Plan: | Oostzijderveld |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3851BP-0301 |
De toelichting van een bestemmingsplan geeft uitleg over en een onderbouwing van de bestemmingsregeling die in de planregels en op de verbeelding is opgenomen. Voor de onderbouwing van de bestemmingsregeling wordt onder meer ingegaan op de geldende beleidskaders en wordt, in het kader van het onderzoek naar de haalbaarheid, verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast wordt er een verantwoording gegeven voor de gemaakte keuzes.
De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:
In Hoofdstuk 1 Inleiding wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. De ligging van het plangebied wordt eerst aangegeven. Vervolgens wordt de huidige situatie beschreven om af te sluiten met de voorgaande geldende bestemmingsplannen.
In Hoofdstuk 2 Wat maken we mogelijk met dit plan? wordt eerst de aanleiding voor het nieuwe plan omschreven. Daarna worden de uitgangspunten beschreven met aansluitend de ontwikkelingen. Deze paragraaf is afhankelijk qua invulling van het soort plan; ontwikkeling of actualisatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een uiteenzetting van het voortraject, mits hiervan sprake is geweest.
Hoofdstuk 3 krijgt een belangrijke rol in de toelichting. Hierin wordt het gehele plan samengevat en tevens zal er een verantwoording voor de gemaakte keuzes worden afgelegd. Dit hoofdstuk moet een zeer goed beeld geven van wat het plan inhoudt en wat het mogelijk maakt en waarom hiervoor gekozen is.
In Hoofdstuk 4 Planonderbouwing wordt uitvoerig verslag gedaan van de uitgevoerde onderzoeken die, binnen de relevante beleidsthema's, zijn uitgevoerd. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre het bestemmingsplan haalbaar en uitvoerbaar is en wat de overwegingen zijn voor de gemaakte keuzen in dit bestemmingsplan.
In Hoofdstuk 5 Participatie wordt eerst het traject doorlopen hoe de communicatie met burgers eruitzag. De tweede paragraaf gaat in op de vooroverleggen met overheden en diensten. Alle inspraak, zienswijzen en ambtshalve wijzigingen komen in de derde paragraaf aan bod.
Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving bevat de juridische toelichting op de bestemmingsregeling. Daarbij wordt er eerst in algemene zin ingegaan op de opzet van de bestemmingsregeling. Vervolgens wordt er planspecifiek naar de bestemmingsplanregeling gekeken. Daarna worden de artikelen specifiek toegelicht.
In de bijlagen staan alle relevante beleidsstukken samengevat. Zowel het algemene Rijks-, provinciaal als gemeentelijk beleid op het gebied van ruimtelijke ordening. Daarnaast wordt themaspecifiek beleid nader toegelicht. Vervolgens volgt er per beleidsstuk een korte conclusie waarin de link tussen het plan en het beleidsstuk wordt beoordeeld. Daarnaast komen ook in de bijlage de volledige inspraak- en zienswijzenprocedures terug en de ambtshalve wijzigingen.
Sportpark Oostzijderveld is een ongeveer tien hectare groot gebied met sportvelden. Het gebied ligt in Zaandam ten zuiden van de spoorlijn Zaandam - Enkhuizen, ten westen van de Gouw, ten oosten van de Heijermansstraat en ten noorden van de Prins Bernhardweg. Op het terrein, nabij de Prins Bernhardrotonde, ligt een brandweerkazerne.
Sportcomplex Oostzijderveld is onderdeel van de wijk Kogerveld. Deze wijk bestaat uit 3 buurten en 2 sportparken. De buurt Kogerveld maakt deel uit van wijk Kogerveld. Dit gedeelte ligt tussen de Spoorlijn Zaandam - Enkhuizen en de A8 (Coentunnelweg) nabij knooppunt Zaandam.
Afbeelding 1.1: Ligging plangebied
Het plangebied bestaat uit de voormalige voetbalvelden van VVZ, de brandweerkazerne, het clubhuis van duikteam Murene, de voetbalvelden van voetbalvereniging Zaanlandia en de tennisbanen van tennisvereniging De Gouw. De gronden op het westelijk deel van het plangebied (voormalig VVZ terrein) zijn inmiddels opgehoogd met een zandlaag. De oude bebouwing is ook gesloopt. De voetbalvereniging Zaanlandia en tennisvereniging De Gouw zijn nog actief. De gronden worden hier nog intensief gebruikt. Ook de brandweerkazerne en Veiligheidsregio Zaanstreek - Waterland (kantoor) inclusief oefenruimtes worden dagelijks intensief gebruikt.
Afbeelding 1.2: Luchtfoto 2018 plangebied
De gronden van het projectgebied lijken in eerste instantie te vallen binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Uitbreiding Zuid-Oost, vastgesteld door de raad van gemeente Zaanstad op 13 november 1958 en herzien op 5 maart 1974. De gronden binnen het projectgebied hebben hier de enkelbestemming Sportterrein. Het terrein, in de plannen aangewezen voor 'sportterrein', is uitsluitend bestemd voor sportvelden met bijbehorende was- en kleedgelegenheden en clublokalen.
Afbeelding 1.3: Uitbreidingsplan Zuid-Oost
Het uitbreidingsplan Zuid-Oost is vastgesteld op 2 december 1958 (raadsvoorstel dd 13 november 1958). Dus vóór de inwerkingtreding van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO). Het uitbreidingsplan bestaat uit kaart en bijbehorende bouwvoorschriften. Bij raadsbesluit van 8 april 1974 is een aantal voorschriften van deze voorschriften gewijzigd in verband met een verandering van het detailhandelsbeleid. Het gaat alleen om een aantal aanvullingen van artikelen. Deze wijzigingen/aanvullingen maken een onlosmakelijk deel uit van de voorschriften van het uitbreidingsplan uit 1958. Het raadsbesluit van 8 april 1974 is wel gebaseerd op de WRO, maar het is zonder de voorschriften van 2 december 1958 volstrekt onleesbaar heeft daarmee geen enkele zelfstandige waarde.
Het in 1958 vastgestelde, in 1974 gewijzigde, planologisch kader is per 1 juli 2013 van rechtswege komen te vervallen. Dit is geregeld in artikel 9.3.2 Invoeringswet Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze bepaling heeft betrekking op bestemmingsplannen, die op grond van artikel 10 van de Overgangswet ruimtelijke ordening en volkshuisvesting 1965 of ingevolge enige andere wettelijke bepaling geacht werden bestemmingsplannen in de zin van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te zijn. Het gaat dus om plannen, die vastgesteld zijn op basis van bijvoorbeeld de Woningwet, zoals oude "uitbreidingsplannen in hoofdzaak" en "uitbreidingsplannen in onderdelen". Het vervallen van deze uitbreidingsplannen leidt tot de situatie, dat de betrokken gebieden "witte vlekken" worden.
De situatie was alleen anders geweest wanneer er in 1974 voor de huidige locatie een wijziging zou zijn vastgesteld die als vollediger planologisch kaderen als vervanging van het uitbreidingsplan was bedoeld.
Er is dus geen vigerend juridisch planologisch kader. Met het bestemmingsplan wordt de voorgenomen woningbouw Oostzijderveld/VVZ terrein mogelijk gemaakt.
Met dit bestemmingsplan wordt een actueel planologisch juridisch kader geboden voor enerzijds de bestaande sportvelden en anderzijds de gewenste woningbouwontwikkeling. Het plangebied omvat zowel de gronden behorende bij voetbalvereniging Zaanlandia en tennisvereniging De Gouw, het clubhuis van duikteam Murene en de gronden behorende bij de Veiligheidsregio Zaanstreek - Waterland. Deze gronden worden conserverend bestemd, ofwel krijgen de bestemming die het huidige gebruik omvat. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan de woningbouwontwikkeling mogelijk op de voormalige voetbalvelden van VVZ.
In 2015 heeft de Ontwikkeladviseur B.V. een initiatief ingediend om woningbouw op het Oostzijderveld / VVZ terrein te realiseren. Eind augustus 2015 heeft gemeente Zaanstad een intentieovereenkomst afgesloten om de haalbaarheid van dit initiatief te onderzoeken. Tijdens de haalbaarheidsfase in 2015 hebben een 4 tal stedenbouwkundige bureaus een visie neergelegd voor het gebied. De ontwikkelaar en gemeente Zaanstad hebben deze visies gezamenlijk beoordeeld en dit heeft geleid tot een programma en stedenbouwkundige opzet.
Begin april 2016 heeft het college kennis genomen van het resultaat van de haalbaarheidsfase en heeft opdracht gegeven om de onderhandelingen te starten over de realisatie van circa 365 woningen, en tevens de raad te informeren middels een raadsinformatiebrief.
Inmiddels is er een onderhandelingsresultaat bereikt. Op basis hiervan is in eerste instantie een gevarieerd programma met circa 385 woningen (80% koop- en huurwoningen in het midden en dure segment, en circa 20% sociale huurwoningen) ontworpen. Om de kwaliteit en de duurzaamheidsambities van de gemeente te borgen, zijn nadere afspraken met de ontwikkelaar vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.
In april 2019 is gekozen voor het toevoegen van een extra woonblok, als afsluiting en overgang naar de bestaande veiligheidsregio. Hiermee wordt mede de geluidshinder door toedoen van de veiligheidsregio zoveel mogelijk buiten het plangebied gehouden. Met dit blok worden in totaal 50 woningen toegevoegd, en worden in het plangebied nog eens 15 woningen extra mogelijk gemaakt waardoor er een programma ligt van circa 450 woningen.
Door planuitbreiding langs het kantoor van de VRZW en door optimalisatie in de plannen is het mogelijk een hogere woningdichtheid te realiseren waarbij het eerder in 2017 door de raad vastgestelde kwaliteitskader wordt gerespecteerd. Het programma voor sociale huur en starterswoningen is uitgebreid en de bestaande bedrijfsvoering van de VRZW is geborgd.
In april 2020 is gekozen om het plan meer flexibiliteit te geven voor het realiseren van kleinere woningen binnen de bestaande stedenbouwkundige massa's. Ruimtelijk gezien wijzigt het plan, zoals in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen niet. De bouwvlakken en maximum bouwhoogtes blijven gelijk. In totaal maakt het bestemmingsplan het nu mogelijk om maximaal 534 woningen te realiseren.
Om ontwikkeling van het Oostzijderveld/ VVZ terrein mogelijk te maken moet het terrein worden opgehoogd (is inmiddels gebeurd) en moet er een nieuw bestemmingsplan worden gemaakt. Door middel van onderhavig plan wordt de herontwikkeling planologisch mogelijk gemaakt.
Het plangebied Oostzijderveld is circa tien hectare groot gebied met sportvelden. Het gebied ligt ten zuiden van de spoorlijn Zaandam - Enkhuizen, ten westen van de Gouw, ten oosten van de Heijermansstraat en ten noorden van de Prins Bernhardweg. Op het terrein, nabij de Prins Bernhardrotonde, ligt een brandweerkazerne.
Sportcomplex Oostzijderveld is onderdeel van de wijk Kogerveld. Deze wijk bestaat uit 3 buurten en 2 sportparken. De buurt Kogerveld maakt deel uit van wijk Kogerveld. Dit gedeelte ligt tussen de Spoorlijn Zaandam - Enkhuizen en de A8 (Coentunnelweg) nabij knooppunt Zaandam. Wanneer we in de tekst spreken over Kogerveld doelen we op de wijk Kogerveld. Als het specifiek om de buurt Kogerveld duiden we dat als zodanig aan. Maar wijk Kogerveld is groter en omvat ook de buurt Hofwijk, gelegen tussen de spoorlijn, de Zaan, en de Prins Bernhardbrug en de Slachthuisbuurt (Boerejonkerbuurt), gelegen aan de Zaan. Ten zuiden van het plangebied ligt de Rosmolenwijk, die wordt begrensd door de Koningin Julianaweg, de Gouw, de Vermiljoenweg/Peperstraat en de Zaan. Ten oosten van de Gouw liggen de wijken Hoornseveld en Peldersveld. Hoornseveld is tevens de benaming van het sportveldenensemble ten oosten van Oostzijderveld. De Gouw vormt de grens tussen beide sportgebieden.
Verdichten rond de knooppunten
Een van de ambities van MAAK.Zaanstad is het verdichten rondom OV knooppunten. Rond het knooppunt NS-station Zaandam-Kogerveld heeft een woon-werkprogramma met grote dichtheid kans van slagen. De ontwikkeling van Oostzijderpark zal fungeren als belangrijke pilot voor MAAK.Zaanstad - als kwalitatieve ontwikkeling van de geplande 15.000 – 20.000 extra woningen in Zaandam - en als voorbeeld voor het verdichten bij knooppunten.
Voor Oostzijderveld zet MAAK.Zaanstad in op het transformeren van de in onbruik geraakte sportvelden tot een 'woonmilieu met een sterk concept'. Door de treinverbinding tusssen Zaandam Kogerveld en Amsterdam Centraal zijn toekomstige bewoners binnen een half uur in hartje Amsterdam, hiermee ligt Kogerveld dichter bij het Amsterdamse centrum dan veel wijken in de gemeente Amsterdam zelf.
