Plan: | Pauwenven |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3855BP-0301 |
De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt, in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De ligging van het plangebied wordt eerst aangegeven. Vervolgens wordt de huidige situatie beschreven om af te sluiten met de voorgaande geldende bestemmingsplannen.
In Hoofdstuk 2 Wat maken we mogelijk met dit plan? wordt eerst de aanleiding voor het nieuwe plan omschreven. Daarna worden de uitgangspunten beschreven met aansluitend de ontwikkelingen. Deze paragraaf is afhankelijk qua invulling van het soort plan; ontwikkeling of actualisatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een uiteenzetting van het voortraject, mits hiervan sprake is geweest.
Hoofdstuk 3 Verantwoording krijgt een belangrijke rol in de toelichting. Hierin wordt het gehele plan samengevat en tevens zal er een verantwoording voor de gemaakte keuzes worden afgelegd. Dit hoofdstuk moet een zeer goed beeld geven van wat het plan inhoudt en wat het mogelijk maakt en waarom hiervoor gekozen is.
In Hoofdstuk 4 Procedure en communicatie wordt eerst het traject doorlopen hoe de communicatie met burgers eruitzag. De tweede paragraaf gaat in op de vooroverleggen met overheden en diensten. Alle inspraak, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen komen in de derde paragraaf aan bod.
In Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving bevat de juridische toelichting op de bestemmingsregeling. Daarbij wordt er eerst in algemene zin ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling. Vervolgens wordt er planspecifiek naar de bestemmingsplanregeling gekeken. Daarna worden de artikelen specifiek toegelicht.
Hoofdstuk 6 Planonderbouwing wordt uitvoerig verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken die, binnen de relevante beleidsthema's, zijn uitgevoerd. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre het bestemmingsplan haalbaar en uitvoerbaar is en wat de overwegingen zijn voor de gemaakte keuzen in dit bestemmingsplan.
In de Bijlagen staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Vervolgens volgt er per beleidsstuk een korte conclusie waarin de link tussen het plan en het beleidsstuk wordt beoordeeld. Daarnaast komen ook in de bijlage de volledige inspraak- en zienswijzenprocedures terug en de ambtshalve wijzigingen.
De locatie Pauwenven is gelegen in de wijk Poelenburg en maakt deel uit van de Vennenbuurt. De ruimtelijke structuur van de Vennenbuurt bestaat uit rechthoekige velden/stroken die het oorspronkelijke slagenlandschap volgen. Deze velden worden geflankeerd met straten die De Weer en de Ds. M.L. Kingweg verbinden. Het plangebied is gelegen tussen de wegen Schaarsven, Pauwenven, de Weer en de Ds. M.L. Kingweg.
Figuur 1.1 Projectlocatie afgebeeld
Figuur 1.2 Plangebied in één van de velden tussen de Vennen.
De projectlocatie wordt begrensd door de Pauwenven in het zuiden en de Schaarsven in het noorden, de Weer in het oosten en de Dominee Martin Luther Kingweg in het westen. De oppervlakte van het plangebied is circa 13.486 m2. De gronden hebben de kadastrale gegevens D 5188, 5143, 6413 en 6418.
Figuur 1.3 Uitsnede kadastrale kaart
Het veld wordt begrensd door Schaarsven, De Weer, Pauwenven en de Ds. M.L. Kingweg. Binnen het plangebied is een grasveld gelegen waar afwisselend bomen en bebouwing aanwezig is. Zoals in figuren 1.1 en 1.3 te zien is, was er in het plangebied ook aan de zijde van de Ds. M.L. Kingweg bebouwing aanwezig. Deze bebouwing is inmiddels gesloopt. Dit is op figuur 1.4 weergegeven. In de noordwesthoek van het veld is een school aanwezig, in de noordoosthoek twee blokken met kwadrantwoningen aanwezig en in de hoek ten zuidoosten is een gymzaal aanwezig. Deze vormen echter geen onderdeel van het plangebied. Deze schoolfuncties in het plangebied zijn niet langer als zodanig in gebruik en inmiddels gesloopt. Het plangebied is aan de onderwijsbestemming onttrokken. Op de locatie is nog een aantal gebouwen aanwezig die hun functie gaat verliezen. Het bouwplan vormt samen met de aanwezige bebouwing een eigen veld met eigen identiteit.
Figuur 1.4 Projectlocatie (bron: Google Maps)
Dit bestemmingsplan vervangt een gedeelte van het bestemmingsplan:
- Poelenburg, vastgesteld op 27 juni 2013. Alleen het plangebied tussen de Schaarsven en de Pauwenven krijgt een nieuwe bestemmingsplanregeling. Voor de gebieden buiten het plangebied blijft het bestemmingsplan Poelenburg gelden.
De voorgaande bestemming was 'Maatschappelijk', wat maatschappelijke dienstverlening en voorzieningen mogelijk maakte met daarbij behorende ondergeschikte horeca, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verkeersvoorzieningen, water en overige voorzieningen ten behoeve van de bestemming.
De gemeente Zaanstad wil in samenwerking met een ontwikkelaar op de locatie Pauwenven te Zaandam woningen realiseren. Ter plaatse van het plangebied geldt de bestemming 'Maatschappelijk'. Om de woningen te kunnen realiseren, moet het bestemmingsplan worden aangepast.
Vanwege de ontwikkeling van 43 woningen (29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen) dient een planologische procedure doorlopen te worden. Ter plaatse van het plangebied is de bestemming 'Maatschappelijk toegestaan'. Waar er een bestemming Maatschappelijk op het gebied zit en moet het bestemmingsplan aangepast worden en wordt de ontwikkeling door middel van onderhavig plan mogelijk gemaakt.
Richtlijnen voor ontwikkelingen in dit gebied zijn;
De ontwikkeling beslaat uit:
Programma
De volgende ontwikkelingen worden door dit bestemmingsplan nieuw mogelijk gemaakt
Er worden 43 nieuwe woningen gerealiseerd, bestaande uit 29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen. Er worden 14 gezinswoningen van het type A gerealiseerd met 3 bouwlagen, 15 gezinswoningen van het type B met 2 bouwlagen met kap, 12 seniorenwoningen van het type C bestaande uit één laag met kap en 2 seniorenwoningen van het type D bestaande uit één laag met kap.
Figuur 2.1 Ontwerptekening bouwplan
In het nieuwe plan wordt het groene karakter in een woonbuurt ingebed. In de oorspronkelijke situatie stonden bebouwing in het groen. Gezien de grote groene zones ten westen en oosten is het passend het groen ondergeschikt te maken aan de toegepaste functie wonen. Wel wordt het groene karakter van de plek behouden. De openbare strook tussen de twee bouwblokken wordt groen ingericht.
Het veld krijgt een eigen karakter met een basisschool en twee bouwblokken. De kwadrantwoningen en de gymzaal worden een onderdeel van het oostelijke bouwblok. De bouwblokken hebben een gezicht naar alle kanten en geen dichte plint. Zijkanten aan de openbare ruimte worden inclusief erfscheiding mee-ontworpen als logisch onderdeel van het bouwblok. Dit versterkt het beeld van de bouwblokken en zorgt voor een kwalitatieve en duurzame afkadering van de openbare ruimte.
Oostelijke bouwblok
De kwadrantwoningen zijn deels aan de zijde van de nieuwbouw ontsloten via een smal pad. In het plan wordt dit pad verbreed zodat een meer natuurlijke entree ontstaat voor de woningen. Hiermee wordt de relatie en aansluiting van deze woningen met de openbare ruimte verbeterd. Dit pad biedt tevens een autoluwe route tussen de basisschool en de gymzaal en de woningen aan De Weer en de nieuwe parkeerplaatsen.
Aan de binnenzijde van het bouwblok zijn de woningen twee lagen met kap met oriëntatie aan ruimtes met een groen karakter. De woningen in het bouwblok hebben een gelijke schaal om eenheid te vormen. Hiermee wordt het bouwblok maximaal herkenbaar en wordt ruimtelijke rust gecreëerd. De verspringing in de voorgevel versterkt het onderscheid en intimiteit van het autovrije verblijfsgebied en de nieuwe ontsluiting. Middels diepere voortuinen wordt het groene karakter hier geborgd. Rijwoningen van twee lagen met een kap komen veelvuldig voor in de Vennenbuurt. Zo ook aan de overzijde aan de Pauwenven en de Schaarsven. Ook de bestaande kwadrantwoningen zijn twee lagen met kap. Er wordt zo naadloos aangesloten op de maat en schaal van de buurt en wijk.
Langs de Weer komen woningen van drie lagen in de rooilijn met de overige bebouwing aan De Weer. Deze positionering en maat geeft een duidelijke grens en wand richting het Darwinpark en begeleidt de route van de Weer. De maat is vergelijkbaar met de woningen aan de Weer in de velden ten noorden van het plangebied.
De gymzaal staat op de hoek van het bouwblok. Het plan laat de mogelijkheid vrij om bij een verdere stadsvernieuwing de locatie te benutten voor woningbouw aansluitend in maat en architectuur op de naastgelegen woningen en hiermee nog sterker het bebouwingsblok te accentueren en de begeleiding van De Weer te versterken.
Westelijke bouwblok
Het westelijk gelegen bouwblok krijgt een vergelijkbare wand aan de Ds. M.L. Kingweg van drie bouwlagen. De architectuur sluit aan op die van de woningen aan de Weer, waarmee de identiteit en herkenbaarheid van het veld tussen de vennen wordt versterkt. Aan de M.L. Kingweg is een variatie aan maat en schaal van bebouwing aanwezig zonder harde rooilijn / wand. De bebouwing varieert van de basisschool met twee lagen plat tot rijwoningen van twee lagen met kap tot een woontoren van zes lagen plat. De positionering en de maat van drie lagen plat past binnen dit wisselende beeld. De ruimte tussen de bebouwing en de M.L. Kingweg heeft een groen karakter. Met voortuinen wordt hierop aangesloten. Aan de binnenzijde van dit bouwblok staan woningen van één laag met kap met een gezamenlijke privébinnentuin. In uitstraling sluiten deze goed aan op de rijwoningen in het andere bouwblok. Het is herkenbaar als eigen stedebouwkundige eenheid door de eigen maat en schaal. Deze maat is afwijkend ten overstaan van de maat van de woningen in de omgeving. De verbijzondering in maat geeft kleinschaligheid aan de plek, het versterkt de eigen identiteit van het woonblok.
