wordt de uitbreiding van het bedrijventerrein en de daarbij behorende toename aan verhard terrein alleen mogelijk gemaakt via een wijzigingsbevoegdheid. Bij daadwerkelijk herstructurering en uitbreiding van het bedrijventerrein zullen de waterhuishoudkundige aspecten worden uitgewerkt en worden afgestemd met het Hoogheemraadschap en het vergunningstraject wordt doorlopen.

Daarnaast is de aanleg van de waterberging ook geborgd doormiddel van een voorwaardelijke verplichting. Gebouwen mogen niet eerder in gebruik worden genomen, dan nadat voldoende waterberging is gerealiseerd.

Watercompensatie

Op grond van het beleid van het waterschap moet 15% van de toename van de verharding binnen het plangebied ingericht worden met oppervlaktewater. Daarnaast moeten sloten die gedempt worden 100% worden gecompenseerd. Uitgangspunt hierbij is het water als functioneel water te ontwerpen. Hiermee wordt bedoeld dat vijvers of sloten op zodanige afstand van elkaar worden ontworpen dat er sprake is van een grondwaterhuishouding met voldoende drooglegging (0,90 meter) bij de wegen.

Om de wateropgave te kunnen bepalen is een eerste berekening gemaakt van de te dempen sloten en de toename van het verhard oppervlakte. Voor de toename van het oppervlak is een inschatting gemaakt omdat de exacte verkaveling nog niet bekend is.

De berekening is onderverdeeld in 2 fasen afgestemd op de realisering van het plan. Op deze manier kan de wateropgave in 2 fasen worden aangelegd.

Toename verharding in fase 1 is circa 4,3 hectare. Dit betekent circa 6.500 m2 te realiseren oppervlakte water. Daarnaast wordt er circa 1.600 m2 aan bestaande sloten gedempt. De totale wateropgave voor fase 1 is dan circa 8.100 m2. Toename verharding in fase 2 is circa 3,1 hectare. Dit betekent circa 4.600 m2 te realiseren oppervlakte water. Daarnaast wordt er circa 2.500 m2 aan bestaande sloten gedempt. De totale wateropgave voor fase 2 is dan circa 7.100 m2.

Voor het plangebied is nog geen concrete verkaveling opgesteld. De exacte situering van het oppervlaktewater wordt in de verdere uitwerking van de plannen bepaald. Rondom het plangebied, in de groenzone, komt in ieder geval een nieuwe watergang in combinatie met kleine vijvers. Voor het oppervlaktewater wat niet gerealiseerd kan worden op het bedrijventerrein zelf zal worden gecompenseerd aan de noordoostkant van het plangebied. Dit gebied wordt in het bestemmingsplan aangewezen als zoekgebied voor waterberging. Voor het agrarisch gebied gelegen tussen het bedrijventerrein en de Landlustweg is op de verbeelding de aanduiding zoekgebied voor waterberging opgenomen. De sloot rondom het plangebied is in de verbeelding aangeduid met groen en water. Deze groenzone is in het bestemmingsplan bestemd als Groen met mogelijkheden voor aanleg van water. In deze groenzone kan het water gecompenseerd worden naar aanleiding van het te herstructureren terrein grenzend aan de Hoogewaard.

Het nieuwe oppervlaktewater in het plangebied zal aansluiten op het waterpeil van de sloten in de polder (polderpeil). Compensatie voor dempingen en toename aan verharding zal vooraf aan de ontwikkeling moeten worden gecompenseerd.

Aanleg beheer en onderhoud

Uitgangspunt voor Hoogheemraadschap Rijnland is dat ontwerp en inrichting van het plangebied zodanig zijn dat beheer en onderhoud van watergangen en waterkering op een verantwoorde en efficiënte wijze mogelijk zijn.

Als onderhoud vanaf de kant niet mogelijk is dan moeten watergangen en kunstwerken zodanig gedimensioneerd zijn dat deze door Rijnland varend kunnen worden onderhouden (in beginsel watergangen 6 meter breed). Waterkeringen moeten kunnen worden opgehoogd zonder ingrijpende maatregelen in de omgeving.

Kunstwerken zoals inlaten en stuwen mogen het onderhoud niet belemmeren.

Riolering

Het hoogheemraadschap gaat ervan uit dat het hemelwater gescheiden wordt afgevoerd van het huishoudelijke afvalwater. Dit gescheiden rioolstelsel zorgt ervoor dat schoon hemelwater via een apart hemelwaterriool wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Het huishoudelijke afvalwater wordt via een vuilwaterriool en een rioolgemaal afgevoerd naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het hemelwater dat terechtkomt op de bebouwing en de openbare verharding, wordt beschouwd als schoon, wanneer geen uitlogende bouwmaterialen gebruikt worden. Door het gescheiden rioolstelsel ontstaat een versnelde afvoer van hemelwater naar het oppervlaktewater. Dit kan water op zowel boezemniveau als op polderniveau zijn. Daarom dient er voldoende berging c.q. wateroppervlak aanwezig te zijn.

Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Het Hoogheemraadschap geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen. Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Voorbeelden om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en (straat)kolken met extra zand- slibvang of zakputten. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmeringen op voor het planvoornemen. Doormiddel van het opnemen van de aanduiding ''zoekgebied waterberging'' op de verbeelding is geborgd dat er voldoende ruimte is voor waterberging. Voor het planvoornemen zal een waterhuishoudkundig plan en een rioleringsplan worden opgesteld. Deze plannen maken geen deel uit van het voorliggende bestemmingsplan. Bij de verdere uitwerking van de locatie wordt ook het waterschap betrokken.

4.9 Ecologie

Om het aspect flora en fauna nader te onderzoeken heeft adviesbureau Van der Goes en Groot in mei en juni 2017 een natuurtoets ter plaatse van het bedrijventerrein uitgevoerd. Het rapport toebehorende aan het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7.

Doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in het (mogelijke) voorkomen van beschermde soorten in het kader van de Wnb. Tevens wordt onderzocht of de plannen negatieve effecten op dergelijke soorten en/of op beschermde gebieden kunnen veroorzaken.

Sinds 2013 is de Programmatische Aanpak stikstof (PAS) van start gegaan. Om negatieve effecten te voorkomen is besloten om in de planregels van het bestemmingsplan geen toename van de stikstofemissie van bedrijven toe te staan. De bestaande emissie zit al opgenomen in de achtergronddepositie van de PAS.

4.9.1 Kader

Wet natuurbescherming (Wnb)

De Wet natuurbescherming (Wnb) is het nationale wettelijke kader waarin de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet zijn samengevoegd. In de Wnb is zowel de soortbescherming van wilde flora en fauna geregeld als de gebiedsbescherming die veelal voortkomt uit bepalingen van de Europese Habitatrichtlijn (HRL) en Vogelrichtlijn (VRL).

De provincies zijn, op enkele uitzonderingen na, het bevoegd gezag van de wet. De provincies organiseren de ontheffingsverlening en handhaving.

Zorgplicht

Een belangrijke bepaling van de Wnb is de zorgplicht die stelt dat geen ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied, een bijzonder nationaal natuurgebied of voor in het wild levende dieren en planten kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Soortbescherming

Onder de Wnb wordt een aantal soorten planten en dieren beschermd. Er zijn vier categorieën met beschermde soorten. Twee categorieën bevatten de soorten die respectievelijk zijn beschermd onder de HRL en soorten genoemd in de VRL.

Verbodsbepalingen

De Wnb bepaalt conform artikel 3.1, 3.5 & 3.10 dat de volgende zaken verboden zijn:

  • 1. Het is verboden opzettelijk van nature in Nederland in het wild levende dieren voorkomend in de Habitatrichtlijn, vogels genoemd in de Vogelrichtlijn en aangewezen ‘andere soorten’ opzettelijk te doden of te vangen.
  • 2. Het is verboden dieren voorkomend in de Habitatrichtlijn opzettelijk te verstoren.
  • 3. Het is verboden opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren van hierboven genoemde soorten te vernielen of te beschadigen of nesten of eieren van vogels weg te nemen.
  • 4. Het is verboden vogels als bedoeld in het eerste punt opzettelijk te verstoren als deze verstoring van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort.
  • 5. Het is verboden planten van soorten genoemd in de Habitatrichtlijn (bijlage IV, Bijlage 1 Verdrag van Bern) of als ‘andere soorten’ (Bijlage B bij de wet) in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.

Ontheffingsmogelijkheid

Ruimtelijke ontwikkeling en (her)inrichting zoals het slopen, renoveren of bouwen van woningen, het dempen van wateren of het aanleggen bedrijventerreinen, kan beschadiging of vernieling tot gevolg hebben van de voortplantings- en rustplaatsen van de in het gebied voorkomende (beschermde) soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin het project plaatsvindt. In bepaalde gevallen moet dan ontheffing voor de Wnb verkregen worden.

Gebiedsbescherming

De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000gebieden. In de Wnb (art. 1.12) wordt ook verordend dat (provinciale) gebieden aangewezen worden binnen het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Tevens wordt aangegeven dat provincies mogelijkheden hebben ook andere belangrijke gebieden aan te wijzen vanwege hun landschappelijke of natuurwaarden.

Natura 2000

Nederland en andere EUlanden hebben in overleg met de Europese commissie speciale beschermingszones aangewezen, de zogenaamde Natura 2000gebieden.

Externe werking

Belangrijk bij de bepalingen rond Natura 2000 gebieden is de externe werking. Dit betekent dat ook projecten buiten het Natura 2000-netwerk met mogelijk negatieve gevolgen binnen het netwerk, getoetst moeten worden aan doelen van betrokken gebied of gebieden. Een bijzondere vorm van externe werking is de (extra) uitstoot van stikstof door een project die kan neerslaan binnen Natura 2000gebieden en daar voor schade kan zorgen. Om de mate van stikstofvervuiling te volgen en te reguleren is de zogenaamde Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in werking getreden. Boven bepaalde drempelwaardes kan een project vanwege neergeslagen stikstof meldings- of vergunning plichtig zijn.

Overige gebiedsbescherming

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Ingrepen in gebieden die horen bij het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische hoofdstructuur, EHS) worden in principe niet toegestaan, tenzij bijvoorbeeld uitgesloten is dat de ingreep een negatief effect heeft op het netwerk of de ingreep een groot maatschappelijk belang dient. Getoetst wordt of een ingreep van invloed is op wezenlijke kenmerken en waarden, het NNN kent geen toetsing op externe werking.

Overige natuurwetgeving

Naast de behandelde wetgeving zijn soms andere gebied beschermende bepalingen van kracht. Dit kunnen regionale of provinciale plannen of visies zijn die gebieden of soorten (extra) beschermen.

Houtopstanden

Houtopstanden groter dan 10 are of bomenrijen bestaand uit meer dan 20 bomen, gelegen buiten de bebouwde kom, zijn beschermd. Men dient vergunning of ontheffing te verkrijgen indien dergelijke houtopstanden moeten worden gekapt of gerooid. In sommige gevallen is een herplantplicht aan de orde.

4.9.2 Onderzoek

Voor het onderzoek is het planvoornemen getoetst aan relevante natuurwetgeving.

4.9.3 Conclusie

Beschermde soorten Wnb

Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor beschermde soorten amfibieën, vogels, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen.

Gezien het aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over waarnemingen en populaties in de omgeving, zullen van de grondgebonden zoogdieren alleen ''vrijgestelde'' soorten aanwezig zijn. Voor deze aangetroffen of verwachte ''vrijgestelde'' soorten gelden geen verbodsbepalingen als werkzaamheden worden verricht in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, zoals het besproken plan. Een ontheffing is dan niet nodig.