Zaans groenstedelijke buurt
Oostzijderveld biedt ruimte om grootstedelijke elementen toe te voegen die nu nog missen in het woon-werkaanbod in Zaandam en die te combineren met de groene kwaliteiten van de tuindorpen die in de Kogerveldbuurt te vinden zijn. Bijvoorbeeld het toevoegen van wat meer duurdere woningen en grootstedelijke voorzieningen zoals ontmoetingsplekken rond het station of pleisterplekken voor recreanten.
Voor de Slachthuisbuurt gaat het volgens MAAK.Zaanstad om een geleidelijke transformatie richting een stedelijke mix van wonen en werken met de Zaan en het erfgoed als smaakmakers. Daarnaast zien we mogelijkheden voor een upgrade voor de woonomgeving van de Kogerveldbuurt door geleidelijke herstructurering en intensivering. Met de ontwikkeling van Oostzijderveld kan bovendien ingespeeld worden op de grote ontwikkelingen die in Zaanstad spelen, zoals ook benoemd in MAAK.Zaanstad: bijvoorbeeld vergrijzing, verduurzaming en de energietransitie.
Zelfstandig herkenbaar met een eigen naam
Wanneer we over Oostzijderveld spreken hebben we het over het ontwikkelgebied. Maar de benaming voor het plan voor deze gebiedsontwikkeling is Oostzijderpark. Deze naam geeft meteen het groene en publieke karakter van de plek aan. Oostzijderpark wordt een zelfstandig herkenbare, groenstedelijke buurt. Het is duidelijk onderdeel van en verbonden met Kogerveld maar heeft een sterke eigen identiteit en een autonoom karakter.
Oostzijderpark staat op zichzelf
Voor de planontwikkeling worden de kansen voor sportpark Oostzijderveld in zijn totaliteit bekeken. Over de ontwikkeling van de naastgelegen sportvelden heeft nog geen definitieve besluitvorming plaatsgevonden. Ontwikkeling van Oostzijderpark is daarom zodanig vormgegeven dat het geheel ook zonder de ontwikkeling van de sportvelden kan functioneren. Op het moment dat ook de sportvelden aan de oostkant van het sportpark leeg zouden vallen ontstaat er ruimte voor ontwikkeling van de tweede fase.
Oostzijderpark wordt ontwikkeld met een grote diversiteit aan woningtypologie en voorzieningen. Er worden sociale huurwoningen gerealiseerd maar ook royale koopappartementen en de variëteiten daartussen. In de verdere uitwerking zal ook worden onderzocht of er ruimte is voor nieuwe woonvormen zoals woningen voor aanlanders en/of expats.
Het programma is onderverdeeld in zes blokken met een totaal van circa 534 woningen en circa 1.500 m2 aan commerciële ruimte. Op dit moment is de huidige detail uitwerking die binnen de kaders van dit bestemmingsplan past als volgt, waarbij opgemerkt moet worden dat dit bestemmingsplan nog enige flexibiliteit biedt. In blok A worden huur appartementen gerealiseerd met in de plint een commercieel programma. In blok B en C wordt een combinatie van grondgebonden woningen en sociale huurwoningen gerealiseerd en in blok D en E wordt een combinatie van koopappartementen en grondgebonden woningen gerealiseerd. In de blokken D en E wordt tevens een commercieel programma gerealiseerd. In blok F, aangrenzend aan de veiligheidsregio komen sociale huur appartementen. Hierbij moet gedacht worden aan maatschappelijke voorzieningen met ondergeschikte detailhandel en horecavoorzieningen.
In 2015 heeft de Ontwikkeladviseur B.V. een initiatief ingediend om woningbouw op het Oostzijderveld / VVZ terrein te realiseren. Eind augustus 2015 heeft gemeente Zaanstad een intentieovereenkomst afgesloten om de haalbaarheid van dit initiatief te onderzoeken. Tijdens de haalbaarheidsfase in 2015 hebben een 4 tal stedenbouwkundige bureaus een visie neergelegd voor het gebied. De ontwikkelaar en gemeente Zaanstad hebben deze visies gezamenlijk beoordeeld en dit heeft geleid tot een programma en stedenbouwkundige opzet.
Begin april 2016 heeft het college kennis genomen van het resultaat van de haalbaarheidsfase en heeft opdracht gegeven om de onderhandelingen te starten over de realisatie van circa 365 woningen, en tevens de raad te informeren middels een raadsinformatiebrief.
Hierop volgend is in maart 2017 door het college ingestemd met het onderhandelingsresultaat onder de voorwaarde dat de “kwaliteit” verder uitgewerkt diende te worden. Dat heeft geresulteerd in het door het college vastgesteld stuk 'Uitgangspunten Omgevingskwaliteit Oostzijderveld'. Het college heeft de raad gevraagd krediet beschikbaar te stellen om voorbereidende werkzaamheden (voorbelasten en start bestemmingsplanprocedure) mogelijk te maken.
In april 2019 is gekozen voor het toevoegen van een extra woonblok, als afsluiting en overgang naar de bestaande veiligheidsregio. Hiermee wordt mede de geluidshinder door toedoen van de veiligheidsregio zoveel mogelijk buiten het plangebied gehouden.
Een jaar later in april 2020 is gekozen om het plan meer flexibiliteit te geven voor het realiseren van kleinere woningen binnen de bestaande stedenbouwkundige massa's. Stedenbouwkundig gezien wijzigt het plan, zoals in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen niet. De bouwvlakken en maximum bouwhoogtes blijven gelijk. In totaal maakt het bestemmingsplan het nu mogelijk om maximaal 534 woningen te realiseren.
Er is gekozen voor het doorlopen van een bestemmingsplanprocedure om alle milieu- en
omgevingsaspecten zo goed mogelijk op elkaar te laten aansluiten. Voorliggend
bestemmingsplan maakt de ontwikkeling van woningen mogelijk, waar voorheen
maatschappelijke voorzieningen (sport) waren toegestaan.
Duurzaamheid
Er komt in Zaandam Oost een wijk waar kwaliteit als leidend principe wordt gehanteerd met een programma dat past binnen de woonvisie van de gemeente Zaanstad. Duurzaamheid heeft een prominente plaats gekregen binnen het onderhandelingsresultaat. Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas.Bij de ontwikkelingen binnen het Oostzijderveld/VVZ is gasloos het uitgangspunt. De woningen op het Oostzijderveld worden aangesloten op het toekomstige warmtenet “Zaandam Oost”.
Kwaliteit
Voorafgaand en tijdens de onderhandelingen is uitvoerig stilgestaan bij de ambities van de gemeente op het gebied van wonen, duurzaamheid en kwaliteit. De ontwikkelingen moeten een impuls zijn voor de omgeving en kwaliteit bieden om doorgroei mogelijk te maken voor Zaanse bewoners maar ook voor nieuwe bewoners vanuit de Metropoolregio Amsterdam (MRA).
Het programma wat bestaat uit grondgebonden woningen en appartementen in zowel koop en (sociale) huur, past binnen de woonvisie van de gemeente en biedt variëteit. De ontwikkelingen sluiten aan bij de ambities van MAAK Zaanstad. Kernvraag bij het vervolg van de ontwikkelingen is wat wordt verstaan onder “kwaliteit”, De term kwaliteit is voor meerdere uitleg vatbaar, te denken valt aan de beeldkwaliteit/architectuur, buitenruimte, bouwkwaliteit, duurzaamheid, programma, maatschappelijk. De kwaliteit (architectonisch en landschappelijk in de juiste context) vormt samen met het realiseren van een gevarieerd woningaanbod en duurzaamheidambities de belangrijkste ingrediënten van de gemeente Zaanstad voor de ontwikkeling van Oostzijderveld/VVZ. De ontwikkeling Oostzijderveld/VVZ moet hierdoor mede een impuls geven aan het omliggende gebied. Om de architectonische en landschappelijke kwaliteit daadwerkelijk leidend te laten zijn wordt een kwaliteitsteam samengesteld die in de ontwerp- en uitvoeringsfase bepalend wordt voor de beoogde kwaliteit. Het kwaliteitsteam (bestaande uit gemeente: stedenbouw en supervisor. Ontwikkelaar: architect, landschapsarchitect) zal de plannen nader uitwerken tot een definitief ontwerp met een ontwerpnotitie om invulling te geven aan de beoogde uitstraling. Daarnaast is voor een groter gebied waar het Oostzijderveld/VVZ binnen valt, door de gemeente een gebiedsperspectief opgesteld en als leidraad en toetsingskader gehanteerd worden door het kwaliteitsteam. Onderdeel van het toetsingskader is het document 'Uitgangspunten Omgevingskwaliteit Oostzijderveld'.
Draagvlak
De Metropoolregio Amsterdam (MRA) kent een grote druk op de woningmarkt. Binnen MAAK Zaanstad is de ambitie onderschreven tot de uitbreiding van het aantal woningen binnen Zaanstad en de ontwikkelingen bij het Oostzijderveld/VVZ dragen daar aan bij. Omdat de doelstelling van deze ontwikkelingen ook een positief effect op de bestaande wijken moet hebben is de verwachting dat de omliggende wijken positief zullen reageren. De plannen zijn meegenomen in de participatie van het gebiedsperspectief. In dit bestemmingsplan wordt het ontwerp dat voortvloeit uit het gebiedsperspectief juridisch verankerd. Het bestemmingsplan is reeds gepresenteerd aan de buurt. Hier wordt in Hoofdstuk 5 van deze toelichting nader op ingegaan.
Goede ruimtelijke ordening
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening.
Uit de ruimte- en milieuaspecten volgen geen belemmeringen die de ontwikkeling tegenhouden. Er is aandacht besteed aan alle relevante omgevingsaspecten en voornamelijk naar geluid. Het plan verstoort geen beschermde diersoorten of is niet van invloed op beschermde natuurgebieden. Er is bijzondere aandacht besteed aan de geluidsbelasting van de veiligheidsregio en de voetbalvelden. Door het treffen van maatregelen is geen sprake van een belemmering van de omliggende voetbalvereniging en veiligheidsregio door toedoen van de nieuwe woningen en kan tevens een goed woon- en leefklimaat voor de toekomstig bewoners worden gewaarborgd.
Conclusie
Het plan voldoet aan de stedenbouwkundige voorwaarden. Bovendien draagt het plan bij aan de duurzaamheidsambities van de gemeente Zaanstad en voldoet het plan aan het criterium van een goede ruimtelijke ordening. Het levert bovendien een belangrijke bijdrage aan het invullen van de grote woningbehoefte binnen de gemeente Zaanstad.
Geschiedenis
Het plangebied was oorspronkelijk een veenmoeras dat tussen de elfde en veertiende eeuw is ontgonnen en omgezet tot weiland. Van de zeventiende tot de negentiende eeuw hebben er zes molens in het veld gestaan. Op onderstaande kaart zijn ze met groene stippen aangegeven. Het gaat om:
1. De Vergilius (ter hoogte van het gebouw van de brandweer) bijgenaamd De Suk, Het Serpent of De Bloeddief Stellingmolen Oliemolen en pelmolen, vanaf 1766 alleen ingericht als oliemolen. Bouwjaar 1648 door Jan en Frans Dirckse Snip. In 1888 gesloopt. Na 1850 was de molen zo ingericht dat de molen niet twee koeken, maar vier koeken per keer kon maken (Binkhorstsysteem). Hier dankte de molen ook zijn bijnamen aan. De werkdruk in de molen was zo hoog dat de olieslagers de productie niet konden bijhouden.
Afbeelding 4.1 De Vergillius, aquarel van Gerrit Mol (molendatabase.org)
2. De Dordtsche Maagd
Stellingmolen, Pelmolen, Bouwjaar 1759/ 1760, In 1817 afgebroken
3. De Houtlust
Zaagmolen, gebouwd in 1870 (of eerder), in 1875 verbrand.
4. De Diemermeer
Stellingmolen Pelmolen Bouwjaar 1746 (tijdens de opleving van de Zaanse pellerij) Waarschijnlijk eerder als poldermolen gebouwd in de Diemermeer De molen stond aan het water Het Spouw. In 1790 gesloopt.
5. De Stijfselbak
Stellingmolen Volmolen, pelmolen, verfmolen. Gebouwd voor 1675. In 1869 verbrand
6. De Herderin
Stellingmolen Schelzandmolen, Bouwjaar 16790, Verplaatst in 1819. Na de Tweede Wereldoorlog is het veld opgenomen in de uitbreidingsplannen van Zaandam en is het ingericht als sportpark.
Archeologische waarden
Volgens de provinciale en gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart heeft de te ontwikkelen locatie geen archeologisch waarde. De verwachting is dat door het bouwrijp maken van het plangebied in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw en de aanleg van de sportvelden, de in de bodem achtergebleven molenresten zodanig beschadigd zijn dat ze weinig archeologische informatie opleveren.