Openbare ruimte
De openbare ruimte behoudt een groen karakter. De Pauwenven krijgt aan weerszijde parkeren en wordt aan de zijde van de nieuwbouw begeleid met groen en bomen om het groene karakter van het veld te behouden. Ook komt haaks op de Pauwenven een autovrije groene ruimte. Een verblijfsplek die de woonkwaliteit en de leefbaarheid van de plek verbeterd. Deze groene ruimte wordt aan weerszijde begeleid met woningen en verbindt de Pauwenven met de Schaarsven, Hooiven en verder. Hiermee ontstaat een informele route langs autovrije verblijfsgebieden tussen de verschillende velden van de Vennenbuurt.
De nieuw aan te leggen weg ontsluit het plangebied en geeft ruimte voor het gros van de parkeervraag. Het parkeren wordt aan de zijde van de school, de Pauwenven en de Ds. M.L. Kingweg en de Weer opgelost die met de rug aan de straat ligt, behalve ter hoogte van de ronding van het gebouw dat nu een eigen ruimte heeft.
Op 13 december 2017 is op de basisschool Tamarinde een inloopavond geweest over de ontwikkeling aan de Pauwenven. Hier zijn circa 80 omwonenden geweest, die zijn geïnformeerd over de voorgenomen plannen.
Er is gekozen voor het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure om alle milieu- en omgevingsaspecten zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Voorliggend bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk, waar voorheen maatschappelijke voorzieningen waren toegestaan.
Duurzaamheid
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. De 43 woningen worden gasloos opgeleverd en krijgen een EPC-waarde van 0. Hiermee voldoen de woningen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zaanstad.
Draagvlak
Het bouwplan wordt in samenspraak met de gemeente Zaanstad ontwikkeld. Voor het doorlopen van de bestemmingsplanprocedure is een informatieavond geweest, waarin de plannen aan de omgeving bekend zijn gemaakt. In het vervolg van de procedure wordt een inloopavond gehouden over het bestemmingsplan.
Goede ruimtelijke ordening
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. Uit de ruimte- en milieuaspecten volgen geen belemmeringen die de ontwikkeling tegenhouden. Er is naar bepaalde aspecten nader onderzoek verricht. Het plan verstoort bovendien geen beschermde diersoorten of is niet van invloed op beschermde natuurgebieden.
Zoals in paragraaf 2.3 is uiteengezet past het plan bovendien in het straatbeeld en de openbare ruimte van de omgeving.
Conclusie
Het plan voldoet aan de stedenbouwkundige voorwaarden, past binnen het straatbeeld en sluit goed aan de openbare ruimte. Bovendien draagt het plan bij aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Zaanstad en voldoet het plan aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening.
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de totstandkoming van dit plan is volgens deze methode te werk gegaan.
In het kader van Bro artikel 3.1.1 en een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan worden er diverse bestuursorganen en organisaties om advies gevraagd. De adviezen vindt u terug in de bijlagen.
Na aankondiging in de Staatscourant en in één of meerdere plaatselijke dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen wordt het bestemmingsplan ter inzage gelegd gedurende zes weken. Tijdens deze periode kan eenieder zienswijzen over het onderwerp naar voren brengen. Een nota van zienswijzen kunt u terugvinden in de bijlagen. Hierin staat wat er is geopperd en hoe dit beantwoord en verwerkt is.
Daarnaast kunt u ook in de bijlagen terugvinden welke ambtshalve wijzigingen er verwerkt zijn.
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Hiervan zijn de regels en de verbeelding juridisch bindend.
Het digitale bestemmingsplan 'Pauwenven' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3855BP-0301) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd 0497.001).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2017 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
De gemeente Zaanstad hanteert in de Nota Woonbebouwing 2012 standaardregels voor het opstellen van regels bij het bestemmingsplan. Vanwege de ligging van het plangebied nabij verschillende openbare wegen, een school, woningen is er voor gekozen om voor deze ontwikkeling een bestemmingsplan op te stellen dat maatwerk biedt. Om deze reden is gekozen om te af te wijken van de regels in Nota Woonbebouwing 2012 en gekozen voor maatwerk op het gebied van dakkappellen, erfafscheidingen, serres en de bestemmingen Verkeer - Verblijfsgebied, Wonen, Groen en Tuin.
Toelichting
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 5.1.2 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
De bedoeling is om hier per bestemming uiteen te zetten waarom voor deze bestemming is gekozen en wat ermee beoogd wordt.
Deze bestemming is toegekend aan de 43 woningen die mogelijk worden gemaakt met deze ontwikkeling. Per bouwblok geldt een bouwvlak. Per bouwvlak is een verschil in bouw- c.q. goothoogte weergegeven van maximaal 11 meter als bouwhoogte tot maximaal 6 meter als goothoogte.
De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die bestaan uit een grasveld met bomen en andere vegetatie. De bestemming 'Groen' is toegekend aan gronden die 'openbaar' zijn. Tevens zijn voet- en fietspaden, verkeer- en parkeervoorzieningen en is water in deze bestemming mogelijk.
Deze bestemming is toegekend aan tuinen aan de voorzijde van de woningen. Tevens maakt de bestemming ook parkeervoorzieningen mogelijk. Daarnaast is de aanduiding 'specifieke vorm van tuin - bushalte' opgenomen om de bestaande bushalte planologisch te behouden.
Deze bestemming is toegekend aan de ontsluitingswegen die door het plangebied heen lopen. Deze wegen worden langzaam-aan-wegen (<30 km per uur). De weg loopt langs de woningen en langs de basisschool en sluit aan op de Schaarsven. Tevens zijn in deze bestemming parkeervoorzieningen mogelijk ten behoeve van de bestemming Wonen.
Vanwege het inpassingsplan 'Aanpassen geluidzone Westpoort en Hoogtij' valt de geluidzone van de industriezone Westpoort gedeelt over het plangebied. In het bestemmingsplan is deze geluidzone opgenomen als een aanduiding op de verbeelding.
De projectlocatie kent geen archeologische verwachtingswaarde en/of cultuurhistorische waarde. Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
De projectlocatie kent geen historische geografische waarden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
Er zijn geen monumenten in het plangebieden aanwezig. Er worden dus geen monumentale waarden verstoord, waardoor dit aspect geen belemmering vormt voor de ontwikkeling.
Het plan bestaat de ontwikkeling van woningen, bestaande uit 29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen. Deze woningen bestaan uit het volgend programma:
Er wordt ruimte gemaakt voor groenvoorzieningen en er worden bomen geplant.
Parkeren
Ten behoeve van het plan worden parkeervoorzieningen gerealiseerd. Er worden 43 woningen gerealiseerd. Op de projectlocatie zijn reeds 10 parkeerplaatsen aanwezig. In totaal zijn voor de ontwikkeling 74 parkeerplaatsen beoogd. In totaal zijn voor de ontwikkeling 74 parkeerplaatsen bestemd.
In het plangebied komen vier verschillende typen woningen, waaronder seniorenwoningen.
Autoparkeren
De parkeernormen voor bouwplannen staan binnen Zaanstad beschreven in de Uitvoeringsnota Parkeren 2016. In deze nota staan parkeernormen beschreven. Woningen worden binnen deze nota verdeeld in een aantal categorieën.
Alle woningtypes vallen volgens de Uitvoeringsnota Parkeren 2016 in de categorie dure woning. De voorliggende ontwikkeling valt binnen de een gebied dat in de Uitvoeringsnota Parkeren 2016 is geclassificeerd als 'Sterk Stedelijk C'.
Bij de categorie dure woningen in een Sterk Stedelijk C gebied hoort een parkeernorm van 1,7 parkeerplaats per woning groter dan 110 m2. De parkeernorm van 1,7 vermenigvuldigt met 43 geplande woningen geeft 74 parkeerplaatsen die nodig zijn. Tevens geldt dat er 0,3 parkeerplaats per woning openbaar toegankelijk moeten zijn. Voor dit project betekent dit dat er 0,3 x 43 = 12,9 (afgerond 13) van de 74 parkeerplaatsen openbaar toegankelijk moeten zijn.
Fietsparkeren
Fietsparkeren wordt conform het Bouwbesluit 2012 opgevangen in het plan. De fietsparkeerplekken worden gerealiseerd in bergingen bij de woningen.
Verkeer en vervoer
De projectlocatie ligt tussen de Pauwenven en de Schaarsven in. De Pauwenven en de Schaarsven sluiten aan de zuidwestzijde aan op de Martin Luther Kingweg, en aan de Noordoostzijde op De Weer. De Schaarsven, Pauwenven en Martin Luther Kingweg behoren allen tot een 30 kilometer zone, en zijn ook als zodanig ingericht. De Weer is in het ZVVP gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg type C, waar een maximum snelheid van 50 kilometer per uur geldt.
Op zowel de Schaarsven als de Pauwenven is éénrichtingsverkeer ingesteld. Op de Schaarsven mag vanaf de Martin Luther Kingweg richting De Weer gereden worden, op de Pauwenven is de rijrichting omgedraaid, en mag vanaf De Weer richting de Martin Luther Kingweg gereden worden.
Aan de Schaarsven is basisschool De Tamarinde gevestigd. Ten behoeve van dit project is er op 10 januari 2018 een observatie uitgevoerd, om een beeld te krijgen van de huidige verkeerssituatie. Uit deze schouw blijkt dat het overgrote deel van de kinderen lopend komt, gevolgd door de fiets en de auto. Zowel vanaf de kant van De Weer als van de kant van de Martin Luther Kingweg komen kinderen lopend en fietsend, al dan niet onder begeleiding, naar school toe. Opvallend was de hoge parkeerdruk op de Schaarsven. Vanaf de start van de observatie tot nadat de school ingegaan was, was er slechts een enkele plek. Het gevolg daarvan was dat auto's op het trottoir parkeren of op de Schaarsven hun kinderen uit lieten stappen. Met name de op het trottoir geparkeerde voertuigen zorgden voor (subjectieve) onveiligheid, doordat voertuigen die over de Schaarsven richting De Weer reden minder zicht hadden op overstekende kinderen.