In het plangebied kunnen niet jaarrond beschermde broedvogels voorkomen. Voor de verwachte aanwezige broedvogels dienen werkzaamheden waarbij nesten vernield of verstoord kunnen worden, buiten het broedseizoen plaats te vinden. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Het broedseizoen loopt ruwweg van half maart tot half juli.

In het plangebied kunnen jaarrond beschermde verblijfplaatsen van vogels voorkomen, namelijk die van (Ransuil, Huismus, in bomen broedende roofvogels. Als bomen met grote nesten of bomen in de omgeving daarvan worden gekapt of bebouwing wordt gesloopt of gerenoveerd, dient vervolgonderzoek uitgevoerd te worden naar deze soortgroep.

Voor het mogelijk incidentele terreingebruik van het plangebied door jaarrond beschermde vogels wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter leefgebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vogels kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.

In het onderzoeksgebied kan de Rugstreeppad voorkomen. Als werkzaamheden worden gepland waarbij voortplantingswater of landhabitat gedempt, vergraven of vernietigd wordt, is vervolgonderzoek naar deze soort noodzakelijk.

In het plangebied kunnen vleermuizen voorkomen. Bij kap van bomen, plaatsen van storende (extra) verlichting en bij ingrijpende werkzaamheden aan bebouwing waarbij verblijfplaatsen kunnen worden beschadigd of vernield of essentieel foerageergebied of essentiële vliegroutes kunnen verdwijnen, is vervolgonderzoek naar terreingebruik door vleermuizen noodzakelijk.

Als uit vervolgonderzoek blijkt dat beschermde soorten voorkomen en schade door plannen niet uitgesloten is, dient ontheffing te worden aangevraagd voor de Wnb. In een ''activiteitenplan'' dienen het belang van het plan, de alternatieven ervoor en adequate mitigerende en/of compenserende maatregelen beschreven te worden.

Overige natuurwetgeving

Er kunnen geen negatieve gevolgen van het plan optreden voor gebieden begrensd binnen het Natura 2000, het NNN en voor gebieden aangewezen als weidevogelleefgebied. Om negatieve effecten op Natura 2000 te voorkomen verbiedt dit bestemmingsplan activiteiten die leiden tot toename van stikstofdepositie. De werking van deze regels staat beschreven in Hoofdstuk 5. Daarmee voldoet het plan aan de Wet natuurbescherming. De bestaande emissie van het bedrijventerrein zit al opgenomen in de achtergronddepositie van de PAS.

Als er buiten de op grond van de boswet bepaalde bebouwde kom gelegen beplantingen (groenstroken) worden gekapt, groter dan 1000m2, is een ontheffing nodig voor de bescherming van bijzondere houtopstanden.

Vergunningen en ontheffingen

Vanwege de aard en de locatie van de plannen wordt verwacht dat eventueel benodigde ontheffingen en vergunningen verkregen kunnen worden en geen belemmering zullen zijn bij de uitvoering van het plan.

In de natuurtoets staat beschreven dat ontheffing kan worden verkregen voor mogelijk aanwezige soorten:

  • Er zijn ruime mogelijkheden tot het treffen van mitigatie en compensatie.
  • Mogelijk negatieve effecten zijn tijdelijk
  • Door de lange looptijd van uitvoering zijn werkzaamheden te faseren.

Hierdoor leveren flora en fauna geen belemmering op voor de uitvoering van het plan


Zorgplicht

Voor alle in het wild levende soorten en hun leefomgeving geldt de zorgplicht (zie Bijlage 1 bij het onderzoek). Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende algemene en praktische richtlijnen hanteren:

Alle aanwezige bebouwing, vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten;

Bij ecologisch gevoelige werkzaamheden kan zodanig worden gewerkt dat richting te behouden leefgebied van aanwezig fauna wordt gewerkt en dieren niet ingesloten raken en (meer) kans hebben te vluchten.

Om schade aan vissen en amfibieën te beperken moeten de werkzaamheden aan wateren en oevers zoveel mogelijk worden uitgevoerd in de periode augustus tot en met oktober in verband met de perioden van voortplanting en overwintering.

Uit de te dempen wateren moeten amfibieën (alle stadia) of vissen verdreven worden door van ''dicht'' naar ''open'' te werken en geen dieren in te sluiten. Als dit niet mogelijk is moeten de dieren weggevangen worden door de wateren af te dammen en het waterniveau te verlagen. Deze dieren kunnen vervolgens worden overgebracht naar een geschikt water in de nabije omgeving. Het dempen van wateren zonder het adequaat verdrijven of wegvangen van vissen en amfibieën, is een overtreding van de Wet natuurbescherming.

4.10 Archeologie en cultuurhistorie

4.10.1 Kader

Alphen aan den Rijn heeft een rijk bodemarchief. In de afgelopen decennia is bij archeologisch onderzoek vastgesteld dat de resten die in de bodem verborgen liggen tot de belangrijkste bronnen van kennis over de bewoningsgeschiedenis van de regio behoren. De doelstelling van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is om de archeologische bronnen zo verantwoord mogelijk te beschermen. Dit betekent dat bij toekomstige ontwikkelingen verstoring van de diepere ondergrond uit archeologisch oogpunt zoveel mogelijk dient te worden vermeden. Waar dit niet mogelijk is, zal in de gebieden waar waardevolle, informatieve archeologische resten verloren dreigen te gaan, voorafgaand aan de geplande bodemingreep verantwoord onderzoek dienen plaats te vinden. Om deze doelstelling te kunnen realiseren is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde - archeologie met regels opgenomen. Deze regels zijn gebaseerd op een aantal archeologische onderzoeken in het plangebied waarbij de omvang en kwaliteit van het archeologisch bodemarchief is bepaald.