Toch is niet uitgesloten dat tijdens toekomstige graaf- en bouwwerkzaamheden archeologische vondsten bij deze molenplaatsen tevoorschijn komen. De in het najaar van 2018 uitgevoerde opgravingen op het Provily Sportpark in Krommenie, hebben uitgewezen dat ondanks de ontwikkeling tot sportterrein, er in een terrein nog archeologische vindplaatsen in de bodem aanwezig kunnen zijn. In het geval van Krommenie ging het om een Romeinse wachttoren, in het geval van het plangebied Oostzijderveld kan het om resten van molens gaan. Om deze reden worden de zes molenplaatsen aangegeven als gebieden van archeologische waarde.
Historisch geografische / landschappelijke waarden
De Gouw, de oostgrens van het gebied, is één van de twee overgebleven, in een noord-zuid richting lopende, doorgaande vaar-/ontginningssloten op de oostelijke Zaanoever. De Gouw heeft daarom hoge historisch geografische waarde die behouden moet blijven. In dit bestemmingsplan wordt de Gouw dan ook als Water bestemd.
Afbeelding 4.2 Kaartje met daarop aangegeven de gebieden met mogelijke archeologische waarde (groene stippen en historisch geografische waarde (rood omlijnd).
Gebouwde monumenten
In het gebied staan geen gebouwen van architectonische waarde en geen beschermde monumenten.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor de realisatie van het woningbouwproject.
De uitwerking van kwaliteit heeft geleid tot een document: “Uitgangspunten omgevingskwaliteit Oostzijderveld”. Woningbouw, kwaliteit en duurzaamheid staan hoog in het ambitiedocument van MAAK.Zaanstad en waren dan ook uitgangspunt bij de uitwerking van het kwaliteitsdocument. Er heeft afstemming plaatsgevonden met de commissie ruimtelijke kwaliteit (welstand), ook in het licht van het gebiedsperspectief dat voor Kogerveld wordt opgesteld.
Leren van het heden en verleden
Kijkend naar de verschillende tijdslagen die Zaandam en Oostzijderveld vormen (en gevormd hebben) zien we binnen elk tijdperk specifieke ingrediënten die we willen koesteren en continueren. Deze ingrediënten bieden aandachtspunten voor ontwerp; elementen waar we van kunnen leren. De cultuurhistorische kernwaarden van Kogerveld dienen als inspiratie voor de ontwikkeling van Oostzijderpark. Door wensen en opgaven te koppelen aan bestaande kwaliteiten kan de wijk - vanuit haar eigen identiteit en kwaliteiten en met behulp van gerichte maatregelen - versterkt worden.
Het bestuderen van de tijdslagen levert drie conclusies op.
1. Lange lijnen van het slagenlandschap en de Zaanse mix
Verleden
Op oude kaarten van de locatie Kogerveldwijk is te zien dat deze plek historisch bestond uit smalle, langgerekte weiden, gescheiden door vele sloten. Dit typische landschap is ontstaan door de wijze waarop Zaankanters vanaf de 10e eeuw het veenlandschap ontgonnen. Dwars op de bestaande veenstromen graven ze sloten om het veen te kunnen ontwateren. Zo ontstonden de langgerekte kavels. Doordat het water de sloten inliep ontstond droge grond die geschikt was voor akkerbouw en bewoning. 'Slag na slag' kwam meer landbouwgrond beschikbaar en zo ontstond het 'slagenlandschap'. Ook was er behoefte aan een brede sloot - de Gouw - waarin het water uit nog niet ontgonnen delen van het veenmoeras kon stromen. Deze lange structuren bepaalden eeuwenlang visueel het beeld van Oostzijderveld en het waren ook de lijnen waarlangs de ontwikkeling plaats vond.
Nadat de strook direct aan de Zaan was volgebouwd, ging men verder met het bouwen van woningen aan de lange dwarslijnen aan de Zaan die door het Slagenlandschap waren gevormd. Daarbij ontstond ook de kenmerkende Zaanse mix. Naast fabrieksgebouwen ontstonden woningen voor diverse groepen bewoners gemixt door elkaar heen. Huizen met houten gevels trof je aan naast stenen woningen en grootschalige fabriekspanden. Divers wonen met allerhande functies van wonen, werken en ontspannen door elkaar heen (de Zaanse mix) is een typisch Zaanse kwaliteit.
Heden
De lange lijnen in het landschap zijn met het opspuiten van zand bij de bouw van de na-oorlogse wijken grotendeels verloren geraakt. Maar de groen-blauwe lijnen die de Gouw en de Valdeursloot vormen zijn visueel en ruimtelijk nog stevige structuren die het landschap rijk is. Wat de Zaanse mix betreft zien we in het huidige Kogerveld minder diversiteit, resulterend in een meer eenzijdig woningaanbod en een minder divers voorzieningenaanbod. Tevens zijn er bedreigingen voor de verouderde woningbouw zoals het afnemen van het aantal bewoners per huishouden en de vergrijzing. Dit resulteert mogelijk in minder draagvlak voor de grootschalige wijkvoorzieningen.
2. Ruime en groene openbare ruimte
Verleden
Bij de bouw van Kogerveldbuurt stond de mens centraal, al mag dat nu misschien niet altijd meer blijken uit hoe de wijk ruimtelijk en sociaal functioneert. Bij de aanleg van Kogerveld in de jaren 1960 is de onderliggende structuur van het veenweidegebied losgelaten ten faveure van stempelbouw. Deze herhaling van bouwblokken met bijbehorende infra en groenstructuren hielp in het snel en efficiënt realiseren van veel woningen, maar had vaak ook een sterke ideologische kant. De wederopbouwwijken, en de sportvelden van Oostzijderveld (vanwege hun functie in hoge mate), boden een gezonde leefomgeving met lucht, licht en ruimte. De openbare ruimte is behoorlijk ruim van maat, waardoor het groen op alle plekken tussen de gebouwen zichtbaar is.
Heden
Het groen is een enorme kwaliteit in de Kogerveldbuurt. Maar het kreeg bij de aanleg weinig functie; je kunt er niet wandelen, fietsen of verblijven. Groen is niet gekoppeld aan publieke functies. Daardoor zijn juist de publieke plekken - waar die functies zitten - bij uitstek verstoken gebleven van groen en anoniem. Wat voor de anonimiteit ook niet helpt is dat vrijwel al het parkeren zichtbaar op het maaiveld is georganiseerd.
Tegelijkertijd ontbreekt de directe relatie tussen gebouw en buitenruimte waardoor er minder 'ogen op straat' zijn. Ook zijn de groenstructuren niet optimaal met elkaar verbonden. De waterstructuren in de wijk hebben een lage belevingswaarde. De haventjes in de Noorder Valdeursloot worden nog niet optimaal gebruikt. De Gouw is bevaarbaar, maar kan groeien in populariteit als vaarroute. Er lopen fiets- en wandelpaden langs het water, maar nergens kun je het water aanraken.
3. Sociaal weefsel: samen maken, doen en ontmoeten
Verleden
In Zaandam hadden de mensen al vroeg door dat de kans op sociale cohesie het grootst is als mensen zowel een gemeenschappelijk als individueel belang hebben in het delen van kennis en middelen. Zaankanters werkten al in de 18e en 19e eeuw samen aan technologische vernieuwingen, zodat elke innovatie kon voortbouwen op een vorige. Ondernemers sloten onderling bijvoorbeeld brandcontracten af ter verzekering tegen molenbranden.
Ook de zorg over de leefruimte deelden Zaankanters al heel vroeg, bottom up, met elkaar. Eeuwenlang gold de Zaan als belangrijke ader om aan te wonen. Vanwege ruimtegebrek benutte men ook de dwarspaden die op de Zaan lagen voor bewoning. De dwarspaden waren onderling niet verbonden waardoor aan elk pad een hechte gemeenschap ontstond, met het gevoel van samen maken, doen en ontmoeten. Later, vanaf 1900, verdwenen de padenstructuren, maar organiseerden arbeiders zich weer op een andere wijze sociaal sterk. De voetbalvereniging Zaanlandia bijvoorbeeld, met thuishonk op Oostzijderveld, is in 1912 opgericht als arbeidersvereniging.
Heden
De Zaankanters zijn trots op hun sterke gemeenschapszin, maar tegenwoordig raken de gemeenschappen steeds verder versnipperd. Aan sociale cohesie is desalniettemin meer dan ooit een grote behoefte, zo blijkt ook uit het buurtonderzoek in de Kogerveldbuurt. MAAK.Zaanstad zet om dezelfde reden in op het 'creëren van hechte woonwijken waar mensen naar elkaar omkijken en elkaar ontmoeten'.
Uitgangspunten voor ontwerp
Vanuit de bovenstaande conclusies zijn een vijftal uitgangspunten naar voren gekomen voor de stedenbouwkundige uitwerking van het plangebied.
1. Zaanse mix: ontmoeten, maken en doen
De Zaanse mix zien we als een sterke Zaanse kwaliteit die identiteit kan geven aan de geplande ontwikkelingen. Oostzijderpark wordt een wijk met een cultuur van interactie: ontmoeten, maken en doen. Een divers woonmilieu waar diverse groepen mensen elkaar dagelijks ontmoeten. De Zaanse mix is een mix van functies, mensen, activiteiten en schaal van de bebouwing. Zodoende wordt Oostzijderpark een gemixte wijk met ruimte voor doorstroming.
2. Aantakken op stevige ruimtelijke structuren van de Gouw en Valdeursloot
De groen-blauwe lijnen die de Gouw en de Valdeursloot vormen zijn de stevige visuele en ruimtelijke structuren die het landschap rijk is. Deze nemen we als uitgangspunt voor het ontwerp.
3. Parklaan: riante groene hoofdstructuur
De ruime en groene openbare ruimte is een belangrijk element uit de wederopbouwgedachte. Ze zijn nog steeds aanwezig en worden zeer gewaardeerd in de wijk. Die waarden nemen we dus mee als uitgangspunt in de verdere plannen. In Oostzijderpark vormt het groen-blauw het speelveld voor de ontwikkeling van een gezonde wijk met een sterke identiteit. De Parklaan - de groene hoofdader door het gebied – verbindt Oostzijderpark met de langere landschappelijke lijnen. De Parklaan vormt zichtbaar de (groene) levensader van de wijk; hij rijgt functies op maainiveau die de levendigheid van de wijk vergroten aan elkaar.
4. Groene ruimte is actief toe te eigenen
Er is een sterke behoefte aan functies en kwaliteit in de groen-blauwe publieke ruimte. De ruime, groene zones in Oostzijderpark staan open voor collectieve toe-eigening. Het groen aan de spoorstrook kan benut worden voor actief gebruik. Hier kunnen bijvoorbeeld deeltuintjes ontstaan. Parkeren op maaiveldniveau (in de openbare ruimte) wordt groen aangekleed. Er is tevens mogelijkheid tot car-sharing.
5. Upgraden van het stationsgebied
Het stationsplein kan als knooppunt in de wijk een grotere rol vervullen, daartoe heeft het een upgrade nodig zodat het reizen met de trein (of in de toekomst lightrail) van en naar de wijk Kogerveld meer populair wordt.
Ontwerp Oostzijderveld
Afbeelding 4.3 overzicht ontwerp woningbouw Oostzijderveld (bron: Just Architects, mei 2019)
De bouwhoogte van fase 1 verloopt volgens het Zaans profiel. Hiermee wordt ingespeeld op het historische feit dat de grotere industrie langs de Zaan stond en de kleinere arbeidershuisjes in de polder Oostzaan. Bij het station Kogerveld, een mobiliteitsknoop van de Metropool Regio Amsterdam, is ruimte voor een hoogbouw accent. Het station Kogerveld komt hiermee beter op de visuele kaart van Zaanstad.
Parallel aan de Heijermansstraat en de A7 komt een stedelijke wand. Deels om geluid af te vangen voor de achtergelegen woningen maar ook om in te spelen op de maat en schaal van het brede verkeersprofielen.
Afbeelding 4.4 impressie woningbouwplan Oostzijderveld (bron: Just Architects, mei 2019)
In Oostzijderpark fase 1 wordt ontwikkeld met een grote diversiteit aan woningtypologie en voorzieningen. Er worden sociale huurwoningen gerealiseerd maar ook royale koopappartementen en de variëteiten daartussen. In de verdere uitwerking zal ook worden onderzocht of er ruimte is voor nieuwe woonvormen zoals woningen voor aanlanders en/of expats.
Binnen het plangebied zijn diverse maatschappelijke functies aanwezig. De brandweer en veiligheidsregio zijn centraal in het plangebied aanwezig en aan de oostzijde liggen de bestaande sportvelden van voetbalvereniging Zaanlandia en tennisvereniging De Gouw. Ook de duikschool is gehuisvest in het gebied.
Naast deze bestaande maatschappelijke functies wordt in het nieuwbouwplan in blok B&C ruimte gereserveerd voor een eventuele maatschappelijke voorziening. Ook in blok D is dit het geval. Het gaat dan enkel om voorzieningen in de plint van de te realiseren gebouwen.