Tevens is tijdens de observatie bekeken in hoeverre de Schaarsven gebruikt wordt als doorsteek richting De Weer. Tijdens de observatie is dit slechts een enkele keer gebeurd, waarbij niet uitgesloten kan worden dat dit ouders/begeleiders waren die geen parkeerplek op de Schaarsven konden vinden en om die reden doorreden naar De Weer.
Toekomstige situatie
In het ontwerp is onder andere een verbinding tussen de Martin Luther Kingweg en de Schaarsven. Deze verbinding loopt om basisschool Tamarinde heen. Aan deze nieuwe verbinding zijn 40 haaksparkeerplaatsen gepland.
Verkeersgeneratie
Een wijziging in functie brengt ook een verandering in verkeersgeneratie tot gevolg. Om een indicatie van de verkeersgeneratie te kunnen geven, is door middel van de CROW-rekentool de verkeersgeneratie bepaald aan de hand van woningen, vrijstaand, in schil centrum van de gemeente Zaanstad. Dit betreft een worst-case indicatie van de verkeersgeneratie. De verkeersgeneratie voor 43 woningen betreft op een gemiddelde weekdag 332 vervoersbewegingen. Indien de verkeersgeneratie van de woningen wordt gesaldeerd met de huidige maatschappelijke bestemming valt de verkeersgeneratie nog lager uit. De verkeersgeneratie kan naar verwachting opgevangen worden op de huidige ontsluitingswegen.
Conclusie
Er worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd om aan de parkeerbehoefte van de ontwikkeling te voldoen. Om de veiligheid aan de Schaarsven te verbeteren, is in de ontwikkeling een verbinding (langzaam-aan-route) tussen Martin Luther Kingweg en de Schaarsven opgenomen. De mate van extra verkeersgeneratie kan naar verwachting opgevangen worden op de huidige ontsluitingswegen.
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet Ruimtelijke Ordening (WRO), het Besluit Ruimtelijke Ordening (BRO) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Het plangebied ligt in het beheergebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorder Kwartier (HHNK).
Keur HHNK 2016
Het HHNK regelt en handhaaft de waterhuishouding in de Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2016.
Versnelde afvoer water door toename verharding
Op basis van de Keur is het verboden zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer te laten komen.
Op 19 april 2018 is overleg gevoerd met gemeente Zaanstad en het Hoogheemraadschap Hollands Noorder Kwartier (HHNK). In het overleg heeft HHNK aangegeven hoe een eventuele toename van verhard oppervlak dient te worden berekend:
Aan de hand plan deze twee situaties wordt geconstateerd dat er een toename is van 3093 m2 verhard oppervlak. Volgens de richtlijnen van HHNK dient 15% van dat oppervlak (dat is 464 m2) aan extra oppervlaktewater te worden toegevoegd. Dat oppervlaktewater dient in verbinding te staan met reeds bestaand oppervlaktewater.
Gelet op de bestaande situatie, waarin geen oppervlaktewater aanwezig is binnen het plangebied en een aansluiting op het bestaande oppervlaktewater aanzienlijke kosten met zich meebrengt vanwege omliggende infrastructuur, hebben HHNK en gemeente aangegeven akkoord te kunnen gaan met het compenseren van 464 m2 oppervlaktewater elders binnen hetzelfde peilgebied, mits daarvoor sluitende afspraken worden gemaakt. Die afspraken worden tussen gemeente en ontwikkelaar vastgelegd in een overeenkomst.
Omdat er meer verharding plaatsvindt dan 800 m2 wordt conform de Keur een watervergunning aangevraagd.
Waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen aan of in (beschermings-) zones van een primaire of regionale waterkeringen.
De woningen worden aangesloten op een gescheiden rioleringssysteem, dat in 2016 is aangelegd.
Het aspect water vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plan.
In de Pauwenven, Schaarsven en de Ds Martin Luther Kingweg liggen gescheiden rioolstelsels, in de Weer ligt een gemengd rioolstelsel.
Figuur 6.1 Uitsnede ZaanAtlas, overzicht rioolstelsels
Daarnaast zijn er verschillende leidingen van nutsbedrijven en telecombedrijven in en rondom het plangebied gelegen.
Figuur 6.2 Uitsnede ZaanAtlas, overzicht leidingen
Conclusie
Er zijn verschillende leidingen van nuts- en telecombedrijven in en rondom het plangebied gelegen. Deze leidingen hebben geen gevolgen voor de beoogde ontwikkeling.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6. van het Bro luidt:
Toelichting op het gebruik
De Ladder is in de Nota van Toelichting (Stb. 2017, 182) gemotiveerd: “Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden in het derde lid, om de toepassing van de Ladder door te schuiven naar het uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten aan een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden.”
Beoordeling
Voor de projectlocatie geldt dat het gaat om het realiseren van 43 woningen. De Ladder voor duurzame verstedelijking dient goed gemotiveerd te worden.
Onderbouwing woningbehoefte
Kwantitatieve woningbehoefte
In het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 Amstelland-Meerlanden, Amsterdam, Zaanstreek-Waterland (november 2016 aangeboden aan de provincie) en de daarbij behorende oplegger (2 augustus 2017 aangeboden aan de provincie) wordt de kwantitatieve woningbehoefte voor Zaanstad onderbouwd.
Gemeenten hebben in het RAP hun gezamenlijke inzet beschreven voor de versnelling van de woningbouw. Daarnaast is een kwantitatieve en kwalitatieve prognose van de woningbehoefte opgenomen per marktgebied in drie scenario's. Deze prognoses zijn afgezet tegen de woningbouwplannen. Hiermee is de kwantitatieve behoefte van de Ladder voor Duurzame verstedelijking onderbouwd.
Ten behoeve van de oplegger heeft bureau Rigo in opdracht van de deelregio's in alle plannen en programma's opnieuw afgezet tegen de meest actuele woningbehoeftecijfers voor deze regio op basis van de nieuwste provinciale behoefteprognose (2017).
Uitgangspunten
In overeenstemming met de samenhang op de woningmarkt in deze regio is de volgende indeling in marktregio's gemaakt: plannen voor de deelregio Zaanstreek-Waterland worden getoetst aan de behoefte in de marktregio Zaanstreek-Waterland inclusief Amsterdam.
Onder actuele woningbehoefte wordt de behoefte voor de komende tien jaar verstaan. Dit sluit aan bij de jurisprudentie die over dit begrip is ontstaan bij de toepassing van de Ladder.
Voor de marktregio Zaanstreek-Waterland inclusief Amsterdam wordt de groei van de woningbehoefte in de periode 2017-2027 geraamd op ca. 61.120 woningen. Hier staat een harde plancapaciteit van ruim 50.230 woningen tegenover, waardoor een tekort aan harde plannen van ruim 10.900 woningen bestaat (onderstaand tabel).
Actuele harde plancapaciteit Zaandstad
In Zaanstad bedraagt de totale harde plancapiciteit per oktober 3.300 woningen, waarvan 3.100 gepland voor de periode 2018 t/m 2017 (bron: monitor plancapaciteit Zaanstad). Met het oog op de ambitie om 1.000 woningen per jaar te realiseren (MAAK.Zaanstad, Coalitieakkoord, begroting) is dit weinig. Er is meer harde plancapaciteit nodig om aan de vraag te voldoen.
Actuele woningvraag Zaanstad
Voorlopig neemt het aantal huishoudens in Zaanstad nog toe en daarmee ook de woningbehoefte. Volgens de jongste prognose van de provincie Noord-Holland zal de woningbehoefte tussen 2017 en 2025 met een kleine 6.400 toenemen en tussen 2025 en 2030 met nog eens circa 3.200. Deze toename van de voorraad is nodig om de toename van het aantal huishoudens op te vangen. Wordt dit aantal niet gehaald, dan zal de druk op de markt oplopen. De woningbehoefte houdt gelijke tred met het aantal huishoudens.
Voor Zaanstreek-Waterland geldt de conclusie dat:
Conclusie
Er zijn regionaal gezien een grote vraag in vrijwel alle marktsegmenten. Specifiek is er vraag naar betaalbare huurwoningen en koopwoningen in het middeldure en betaalbare segment. Hierin wordt met voorliggend bestemmingsplan en plan in voorzien.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit m.e.r. is de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Door het college van B&W van de gemeente Zaanstad dient een afzonderlijk besluit genomen te worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat. Een dergelijk besluit wordt genomen op basis van een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.
Betrekking tot de ontwikkeling
De beoogde ontwikkeling valt te kwalificeren als een stedelijke ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. Gezien de aard en omvang van de functiewijziging van het project (ECLI:NL:RVS:2018:348) ten opzichte van de huidige bestemming als maatschappelijke voorzieningen kan de ontwikkeling worden gezien als een stedelijk ontwikkelproject. Echter valt het project niet binnen de drempelwaarden waarbij milieusignificantie een rol speelt (kolom 2). Op basis van Europese regelgeving dient door middel van een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling de milieurelevantie in kaart te worden gebracht. Naar verwachting zijn deze belangrijke nadelige gevolgen in het kader van het Besluit m.e.r. voor het milieu niet aanwezig. Het bevoegd gezag dient te beoordelen of het project milieurelevantie heeft en of volstaan kan worden met een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling. Een dergelijk besluit wordt dus genomen aan de hand van de aanmeldnotitie. Deze is als Bijlage 6 bij de toelichting van het bestemmingsplan gevoegd.
In de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.
Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.
Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan hoeft ook niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.
Beoordeling
In het onderhavig plan is de gemeente voor 66,4 % eigenaar van de grond op de locatie van de 43 geprojecteerde woningen aan de Pauwenven. De ontwikkelaar is eigenaar van circa 33,6% van de locatie.
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. De 43 woningen worden gasloos opgeleverd en krijgen een EPC-waarde van 0. Hiermee voldoen de woningen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zaanstad.
De externe veiligheid wordt bepaald door aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (productie, gebruik, opslag en vervoer) in en rond het projectgebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren (b.v.o. kleiner dan 1500 m2), winkels, horeca en parkeerterreinen.
Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het zgn. plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast is er specifieke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie, het Vuurwerkbesluit (2002, herziening 2004). Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bevb) voor onder andere hogedruk aardgastransportleidingen.
Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijke beleid en externe veiligheid beleid dienen dus goed te worden afgestemd. Een ruimtelijke onderbouwing of toelichting is geen instrument om de mate van risico's te beheersen, maar is wel een schakel tussen het externe veiligheidsbeleid en ruimtelijke ordening.
De risico's worden door twee factoren bepaald: de kans dat zich een ongeval voordoet en de effecten van dat ongeval. Om te kunnen beoordelen wat wel en niet aanvaardbaar is, bestaan er twee risicomaten, namelijk het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof.
In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken). De grenswaarde voor al dan niet geprojecteerde kwetsbare objecten is 10–6 per jaar. Voor al dan niet geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten betreft dit een richtwaarde.
Groepsrisico.
Het groepsrisico (GR) gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: 'de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'.
Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. De onderdelen waar bij de verantwoording aandacht aan moet worden besteed staan beschreven in Bevi-artikel 12 voor Bevi-activiteiten en artikel 13 voor ruimtelijke plannen. Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met de oriëntatiewaarde. Dit is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.
Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk indien:
"het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde", of "het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan tien procent toeneemt, en de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden".
Naast het plaatsgebonden - en groepsrisico kent het Besluit externe veiligheid transportroutes nog de term plasbrandaandachtsgebied: gebied waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.
Figuur 6.1 Uitsnede risicokaart, projectlocatie groen omlijnd
Relatie met het plangebied
Voor de beoordeling van de risico's is de risicokaart geraadpleegd. Het projectgebied is op dermate grote afstand van risicobronnen gesitueerd dat externe veiligheid niet van toepassing is op de ontwikkelingen die binnen dit gebied plaatsvinden. Externe veiligheid vormt hiermee geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In het kader van de planontwikkeling dient bekeken te worden of er geluidsgevoelige objec-ten worden gerealiseerd. Op basis van de Wet geluidhinder zullen geluidsgevoelige objecten van gezoneerde wegen onderzocht moeten worden.
De projectlocatie is gelegen in de geluidszones van de Provincialeweg N516, de Weer en de route Pieter Jelles Troelstralaan - Dominee Martin Luther Kingweg - Zuidervaart. Daarnaast ligt het plangebied binnen de gedeeltelijk binnen de geluidszone van het industrieterrein Westpoort. Ten slotte is in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken naar de geluidbelasting van omliggende inrichtingen. Dit laatste aspect wordt nader uitgewerkt in paragraaf 6.19.
M+P geluidsadviseurs heeft onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van wegverkeerslawaai, industrielawaai en een goede ruimtelijke ordenening.
Het onderzoek is als Bijlage 5 gevoegd bij de toelichting van het bestemmingsplan.
De resultaten worden onderstaand nader uitgewerkt en toegelicht.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is in de nabijheid van de gezoneerde wegen De Weer, Zuidervaart en de N516 gelegen. In het onderzoek zijn daarnaast een aantal overige 30 km/u wegen meegenomen.
Figuur 6.2 Ligging plangebied in nabijheid van wegen
De Weer leidt tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met maximaal 9 dB (57 dB) aan de oostzijde van het plangebied. Er zijn hogere waarden nodig om woningbouw hier mogelijk te maken. Indicatieve berekeningen op gevels van de geplande woningen toont aan dat de achterzijden van deze woningen geluidsluw zijn. Geluid afkomstig van andere wegen en van de nabijgelegen inrichtingen wordt afgeschermd, zodat de westzijde van de woningen over een stille buitenruimte beschikt.
De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. Onderzoek naar de geluidwering is nodig bij die delen van de uitwendige scheidingsconstructie, waar de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens gekeken naar de geluidsbelasting vanwege omliggende 30 km/u wegen. De maximale geluidsniveaus vanwege 30 km/u wegen bedragen tevens 57 dB, aan de westzijde van het plangebied. Aangezien de hoge geluidsbelastingen niet voorkomen bij dezelfde woningen acht het onderzoeksbureau dit als acceptabel. Het onderzoeksbureau adviseert om bij deze woningen maatregelen voor verhoogde geluidswering van de gevel te treffen. Indicatieve berekeningen laten zien dat alle woningen beschikken over een geluidsluwe zijde.
Industrielawaai
Het plangebied ligt binnen de geluidszone van industrieterrein Westpoort. De geluidbelasting van Westpoort op het gehele plangebied bedraagt 50 dB(A) en voldoet daarmee aan de voorkeursgrenswaarde.
Bedrijvigheid
Rondom het plangebied zijn verschillende milieubelastende activiteiten aanwezig. Het betreft de basisschool CBS Tamarinde, Buitenschoolse opvang Tamarinde, Peuterspelen Tamarinde en een sportfaciliteit in eigendom van de gemeente Zaanstad. Deze laatste wordt verhuurd aan verschillende basisscholen in de buurt, alsmede aan verscheidende sportverenigingen.
Figuur 6.3 Locatie onderwijsinstellingen
In het kader van Bedrijven en milieuzonering wordt niet voldaan aan de richtafstand van 30 meter voor de drie onderwijstinstellingen en de gymzaal. In het onderzoek is daarom de geluidsbelasting van deze inrichtingen beschouwd.
Basischool Tamarinde
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is gekeken naar de totale geluidsimmissie ten gevolge van alle bronnen. Alleen resultaten met een langtijdgemiddeld beoordelingsniveau van meer dan 50/45/40 dB(A) (dag/avond/nachtperiode) zijn weergegeven. Voor de maximale geluidsniveaus zijn alleen waarden hoger dan 70/65/60 dB(A) (dag/avond/nachtperiode) weergegeven.
Uit de resultaten blijkt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de omliggende woningen maximaal 62 dB (A) bedraagt. Hieruit blijkt dat het zomerfeest veruit de belangrijkste geluidsbron is. Vanwege het incidentele karakter kan gemotiveerd worden dat een 'normale' doordeweekse dag een meer representatief beeld geeft van de geluidsbelasting bij de woningen. Zonder het zomerfeest mee te rekenen is op een normale schooldag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de omliggende woningen maximaal 56 dB(A) in de dagperiode.
BSO/ Peuterspelen / Sportzaal
Uit het onderzoek blijkt dat voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau leidt geen van de inrichtingen tot overschrijdingen bij het plangebied. Met betrekking tot de maximale geluidniveaus wordt een piekwaarde bepaald van 71 dB(A), gelijk aan dat van de basisschool.
Indirecte hinder
In het onderzoek is ook gekeken naar de indirecte hinder. De berekende waarden bedragen maximaal 45 dB(A). Dit ligt onder in de circulaire genoemde voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A).
Conclusie
In het kader van wegverkeerslawaai leidt De Weer tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde met maximaal 9 dB aan de oostzijde van het plangebied. Hiervoor zijn hogere waarden noodzakelijk. De maximale ontheffingswaarde wordt niet overschreden. De maximale geluidsniveaus vanwege 30 km/u wegen bedragen tevens 57 dB, aan de westzijde van het plangebied. Aangezien de hoge geluidsbelastingen niet voorkomen bij dezelfde woningen kan deze belasting acceptabel worden geacht. Daar komt bij dat de woningen een geluidsluwe gevel hebben.
De geluidsbelasting door het industrieterrein Westpoort bedraagt 50 dB(A) over het gehele bouwplan en voldoet hiermee aan de voorkeursgrenswaarde.
In het kader van het aspect geluid bij Bedrijven en milieuzonering veroorzaakt de basisschool Tamarinde de hoogste geluidsbelasting. Op een gewone 'normale' representatieve doordeweekse dag bedraagt de geluidsbelasting 56 dB(A). De maximale piekwaarden op het plangebied bedragen 71 dB in de dagperiode. Beide geluidsbelastingen zijn hoger dan de richtwaarden.
Afwijking van de geluidrichtwaarden is echter mogelijk om de woningbouw mogelijk te maken. De overschrijdingen vinden plaats op schappelijke tijden, dat wil zeggen, in de dagperiode tot een uur of 15.00. Daarnaast worden maatregelen getroffen zodat de binnenwaarden geluidsniveaus in de woningen gehaald worden en een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd blijft.
In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de luchtkwaliteitseisen opgenomen. Daarnaast zijn er luchtkwaliteitseisen opgenomen in het Besluit niet in betekende mate bijdragen (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekende mate bijdragen (Regeling NIBM).
AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit NIBM en de bijbehorende ministeriële Regeling NIBM zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.
De definitie van 'niet in betekende mate' is 3% van de grenswaarde voor NO2 en PM10. De 3% komt overeen met 1,2 microgram/m3 (µg/m3). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, dan verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit. De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:
Het project bestaat uit de ontwikkeling van 43 woningen. Hiermee valt het onder de grens van 1.500 woningen. Het project draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Op basis van de NIBM-rekentool kan de bijdrage in luchtkwaliteitsverslechtering worden bepaald ten aanzien van de verkeersgeneratie van de ontwikkeling. Uitgaande van de verkeersgeneratie cijfers uit paragraaf 6.6 is de NIBM-tool ingevuld.
Figuur 6.4 NIBM-tool
Goed woon- en leefklimaat
Op www.atlasleefomgeving.nl (geraadpleegd op 26 februari 2018) is te zien dat ter plaatse van de projectlocatie de grootschalige achtergrondconcentraties in 2015 van stikstofdioxide NO2 20,9 µg/m3, van fijnstof PM10 19,2 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 11,2 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdioxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Naar verwachting zal, wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, de concentraties van zowel fijnstof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven.
Tabel 6.1 Achtergrondconcentratie luchtkwaliteit
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Wat wordt er mogelijk gemaakt en zijn dat geurgevoelige objecten?
In het plangebied zijn nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Het betreft 43 woningen. Deze objecten worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
Zijn er bedrijven die geurhinder veroorzaken in of nabij dit plangebied / deze ontwikkeling en is deze geurbelasting aanvaardbaar?
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied.
De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.