Rijksbeleid

In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1998 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) geïmplementeerd. De Wamz is een wijzigingswet en omvat een wijziging van de Monumentenwet 1988, de Wet Milieubeheer, de Ontgrondingenwet en de Woningwet, op grond waarvan overheden onder andere bij bodem ingrepen verplicht rekening moeten houden met het behoud van archeologische waarden. Met ingang van juli 2016 (Erfgoedwet) is het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed geregeld door één integrale Erfgoedwet. De omgang met archeologie in de fysieke leefomgeving zal in de nieuwe Omgevingswet worden geregeld. De Erfgoedwet legt de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het archeologische erfgoed bij de gemeente. De taken in het kader van de Erfgoedwet behelzen o.a. het meewegen van archeologie in de besluiten op het gebied van de Ruimtelijke Ordening (zoals omgevingsvergunning) en de koppeling tussen bestemmingsplannen en archeologische waarden en verwachtingen.

De Erfgoedwet verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met in de bodem aanwezige of te verwachten archeologische waarden. De feitelijke bescherming daarvan krijgt gestalte door het opnemen van voorschriften in het bestemmingsplan ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning voor bodemverstorende activiteiten in die gebieden die als archeologisch waardevol zijn aangemerkt. Deze voorschriften kunnen betrekking hebben op archeologisch vooronderzoek dat de aanvrager van de vergunning moet laten uitvoeren. Aan de vergunning zelf kunnen aanvullende voorwaarden worden verbonden, met als uiterste maatregel de verplichting tot planaanpassing of het laten verrichten van een opgraving.

Provinciaal beleid

Het beleid van de Provincie Zuid-Holland richt zich, conform het rijksbeleid op het behouden van archeologische waarden op de plaats waar de waarden zijn aangetroffen. De aandachtsgebieden op het gebied van archeologie zijn opgenomen in de Verordening Ruimte, die is vastgesteld in 2014. Hierin zijn verschillende zones aangemerkt als provinciaal belang. De Romeinse Limes is er hier één van (kaart 12 van de Verordening Ruimte).

Het gehele bestemmingsplangebied valt binnen de Limeszone. Voor de Limeszone geldt dat archeologisch onderzoek nodig is bij het uitvoeren van werken of werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 100 m² en waarbij de grond dieper wordt geroerd dan 30 centimeter onder het maaiveld. Gemeenten hebben de mogelijkheid beredeneerd af te wijken van deze criteria.


Gemeentelijk beleid

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2014 de archeologische verwachtingen- en beleidskaart laten opstellen. De kaarten en het daarmee samenhangende beleid zijn nog niet vastgesteld. Maar het planvoornemen wordt wel getoetst op basis van deze kaarten.

Aan de hand van de verwachtingen- en beleidskaart is per gebied bepaald of en wanneer archeologisch (voor)onderzoek verplicht is. Wanneer een archeologisch onderzoek niet verplicht is, zijn er geen belemmeringen van archeologische aard voor de voorgenomen ontwikkelingen. Wanneer een archeologisch onderzoek verplicht is, dienen verschillende stappen van onderzoek en besluitvorming gevolgd te worden. Deze stappen worden beschreven in de cyclus van de Archeologische Monumentenzorg.

4.10.2 Archeologische verwachtingsgebieden

De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in 2014 de archeologische verwachtingen- en beleidskaart laten opstellen. De kaarten en het daarmee samenhangende beleid zijn nog niet vastgesteld. Maar het planvoornemen is wel getoetst op basis van deze kaarten. Uit de archeologische verwachtingskaart valt te maken dat ter plaatse van het plangebied een hoge archeologische verwachting geldt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0484.13BPKRHoogewaard-VA01_0029.jpg" Afbeelding 4.13 archeologische waardenkaart gemeente

4.10.3 Conclusie

De archeologische situatie is globaal in beeld gebracht. Het bestemmingsplan bevat een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' die het verwachte archeologisch erfgoed beschermt, zowel op het bestaande bedrijventerrein als in gebieden die nu nog een agrarische bestemming hebben. Dit betekent niet dat er niets kan, het betekent dat voor ingrepen in de bodem eerst een Omgevingsvergunning moet worden aangevraagd, eventueel onderbouwd met archeologisch onderzoek.

4.11 Duurzaamheid

Gemeentelijk beleid

In subparagraaf 3.4.5 is het duurzaamheidsbeleid van de gemeente opgenomen. Uit dit beleid blijkt dat voor Hoogewaard het gebiedstype ´bedrijven´ van toepassing is. Bij dit gebiedstype 'Bedrijven' horen milieuambities. In Bijlage 8 zijn deze ambities opgenomen. Per gebiedstype en per milieuaspect zijn drie ambitieniveaus beschreven, die gaan van het minimum niveau tot de maximaal haalbare kwaliteit:

  • 1. Basiskwaliteit

Dit is het laagste, vaak wettelijk verplichte, minimum kwaliteitsniveau waar altijd tenminste aan moet worden voldaan.

  • 2. Kwaliteit Alphen.

Dit is het kwaliteitsniveau dat voor Alphen aan den Rijn als passend voor het betreffende gebiedstype wordt beschouwd. Het gaat hierbij om een (wezenlijk) hoger kwaliteitsniveau dan het wettelijke minimum.

  • 3. Optimale kwaliteit Alphen.

Dit is het kwaliteitsniveau dat in principe als maximaal haalbaar voor het betreffende gebiedstype wordt beschouwd.

Duurzaam ruimtegebruik

Hoogewaard wordt geherstructureerd en als bedrijventerrein behouden om te voorkomen dat steeds nieuwe bedrijventerrein worden aangelegd. Dat is onderdeel van het beleid voor duurzaam ruimtegebruik, dat is vastgesteld in de structuurvisies van het Rijk, de provincie en van de gemeente (zie hoofdstuk 3, beleidskader). De belangrijkste keuzes voor de herstructurering komen voort uit deze doelstelling.