De groen-blauwe lijnen die de Gouw en de Valdeursloot vormen zijn de stevige visuele en ruimtelijke structuren die het landschap rijk is. Deze zijn als uitgangspunt genomen voor het ontwerp.
In Oostzijderpark vormt het groen-blauw het speelveld voor de ontwikkeling van een gezonde wijk met een sterke identiteit. De Parklaan - de groene hoofdader door het gebied - verbindt Oostzijderpark met de langere landschappelijke lijnen. De Parklaan vormt zichtbaar de (groene) levensader van de wijk; hij rijgt functies op maaiveldniveau die de levendigheid van de wijk vergroten aan elkaar.
Een hardlooproute van 1,5 kilometer op wijkniveau verbindt Kogerveld en Oostzijderpark. Wandelen wordt gestimuleerd in het gebied, waardoor buren elkaar vaker toevallig ontmoeten: bijvoorbeeld lommerijke routes van de auto-parkeerplaats buiten naar de entrees van de gebouwen.
Parkeren op maainiveau (in de openbare ruimte) wordt groen aangekleed.
Afbeelding 4.5: impressie maaiveld
Op bijzondere plekken van Oostzijderpark zijn voorzieningen opgenomen om invulling te geven aan de Uitgangspunten Omgevingskwaliteit Oostzijderveld. De belangrijkste voorziening wordt de horeca invulling bij het station Kogerveld, onder de hoge woontoren. Deze horeca dient de buurt, wijk en gebruikers van het station. De dubbelhoge ruimte is de woonkamer van de buurt en krijgt een terras aan de watergang op de zon. Elders in blok 1 zijn kleinere ruimtes voor commercieel en/of maatschappelijke voorzieningen opgenomen. In blok 2&3 zal samen met de woningcorporatie worden onderzocht of er voorzieningen kunnen worden opgenomen in de plint ten behoeve van de bewoners. Blok 4 bevat een commerciële en/of maatschappelijke ruimte onder de hoogbouw maar zal ook inspelen in de adressering van blok 4&5 aan de Parklaan. Aan de Parklaan worden bijzondere woningen ontwikkeld met aandacht voor interactie tussen binnen en buiten en dat zal thuiswerkende ondernemers uitnodigen zich hier te vestigen.
Onderdeel van een goede ruimtelijke ordening is het effect van de beoogde nieuwe ontwikkeling op de verkeersstructuur en het parkeren in en rondom het plangebied. Voor het inschatten van de verkeersgeneratie kan gebruik worden gemaakt van ervaringscijfers en specifieke (CROW) kencijfers enerzijds, en het Zaans Verkeers- en Prognosemodel (ZVPM) anderzijds. Het voordeel van CROW kencijfers is dat meer onderscheid naar woningtypologie kan worden gemaakt, het voordeel van het ZVPM is echter weer dat een prognose mogelijk is die de bereikbaarheidskwaliteit van auto, fiets en OV meeweegt in de effectberekening. Vanwege het feit dat Oostzijderpark onderdeel is van de zogenaamde MAAK ontwikkeling (MAAK Midden) is het soms van belang om onderscheid te maken in planhorizon: een deel van in MAAK Midden bedachte visie zal na de tijdhorizon van dit bestemmingsplan haar uitwerking krijgen.
Parkeren - uitgangspunten
Het vigerende parkeerbeleid van Zaanstad is vastgelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” (UPZ). Deze uitvoeringsnota geeft aan welke parkeernormen van toepassing zijn voor welke functies, gedifferentieerd naar gebied. Het Oostzijderpark is momenteel in het geheel gelegen binnen stedelijke zone B (schil centrum) met een matige stedelijkheidsgraad. Met de voorziene ontwikkeling in en rondom Oostzijderveld én de bedachte knooppuntontwikkeling rondom NS station Kogerveld wordt de stedelijkheidsgraad hoger. Daarom wordt voor dit bestemmingsplan de stedelijkheidsgraad Zeer Sterk Stedelijk B aangehouden. Ten aanzien van stedelijkheidsgraad moet worden opgemerkt dat een dergelijke aanduiding over een ruim gebied wordt bepaald en dus niet op het niveau van een specifiek deelplan. In die zin bepaalt een parkachtige omgeving in de nabijheid mede de stedelijkheidsgraad van het grotere gebied waarin het deelplan is gelegen.
Het stedenbouwkundige plan zal in beginsel in de eigen parkeerbehoefte moeten voorzien. Voor woningen geldt alleen een minimum norm: de ontwikkelaar mag meer parkeerplaatsen realiseren. De parkeernorm daalt naarmate de woningen kleiner zijn: in de UPZ wordt een relatie verondersteld tussen woninggrootte (uitgedrukt in GBO) en de prijsklasse van woning en vervolgens tussen de prijsklasse van de woning en het gemiddelde autobezit.
Voor Zeer Sterk Stedelijke zone B, en dus ook voor Oostzijderpark, geldt:
Voor al deze woningen geldt dat in de genoemde parkeernorm tenminste 0,3 parkeerplaats toegankelijk moet zijn voor bezoek, hier is dan ook geen differentiatie naar woningtype op van toepassing. Voor zover dit bezoekersaandeel niet op maaiveld in de openbare ruimte is gerealiseerd, dient de toegang voor bezoek gegarandeerd te zijn. Als bezoekplekken in bijvoorbeeld een parkeerkelder worden gerealiseerd, dan kan de kelder niet worden afgesloten met een slagboom/pasjessysteem tenzij er bijvoorbeeld een intercomfaciliteit is waarmee een bewoner op afstand toegang kan verschaffen aan zijn of haar bezoek.
Voor aanleunwoningen en bijvoorbeeld studentenkamers gelden aparte, nog lagere normen voor autoparkeren.
Toets parkeernorm
Voor fase 1 is een woningbouwprogramma bedacht waar de genoemde normen op kunnen worden toegepast. In totaal is er 900 m2 aan commerciële ruimtes (com). Hier worden indicatief de normen van apotheek (2,3 per 100 m2 met 45% bezoektoegankelijkheid) op toegepast. De reden is dat dit een iets hogere norm oplevert dan standaard kantoorruimte waardoor een flexibele invulling van de commerciële ruimtes ook geborgd is. Verder komt er 603 m2 horeca. Binnen fase 1 kunnen de loopafstanden te groot worden. Als dit het geval is dan dient er op deelplan niveau worden getoetst.
Een groot deel (407 parkeerplaatsen) van de eerder berekende parkeerbehoefte wordt binnen de bouwblokken gerealiseerd, en circa 180 parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Bij definitieve plantoetsing wordt gekeken naar de verhouding tussen bewoners- en bezoekersparkeren. De wijze waarop de parkeerplaatsen in de bouwblokken toegankelijk zijn kan relevant zijn voor de uitkomst van een dergelijke parkeertoets.
Bouwblok F
Bouwblok F (72 appartementen < 80 m2 GBO per appartement) is in tegenstelling tot blokken A t/m E te zien als een integratie met het terrein van de VRZW. De parkeeroplossing voor dit bouwblok is ook in samenhang met de parkeercapaciteit voor de VRZW voorzien. De huidige VRZW parkeercapaciteit van 105 parkeerplaatsen wordt met 35 plaatsen uitgebreid naar 140 parkeerplaatsen. Van de 140 parkeerplaatsen zullen ten minste 61 beschikbaar zijn voor dubbelgebruik voor bewoners en bezoek van bouwblok F. Voor bouwblok F geldt een parkeernorm van 0.8 en 0.9 pp/appartement zodat de parkeereis hiervoor 58 parkeerplaatsen is, waarvan 22 voor bezoekers. Dit past in de 61 algemeen beschikbare plaatsen. Voor de maatgevende situatie overdag, als de VRZW de hoogste parkeervraag heeft, volstaat de totale areaaluitbreiding van 35 parkeerplaatsen ten opzichte van het huidige areaal. Voor woningen wordt immers normatief een aanwezigheidspercentage van 60% overdag verondersteld op werkdagen ( = 35 parkeerplaatsen).
Deelauto en OV knooppunt
Een OV knooppunt heeft invloed op de parkeerbehoefte van nabijgelegen gebouwen. Voor station Kogerveld betekent dat een reductie van 10% in een straal van 250 meter. Dit geldt voor zowel bezoekers als bewoners. De bouwblokken A t/m D vallen binnen deze straal en komen in aanmerking voor een OV reductie. In de tabel hieronder is de nieuwe parkeerbehoefte berekend. De totale parkeerbehoefte is 518.
Door het gebruik van deelauto's voor bewoners valt de parkeerbehoefte lager uit. 10% van de totale parkeerbehoefte mag gebruikt worden voor deelauto's. Eén deelauto vervangt vijf parkeerplaatsen, maar er moet ook een plek zijn waar de deelauto kan parkeren. Hierdoor is de netto reductie 4 parkeerplaatsen. Indien hiervan gebruik wordt gemaakt, kan de parkeerbehoefte bij de aanvraag omgevingsvergunning geactualiseerd worden.
Ten behoeve van de ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt in het voorliggende plan worden er minimaal 540 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee is aangetoond dat voldoende parkeergelegenheid gecreëerd kan worden binnen het plangebied. Het plan voldoet daarmee aan de voorwaarden van de Zaanse parkeernota.
Toekomstige parkeerregulering
Met de ambities van MAAK.Zaanstad wordt ingezet op het toevoegen van woningen en het toevoegen van kwaliteit aan de stad. Een van de MAAK.Gebieden is de Kogerveldwijk. De beschikbare ruimte is schaars en het autonetwerk is reeds druk belast. In het Perspectief voor de Kogerveldwijk is dan ook aangegeven dat het toevoegen van een groot aantal woningen alleen maar mogelijk is als er een vorm van parkeerregulering komt in combinatie met een schaalsprong ten aanzien van de fiets en het openbaar vervoer. De nabijheid van het treinstation en het feit dat er rond het ZMC inmiddels betaald parkeren is ingevoerd, versterken verder het voornemen om met betrekking tot de woningbouwlocatie Oostzijderpark een vorm van parkeerregulering in te voeren.
Het introduceren van parkeerregulering is een essentiële stap naar minder autogebruik en autobezit. In gebieden met parkeerregulering kunnen aanvullende acties worden ingezet, zoals deelauto's en mobiliteitshubs. Andere vervoersvormen worden door deze aanvullende mogelijkheden aantrekkelijker om te gebruiken. Het niet invoeren van parkeerregulering heeft tot gevolg dat bewoners, die moeten betalen voor een interne parkeerplaats, hun auto parkeren op een van de (gratis) bezoekersparkeerplaatsen in de openbare ruimte. Gevolg: bewonersgarage leeg, straatparkeerplaatsen vol en overlast in de omgeving. Daarom is het belangrijk dat de juiste parkeerder op de juiste plek parkeert. Bewoners, werknemers van kantoren en horecapersoneel komen na eventuele invoering van een vorm van parkeerregulering niet in aanmerking voor een parkeervergunning om op straat te parkeren. De parkeerbehoefte voor bewoners moet volledig opgelost worden in de bouwblokken. Alleen bezoekers aan bewoners krijgen bij een systeem van gereguleerd parkeren een mogelijkheid om gebruik te maken van kortingsregelingen om op straat te parkeren, binnen de bestaande regelingen die daarvoor gelden binnen de gemeente. Het is daarom wenselijk om een vorm van gereguleerd parkeren in te voeren binnen het plangebied.
Fietsparkeren
Met de introductie van de UPZ gelden ook normen voor het stallen van fietsen. Voor alle woningtypen, met uitzondering van aanleunwoningen en starterswoningen, geldt dat er 1 stallingsplek per "25 m2 woningoppervlakte" beschikbaar moet zijn. Dit is voor het gebruik van bewoners en ook verplicht als uitvloeisel van het bouwbesluit. Een dergelijke fietsnorm kan geheel of gedeeltelijk in een fietsberging/schuur worden opgelost. Met name voor appartementengebouwen wordt bij de toetsing van bouwplannen bekeken of er ook voor het bezoek voldoende fietsplekken worden aangeboden. De UPZ noemt hierbij 0,5 plekken per 25m2 woning als ondergrens. Dergelijke plekken dienen dan bijvoorbeeld nabij de ingang van een appartementengebouw beschikbaar te zijn. De formele eis bij eengezinswoningen kan op basis van een vrijstelling vervallen. Dit is bijvoorbeeld uit te leggen vanuit de gedachte dat voor- en/of achtertuin fysieke ruimte geven voor de bezoeker per fiets op eigen terrein van de bewoner. Dit type vrijstelling wordt zeker niet gegeven als er gemeenschappelijke ingang op maaiveld is voor een complex van woningen.
Verkeersbewegingen plangebied
Op basis van een ruwe vuistregel (5 verplaatsingen per woning) zijn de circa 532 woningen van de 1e fase in het plangebied (woonbestemming) goed voor maximaal 2.900 mvt/etm, hierbij rekening houdend met het gegeven dat er ook nog circa 800 m2 aan commerciële/Horeca ruimte is bedacht.