Tabel 6.2 onderzochte bedrijven
Uit het onderzoek blijkt dat er in de nabijheid van de geurgevoelige objecten geen bedrijven zijn die relevante geurhinder veroorzaken. De aanwezige bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor dit plangebied. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor dit plangebied.
In het plangebied zijn nieuwe woningen voorzien. Deze worden geclassificeerd als standaard geurgevoelige objecten. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is.
Uit het onderzoek blijkt dat de onderzochte bedrijven nu en naar verwachting in de toekomst geen geurhinder veroorzaken die relevant is voor dit plangebied. Geur is daarmee geen belemmering voor dit plangebied. Geconcludeerd kan worden dat in het plangebied ten aanzien van het aspect geur sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.
De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
Bodemkwaliteit in het plangebied 'Pauwenven' Zaandam
Het bestemmingsplan betreft de locatie Pauwenven en De weer 10 in Zaandam.
Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart
De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied is de zone B3 / O3 van toepassing. Dit betekent dat de bodem (boven- en ondergrond) gemiddeld matig verontreinigd is met koper en PCB's en licht verontreinigd is met cadmium, kwik, lood, molybdeen, zink en PAK.
Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.
In de huidige situatie is het westelijke deel braakliggend en begroeid met bomen. Op het oostelijke deel is een sporthal aanwezig. Bij nieuwbouw en/of wijziging van de functie onbebouwd en of sporthal naar de functie wonen is (actualiserend) bodemonderzoek noodzakelijk. Dit is in juli 2018 uitgevoerd en beoordeeld in dit kader.
Lokale verontreinigingen en saneringen
Op het perceel zijn in het verleden al meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd. Hierbij zijn in boven- en ondergrond maximaal lichte verhogingen met zware metalen en/of PAK's aangetroffen en geen asbest. Deze resultaten en het meest recente veldwerk zijn verwerkt in twee verkennende bodemonderzoek dat in 2017 en 2018 zijn uitgevoerd. Het gaat om de volgende bodemonderzoeken:
In de grond is tijdens het bodemonderzoek in de bovenste 0,5 m van de bodem plaatselijk wat lichte verontreiniging met PCB's, zink, lood, PAK en minerale olie aangetroffen. Deze (zeer) lichte verontreinigingen zijn vooral te wijten aan wat lichte bijmengingen met puin. De ondergrond is licht verontreinigd met PAK.
Dit komt over het algemeen overeen met de verwachting volgens de bodemkwaliteitskaart en voor de ondergrond is de kwaliteit zelfs beter dan verwacht zou worden volgens de bodemkwaliteitskaart. In de loop van de tijd is er misschien wat puinhoudend materiaal in de bodem terecht gekomen door het gebruik en werkzaamheden. Het grondwater is ten hoogste licht verontreinigd met barium.
Voor zover bekend leveren de lichte verontreinigingen in de grond en het grondwater in het plangebied aanwezig is, geen humane, ecologische of verspreidingsrisico's op bij het beoogde gebruik.
Op basis van het onderzoek kan geconcludeerd worden dat de hypothese "verdacht" voor bodemverontreiniging met zware metalen, PCB's en mineralie olie gedeeltelijk wordt bevestigd. Dit naar aanleiding van de aangetroffen lichte verontreinigingen met lood, zink, PAK, PCB's en minerale olie die zijn aangetroffen in de puinhoudende bovengrond.
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt geconcludeerd, dat de hypothese "onverdacht" voor het overige terrein wordt bevestigd.
De analyseresultaten geven geen aanleiding tot nader bodemonderzoek. De locatie wordt geschikt geacht voor de beoogde bestemming.
Op basis van de resultaten van het indicatieve asbestonderzoek wordt geconcludeerd dat de puinhoudende grond dient te worden beschouwd als niet asbestverdacht.
Op basis van de hierboven genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies en de beoogde functie wonen met (en zonder) tuin.
Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
Vanwege de sloop van huidige bebouwing en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling van het terrein is ecologisch onderzoek verricht in het plangebied naar mogelijk beschermde diersoorten in het kader van de Wnb. Het ecologisch onderzoeks- en adviesbureau Van der Goes en Groot heeft het onderzoek verricht. Dit onderzoek is als Bijlage 3 bij de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen. Onderstaand zijn de resultaten weergegeven.
Figuur 6.3 Onderzoeksgebied, rood omrande bebouwing in het westen van het plangebied is reeds gesloopt.
De geplande werkzaamheden bestaan uit het slopen van de bestaande bebouwing, kappen van een aantal bomen, bouwen van 43 woningen (29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen) en aanleggen van parkeerplaatsen. De ecologisch gevoelige werkzaamheden zullen bestaan uit het verwijderen van de vegetatie-toplaag, het vergraven van de bodem, sloop van gebouwen en kappen en rooien van struiken en/of bomen.
In de onderstaande tabel is opgenomen welk soortgroepen zijn aangetroffen in en nabij het plangebied en de potenties daarvoor binnen het plangebied.
Tabel 6.2 Tabel aangetroffen beschermde diersoorten
Vogels
Vogelnesten kunnen worden vernield bij ecologisch gevoelige werkzaamheden zoals het rooien en kappen van struiken en bomen het slopen of renoveren van bebouwing, diverse graafwerkzaamheden of het verwijderen van de vegetatie-toplaag.
Soorten met niet-jaarrond beschermde nesten
Men dient activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats te doen vinden, dus niet van grofweg 15 maart tot 15 juli. Deze periode is afhankelijk van bijvoorbeeld het weer en de betrokken soorten. Als onverhoopt buiten deze periode vogels broedend aanwezig zijn, dienen werkzaamheden plaatselijk te worden uitgesteld. Wanneer in het broedseizoen gewerkt gaat worden is het mogelijk – voorafgaand aan het broedseizoen of voorafgaand aan de vestiging van broedvogels – het plangebied ongeschikt te maken als (nog) geen nesten aanwezig zijn. Hierbij mogen geen mogelijke nestplaatsen van jaarrond beschermde vogels ongeschikt of ontoegankelijk worden gemaakt!
'Categorie 5'-soorten
Gezien de aanwezige biotopen in de nabijheid van het plangebied zullen de (mogelijk) aanwezige vogelsoorten die genoemd worden als ‘categorie 5’-soort (Koolmees en Grote bonte specht), kunnen uitwijken naar alternatief leefgebied. Er gelden geen zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden die een jaarrond beschermde status van nesten van deze soorten rechtvaardigen. Overigens geldt ook voor deze soorten dat activiteiten waarbij nesten verstoord of vernield kunnen worden buiten het broedseizoen plaats moeten vinden.
Soorten met jaarrond beschermde nesten
Voor het mogelijk incidentele gebruik van het plangebied door vogelsoorten met jaarrond beschermde nesten uit de omgeving (Havik, Sperwer) van het plangebied, wordt geen negatief effect verwacht van de ingreep omdat het plangebied slechts een klein deel uitmaakt van een veel groter foerageergebied en in de naaste omgeving veel vergelijkbaar of beter biotoop aanwezig is. De vogels kunnen derhalve gemakkelijk uitwijken.
Vleermuizen
Er heeft een jaarrond-onderzoek naar vleermuizen plaatsgevonden. De resultaten van dit onderzoek zijn als bijlage bij de toelichting van het bestemmingplan gevoegd. Onderstaand zijn de resultaten integraal weergegeven.
In het plangebied Pauwenven zijn alleen langsvliegende, in vlucht baltsende en foeragerende vleermuizen waargenomen. Verblijfplaatsen van vleermuizen konden niet worden vastgesteld in het plangebied. De in vlucht baltsende vleermuizen vertoonden geen gebouw gebonden activiteit en konden niet aan aanwezige bebouwing worden gekoppeld. Het foerageergebied voor vleermuizen binnen het plangebied maakt slechts een klein deel uit van een veel groter foerageergebied en is geen 'essentieel' deel van het leefgebied. De vleermuizen kunnen derhalve uitwijken. Vanwege het ontbreken van verblijfsplaatsen van vleermuizen en/of andere beschermde gebruiksfuncties die in betekende mate worden aangetast, is het niet nodig ontheffing aan te vragen in het kader van Wnb.
Natura 2000-gebied
Het plangebied ligt op 1,1 kilometer afstand van het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied nummer 72 Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld en Twiske. Gezien de grote afstand, de afscherming met dichte bebouwing van Zaandam en de uit te voeren werkzaamheden worden op voorhand geen directe negatieve gevolgen verwacht van de plannen zoals licht, geluid of optische verstoring. Er hoeft hiernaar geen nadere toetsing uitgevoerd te worden.
Het geplande project leidt tot verhoogde emissie van stikstof. Hieronder wordt een analyse uitgevoerd van de hierdoor veroorzaakte extra depositie van stikstof op gevoelige habitattypen in nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Als deze depositie boven 0,05 mol/ha/jaar komt bestaat een meldingsplicht. Indien de berekende depositie boven de 1 mol/ha/jaar uit komt moet vergunning worden aangevraagd.
Er wordt bij de PAS-berekening uitgegaan van woningbouw met 29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen. Aangezien geen gasaansluitingen worden gerealiseerd, wordt geen stikstofemissie berekend voor de woningen zelf. Binnen het project is enkel sprake van extra verkeersgeneratie.
Een algemeen criterium voor wegverkeer is dat de gevolgen voor het milieu van dit verkeer niet meer aan het project kunnen worden toegerekend wanneer geacht kan worden dat dit verkeer is opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Bij dit project is dat het geval tot de aansluiting met het Pauwenven ten zuiden van het plangebied.
Bij de bepaling van het aantal verkeersbewegingen per dag is gebruik gemaakt van kencijfers van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW).
Er is bij de activiteit uitgegaan van de categorieën ‘woningen, koopvrijstaand, ‘Schil centrum, ‘sterk stedelijk’ en ‘een maximale verkeersgeneratie’. De kencijfers worden gegeven per woning en opgegeven verkeersgeneratie bedraagt 7,7 verkeersbewegingen per dag. De totale verkeersgeneratie komt dan te liggen op 43 x 7,7 = 331,1 verkeersbewegingen (CROW, 2012). Het is duidelijk dat voor de verkeersgeneratie deze berekening een absolute ‘worst case’ benadering betreft.