Duurzame inrichting en gebruik

Bij de inrichting van het gebied zelf wordt het beleidskader duurzame stedenbouw toegepast. In de 'Visie Hoogewaard' heeft de raad in 2012 gekozen om in te zetten op de volgende thema's:

  • Bereikbaarheid en ontsluiting (profit/planet)
  • Optimaliseren functionaliteit (profit)
  • Ruimtelijke kwaliteit gebied + overgang naar omgeving (people, profit (vanwege imago))
  • Toekomstbestendigheid (profit)
  • Efficiënt ruimtegebruik (planet)

Om de duurzaamheid voor een bedrijventerrein te meten is in 2015 een Duurzaamheidsprofiel van Locatie (DPL) gemaakt. Het bedrijventerrein Hoogewaard is aan 18 duurzaamheidsthema's getoetst op basis van het people, planet, profit principe. Uit de DPL blijkt dat het bedrijventerrein gemiddeld een 5,4 scoort (people een 4,9, planet een 5,2 en profit een 6).

Uit de toets blijkt dat er nog veel te halen valt met betrekking tot verduurzaming van het terrein. Kansen voor het terrein zijn onder andere gericht op afval, meer water en groen op het terrein en bijvoorbeeld meer voorzieningen. Samen met de ondernemers start de gemeente in 2017 aan de verdere verduurzaming van dit terrein, waarbij het belangrijk is om niet alleen naar gebouw gebonden maatregelen te kijken, maar ook naar het hele gebied.

Duurzame energie

Vanuit het Duurzaamheidsprogramma van A naar D: Alphen op weg naar Duurzaamheid zijn een aantal ambities geformuleerd waarbij de samenleving is betrokken;

  • In de periode 2014-2020 wordt 12.000 ton CO2 bespaard door binnen de gemeentegrenzen uitgevoerde projecten.
  • In 2020 bestaat het energieverbruik voor minimaal 14% uit duurzaam opgewekte energie;
  • In 2050 is de gemeente energieneutraal én CO2-neutraal.

De herstructurering van bedrijventerrein Hoogewaard kan bijdragen aan het halen van deze doelstellingen, bijvoorbeeld door duurzame maatregelen toe te staan. De gemeente wil de vastgoedeigenaren stimuleren om het vastgoed te verduurzamen. De gemeente zet in op een duurzame energiemix. Dit kan goed worden uitgevoerd op bedrijventerreinen, bijvoorbeeld door het mogelijk maken van het plaatsen van de kleinere windturbines op daken van bedrijven of het aanbrengen van PV panelen op daken.


Hieronder staat welke resultaten zijn behaald op het gebied van duurzame inrichting:

Thema   Resultaat  
Thema's visie Hoogewaard  
Bereikbaarheid en ontsluiting   Aanleg ontsluitingsweg  
Optimaliseren functionaliteit   Door de ontsluitingsweg kunnen kavels efficiënter en intensiever gebruikt worden.
De uitgekiende toedeling van milieucategorieën en geluidruimte betekent dat het terrein zo veel mogelijk gebruikt kan blijven worden voor zware bedrijvigheid.  
Ruimtelijke kwaliteit gebied + overgang naar omgeving   De aanleg van een groene rand betekent dat het terrein minder zichtbaar is vanuit de omgeving. Ook worden bouwhoogtes aan de rand beperkt  
Toekomstbestendigheid   Door de verbeterde ontsluiting en verbeterde functionaliteit kan het terrein weer jaren mee.  
Efficiënt ruimtegebruik   De toegestane bebouwingsdichtheid wordt verhoogd van hooguit 50% naar 70%. Hierdoor kunnen meer compacte vormen van bedrijvigheid ontstaan en kan meer bedrijvigheid inpandig plaatsvinden waardoor de hinder afneemt. Ook wordt dubbel ruimtegebruik mogelijk, zoals parkeren op daken.  
Overige thema's  
Participatie   De grote betrokkenheid van bedrijven en omwonenden via een klankbordgroep draagt bij aan de duurzaamheid van Hoogewaard. Hun belangen worden op die manier zo goed mogelijk meegenomen waardoor draagvlak ontstaat.  
Energie   Het bestemmingsplan maakt het mogelijk om kleine windturbines op daken van gebouwen te plaatsen.  
Groen   De groene rand van het terrein heeft waarde voor de biodiversiteit. De rand krijgt geen recreatieve functie, waardoor weinig verstoring plaatsvindt (anders dan door bedrijvigheid).  

Tabel 4.5 behaalde resultaten duurzame inrichting

Hoofdstuk 5 Juridische aspecten

5.1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) en Wijze van meten (artikel 2)

De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

5.2 Planregels

Artikel 3 Agrarisch

Deze bestemming is van toepassing op het weiland en de kassen ten noorden en oosten van het bedrijventerrein. Binnen deze bestemming zijn de regels uit het vigerende bestemmingsplan geactualiseerd, de planologisch toegestane activiteiten zijn gecontinueerd. In dit artikel is tevens wijzigingsbevoegdheid 1 t/m 3 opgenomen. Het agrarisch gebied kan worden gewijzigd naar de bestemming Bedrijventerrein en/of Verkeer. Ter plaatse van wijzigingsgebied 1 kunnen de bedrijfsgebouwen een maximale bouwhoogte van 12 meter krijgen. Ter plaatse van wijzigingsgebied 2 kunnen de bedrijfsgebouwen een maximale bouwhoogte van 20 meter krijgen. Ter plaatse van wijzigingsgebied 3 kan het agrarisch gebied worden gewijzigd naar Groen en Water voor de landschappelijke inpassing en de watercompensatie van het bedrijventerrein. In de wijzigingsbevoegdheid zijn o.a. voorwaarden opgenomen op het gebied van ontsluiting, watercompensatie en kaveldiepte en geluidsruimte.