De intensiteiten die in Fase 1 thans worden verondersteld passen in beginsel nog in een verkeersruimte waarbij de verkeersfunctie nog enigszins in verhouding staat tot de verblijfsfunctie. Een erftoegangsweg met 30 km/h zone is in dat licht bezien nog denkbaar.
Verkeersstructuur in het plangebied
De straten in het plangebied (Verkeer/Verblijfsgebied) voor motorvoertuigen hebben volgens de huidige uitgangspunten uitsluitend een functie voor bestemmingsverkeer van datzelfde plangebied. Dankzij dit principe zullen alle straten in het plangebied qua functie en gebruik (uit te drukken in bijvoorbeeld de verkeersintensiteit) een toewijzing als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom mogelijk maken. Concreet betekent dit dat er fase-gewijs een 30 km/h zone kan worden ingesteld. De 30 km/h zone maakt het ook mogelijk zowel in wegprofiel, wegtracé een algehele aankleding van de weg een situatie te realiseren waarin het verkeer de ruimtelijke (woon-)kwaliteit van de buurt vooral ondersteunt.
Verkeersstructuur rond het plangebied
Aan de noordzijde van het plangebied loopt de spoorlijn Zaandam-Purmerend-Hoorn. Aan de oostzijde is er het water van de Gouw met aan westzijde het fietspad naar Kogerveld en Kalf, deel uitmakend van het regionale en primaire fietsnetwerk. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de A7/Prins Bernhardweg waarvan de beide rijbanen met verkeersbestemming in het plangebied zijn gelegen. Het vormt de noordelijke invalsweg van Zaandam vanaf het knooppunt Zaandam naar het Prins Bernhardplein. Op het Bernhardplein sluit de S155 (Heijermansstraat) aan, die de westelijke begrenzing van het plangebied vormt. De oostelijke rijbaan ligt in het plangebied, de westelijke rijbaan ligt daarbuiten.
In de huidige wegcategorisering van Zaanstad geldt de Prins Bernhardweg als een stroomweg (autosnelweg) buiten de bebouwde kom. Feitelijk is deze weergave alleen geheel correct voor het deel ten oosten van de Gouw: dat deel is een autosnelweg met een snelheidsregime van 100 km/h. Langs het plangebied ligt de weg deels langs fase 1 binnen de bebouwde kom (50 km/h). Langs de sportbestemmingen ligt de komovergang en geldt vervolgens 70 km/h buiten de kom. De huidige verkeersintensiteit op de Prins Bernhardweg bedraagt op werkdagen circa 41.000 mvt/etm. De prognose is dat dit rond 2030 zal zijn gegroeid tot ongeveer 47.300 a 48.400 mvt/etm, afhankelijk van onder andere het oplevertempo van nieuwbouw in Kogerveldwijk en andere delen van Zaanstad. De oudere prognose ging nog uit van ruim 44.000 mvt/etm. Voor de periode ver na de planhorizon (2040) geven 1e indicatieve prognoses vergelijkbare waarden of zelfs een overschrijding van 50.000 mvt/etm.
Voor de Bernhardweg worden studies uitgevoerd met als doel om de haalbaarheid van een zogenaamde afwaardering van de weg te onderzoeken. Dit zou o.a. inhouden dat ook ten oosten van de Gouw de status van autosnelweg verdwijnt en dat mogelijk aanvullende aansluitingen op het stedelijk wegennet worden gerealiseerd. Hiermee is vermindering van de druk op het Prins Bernhardplein wellicht mogelijk en kunnen bestaande en nieuwe gebieden in Zaandam een betere bereikbaarheid verkrijgen. Vooralsnog richten deze studies zich op aansluitingen die (bijna) geheel zijn gelegen buiten het plangebied Oostzijderpark. Dergelijke aansluitingen kunnen er toe leiden dat de druk op het Prins Bernhardplein en de Bernhardweg langs Oostzijderpark vermindert ten opzichte van de geciteerde toekomstprognoses.
De Heijermansstraat geldt als gebiedsontsluitingsweg categorie B en heeft een 50 km/h snelheidsregime. Het maakt deel uit van de S155, een stadsroute die de S150/N516 (Thorbeckeweg) met de N515 (Leeghwaterweg) verbindt en op die verbinding diverse Zaandamse wijken aan elkaar koppelt. Een deel van deze route, ten zuiden van het Bernhardplein, maakt ook deel uit van de centrumruit (en parkeerring) van Zaandam en is ook belangrijk voor deze functie. De huidige verkeersintensiteit bedraagt op werkdagen ongeveer 17.000 mvt/etm. De prognose is dat dit rond 2030 ten zuiden van de Parkrijklaan in elk geval tot bijna 19.000 mvt/etm is gegroeid, ten noorden kan de groei beperkt zijn. Afhankelijk van vooral een verhoogde woningbouwproductie in MAAK Midden kan deze prognose voor 2030 ook hoger uitvallen en resulteren in bijna 21.000 mvt/etm nabij het Bernhardplein en 18.400 mvt/etm ten noorden van de Parklaan. Zowel voor het Bernhardplein als ook de Heijermansstraat geldt dat in lijn van deze ontwikkelingen naar de toekomstvastheid van de bestaande infrastructuur wordt gekeken en dat aanpassingen aan kruisingen in de nabijheid van het plangebied noodzakelijk kunnen blijken. Voor Oostzijderpark is thans al vast komen te staan dat een met een verkeerslichten beveiligde kruising noodzakelijk is voor de aantakking op de Heijermansstraat, in nauwe koppeling met het nabije Prins Bernhardplein.
Conclusies
Het voorliggende ontwikkelingsplan van fase 1 voorziet in de parkeerbehoefte op basis van het geldende parkeerbeleid. Bovendien wordt in de regels van dit bestemmingsplan een bouwregel opgenomen die waarborgt dat bij indiening van de omgevingsvergunning, voldoende parkeerplaatsen worden aangelegd.
De ingetekende infrastructuur en omliggend wegennet voldoet voor de afwikkeling van het autoverkeer door toedoen van de ontwikkeling van Fase 1.
De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen. Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Verharding en compenserende maatregelen
In de basis is de watercompensatie van Fase 1 daarom deels voorzien in Fase 2 waar de
watercompensatie gekoppeld is aan een gebruikskwaliteit, de nieuwe haven. Uitgangspunt is een watercompensatie van 10-15% voor Fase 1&2 gezamenlijk. Aangezien het tussen de 2 en 5 jaar duurt voordat gestart kan worden met fase 2, dient elke fase afzonderlijk in voldoende watercompensatie te voorzien. Voor het voorlopig ontwerp van de openbare ruimte is de watercompensatie berekend voor alleen fase 1.
Op basis van de verhardingstoename dient voor fase 1 in totaal 4.769 m2 water gecompenseerd te moeten worden.
De watertoets is opgedeeld in 2 delen:
Wanneer men de wadi’s niet meetelt in de berekening is de compensatie 14,5% en dus net niet voldoende. Echter als de wadi’s wel worden meegenomen in de watertoets komt men op een compensatie van 17,5% en dus ruim voldoende.
Afbeelding 4.6: water huidige situatie en toekomstige situatie
Waterkwaliteit en riolering
Er vinden geen activiteiten plaats die als gevolg kunnen hebben dat vervuild hemelwater naar het oppervlaktewater afstroomt. Het hemelwater kan dus als schoon worden beschouwd. Het is daarom niet doelmatig om het af te voeren naar de rioolwaterzuiveringsinrichting (rwzi). Geadviseerd wordt om een gescheiden stelsel aan te leggen. Daarnaast wordt geadviseerd om met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk te voorkomen.
Waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen aan of in (beschermings-) zones van een primaire of regionale
waterkeringen.
Advies Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Er heeft divers overleg plaatsgevonden tussen gemeente en hoogheemraadschap inzake de watercompensatie. Het hoogheemraadschap heeft uiteindelijk in het kader van het bestuurlijk vooroverleg een positief advies gegeven, zie ook 5.1.1 Wettelijke overlegpartners. De resultaten van dit vooroverleg zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moet worden doorlopen. De ladder voor duurzame verstedelijking is kaderstellend voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van de decentrale overheden. Hieronder valt het bestemmingsplan.
Artikel 3.1.6. van het Bro luidt:
Toelichting op het gebruik
De Ladder is in de Nota van Toelichting (Stb. 2017, 182) gemotiveerd: “Zowel voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen binnen als buiten bestaand stedelijk gebied moet de behoefte worden beschreven. Uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Tevens wordt de mogelijkheid geboden in het derde lid, om de toepassing van de Ladder door te schuiven naar het uitwerkings- of wijzigingsplan. De verwachting is dat de Ladder hierdoor beter hanteerbaar zal zijn, beter aansluit bij het geheel aan vereisten aan een toelichting bij bestemmingsplannen en tot minder onderzoekslasten zal leiden.”
Beoordeling
Voor de projectlocatie geldt dat het gaat om het realiseren van maximaal 534 woningen en 1.500 m2 aan commerciele ruimte. De Ladder voor duurzame verstedelijking dient goed gemotiveerd te worden.
Zaanstad zet uitdrukkelijk in op het huisvesten van de eigen bevolking en heeft tevens binnen de Stadsregio (SRA) een huisvestingstaak en bouwopdracht in verband met de bevolkingsgroei in de regio. Op dit moment is binnen de gemeente Zaanstad grote behoefte om aan de gewenste gemiddelde bouwproductie van gemiddeld 600 woningen per jaar invulling te geven. Recentelijk is vanuit de SRA de vraag voor een versnellingsopgave van 1.000 woningen per jaar voor Zaanstad gekomen. De crisis heeft gezorgd voor een aanzienlijke stagnatie van deze productiebehoefte.
Uit het provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid blijkt dat in de Zaanstreek, waaronder Zaanstad, een grote behoefte is aan woningen. In Zaanstad is er een behoefte aan woningen in alle woonsegmenten. Met name is er behoefte aan woningen in het middeldure en betaalbare koop- en huursegment. Zaanstad speelt in op de verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn door het faciliteren van het bouwen van minstens 600 woningen per jaar. Hierbij is vraaggericht bouwen en daarmee een divers nieuw aanbod creëren, een belangrijke pijler. Naast sociale woningbouw moeten ook huur- en koopwoningen in midden en hoge segment worden gebouwd. Daarnaast vinden veel mensen het belangrijk om zo lang mogelijk zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen. Geschikte woningen, voor onder andere senioren, zijn daarvoor noodzakelijk. Met de beoogde ontwikkeling van 534 woningen wordt ingespeeld op de behoefte en is de ontwikkeling in lijn met het beleid.
Het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016 t/m 2020 Amstelland-Meerlanden, Amsterdam en Zaanstreek-Waterland is in juli 2017 door de Provincie Noord-Holland goedgekeurd.
In het RAP ligt de voorkeur bij woningbouw op binnenstedelijke ontwikkeling. Wordt een buitenstedelijke ontwikkeling voorbereid dan moet naast de toets aan de behoefte, zowel kwantitatief als kwalitatief, worden onderbouwd dat deze redelijkerwijs niet elders binnen de marktregio wel binnenstedelijk kan worden uitgevoerd. Dit brengt de noodzaak tot regionale afstemming tussen gemeenten met zich mee. Woningzoekenden verhuizen immers tussen gemeenten en samen moeten gemeenten voldoen aan de bouw voor extra instroom van buiten de regio en demografische groei binnen de regio zelf. Met de woningbouwplannen wordt daarop ingespeeld, de gevraagde afstemming en onderbouwing voor de Ladder moet voorkomen dat teveel plannen worden ingezet op dezelfde segmenten. Ook wordt zorgvuldigheid afgedwongen bij het ontwikkelen buiten bestaand stedelijk gebied (BSG). Ruimte is immers een schaars goed. In overeenstemming met de samenhang op de woningmarkt in deze regio is de volgende indeling in marktregio's gemaakt:
Voor de regio als geheel wordt de groei van de woningbehoefte in de periode 2017-2027 geraamd op ca. 79.500 woningen. Hier staat een harde plancapaciteit van bijna 62.500 woningen tegenover, waardoor een tekort aan harde plannen van 17.000 woningen bestaat.
Voor de regio Zaanstreek-Waterland als wordt de groei van de woningbehoefte in de periode 2017-2027 geraamd op ca. 61.120 woningen. Hier staat een harde plancapaciteit van 50.230 woningen tegenover, waardoor een tekort aan harde plannen van circa 10.890 woningen bestaat.
Voor Zaanstreek-Waterland geldt de conclusie dat:
Conclusie
Er is regionaal gezien een grote vraag in vrijwel alle marktsegmenten. Specifiek is er vraag naar betaalbare huurwoningen en koopwoningen in het middeldure en betaalbare segment. Hierin wordt met voorliggend bestemmingsplan en plan in voorzien.
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een vol-waardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nade-lige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieube-heer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijla-ge D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Op 7 juli 2017 is het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In het gewijzigde Besluit
m.e.r. is de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling opgenomen. Door het
college van B&W van de gemeente Zaanstad dient een afzonderlijk besluit genomen te worden
of een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat. Een dergelijk besluit wordt genomen op basis van een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r..