Het opgegeven bouwvlak is als uitgangspunt genomen en de toeleidende weg wordt getrokken tot het verste punt gelegen vanaf het Pauwenven. Voor de berekening is als emissiehoogte één meter genomen en als rekenjaar 2018.
Uit de berekeningen blijkt dat de extra depositie toe te rekenen aan het project minder dan 0,05 mol/ha/jaar bedraagt op het meest dichtbijzijnde stikstofgevoelige habitattype. Deze depositie overschrijdt niet de landelijk gestelde, verlaagde, grenswaarde van 0,05 mol/ha/jaar zodat geen vergunning noodzakelijk is. Er hoeft ook geen melding te worden gedaan van de toegenomen emissie.
Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied ligt niet binnen de begrenzing van het NNN, inclusief de zogenaamde verbindingszones die verschillende NNN-gebieden kunnen verbinden.
Figuur 6.4 Ligging van het plangebied (rood omrand) ten opzichte van beschermde Weidevogelleefgebieden en het NNN-netwerk. Let op: Weidevogelleefgebied overlapt hier grotendeels NNN gebied.
Weidevogelgebieden
Het gebied is niet begrensd als een bijzonder te beschermen weidevogelleefgebied of belangrijk weidevogelgebied (zie Figuur 3). Ook de bescherming van gebieden als weidevogelleefgebied is een planologische bescherming die alleen geldt voor ingrepen binnen de gebieden. ‘Externe werking’ op deze gebieden hoeft niet getoetst te worden.
Houtopstanden
Er worden geen buiten de (volgens de Wnb bepaalde) bebouwde kom gelegen beplantingen gekapt, groter dan 1000 m². Indien het plan daarnaast niet voorziet in het kappen van meer dan 20 bomen in een rijbeplanting wordt het plangebied niet beschermd als bijzondere houtopstand.
Conclusie
In het kader van gebiedsbecherming vindt geen belemmering plaats voor de ontwikkeling.
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen.
Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.
Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.
In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie (tabel 1).
De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.
Toetsing planinitiatieven
De omgeving in het projectgebied bestaat hoofdzakelijk uit woonfuncties met maatschappelijke functies. Het plangebied ligt in een gebied met omgevingstype 'rustige woonwijk'. Dichtbij de woningen zijn drie onderwijsinstellingen en een gymzaal gelegen. Dergelijke activiteiten hebben op basis van de Svb-lijst de milieucategorie 2 (SBI-code 852, 8531), waardoor een richtafstand van 30 meter moet worden aangehouden. Ten opzichte van het onderwijsgebouw ligt de meest dichtbij gelegen gevel van het bouwplan op 20 meter afstand. Voor de gymzaal is dat slechts 5 tot 10 meter. De richtafstand van 30 meter tot deze inrichtingen wordt niet gehaald. Van deze richtafstand kan echter gemotiveerd worden afgeweken. Er is hiervoor naar geluidbelasting akoestisch onderzoek verricht in Bijlage 5.
Er dit dan te worden gewerkt met een stappenplan:
De stappen dienen doorlopen te worden. De resultaten van het onderzoek zijn uitgewerkt in paragraaf 6.14.
Uit het onderzoek blijkt dat (zonder het zomerfeest mee te rekenen) op een normale schooldag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bij de omliggende woningen maximaal 56 dB(A) in de dagperiode bedraagt. Een vergelijking met stap 4 van het VNG-stappenplan laat zien dat deze waarde in principe aanvaardbaar kan zijn, indien het bevoegd gezag de mogelijk geluidhinder onderzoekt en onderbouwd. Hierbij dient ook te worden gecumuleerd met de reeds aanwezige geluidsbelasting.
Conclusie
Er wordt ten aanzien van de drie onderwijsinstellingen en de gymzaal niet voldaan aan de richtafstanden. Er dient gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden. Er is hiervoor akoestisch onderzoek gedaan. De resultaten van het onderzoek zijn nader uitgewerkt in paragraaf 6.14.
De veroorzaakte geluidsbelasting vindt plaats op schappelijke tijden tot een uur of 15.00. Er worden maatregelen getroffen voor een verhoogde geluidswering van de gevel van de woningen. Daarnaast beschikken alle woningen over een geluidsluwe zijde. Om deze redenen wordt de afwijking van de richtafstanden aanvaardbaar geacht.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Daarnaast zijn er voor verschillende regio’s en gebieden gerichte opgaven geformuleerd. In dit geval zijn dat gebiedsgerichte opgaven voor Noord-Holland. Buiten deze 13 belangen en gebiedsgerichte opgaven hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk stelt met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regels die doorwerken naar andere overheidslagen.Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden in de SVIR de rijksopgaven gebiedsgericht beschreven.
Zaanstad behoort tot de regio Noordwest-Nederland. Dit gebied beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. Binnen dit gebied is de Metropoolregio Amsterdam de grootste stedelijke regio. Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio krijgt de komende jaren te maken met een forse woningbouwopgave. Niet enkel de opgave om extra woningen bij te bouwen speelt, maar tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen. De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. De stedelijke regio van mainport Schiphol staat bekend als één van de regio’s met de sterkste concentratie van topsectoren. Van belang is dat internationaal opererende bedrijven niet alleen in Nederland blijven, maar dat er zich ook meer bedrijven, ondernemers en internationale kenniswerkers blijvend vestigen. Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat in stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren te behouden is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen.
Beoordeling
Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de SVIR. De 13 nationale belangen zijn niet van grote betekenis voor het bestemmingsplan ‘Pauwenven’, omdat het om een actualisatie van bestaande bestemmingsplannen gaat. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt is. Het relevante beleidskader voor het bestemmingsplan ‘Pauwenven’ wordt gevormd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:
Beoordeling
Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.
Beoordeling
In paragraaf 6.10 wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld.
De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.
Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).
De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.
In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling is niet aangemeld in het kader van de Crisis- en herstelwet (Chw). Derhalve is de Chw niet van toepassing op de voorgenomen ontwikkeling.
Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:
De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.
Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.
Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2021 in werking.
Beoordeling
Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Bebouwd Gebied.
Beoordeling
Het plangebied is gelegen binnen de contour van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). De voorgenomen ontwikkeling voorziet in stedelijke verdichting en optimalisatie van het gebruik. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
De eerste Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is gelijktijdig vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.
Beoordeling
Het plangebied behoort tot het 'Bestaand Bebouwd Gebied'. De regels omtrent stedelijke ontwikkeling in het buitengebied, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw zijn op het plangebied niet van toepassing. De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied, dat in de bestaande situatie reeds verstedelijkt is, sluit aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting.
In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.
De vijf principes zijn achtereenvolgens:
Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een binnenstedelijke verdichting, met veel aandacht voor een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.
Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'Woongebied' met het nadere profiel 'Nieuw tuinstedelijk'.
Ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
Beoordeling
Profiel: Nieuw tuinstedelijk
Gebiedskenmerken
Het nieuw tuinstedelijke profiel is van toepassing op de meeste naoorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw bestaat. Dit profiel wordt gekenmerkt door een gemiddelde dichtheid van 30-40 woningen per hectare. In deze monofunctionele wijken zijn de voorzieningen geclusterd in winkelcentra. Verder is er nog enige ruimte voor wat geclusterde voorzieningen. Bij transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van de voorzieningen, verkeer- groen- en waterstructuur. Daarnaast is er een grotere differentiatie in dichtheden en woontypologieën gewenst. Hierbij wordt gedacht aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations en/of het stadscentrum. Verdunnen op de overgangen naar het landelijke gebied is mogelijk. De wijken bestaan uit architectonisch samenhangende buurten die een grote mate van woningdifferentiatie kennen.
Openbare ruimte
De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de groene inrichting van de buurten en de voortuinen. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en groene straatprofielen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen. Dit om de noodzaak tot waterberging vorm te geven en voor het creëren van extra blauwgroene ruimte. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij verdichting/gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een wens om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij herstructurering moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn duidelijk begrensd en kennen een hogere kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte.
Functies
Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare.
Op 30 juni 2016 is MAAK Zaanstad door de gemeenteraad vastgesteld. Binnen MAAK.Zaanstad is de gemeente Zaanstad met inwoners, ondernemers en organisaties in gesprek gegaan over de toekomst van Zaanstad. MAAK.Zaanstad is een toekomstbeeld en agenda en is eigendom van de stad. Het heeft tot doel met een investerings- en uitvoeringsagenda te komen die ervoor zorgt dat Zaanstad ook op de lange termijn een sociaal duurzame stad is, waar mensen zich thuis voelen en met plezier wonen en werken.
MAAK.Zaanstad is een uitwerking van bestaande visies, zoals Zaans Evenwicht en de Economische en Ruimtelijke Structuurvisie. Deze visies zijn verrijkt met het gesprek met de stad en majeure ontwikkelingen, waaruit opgaven, richting en ambitie zijn gedestilleerd.
De agenda van MAAK.Zaanstad loopt tot 2040, maar kijkt ook op korte termijn: wat moet er nu al gebeuren? Met MAAK.Zaanstad heeft de gemeenteraad een aantal maatregelen vastgesteld. Onder meer heeft de gemeenteraad bepaald dat (enkel de maatregelen relevant voor het onderhavig plan zijn opgenomen):
Beoordeling
Het onderhavig plan maakt woningbouw mogelijk binnen de stedelijke contouren. Het plan beoogt een kwalitatieve herontwikkeling van het gebied. Het bestemmingsplan draagt daarmee bij aan de doelstellingen van MAAK Zaanstad.
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.
Beoordeling
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).
Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.
Beoordeling
De gemeente Zaanstad vindt het wenselijk dat het monumentenbeleid (inclusief archeologie, cultuurhistorie, historische geografieën stedenbouw- en landschapskunde) integraal onderdeel uitmaakt van haar ruimtelijk ordeningsbeleid. Cultuurhistorische waardenkaarten, cultuurhistorische verkenningen, cultuurhistorische effectrapportages en beeldkwaliteitplannen zijn hiervoor geschikte middelen.
In 2006 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Hiermee was Zaanstad de eerste gemeente met een eigen CHW-kaart. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven die van cultuurhistorisch belang zijn. Dit kan zijn vanwege een historisch stratenpatroon, oude dijken of een oude verkaveling.