Artikel 4 Bedrijf

Deze bestemming is van toepassing op de bedrijfspercelen rondom het bedrijventerrein Hoogewaard. Het bedrijf aan de Hoogewaard en de Landlustweg zijn bestemd voor diverse soorten bedrijfsactiviteiten met een maximaal categorie 3.1 uit de Staat van bedrijfsactiviteiten. Deze lijst maakt onderdeel uit van de planregels.

Artikel 5 Bedrijventerrein

Deze bestemming is van toepassing op het bedrijventerrein Hoogewaard. De gronden zijn bestemd voor bedrijven, groen, water, verkeer, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. Op het bedrijventerrein zijn de milieucategorieën 3.2, 4.1 en 4.2 toegestaan. Deze milieucategorie is bepaald door middel van een inwaartse zonering. Één bedrijf met een hogere milieucategorie, een betonwarenfabriek, heeft een maatbestemming gekregen. Het aspect geluid is geregeld via een geluidzone-geluidsruimte. De geluidsruimte varieert tussen de 55 dB(A) tot en met 65 dB(A) per m2. Op het bedrijventerrein zijn daarnaast geluidhinderlijke bedrijven alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding. Het terrein van WAKO en het noordelijk terrein van Spanbeton zijn gebouwen niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein uitgesloten – gebouwen’, met uitzondering van de bestaande gebouwen. Hiermee wordt de bestaande bebouwing gelegaliseerd en wordt het uitbreiden van de bedrijfsgebouwen mogelijk gemaakt met een afwijking van de bouwregels

  • Afwijken gebruiksregels:

Een toename van de stikstofemissie door vestiging of wijziging van bedrijven is niet bij recht toegestaan. B&W kan een afwijking toestaan van deze regel, mits een ander bedrijf de emissie minimaal evenveel vermindert (of stopt), zodat beide bedrijven samen per saldo evenveel stikstofemissie hebben. Dit moet worden aangetoond in een berekening die bij de aanvraag zit. De berekening moet worden uitgevoerd op de wijze zoals op dat moment voorgeschreven in de Wet natuurbescherming of daaropvolgende wet.”

B&W kan ook een afwijking toestaan van deze regel, wanneer is aangetoond dat de extra emissie geen significant effect heeft op Natura 2000 gebieden. Hiermee wordt bedoeld een significant effect zoals bedoeld in de Wet natuurbescherming.”

Als de toename van stilstofemissie wel significante effecten heeft, dan kan de vestiging of wijziging van het nieuwe bedrijf alleen door middel van een aparte procedure (bestemmingsplan/omgevingsvergunning) mogelijk worden gemaakt. In de ruimtelijke onderbouwing van dat nieuwe plan moet dan verder ingegaan worden op de gevolgen van de toegenomen stikstofdepositie.

Artikel 6 Groen

Voor de groene buffer rondom het bedrijventerrein is de bestemming ‘Groen’ opgenomen. Op deze gronden zijn naast gazons, paden, water, waterretentie, opgaande beplanting speelvoorzieningen ook geluidwerende voorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.

Artikel 7 Recreatie Dagrecreatie Volkstuin

Het volkstuinencomplex aan de Landlustweg is bestemd als Recreatie - Dagrecreatie Volkstuin. De gronden zijn bestemd voor dagrecreatie, volkstuinen, paden en wegen en bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

Artikel 8 Verkeer

De bestemming ‘Verkeer’ is toegekend aan de hoofdontsluiting Hoogewaard van het bedrijventerrein en voor het eerste deel van de nieuwe ontsluitingsweg naar het bedrijventerrein.

Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting uitgesloten' is geen nieuwe aansluiting voor het bedrijventerrein toegestaan. Op deze manier wordt voldoende afstand gehouden ten opzichte van de bestaande woningen.

Artikel 9 Water

Aan de wetering en de hoofdwatergang in het plangebied is de bestemming ‘Water’ toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Bijbehorende bermen, kades en taluds zijn tevens toegestaan. Wanneer voor de toekomstige uitbreiding en herstructurering van het bedrijventerrein het dempen en verleggen van de hoofdwatergang noodzakelijk wordt geacht, kan het bevoegd gezag het plan wijzigen door de in het plan opgenomen bestemming Water te wijzigen in de bestemming Bedrijventerrein en of Verkeer ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone-wijzigingsgebied-4" indien akkoord is bevonden door het Hoogheemraadschap van Rijnland.

Artikel 10 Water - Waterweg

Aan de Oude Rijn is de bestemming ‘Water - Waterweg’ toegekend. Deze gronden zijn bestemd voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen en de scheepvaart.

Artikel 11 Wonen

De bestaande woningen aan Hoogewaard en Landlustweg zijn voorzien van de bestemming ‘Wonen’. Het huidige aantal woningen is vastgelegd (één per bouwvlak). De bouwhoogte is afgestemd op de huidige situatie. Voor bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en bijgebouwen) is een regeling getroffen die aansluit op wat vergunningsvrij mag worden gebouwd. Voor het bouwen voor de voorgevel (erkers) is een aparte regeling getroffen. Naast het wonen is binnen de bestemming een aan-huis-gebonden beroep of bedrijf toegestaan. De invulling hiervan is gebonden aan regels. Zo mag het totale oppervlak voor beroeps- of bedrijfsuitoefening niet meer bedragen dan 40 m².

Artikel 12 Leiding – Gas

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en)tevens bestemd voor een aardgastransportleiding van Gasunie en Liander. De beschermingszone van de leidingen bedragen respectievelijk 4 meter en 2 meter. Binnen deze zone mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m.

Artikel 13 Leiding – Riool

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) tevens bestemd voor een afvalwatertransportleiding van het Hoogheemraadschap van Rijnland. De beschermingszone van de leidingen bedraagt 2,5 meter aan weerszijden van de leiding.