De beoogde ontwikkeling valt te kwalificeren als een stedelijke ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. Gezien de aard en omvang van de functiewijziging van het project (ECLI:NL:RVS:2018:348) ten opzichte van de huidige bestemming als sportvelden kan de ontwikkeling worden gezien als een stedelijk ontwikkelproject. Echter valt het project niet binnen de drempelwaarden waarbij milieusignificantie een rol speelt (kolom 2). Op basis van Europese regelgeving dient door middel van een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling de milieurelevantie in kaart te worden gebracht. Naar verwachting zijn deze belangrijke nadelige gevolgen in het kader van het Besluit m.e.r. voor het milieu niet aanwezig. Het bevoegd gezag dient te beoordelen of het project milieurelevantie heeft en of volstaan kan worden met een vorm-vrije-m.e.r.-beoordeling.
De vorm van een vorm-vrije m.e.r. is niet bepaald, maar de inhoud waar een m.e.r.-beoordeling aan dient te voldoen is wel bepaald (Bijlage III van de Europese richtlijn 2011/92/EU). In de vormvrije m.e.r. dient de volgende inhoud zijn vermeld:
Onderstaand worden de onderdelen nader toegelicht.
1. Kenmerken van de projecten
Met voorliggend bestemmingsplan worden maximaal 534 woningen en circa 1.500m2 commerciële ruimte gerealiseerd op de voormalige voetbalvelden.
2. Plaats van de projecten
Sportpark Oostzijderveld is een ongeveer tien hectare groot gebied met sportvelden. Het gebied ligt ten zuiden van de spoorlijn Zaandam - Enkhuizen, ten westen van de Gouw, ten oosten van de Heijermansstraat en ten noorden van de Prins Bernhardweg. Op het terrein, nabij de Prins Bernhardrotonde, ligt een brandweerkazerne. Het plangebied bestaat uit de voormalige voetbalvelden van VVZ, de brandweerkazerne, het clubhuis van duikteam Murene, de voetbalvelden van voetbalvereniging Zaanlandia en de tennisbanen van tennisvereniging De Gouw. De gronden op het westelijk deel van het plangebied (voormalig VVZ terrein) zijn inmiddels opgehoogd met een zandlaag. De oude bebouwing is ook gesloopt. De voetbalvereniging Zaanlandia en tennisvereniging De Gouw zijn nog actief. De gronden worden hier nog intensief gebruikt. Ook de brandweerkazerne en Veiligheidsregio Zaanstreek - Waterland (kantoor) inclusief oefenruimtes worden dagelijks intensief gebruikt.
3. Kenmerken van het potentiële effect
De te verwachten milieueffecten van het woningbouwplan zijn onder te verdelen in de effecten vanuit de verkeersaantrekkende werking en de effecten op de nabijgelegen inrichtingen (voetbal, tennis en veiligheidsregio). De realisatie van maximaal 534 woningen leidt niet tot een nadelig effect op de luchtkwaliteit en tevens niet tot een significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van nabijgelegen natuurgebieden. Er wordt geen negatief effect verwacht op de waterhuishouding en de kwaliteit van de bodem aangezien geen sprake is van lozing of bodembedreigende activiteiten. Daarnaast zorgt de realisatie van het plan niet voor negatieve geluidseffecten op de omgeving. Er is tevens onderzocht of de realisatie van de woningbouw een negatief effect heeft op de omliggende inrichtingen zoals voetbal, tennis en veiligheidsregio. Hiervan kan geconcludeerd worden dat met de te nemen maatregelen (geluidsscherm en dove gevels) de omliggende inrichtingen niet belemmerd worden in hun bedrijfsvoering.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het project geen significante negatieve milieueffecten met zich meebrengt, waardoor het opstellen van een m.e.r-beoordeling of zelf plan m.e.r. niet noodzakelijk is. Op basis van deze conclusie is door gemeente Zaanstad een besluit genomen dat, gezien de kenmerken van het potentiële effect, geen m.e.r.-beoordeling nodig is.
In de Wet ruimtelijke ontwikkeling (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is een grondexploitatieregeling opgenomen, waardoor gemeenten in tegenstelling tot de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) over meer mogelijkheden voor kostenverhaal beschikken.
Naast de grondexploitatieregeling biedt de wetgeving aan de gemeente meer sturingsmogelijkheden doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (anterieure of posterieure overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beide is ook mogelijk.
Een exploitatieplan hoeft niet opgesteld te worden bij een bestemmingsplan met enkel conserverende bestemmingen of wijzigingsbevoegdheden. Een exploitatieplan hoeft ook niet opgesteld te worden als het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is, door middel van bijvoorbeeld anterieure overeenkomsten of als de gemeente eigenaar is van de gronden.
Beoordeling
In het onderhavig plan is de gemeente eigenaar van de grond op de locatie van het woningbouwplan. Alle kosten worden verhaald via de gronduitgifte . Hiertoe is op 15 februari 2019 een koop-/ontwikkelingsovereenkomst gesloten met de ontwikkelaar.
Er komt in Zaandam Oost een wijk waar kwaliteit als leidend principe wordt gehanteerd met een programma dat past binnen de woonvisie van de gemeente Zaanstad. Duurzaamheid heeft een prominente plaats gekregen binnen het onderhandelingsresultaat. Bij de ontwikkelingen binnen het Oostzijderveld/VVZ is gasloos het uitgangspunt. Met dit uitgangspunt wordt voorgesorteerd op nieuwe wetgeving (o.a. wetsvoorstel Voortgang Energie Transitie) die de aanleg van gas in nieuwbouwwijken niet meer toestaat. De woningen op het Oostzijderveld worden aangesloten op het toekomstige warmtenet “Zaandam Oost” indien gemeente Zaanstad besluit tot de aanleg hiervan nabij het Oostzijderveld/VVZ. De financiële consequenties hiervan zullen nog in beeld worden gebracht. De kosten van een ander gasloos alternatief zijn hoger dan aansluiting op het warmtenet. Het is van belang dat gemeente Zaanstad tijdig een keuze maakt over het warmtenet, aangezien de uitwerking van duurzaamheidsmaatregelen invloed hebben op de uitwerking van de plannen. Voor alle woningen binnen het plan geldt een EPC = 0,16.
De externe veiligheid wordt bepaald door aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (productie, gebruik, opslag en vervoer) in en rond het projectgebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren (b.v.o. kleiner dan 1500 m2), winkels, horeca en parkeerterreinen.
Het Vuurwerkbesluit (2002, herziening 2004) en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) stellen afstandseisen aan risicovolle bedrijfsactiviteiten. De Wet vervoer gevaarlijke stoffen in combinatie met het Basisnet vervoer van gevaarlijke stoffen adviseert transportroutes met gevaarlijke stoffen veiligheids-afstanden aan te houden.
Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijke beleid en externe veiligheid beleid dienen dus goed te worden afgestemd. Een ruimtelijke onderbouwing of toelichting is geen instrument om de mate van risico's te beheersen, maar is wel een schakel tussen het externe veiligheidsbeleid en ruimtelijke ordening.
De risico's worden door twee factoren bepaald: de kans dat zich een ongeval voordoet en de effecten van dat ongeval. Om te kunnen beoordelen wat wel en niet aanvaardbaar is, bestaan er twee risicomaten, namelijk het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof.
In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken). De grenswaarde voor al dan niet geprojecteerde kwetsbare objecten is 10-6 per jaar. Voor al dan niet geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten betreft dit een richtwaarde.
Groepsrisico.
Het groepsrisico (GR) gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: 'de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'.
Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. De onderdelen waar bij de verantwoording aandacht aan moet worden besteed staan beschreven in Bevi-artikel 12 voor Bevi-activiteiten en artikel 13 voor ruimtelijke plannen. Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met de oriëntatiewaarde. Dit is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.
Conform het Besluit externe veiligheid transportroutes is een verantwoording van het groepsrisico niet noodzakelijk indien:
"het groepsrisico, gelet op de dichtheid van personen, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde", of
"het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen,
met niet meer dan tien procent toeneemt, en de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen,
niet wordt overschreden".
Naast het plaatsgebonden - en groepsrisico kent het Besluit externe veiligheid transportroutes nog de term plasbrandaandachtsgebied: gebied waar bij het realiseren van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten rekening dient te worden gehouden met de mogelijke gevolgen van een ongeval met brandbare vloeistoffen.
Afbeelding 4.7 Kaart route gevaarlijke stoffen Zaanstad
Relatie met het plangebied
Het plangebied omvat zowel de gronden behorende bij voetbalvereniging Zaanlandia en tennisvereniging De Gouw, het clubhuis van duikteam Murene en de gronden behorende bij de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland. Deze gronden worden conserverend bestemd, ofwel krijgen de bestemming die het huidige gebruik omvat. Daarnaast maakt dit bestemmingsplan de woningbouwontwikkeling mogelijk op de voormalige voetbalvelden van VVZ. Er zullen maximaal 534 woningen worden gerealiseerd.
Buiten het plangebied bevinden zich een aantal risicobronnen, namelijk:
Binnen het plangebied vindt vervoer van LPG plaats. Dit is bestemmingsverkeer (bevoorrading tankstation Texaco) van A8 tot en met Prins Bernhardplein.
Gevaren
LPG-tankstation
Bij een brand wordt de lossende LPG-tankwagen aan de Prins Bernhardweg aangestraald. Dit kan leiden tot een warme BLEVE. Het oostelijk deel van het plangebied ligt in het effectgebied. Een klein deel (bestemmingen verkeer-verblijfsgebied, water en groen) bevindt zich in de 2e ring. Het wordt dan kortstondig blootgesteld aan een hittestraling tussen de 25 en 130 kW/m2 waardoor meer dan 1% van de personen in de buitenlucht komt te overlijden. Een groter deel (met bestemming sport) ligt in de 3e ring, met een hittestraling tussen 10 en 25 kW/m2. Hierdoor komt niemand te overlijden, wel zal 27% van de personen in de buitenlucht lichte verwondingen oplopen.
LPG-transport
Een LPG-tankwagen raakt betrokken bij een botsing. Hierdoor scheurt de tank open en het vrijkomende LPG ontsteekt tot een vuurbal en drukgolf, een koude BLEVE. Op een ongunstige locatie leidt dit tot effecten over de toekomstige woningen. Ongeveer de helft van de bestemming wonen bevindt zich dan in de 2e ring en de andere helft in de 3e ring. De kortstondige hittestraling bedraagt dan tussen de 30-120 kW/m2 respectievelijk 10-30 kW/m2. De toekomstige bewoners zijn binnen afdoende beschermd. Van de personen buiten kan 1% komen te overlijden en 88 % raakt gewond (2e ring)respectievelijk geen doden en 28% gewonde slachtoffers (3e ring).
Tankstation met benzine
Bij de bevoorrading vindt er een botsing plaats met de tankwagen benzine. De tank scheurt open en de benzine verspreidt zich over de grond. Ontsteking van deze plas leidt tot een korte hevige brand. De effecten bereiken het noordwestelijke deel van het plangebied met de bestemming verkeerverblijfsgebied. De rook kan afhankelijk van de windrichting over de woningen trekken. Binnen zijn mensen veilig als ze ramen en deuren sluiten en eventuele mechanische ventilatie uitschakelen.
Verffabriek
Het bedrijf Touwen en Co produceert verven. Hiervoor zijn twee opslagen van gevaarlijke stoffen aanwezig, één met een opslagcapaciteit tot 10 ton en één tot 100 ton. Verder vindt er opslag van gevaarlijke stoffen plaats in onder- en bovengrondse tanks. Gelet op deze bedrijfsactiviteiten kunnen de nieuwe woningen worden blootgesteld aan de effecten van een brand in de opslag met gevaarlijke stoffen waarbij een giftige wolk ontstaat. Het plangebied bevindt zich buiten het invloedsgebied van het bedrijf. Echter bij brand en een ongunstige windrichting kan de rook over de woningen trekken. Binnen zijn mensen veilig als ze ramen en deuren sluiten en eventuele mechanische ventilatie uitschakelen.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid geeft aan in welke mate de aanwezige personen in het effectgebied in staat zijn om zich op eigen kracht in veiligheid te brengen. De aanname is dat de nieuwe woningen bestemd zijn voor zelfredzame personen. Bij een dreigende warme BLEVE is binnenblijven/schuilen voor de toekomstige bewoners het beste handelingsperspectief. Hiervoor moeten ze worden gealarmeerd. Een koude BLEVE treedt direct op waardoor er geen tijd is om te vluchten. Waarschijnlijk dat de binnen aanwezige personen in eerste instantie beschermd worden tegen de effecten. In geval er een secundaire brand ontstaat zullen zij het pand moeten verlaten. Hiervoor moeten dan voldoende vluchtdeuren aanwezig zijn.