In de CHW-kaart is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (bijvoorbeeld Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren en molens) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuur plannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand, zwaarwegend rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied.
Figuur 4.1 Archeologische waarden- en verwachtingenkaart (bron: Atlasleefomgeving)
Conform de archeologische waarden- en verwachtingskaart behoort het projectgebied tot een gebied met geen archeologische verwachting. Hierdoor is het gebied vrijgesteld van verder onderzoek en vormt archeologie geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
De Cultuurhistorische waardenkaart laat zien dat het projectgebied niet binnen enige cultuurhistorische waarden ligt.
De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen.
Beoordeling
Op de projectlocatie zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Beoordeling
Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.
Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).
Beoordeling
In bijlage 4.2 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad.
Zaanstad is een historisch gegroeide streek, waarbinnen het erfgoed een belangrijke identiteitsdrager is. Gebouwde monumenten, archeologische monumenten, waardevolle structuren, molens, landschappen, verkavelingpatronen, linten, dijken, sluizen en water zijn onmisbaar voor de streek en voor de identiteit van Zaanstad met zijn Zaankanters.
De erfgoedvisie beschrijft hoe de gemeente Zaanstad, als beheerder van het erfgoed, daar in de periode 2011- 2018 aan gaat voldoen. Het doel is om de bestaande identiteit te versterken en voorwaarden te creëren om die identiteit uit te bouwen, nu en in de toekomst. Daarmee is erfgoed tevens de basis van de ruimtelijke ontwikkeling en wordt duidelijk dat erfgoedonderdelen niet langer op zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een groter geheel: de context.
De erfgoedvisie heeft een vijftal subdoelen, waarvan voor het plangebied het doel om cultuurhistorie in te zetten als kwaliteit en inspiratiebron voor stedelijke ontwikkeling van belang is. De Zaan en de bebouwingsstructuur langs de dijk (Westzijde) vormen in dit geval de inspiratiebron voor de positie, massa en functie van de voorgenomen bebouwing.
Tegelijk met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) op 1 oktober 2010 is ook de Erfgoedverordening Zaanstad 2010 van kracht geworden. Voor alle wijzigingen en werkzaamheden aan rijks-, provinciale- en gemeentelijke monumenten is na genoemde datum een omgevingsvergunning nodig.
Omdat de nieuwe verordening ook een archeologisch deel bevat, is gekozen voor de overkoepelende term 'erfgoed' verordening in plaats van monumentenverordening.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
Beoordeling
Het bestemmingsplan is, voor zover van toepassing, met inachtneming hiervan opgesteld. Er zijn in het plangebied geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.
Beoordeling
Op de projectlocatie zijn geen archeologische of cultuurhistorische waarden aanwezig. Derhalve hoeft dit niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
Op 26 januari 2006 heeft de gemeenteraad deze monumentenverordening vastgesteld. Hierin staan de eisen en voorwaarden, die verbonden zijn aan gemeentelijke monumenten.
Het verschil met de oude, uit 1996 daterende verordening is dat in de nieuwe verordening een aantal zaken beschermd kunnen worden die voorheen niet op de gemeentelijke monumentenlijst konden worden geplaatst. Zo is het dankzij de nieuwe verordening mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Historisch groen kunnen bijvoorbeeld (groepen) bomen, beplantingen van lanen en meer van dat soort zaken zijn. Roerende monumenten zijn boten, wagens en auto's en dergelijke.
De belangrijkste verandering is echter dat in de Monumentenverordening Zaanstad 2005 voorbescherming geldt voor panden of zaken waarvan de procedure tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst is begonnen, maar die nog niet definitief zijn geplaatst en dus nog niet zijn beschermd. Voorbescherming voorkomt dat panden tijdens de plaatsingsprocedure alsnog gesloopt worden.
Beoordeling
De projectlocatie is niet aangewezen als een monument en tevens zijn geen opstallen met een monumentale waarde aanwezig in het plangebied.
Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.
In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Beoordeling
De projectlocatie is gelegen in het welstandsgebied eenvoudig. In deze gebieden wordt ruimte geboden voor vernieuwing en experimenten, met behoud van sturing op primaire kwaliteiten. De lichte toetsing richt zich op voor-, zij- en achterkanten van een gebouw en heeft betrekking op zowel erf, gevel als dakvlak.
In de gemeentelijke Woonvisie kijkt de gemeente tot 2020 vooruit op het wonen in Zaanstad en op de wijze waarop dit zich verder moet ontwikkelen. Het gaat hier vooral om de kwaliteit van wonen; in dat opzicht wil Zaanstad zich profileren als aantrekkelijke woon- en werkstad met bijzondere woonmilieus en in een waterrijk landschap en met een imposant industrieel erfgoed.
De strategische doelstelling van de Woonvisie is dan ook gericht op het benutten en versterken van de verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek.
De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
1. Door sterker te sturen op kwaliteit en gedifferentieerde woonmilieus kan Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad blijven en haar positie binnen de regio versterken.
2. Het tegengaan van verval en benutten van kansen in de wijken versterkt de fysieke, economische en sociale kwaliteit van de wijken en draagt bij aan de verscheidenheid van de stad.
3. De vergrijzing en het streven om mensen met een zorgvraag te laten participeren in de samenleving vraagt om een verdere uitrol van het ingezette beleid van wonen, welzijn en zorg.
4. Duurzaamheid als basis is een voorwaarde voor een op de langere termijn kwalitatief hoogwaardige, aantrekkelijke, veilige en gezonde stad.
Om van beleid tot uitvoering te komen stelt de gemeente in de Woonvisie dat samenwerking met onder meer marktpartijen (waaronder ontwikkelaars) essentieel is om de ambities te realiseren.
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 43 woningen. Er worden 29 gezinswoningen en 14 seniorenwoningen ontwikkeld. Het beoogde programma bestaat uit:
De voorgenomen ontwikkeling behelst een gedifferentieerd aanbod in woonmilieus waardoor Zaanstad een aantrekkelijk stad blijft en haar positie in de regio kan versterken. Het initiatief draagt daarnaast bij aan de opvang in het woonmilieu voor de vergrijzing en de toeneme zorgvraag door te voorzien in seniorenwoningen.
De 43 woningen worden gasloos opgeleverd en krijgen een EPC-waarde van 0. Daarmee voldoen de woningen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zaanstad.
‘Samen verder met Zaans Mozaïek’ beschrijft de woonambitie van de gemeente Zaanstad voor de komende jaren. Wonen vormt één van de belangrijkste pijlers in het beleid. Daarom wil de gemeente in de komende jaren een extra impuls geven door middel van deze uitvoeringsagenda. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema’s:
De coördinatie van de uitvoeringsagenda ligt bij het Domein Stedelijke Ontwikkeling. Jaarlijks wordt in aansluiting op de Planning en Control cyclus gerapporteerd over de voortgang. Alle programmaleiders maken op basis van deze uitvoeringsagenda een plan van aanpak, waarbij enkele gedeelde uitgangspunten gelden: concreet, gefaseerd, gezamenlijk, innovatief en financieel.
Relevant voor voorgenomen ontwikkeling is de uitvoeringsagenda 'Versnelling en kwaliteit nieuwbouw'. De verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn vereist de bouw van minstens 600 woningen per jaar. Zaanstad houdt rekening met doelgroepen die binnen de gemeente willen (blijven) huisvesten en met bevorderen van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt. Door te sturen op kwaliteit en diversiteit blijft Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad en kan de positie in de regio worden versterkt.
De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie. De rol van de gemeente verandert en er moeten prioriteiten gesteld worden welke taken en rol de gemeente neemt bij ieder onderwerp. De ene keer is de gemeente aan zet om te ontwikkelen of te faciliteren en de andere keer de maatschappij en toetst de gemeente alleen. De gemeente heeft hier het kwadrantenmodel voor ontwikkeld, groen en water valt grotendeels in het kwadrant regisseren; kernkwaliteiten behouden. Hiermee geeft de gemeente ruimte aan partijen om initiatieven op te starten.
Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn de klimaatadaptieve maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.
Met het Groen- en waterplan wordt voorgesorteerd op de omgevingswet die in 2021 van kracht wordt en vormt het plan een bouwsteen voor de omgevingsvisie.
Kernwaarden
De kernwaarden van het groen en water zijn de belangrijkste kenmerken in de stad en het buitengebied. De kernwaarden zijn tot stand gekomen vanuit de ruimtelijke waarden (stedelijk gebied, landelijk gebied, Noordzeekanaalzone en dijken, linten en paden) en functionele thema’s (recreatie, natuur en klimaatadaptatie).
De voornaamste water- en groenstructuurverbindingen in het stedelijk gebied worden bepaald door de parken en de waterlopen. Veel ecologische verbindingen zijn verbonden aan de landschappelijk ingepaste waterlopen. Ook de begraafplaatsen vormen een belangrijke kernwaarde, door de hoge leeftijd van de beplanting en bomen en de cultuurhistorische waarde. De volkstuinen bezitten waarde door de sociale functie die ze vervullen en de ruimte die er is voor natuurwaarde. De sportvelden hebben vooral een recreatieve functie voor een groot deel van de inwoners van Zaanstad. Daarnaast zijn de omringende groenstroken waardevol voor de flora en fauna. Veel parken, begraafplaatsen, sportparken, volkstuinen en groenstroken vormen een stapsteen binnen de ecologische structuur. De stadsranden zijn enerzijds ‘stenig’ en anderzijds ‘groen’. De stenige randen geven een duidelijke grens tussen het stedelijk gebied en het landelijk gebied en de groene randen geven een meer zachtere grens. Het overig groen binnen het stedelijk gebied is voornamelijk vormgegeven als begeleiding van wegen, als plantsoenen en als groenstroken. Zaanstad heeft hoge cultuurhistorische waarden zoals de Zaan, de historische waterlopen, weteringen, gouwen, ontwateringssloten en ontginningsloten.
Ambitie
Binnen de gemeente Zaanstad zijn veel kwaliteiten aanwezig die bij kunnen dragen aan het versterken van de kernwaarden van groen en water. De kernwaarden vormen de basis voor de ambitie en het beleid. Bij de ambitie is een handreiking opgesteld waarin de stappen staan vermeld waar bij ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden voor wat betreft groen en water.