Artikel 14 Waarde Archeologie 2

Deze bestemming is bedoeld om de archeologische belangen in het plangebied te beschermen. Het gaat hier om een zogenaamde ‘dubbelbestemming’, die voorrang heeft op de normale bestemmingen. In deze bestemming is bepaald dat het uitvoeren van grondwerkzaamheden die zijn opgesomd alleen mogelijk is indien er een vergunning is verleend. De ondergrens waarbij géén vergunning nodig is conform het gemeentelijk beleid voor gebieden met een hoge archeologische waarde of een hoge archeologische verwachting gezet op 100 m2. Als er dus werkzaamheden worden uitgevoerd met een kleiner grondoppervlak is geen vergunning nodig.

Ook als er sprake is van normaal onderhoud, is geen vergunning nodig. Voorwaarde voor het verkrijgen van de vergunning is in de eerste plaats het laten uitvoeren van een archeologisch onderzoek. Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek kan de gemeente verschillende eisen stellen om eventuele archeologische resten veilig te stellen. Denk daarbij aan het ‘in situ’ bewaren (in de grond laten zitten, maar wel karteren) of het opgraven.

Het is mogelijk dat er niets wordt aangetroffen. In een dergelijk geval kan soms de conclusie worden getrokken dat het onderzochte gebied géén archeologische waarde heeft. Het is ook mogelijk dat blijkt dat de archeologische verwachtingswaarde verder reikt dan de bestemming.

Om te voorkomen dat de bestemming uit de pas gaat lopen met de daadwerkelijk aangetroffen situatie is er daarom voor gekozen om een wijzigingsbevoegdheid in deze bestemmingen op te nemen. Daarmee kunnen de bestemmingen (deels) worden geschrapt, uitgebreid, of verlegd.

Artikel 15 Waterstaat – Waterkering

Ter bescherming en veiligstelling van de waterkering langs de Oude Rijn is de bestemming ‘Waterstaat - Waterkering’ opgenomen. Binnen dit gebied kan slechts worden gebouwd, indien duidelijk is dat er geen (onevenredig) nadelige gevolgen zijn voor de waterkering. Hetzelfde geldt voor de uitvoering van werken en werkzaamheden, zoals het afgraven van grond of het aanbrengen van diepwortelende beplanting.

5.3 Algemene regels

Artikel 16 Antidubbeltelregel

De regel is om te voorkomen dat mocht in het bestemmingsplan zijn bepaald, dat bij een gebouw een open terrein verplicht is, dat terrein nog eens meetelt bij de beoordeling van een aanvraag van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke verplichting wordt gesteld.

Artikel 17 Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen:

In deze regel is bepaald dat kleine overschrijdingen van ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing worden gelaten.

Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties:

In deze regel is bepaald dat dakopbouwen zijn toegestaan tot een hoogte van 3,5 meter en een oppervlakte van maximaal 40% van het dak.

Ondergronds bouwen:

Dit lid bevat regels voor ondergronds bouwen. In principe is onderkeldering van gebouwen toegestaan, mits niet dieper dan 3,5 meter onder de grond wordt gebouwd.

Artikel 18 Algemene gebruiksregels

Voor een expliciete handhavingsgrond is in dit artikel een aantal vormen van verboden gebruik opgesomd, zoals gebruik als stortplaats voor afval of het gebruik als seksinrichting.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

Deze bevoegdheid geeft afwijkingsmogelijkheden die voor alle bestemmingen gelden. Het gaat hier bijvoorbeeld om het oprichten van nutsvoorzieningen, het overschrijden van in de planregels voorgeschreven maatvoeringen en ondergeschikte afwijkingen ten gevolge van meetveranderingen.

Artikel 20 Algemene aanduidingsregels

Vanwege het gezoneerde industrieterrein Oude Rijn moet in de omgeving hiervan rekening gehouden worden met industrielawaai. De geluidzone is rondom het bedrijventerrein opgenomen. Hiertoe is de gebiedsaanduiding 'geluidzone – industrie' opgenomen in het bestemmingsplan. De hieraan gekoppelde bouwregels geeft aan dat het bouwen van geluidgevoelige gebouwen (zoals woningen en scholen) niet toegestaan is, indien de berekende geluidbelasting hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

Het bedrijventerrein zelf heeft de gebiedsaanduiding 'geluidzone-gezoneerd bedrijventerrein' met de verschillende geluidsruimte per m2.

In dit artikel is tevens het zoekgebied voor waterberging geregeld. Waterberging wat niet op het bedrijventerrein zelf kan worden opgelost kan door middel van deze aanduiding op de naastgelegen agrarische gronden worden gerealiseerd.

In dit artikel is ook geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding - gas' de gronden mede aangewezen voor het tegengaan van vestiging van regelmatig en langdurig verblijf van beperkt zelfredzame personen.

Om de zichtlijnen van de scheepvaart op de Oude Rijn niet te belemmeren is langs de waterweg Oude Rijn een vrijwaringszone-vaarweg opgenomen.

Artikel 21 Algemene wijzigingsregels

Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

5.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 22 Overgangsrecht bouwwerken

Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Overgangsrecht gebruik

Dit artikel gaat in het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Artikel 23 Slotregel

Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam van het bestemmingsplan, zoals in de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is vastgelegd dat inzicht gegeven moet worden over de uitvoerbaarheid van het plan. De ontwikkelingen die concreet mogelijk gemaakt worden binnen het bestemmingsplan moeten (economisch) uitvoerbaar zijn en gerealiseerd kunnen worden.

Het bestaande bedrijventerrein wordt in dit bestemmingplan conserverend bestemd. Daarnaast wordt een uitbreiding en de aanleg van de ontsluitingsweg worden mogelijk gemaakt door middel van een wijzigingsbevoegdheid.

Het grondeigendom binnen het bestemmingsplan Hoogewaard is verdeeld over een aantal zittende ondernemers (bestaand en te herstructureren gebied), welke zich hebben verenigd in de Stichting Hoogewaard Bedrijvig (SHB), particulieren (uitleg) en de gemeente zelf (te herstructureren gebied en uitleg).