Het gevaar van de ongevalscenario's plasbrand benzine en brand bij het bedrijf Touwen en Co kan door de nieuwe bewoners worden opgemerkt door de herkenbare rookwolken. De bewoners moeten adequaat geinstrueerd worden om binnen te schuilen tegen de effecten van bovengenoemde ongevalscenario's. Zij zijn veilig wanneer ze naar binnen gaan, ramen en deuren sluiten en de mechanische ventilatie uitschakelen. De tijd dat zij beschermd zijn is afhankelijk van de tijd die de wolk nodig heeft om het gebouw binnen te dringen. Risicocommunicatie bevordert de zelfredzaamheid. Hierdoor weten bewoners wat de externe ongevalscenario's zijn en wat het handelingsperspectief is.
Bestrijdbaarheid en hulpverlening
De hulpverlening kan een ongeval met gevaarlijke stoffen niet voorkomen. De gezamenlijke hulpdiensten richten zich voornamelijk op het veiligstellen van het gevarengebied, het bestrijden van branden/incidenten en het helpen van slachtoffers. Voor de tankstations en het bedrijf Touwen en Co heeft de brandweer bereikbaarheidskaarten/aanvalsplannen opgesteld. Bij Touwen en Co en het tankstation Avia is primair bluswater beschikbaar via brandkranen. Voor de LPG-installatie (tank en vulpunt) van Texaco ligt dat anders. Ter bestrijding van een brand bij/incident met een lossende LPG-tankwagen zal de brandweer gebruik maken van open water (secundaire bluswatervoorziening). Uitgaande van een onbeschadigde hittewerende bekleding van de tankwagen en geen bijzondere omstandigheden (zoals grotere omvang brand/grotere hittestraling/meerdere gelijktijdige incidenten) dan is de brandweer in staat de brand te blussen en een warme BLEVE te voorkomen.
Voor de bestrijding van incidenten op de Prins Bernhardweg is geen primaire bluswatervoorziening aanwezig. Bij bestrijding van een ongeval met gevaarlijke stoffen op die weg moet de brandweer gebruik maken van open water of brandkranen die aanwezig zijn in de bebouwing aan de zuidzijde van de weg. Dit vergt een langere inzettijd. Ter bestrijding van effecten van externe calamiteiten bij gebouwen in het plangebied is de bluswatervoorziening deels op orde. In het te ontwikkelen deel voor woningbouw ontbreekt nog een primaire bluswatervoorziening. Dit wordt verder meegenomen in de uitwerking van het plan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid zorgt niet voor een belemmering van de gewenste woningbouwontwikkeling.
Wet- en regelgeving
Bij het ontwikkelen van een ruimtelijk plan is het belangrijk rekening te houden met geluidbronnen en de mogelijke hinder of overlast daarvan voor mensen. De beoordeling van het aspect geluid vindt zijn grondslag vooral in de Wet geluidhinder maar daarnaast ook in de Wet ruimtelijke ordening wanneer het gaat om de beoordeling of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het aspect geluid kent voor een aantal bestemmingen (zoals wonen) in combinaties met een aantal typen geluidbronnen een wettelijk kader dat van belang is bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Zo zijn in de Wet geluidhinder voor woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen grenswaarden opgenomen voor industrielawaai, wegverkeerlawaai en spoorweglawaai.
Beoordeling project
Het plangebied ligt in de directe nabijheid van wegen in de zin van de Wet geluidhinder. Ook ligt het spoor op korte afstand van het plangebied. In dit kader is zowel akoestisch onderzoek uitgevoerd naar het wegverkeerslawaai als het spoorweglawaai. Akoestisch adviesbureau Bk ingenieurs heeft in mei 2019 onderzoek uitgevoerd naar zowel wegverkeer- als spoorweglawaai. Het onderzoek is als bijlage opgenomen en in deze paragraaf worden de integrale conclusies overgenomen.
Rekenresultaten
Wegverkeerslawaai
De berekende geluidbelasting ten gevolge van de A7/A8 bedraagt ten hoogste 53 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Aan de maximaal toelaatbare waarde van 53 dB Lden wordt voldaan.
De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Heijermansstraat bedraagt ten hoogste 56 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Aan de maximaal toelaatbare waarde van 63 dB Lden; nieuw te bouwen woningen in binnenstedelijk gebied wordt wel voldaan.
De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Koningin Julianaweg bedraagt ten hoogste 47 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.
De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Prins Bernhardweg bedraagt ten hoogste 53 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden. Aan de maximaal toelaatbare waarde van 63 dB Lden; nieuw te bouwen woningen in binnenstedelijk gebied wordt wel voldaan.
De berekende geluidbelasting ten gevolge van de Veldbloemenweg bedraagt ten hoogste 43 dB Lden (inclusief aftrek). De geluidbelasting voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB Lden.
Spoorweglawaai
De berekende geluidbelasting ten gevolge van het railverkeer bedraagt ten hoogste 61 dB Lden. De geluidbelasting voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB Lden. Aan de maximaal toelaatbare waarde van 68 dB Lden wordt voldaan.
In de Wet geluidhinder zijn ontheffingsgronden opgenomen op grond waarvan van de voorkeursgrenswaarde kan worden afgeweken en er een hogere waarde kan worden verleend. Deze ontheffingsgronden zijn gebaseerd op stedenbouwkundige, landschappelijke, verkeerskundige en financiële aspecten.
Hogere waarden
Uit de rekenresultaten blijkt dat het aanvragen van een hogere waarde noodzakelijk is om het project te kunnen realiseren. Verder dient te worden voldaan aan de eisen uit het beleid van de gemeente. In het beleid van de gemeente zijn de onderstaande voor het project relevante eisen opgenomen.
Cumulatie
Er is sprake van een onaanvaardbare geluidbelasting als de gecumuleerde waarde meer dan 3 dB hoger is dan de maximaal toelaatbare grenswaarde. In dit geval wordt getoetst aan de maximale grenswaarde van 68 dB voor railverkeer. Hieraan wordt voldaan.
Geluidluwe gevel
De woningen hebben ten minste een gevel met een lager (luw) geluidniveau. Het geluidniveau op deze gevel is niet hoger dan de voorkeursgrenswaarde voor elk van de te onderscheiden geluidbronnen. Als dit niet mogelijk is geldt een hogere waarde minus 10 dB.
Bij appartementenflats mag worden afgeweken van een geluidluwe gevel. Daar wordt de voorwaarde gesteld dat ter plaatse van ten minste één buitengevel de te openen delen (ramen en/of deuren, maar geen suskasten) geluidluw moeten worden uitgevoerd.
Door de situering van de bouwblokken ontstaan er grotendeels geluidluwe binnentuinen. Echter door de variatie in hoogte wordt op de bovenste woonlagen niet bij alle blokken voldaan de voorkeursgrenswaarde voor wegverkeer. Hier dient de detaillering van de gevel de nodige aandacht aan besteed te worden. Uit gedetailleerd onderzoek is verder gebleken dat op de toren van Blok A door een goede detaillering in combinatie met maatregelen voldaan kan worden aan de eisen uit het beleid van de gemeente.
Het aanvragen van een hogere waarde is noodzakelijk en kan op basis van de gemeentelijke beleids Deze hogere waarde zal door de gemeente vastgesteld en gepubliceerd worden. Bij de uitwerking van het plan dient rekening gehouden te worden met de voorwaarden voor het stellen van een hogere waarde.
In het kader van de bouwvergunning dient aangetoond te worden dat wordt voldaan aan de eisen uit het Bouwbesluit en de Wet geluidhinder. Hiervoor is een onderzoek naar de geluidwering van de gevels noodzakelijk.
Conclusie
Zowel vanuit wegverkeer als vanuit railverkeer is er sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde op een aantal punten. Er wordt wel binnen de maximaal toelaatbare waarden gebleven en hiervoor kunnen hogere waarden verleend worden. Het gemeentelijk beleid vormt hiervoor mede het toetsingskader en geconcludeerd is dat voldaan kan worden aan de verschillende voorwaarden vanuit dit hogere waardenbeleid. Het hogere waardenbesluit wordt tegelijk met het ontwerp bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
In opdracht van Gemeente Zaanstad is in september 2019 door BK Bouw- & Milieuadvies B.V. een onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten trillingsbelasting ter plaatse van een nieuwbouwwijk op locatie Oostzijderveld te Zaandam. Het rapport is als bijlage 6 terug te vinden.
Aan de noordzijde van het Oostzijderveld bevindt zich een treinspoor en station Zaandam Kogerveld. Door middel van dit onderzoek wordt de verwachte trillingsbelasting vastgesteld ter plaatse van de gevels van de dichtstbij gelegen, nog te bouwen woningen. In het kader van het onderzoek zijn metingen uitgevoerd.
De trillingsmetingen zijn uitgevoerd conform SBR richtlijn A, schade aan gebouwen. Daarnaast wordt in dit onderzoek een inschatting gemaakt van de mate van hinder die kan worden ondervonden ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen op basis van de SBR richtlijn B, hinder voor personen in gebouwen.
Uit de resultaten van de uitgevoerde metingen blijkt dat de kans op schade door trillingen veroorzaakt door treinpassages kleiner is dan 1%/ verwaarloosbaar is. Op basis van de geregistreerde trillingen in de bodem zullen incidenteel trillingen in de woningen kunnen worden waargenomen, veroorzaakt door een treinpassage. De normstelling conform de SBR richtlijn B zal hierbij niet worden overschreden.
Geconcludeerd kan worden dat de spoorlijn geen trillingshinder zal veroorzaken ter plaatse van de nieuw te bouwen woningen.
In Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen Wet milieubeheer (Wet Luchtkwaliteit) zijn de normen voor luchtkwaliteit opgenomen. In artikel 5.16 en 5.16a Wet milieubeheer staat hoe het onderwerp luchtkwaliteit bij planvorming in acht genomen dient te worden. Op basis hiervan kunnen projecten worden uitgevoerd indien:
Het project betreft de realisatie van maximaal 534 woningen. Het Besluit 'Niet In Betekenende Mate bijdragen' is op het project van toepassing. In bijlage 3a van de Regeling 'Niet in betekenende mate bijdragen' is als categorie, die in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, aangewezen:
Het voorgenomen project valt ruimschoots binnen deze aangewezen categorie. Hierdoor vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de ontwikkeling.
Goed woon- en leefklimaat
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wel wenselijk om te onderzoeken of woningen op deze plek acceptabel zijn in het kader van een goed woon- en leefklimaat.
Op www.nsl-monitoring.nl (geraadpleegd op 18 januari 2019) is te zien dat ter plaatse van de projectlocatie de concentraties in 2020 van stikstofdioxide NO2 19,8 µg/m3, van fijnstof PM10 19,9 µg/m3 en van fijnstof PM2,5 11,3 µg/m3 zijn. De grenswaarde voor toetsing voor stikstofdi-oxide NO2 is 40 µg/m3, voor fijnstof PM10 is 40 µg/m3 en voor fijnstof PM2,5 is 25 µg/m3 de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie. Wanneer de maximale bijdrage van het extra verkeer hierbij wordt opgeteld, zal de concentraties van zowel fijn stof als stikstofdioxide ruim onder de grenswaarden blijven. Hierboven is al aangetoond dat de bijdrage van het project aan de concentratie is niet significant (lager dan de grens van 1,2 µg/m3) is, zodat de concentraties ook na realisatie van het project ruim zullen voldoen aan de grenswaarden en een goed woon- en leefklimaat kan voor de te realiseren woningen gewaarborgd worden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.
In deze paragraaf is bekeken in hoeverre er – met het oog op mogelijke geurhinder – sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten:
Zaans geurbeleid
Geur is in de gemeente Zaanstad een belangrijk onderwerp, wat de reden is dat het Zaans geurbeleid is vastgesteld door de gemeenteraad (14 juli 2016). Voor een aantal bedrijven in de omgeving van het plangebied is de provincie Noord Holland bevoegd gezag. Voor de toetsing of er in het plangebied sprake is van een goed of aanvaardbaar woon- en leefklimaat is het Zaans geurbeleid van toepassing. Hiervoor is het niet van belang of een bedrijf onder provinciaal of gemeentelijk gezag valt.
Het Zaans geurbeleid gaat uit van een streefkwaliteit. Uitgangspunt voor deze streefkwaliteit is een situatie waarin er geen ernstige geurhinder meer is en waarin het aantal geurgehinderden 12% of minder is. Het Zaans geurbeleid heeft als doel het op termijn behalen van de streefkwaliteit.
De geurbelasting wordt uitgedrukt in een zogenaamde 'hedonische waarde' (afgekort als H). Deze waarde duidt de (on-)aangenaamheid van geur uit. De mate van geurhinder is afhankelijk van de onaangenaamheid van een geur (hedonische waarde) maar ook van de geur concentratie (het aantal odour-units/m3). De geurbelasting geldt voor continue en discontinue bronnen voor alle typen geurgevoelige objecten. In het Zaans geurbeleid wordt gebruik gemaakt van 2 onderscheidende hedonische waarden:
De concentratie waarin een geur onaangenaam wordt verschilt per soort geur: voor de meeste mensen is chocolade (cacao) een lekkere geur, wanneer deze té overheersend wordt – zoals in sommige delen van Zaanstad regelmatig het geval is – is het echter niet meer prettig. Deze geurconcentratie wordt in odourunits per m3 uitgedrukt (OUE/m3). Elke geur wordt in verschillende concentraties waargenomen, waarbij de concentratie in de lucht en de onaangenaamheid ook verschilt. Dit is de reden dat er volgens het Zaans geurbeleid per bedrijf, aan de hand van de overheersende geuruitstoot, bepaald is welke geurconcentratie bij welke hedonische waarde (geurbelasting) hoort. Zo kan elke geur(concentratie) 'teruggerekend' worden naar de geurbelasting die daarbij hoort.