In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voorwaterberging en natuur. Bij toenemende verstedelijking wordt de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker voor een prettige woonomgeving. Het beleid is, waar de kwantiteit van het groen of water afneemt, wordt kwaliteit passend bij de aanwezige waarden toegevoegd.
Daarnaast zijn er verschillende gemeentelijke initiatieven om bijvoorbeeld particulieren te stimuleren een meer groene omgeving te creëren en gaat de gemeente zelf aan de slag om de kernwaarden in de openbare ruimte te verbeteren. Voor ontwikkelingen zijn verschillende kwaliteitsimpulsen benoemd om de bestaande kwaliteiten te verhogen.
Waarden stedelijk gebied
Beleid
Kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen
Beoordeling
De projectlocatie is gelegen in een 'stedelijk gebied' met aan de randen van het gebied 'stedelijk groen'. Naast de projectlocatie is een ecologische verbindingszone gelegen.
De gemeente Zaanstad heeft in het stedelijk gebied een toekomstige ontwikkelopgave van 20.000 woningen die binnenstedelijk wordt ingepast. Dit brengt druk op groen en water die steeds groter wordt. Door de ontwikkeopgave neemt de druk op de waterberging en kans op hittestress toe. Minder groen, maar wel waardevoller groen, waar uimte is voor waterberging, recreatie, ontspanning en groen. De groene verbindingen moeten blijven bestaan. Kan dit niet in kwantiteit, dan moet dit gecompenseerd worden in kwaliteit.
De beoogde ontwikkeling vindt plaats in het stedelijk gebied en heeft geen gevolgen voor de groene verbindingen aan de rand van de projectlocatie. Deze verbindingen blijven ongeschonden en worden niet aangetast. Hiermee is de ontwikkeling in lijn met het groen- en waterplan.
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten die het gemeentebestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen.
Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.
De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.
Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.
De toets van de ontwikkeling aan bovenstaande beleidsstukken vindt plaats in paragraaf 6.7 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.
Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn.
De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels die u op onze website kunt vinden (https://www.hhnk.nl/portaal/keur_41208/).
Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.
Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2015). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
De toets van bovenstaande beleidsstukken vindt plaats in paragraaf 6.8 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
De ambitie van de gemeente Zaanstad is dat inwoners van Zaanstad in hun eigen wijk of dorp op een prettige manier oud kunnen worden. De betrokken partners delen deze ambitie evenals het besef van de gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ieder draagt daar vanuit zijn eigen rol aan bij.
Veel mensen die ouder worden geven aan dat ze graag in hun eigen buurt of wijk willen blijven. Dat geldt natuurlijk niet voor iedereen, sommigen willen bijvoorbeeld dichter bij de kinderen gaan wonen. Wanneer voor ouderen zelfstandig wonen niet meer mogelijk is, zijn er verspreid over Zaanstad nieuwe vormen van verzorgd wonen beschikbaar. Misschien niet meer in de bekende traditionele vormen, maar in andere vormen waarin men hulp en zorg kan ontvangen.
De opgaven waarlangs deze ambitie gerealiseerd kan worden staan verbeeld en verwoord in onderstaand plaatje en de toelichting erbij. De opgaven zijn gebaseerd op de behoeften van ouderen. Dit zijn de randvoorwaarden die zij nodig hebben om prettig oud te kunnen worden.
Een geschikte woning, een eigen plek, is voor iedereen en dus ook voor ouderen een basisbehoefte. Met eventuele ondersteuning kan de oudere zich redden, veiligheid ervaren en zichzelf zijn. De gemeente Zaanstad en haar partners, zetten zich in om een breed scala van geschikte woonvormen voor ouderen beschikbaar te hebben door nieuwbouw of aanpassing van de bestaande woonvoorraad.
Ondersteuning, stimulans en faciliteiten komen beschikbaar voor huiseigenaren, die zelf hun woonruimte kunnen aanpassen. Tevens is er ruimte voor nieuwe initiatieven voor ouderen, die met elkaar willen gaan wonen. Het zelf regelen van eventuele ondersteuning en zorg kan daar onderdeel van zijn, al dan niet door nabuurschap.
Beoordeling
De beoogde ontwikkeling maakt 14 senioren woningen mogelijk voor ouderen en draagt hiermee bij aan de doelstelling van het beleid om geschikte woningen voor ouderen in de wijk te realiseren.
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen.
De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.
Woningen verwarmen zonder aardgas
‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’
Klimaatakkoord Parijs
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.
Nieuwe initiatieven worden mogelijk
Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.
Beoordeling
De 43 woningen worden gasloos opgeleverd en krijgen een EPC-waarde van 0. Daarmee voldoen de woningen aan de duurzaamheidsambitie van de gemeente Zaanstad.
Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) – de gemeenten en provincies – afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi beperkt ook het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.
Gemeenten en provincies hanteren de normen uit het besluit bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De veiligheidsregio adviseert over de bestrijding en beperking van een ramp. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is van groot belang.
De normen in het besluit zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansbenadering, de kans om te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gezondheidsschade, kans op verwonding of materiële schade tellen daarbij niet mee.
In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het besluit is een voorschrift opgenomen waarbij inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen of risicovolle activiteiten.
Beoordeling
In paragraaf 6.14 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het aspect externe veiligheid.
Beoordeling
Sinds 2004 geldt de Regeling externe veiligheid inrichtingen. Deze regeling strekt tot uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Sinds 2004 is de Revi meerdere keren gewijzigd.
In de Revi is een aantal zaken geregeld samenhangend met de uitvoering van het Bevi. In de eerste plaats is bepaald welke afstanden gelden tussen Bevi-inrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten. Deze afstanden zijn afgeleid van de grens- en richtwaarden uit het Bevi.
Daarnaast is in de Revi geregeld voor welke categorieën van inrichtingen het plaatsgebonden risico mag of zelfs moet worden berekend in plaats van herleiding uit de generieke Revi-tabellen. Er zijn referentiepunten vastgelegd van waaruit de afstanden gemeten moeten worden en er zijn regels gesteld over het invloedsgebied met het oog op de verantwoording van het groepsrisico.
Beoordeling
In paragraaf 6.14 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het aspect externe veiligheid.
Het ontwerpbestemmingsplan is, overeenkomstig artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) ter inzage gelegd. Gedurende bovengenoemde periode van inzage kon iedereen, naar keuze mondeling of schriftelijk, zijn zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan kenbaar maken.
De zienswijzen zijn in een nota beantwoord. De nota is als Bijlage 8 bij de toelichting gevoegd. De zienswijzen hebben geen aanleiding gegeven tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het verplicht om in overleg te treden met de besturen van bestuursorganen die betrokken en belanghebbend zijn bij een nieuw bestemmingsplan. Deze verplichting is beperkt tot bestuursorganen.
Daarnaast zijn ook, in het kader van een zorgvuldige voorbereiding van het bestemmingsplan (artikel 3.2 Algemene wet bestuursrecht), enkele andere organisaties en partijen die bijzondere betrokkenheid hebben bij dit plangebied om advies gevraagd.
Het concept bestemmingsplan is om advies toegezonden aan:
Overlegpartners.
Alleen de reactie van het Hoogheemraadschap heeft geleid tot een verandering van de waterparagraaf. De reactie van het Hoogheemraadschap was als volgt:
In het voortraject is reeds afstemming geweest over dit plan met het hoogheemraadschap. De digitale watertoets heeft plaatsgevonden op 26 juni 2017. In het overleg op 19 april 2018 tussen gemeente, ontwikkelaar en het HHNK zijn afspraken gemaakt over met name de verrekening van de benodigde watercompensatie.
Doordat het plangebied niet direct grenst aan oppervlakte is er voor gekozen om het compensatiewater middels de waterbank van polder Oostzaan te verrekenen. Het huidige streefpeil in de polder Oostzaan rondom het plangebied is NAP-1,46 meter.
Het principe van de watercompensatie staat goed in de waterparagraaf vermeld maar als uitwerking van het overleg van 19 april zou de verhardingsberekening nog uitgewerkt en toegezonden worden. Deze heeft het Hoogheemraadschap nog niet ontvangen, waardoor de genoemde verhardingstoename van 3093 m2 niet te controleren is. Graag de berekening van de verhardingstoename nog naar ons toezenden en in waterparagraaf opnemen.
Verder is een klimaatbestendige inrichting van het plangebied Pauwenven van belang. Het Hoogheemraadschap verzoekt om hier in de waterparagraaf aandacht aan te besteden. Met een goede maaiveldinrichting kan eventuele wateroverlast bij clusterbuien worden voorkomen en/of wordt overtollig regenwatern naar locaties gestuurd waar de minste schade wordt veroorzaakt. Verder is het bij stedelijke verdichting belangrijk om voldoende ruimte te reserveren voor onverhard/groen waardoor neerslag ook deels kan infiltreren en vertraagd tot afstroming komt. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de mogelijke beperkingen of mogelijkheden van de bodemgesteldheid en aanwezige drooglegging.
In de Toelichting wordt in de waterparagraaf 6.8 en Bijlage 1 Hoofdstuk 9 Beleidskader Water summier ingegaan op het beleid/ de Keur van het Hoogheemraadschap. Wij verzoeken u dit uit te breiden met de tekst zoals in de digitale watertoets reeds is aangegeven en hieronder nogmaals staat vermeld.
Deze opmerkigen zijn in de toelichting in 6.7 en Hoofdstuk 9 Beleidskaders Water verwerkt.
De overige overlegpartners hebben geen reacties ingediend die geleid hebben tot aanpassing van het bestemmingsplan.
Op de informatieavond (29 januari 2019) is er met een aantal bewoners van de Pauwenven gesproken over de optie om het betreffende bouwblok een kwartslag te draaien. Hier werd destijds positief op gereageerd. Er is door de bewoners een zienswijze (2019/4066) ingediend, maar daarin is deze optie niet aangedragen. Op 10 april 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden met de indieners van de zienswijze. In overleg is er voor gekozen het bouwblok een kwartslag te draaien, dit zorgt voor een verkleind breedteprofiel van de bebouwing aan de Pauwenven waardoor meer open ruimte ontstaat.