Met het bestemmingsplan Hoogewaard (incl. toekomstige wijziging) wordt uitvoering gegeven aan één van de ambities uit de Transformatievisie Oude Rijnzone. Met inzet van een subsidie van de provincie Zuid-Holland van 4,7 miljoen euro ten behoeve van aanleg van een nieuwe ontsluitingsweg op het bedrijventerrein blijkt uit een eerste financiële haalbaarheidsanalyse dat het bestemmingsplan inclusief de voorgenomen wijzigingen economisch uitvoerbaar is.

De gemeente Alphen aan den Rijn voert in het project Herstructurering Bedrijventerrein Hoogewaard overwegend een faciliterend grondbeleid. De locatie Agrifirm is wel eigendom van de gemeente maar dat wordt uitgegeven.

De gemeente voert alleen de onderdelen van het plan die verband houden met de aanleg van (openbare) voorzieningen, waarvoor de gemeente vanuit haar publiekrechtelijke rol verantwoordelijk is. Primair gaat dit dan om de aanleg van de ontsluitingsweg. Dit zijn de directe kosten voor de verwerving en aanleg van de nieuwe ontsluiting, welke de basis vormt voor de herstructurering van het terrein, alsmede de kosten voor de aanleg van de groenvoorzieningen en waterberging.

Voor wat betreft de herverkaveling van het bestaande terrein is uitgangspunt dat dit door de huidige grondeigenaren onderling wordt opgepakt. De uitleg komt enkel tot stand op basis van initiatieven uit de markt. De gemeente speelt geen rol in de verwerving en uitgifte van dit deel (behoudens verwerving van enkele perceelsgedeelten die onlosmakelijk zijn verbonden aan de verwerving van de grond voor de nieuwe ontsluiting), maar beperkt zich tot het (publiekrechtelijk) vaststellen van de ruimtelijke en financiële kaders.

Over de exacte rolverdeling, taken en verantwoordelijkheden tussen de gemeente en het bedrijfsleven zullen afspraken worden gemaakt met het bedrijfsleven, welke zullen worden vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Ook zal in kaart worden gebracht welk deel van de kosten kan worden toegerekend aan de nieuwe uitleg. Uitgangspunt is dat de gemeente hierbij handelt binnen de kaders van de subsidie.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Inleiding

Het gemeentebestuur streeft naar draagvlak bij belanghebbenden en maatschappelijke organisaties voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Daarom hecht het gemeentebestuur veel belang aan de dialoog over dit bestemmingsplan. Dit hoofdstuk over de 'maatschappelijke uitvoerbaarheid' gaat nader in op de maatschappelijke dialoog die in het kader van het bestemmingsplan zal plaatsvinden.

7.2 Vooroverleg

De gemeente Alphen aan den Rijn streeft naar draagvlak voor het bestemmingsplan bij de maatschappelijke organisaties (vooroverlegpartners) die fysieke of beleidsmatige belangen hebben in het plangebied. Het voorontwerpbestemmingsplan uit 2014 is daarom, in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro, naar de onderstaande vooroverlegpartners van de gemeente Alphen aan den Rijn verstuurd.

Nummer   Instanties   Plaats  
1   Provincie Zuid-Holland   Den Haag  
2   Hoogheemraadschap van Rijnland   Leiden  
3   Gemeente Alphen aan den Rijn
Voormalige gemeente Rijnwoude  
Alphen aan den Rijn  
4   Gemeente Kaag en Braassem   Roelofarendsveen  
5   Kamer van Koophandel   Den Haag  
6   Gas Unie   Waddinxveen  
7   Rijksdienst van Cultureel Erfgoed   Amersfoort  
8   Regionale Brandweer Hollands Midden   Leiden  
9   VWS Pipeline Control BV   Sliedrecht  
10   Oasen NV   Gouda  
11   Eneco Netbeheer   Rotterdam  

Tabel 7.1 vooroverlegpartners

De instanties 1, 2, 6 en 8 hebben destijds gereageerd. De instantie onder 1 heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen. In verband met de fusie per 1 januari 2014 van de gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude is de reactie onder 3. niet verder inhoudelijk behandeld, omdat in de nieuwe organisatie hierover afstemmingsoverleg heeft plaatsgevonden. De overige vooroverlegreacties naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan zijn samengevat en beantwoord in de nota van beantwoording. De instanties onder 4, 5, 7, 9, 10 en 11 hebben niet gereageerd. In Bijlage 9 is de Nota inspraak en vooroverleg opgenomen.

7.3 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 7 november 2013 tot en met woensdag 18 december 2013 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Op 11 november 2013 is er een inloopbijeenkomst georganiseerd in “De Ridderhof”, Arie Hogenespad 1, Koudekerk aan den Rijn. Het voorontwerpbestemmingsplan -met overige relevante stukken- is gedurende deze periode in PDF-format digitaal raadpleegbaar geweest op de gemeentelijke website en www.ruimtelijkeplannen.nl. Een ieder is daarbij in de gelegenheid gesteld om naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan - mondeling of schriftelijk - een inspraakreactie in te dienen. Gedurende de termijn van terinzagelegging van het voorontwerpbestemmingsplan zijn 5 inspraakreacties ontvangen. De reacties zijn schriftelijk ingediend. In de nota zijn deze reacties naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan samengevat en beantwoord. In Bijlage 9 is de Nota inspraak en vooroverleg opgenomen.

7.4 Ontwerp bestemmingsplan

De verdere bestemmingsplanprocedure is na de ter inzage legging van het voorontwerp in 2013 aangehouden. Dit in afwachting van afspraken met de provincie over het verstrekken van een subsidie voor aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg en vervolgoverleggen met grondeigenaren over transformatie van gronden naar bedrijfsdoeleinden

7.5 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 2 november tot en met 13 december 2017 ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan zijn tien schriftelijke zienswijzen ontvangen. De zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan. In Bijlage 10 is de nota zienswijzen opgenomen.