Volgens het geurbeleid verschillen objecten in gevoeligheid voor geur het onderscheid is als volgt: standaard gevoelige objecten, minder geurgevoelige objecten en minst geurgevoelige objecten. Voor de standaard gevoelige objecten, zoals woningen, geeft de concentratie horend bij H=-1 van continue bronnen de streefkwaliteit weer. Is een object minder geurgevoelig, dan is de toegestane geurconcentratie hoger. Het Zaans geurbeleid maakt onderscheidt in:
Op grond van het geurbeleid geldt dat bij standaard en minder geurgevoelige objecten de H=-2 contour niet mag worden overschreden. Er mag dus geen sprake zijn van ernstige geurhinder.
Het beleid is te vinden op de website van de gemeente Zaanstad www.zaanstad.nl
In het plangebied zijn nieuwe geurgevoelige objecten voorzien. Het betreft maximaal 534 woningen. Deze objecten worden beschouwd als standaard geurgevoelige objecten. Nu er sprake is van geurgevoelige objecten, is de vervolgvraag of er relevante geurhinder te verwachten is.
Aan de hand van de richtafstanden voor geur uit de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering, milieuvoorschriften, geuronderzoek en evt. geurklachten is bepaald welke bedrijven geurhinder kunnen veroorzaken ter plaatse van dit plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in onderstaande tabel en worden hierna toegelicht.
Tabel: onderzochte bedrijven.
Bedrijf | SBI code (2008) | Locatie |
Afstand tot locatie meter |
Richtafstand geur in meter (woongebied) | Klachten bekend | Geurrapport aanwezig | Relevantie voor het plangebied |
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland | 8425 | Prins Bernhardplein 112, Z'dam | 0 | 0 | Nee | Nee | geen |
ZMC | 473.3 | Koningin Julianaplein 58 Z'dam | 184 | 0 | Nee | Nee | geen |
Touwen en Co | 203 | Oostzijde 300 Zdam |
150 | 300 | Nee | Nee | Mogelijk |
Cargill BV De Jonker |
10821-1. | Oostzijde 321 Zdam |
400 | 500 | ja | Ja | Mogelijk |
Olam bv (ADM Cacao) | 10821-1 | Stationstraat 78 Kog ad Zaan |
1600 | 500 | Ja. | Ja | Mogelijk |
Verkade | 1072 | Westzijde 103 Zdam |
800 | 100 | Ja. | Ja | Mogelijk |
Touwen en Co
Op circa 150 meter afstand van het plangebied bevindt zich aan de Oostzijde 300 de verf- en lakfabriek Touwen en Co b.v. Op basis van het VNG-boekje “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2009 heeft het bedrijf Touwen en Co een Sbi-code 203 met een richtafstand van 300 meter voor het aspect geur. Daarmee valt het bedrijf onder categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. In de vigerende milieuvergunning van het bedrijf zijn geen geurcontouren of een acceptabel geurhinderniveau vastgelegd, omdat in de afgelopen jaren geen geurklachten van de omwonenden over de bedrijfsactiviteiten zijn ontvangen. Ook in de toekomst wordt niet verwacht dat geurhinder het woon- en leefklimaat zal aantasten. Immers de bestaande bedrijven zijn op basis van de milieuvoorschriften gehouden om geurhinder te voorkomen. Daarnaast wordt buiten het bedrijf van Touwen & Co geen geur als gevolg van het bedrijf waargenomen. Verder zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal kunnen worden veroorzaakt. Op dit moment is er geen relevante geurhinder en dit is ook in de toekomst niet te verwachten. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat het aspect geur van het bedrijf geen belemmering zal vormen voor de realisatie van de nieuwe woningen op de voorgenomen locatie.
Verkade bv Westzijde 103 te Zaandam
Op circa 800 meter afstand van de planlocatie bevindt zich koekjesfabriek Verkade bv. Verkade heeft op basis van de SBI code 1072 voor geur een richtafstand van 100 meter. Voor de planlocatie wordt voldaan aan de richtafstand tot de ontwikkeling. Op 23 februari 2017 zijn maatwerkvoorschriften voor geur vastgesteld. In het kader van deze maatwerkvoorschriften is een geurrapport opgesteld (Rapport evaluatie geursituatie Koninklijke Verkade Zaandam,11 januari 2017, kenmerk EZGE-16-01-00028.RAP-rev1). Uit het onderzoek blijkt dat de geurcontour van H=-1 voornamelijk op het eigen bedrijfsterrein ligt. De streefwaardecontour is in de onderstaande figuur weergegeven. Ter plaatse van de planlocatie wordt wat betreft Verkade voldaan aan de streefkwaliteit voor geur. Het bedrijf is niet geurrelevant voor dit plangebied.
Olam Cacao bv (voorheen ADM Cacao) te Koog aan de Zaan
Op circa 1,6 kilometer afstand van de planlocatie bevindt zich het bedrijf Olam bv (voorheen ADM Cacao) aan de Stationsstraat 76 te Koog aan de Zaan. Door het bedrijf worden cacaobonen verwerkt tot cacaopoeder en cacaoboter. Op basis van het VNG-boekje “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2009 heeft het bedrijf sbi-code 10821-1 met een richtafstand van 500 meter voor het aspect geur. Voor de ontwikkeling wordt voldaan aan de richtafstand tot de ontwikkeling. Op 4 april 2017 zijn met een Besluit maatwerkvoorschriften (zaaknummer: 2798071), maatwerkvoorschriften voor het aspect VOS, NH3 en geur vastgesteld. Ten behoeve van de maatwerkvoorschriften is een geurrapport opgesteld door SGS (geurrapport Olam Koog a/d zaan, geursituatie na plaatsing van RTO op de afdeling BMW, SGS, dd.15 september 2016, kenmerk: EZGE-2015-07-0014R3). In het rapport is de situatie na het treffen van de concreet voorgenomen en aangevraagde maatregelen aangegeven. Het betreft een thermische naverbrander om de afgassen van het malen/prepareren van de cacaobonen van de westelijke fabriek (BMW) te reinigen. Deze maatregelen zijn op dit moment feitelijk al geïmplementeerd en zijn met het Besluit maatwerkvoorschriften vastgelegd. Uit dit rapport blijkt dat de planlocatie buiten de H=-1 geurcontour van het bedrijf ligt. De streefwaardecontour is in de onderstaande figuur weergegeven. Dat wil zeggen dat er voor de planlocatie aan de streefkwaliteit voor geur wordt voldaan. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal worden vergroot. Geur vanwege dit bedrijf is daarmee geen belemmering voor dit plangebied.
Cargill bv. productielocatie “De Jonker”
Op circa 400 meter afstand van de planlocatie bevindt zich aan de Oostzijde 321, het bedrijf Cargill b.v. productielocatie “De Jonker”. In het bedrijf worden cacaobonen tot halffabricaat cacaomassa verwerkt. Op basis van het VNG-boekje “Bedrijven en milieuzonering” uitgave 2009 heeft een sbi- code 10821-1. De richtafstand voor het aspect geur is 500 meter. Voor het bedrijf wordt niet voldaan aan de richtafstand van 500 meter. Op 21 december 2015 is een vergunning afgegeven voor de inrichting. Geur is een onderdeel in de vergunning. Onderdeel van de aanvraag was een geurrapport. Op basis van dit rapport is de streefwaardecontour berekend. Uit de berekening blijkt dat de planlocati buiten de streefwaardecontour ligt. Dat wil zeggen dat er voor de planlocatie aan de streefkwaliteit voor geur wordt voldaan. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van het bedrijf bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Geur vanwege dit bedrijf is daarmee geen belemmering voor dit plangebied. locatie.
Afbeelding 4.8 streefwaardecontouren van Cargill, Olam en Verkade
Veiligheidsregio Zaanstreek Waterland en ZMC
Uit het onderzoek blijkt dat er in de nabijheid van de geurgevoelige objecten geen andere bedrijven zijn die relevante geurhinder veroorzaken. De aanwezige bedrijven overschrijden niet de richtafstanden tot de geurgevoelige objecten en er zijn ook geen andere aspecten waaruit blijkt dat de streefkwaliteit zou kunnen worden overschreden. Deze bedrijven veroorzaken geen geurhinder die relevant is voor dit plangebied. Daarnaast zijn er geen concrete plannen van de bedrijven bekend waarmee relevante geurhinder zal worden veroorzaakt. Met het oog op deze bedrijven is geur daarom geen belemmering voor dit plangebied.
Conclusie
In het plangebied zijn maximaal 534 woningen voorzien. Dit zijn standaard geurgevoelige objecten. Er is onderzocht of er bedrijven zijn die geurhinder veroorzaken en of deze geurhinder aanvaardbaar is.
Het plangebied ligt in de omgeving van een aantal grotere en kleinere geuremitterende bedrijven Uit de geldende milieuvoorschriften en bijbehorende geurrapporten blijkt dat het plangebied gesitueerd is in het gebied waar voldaan wordt aan de zogenoemde streefkwaliteit voor geurbelasting.
Uit het onderzoek blijkt dat ook de onderzochte bedrijven nu en naar verwachting in de toekomst geen geurhinder veroorzaken die relevant is voor dit plangebied. Geur is daarmee geen belemmering voor dit plangebied. Geconcludeerd kan worden dat in het plangebied ten aanzien van het aspect geur sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Wettelijk kader
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem. De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.
Betrekking tot het plan
Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctiekaart
De gemeente is verdeeld in zones van vergelijkbare bodemkwaliteit. Deze zijn opgenomen in een bodemkwaliteitskaart. Binnen het plangebied is de zone B3 / O3 van toepassing. Dit betekent dat de bodem (boven- en ondergrond) gemiddeld matig verontreinigd is met koper en PCB's en licht verontreinigd is met cadmium, kwik, lood, molybdeen, zink en PAK.
Indien grond wordt toegepast, bijvoorbeeld voor ophoging, aanvulling, versteviging, demping en bouwrijp maken, moet deze grond een bepaalde kwaliteit hebben. De minimale kwaliteit van de toe te passen grond is afhankelijk van de locatie waar de grond voor wordt toegepast. Er dient een dubbele toets uitgevoerd te worden. Er moet beoordeeld worden in welke bodemkwaliteitszone en in welke bodemfunctiezone de locatie valt. De strengste eis (meest schone zone) geldt vervolgens als toepassingseis. In de huidige situatie geldt dat binnen het plangebied alleen grond mag worden toegepast die voldoet aan de kwaliteit 'wonen'. De meest actuele versie van de bodemkwaliteitskaart, de bodemfunctiekaart en de toepassingskaart zijn op de website van de gemeente Zaanstad gepubliceerd.
In opdracht van de Gemeente Zaanstad heeft Antea Group in februari en maart 2018 een actualiserend bodemonderzoek uitgevoerd in het Oostzijderveld te Zaandam. Dit onderzoek is als Bijlage 3 toegevoegd, de resultaten zijn hier beschreven. Aanleiding tot onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van de locatie tot woningbouw. De locatie ligt in het Oostzijderveld en heeft een oppervlakte van circa 37.000 m2. Op locatie zijn meerdere bodemonderzoeken uitgevoerd waaronder een verkennend bodemonderzoek uit 2009 van Tauw (kenmerk 4629064). Hieruit blijkt dat er in de grond matig verhoogde gehalten aan zink en licht verhoogde gehalten aan andere onderzochte stoffen zijn aangetroffen. In het grondwater zijn ten hoogste licht verhoogde stoffen aangetroffen. Om de locatie op te hogen/voor te belasten is in januari 2018 zand aangebracht. Dit zand is van verschillende partijen afkomstig en onder certificaat dan wel met partijkeuring aangeleverd.
Grond
Het zand met sporen tot zwakke bijmenging met puin bevat lokaal ten hoogste een licht verhoogd gehalte aan minerale olie. Dit zand voldoet aan kwaliteitsklasse industrie. De overige partij zand bevat geen verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen en voldoet aan de AW2000.
De zandige en venige ondergrond ter plaatse van toekomstige wegen, bevat ten hoogste licht verhoogde gehalten aan onderzochte stoffen. Het grondwater bevat licht verhoogde gehalten aan enkele zware metalen.
Asbest
Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Er zijn geen verhoogde gehalten aan asbest boven de bepalingsgrens gemeten.
Grondwater
De grondwaterstand was tijdens het onderzoek 1,36 m -mv. In het grondwater zijn ten hoogste licht verhoogde concentraties aangetoond.
Conclusie
Op basis van de hierboven genoemde informatie blijkt dat de huidige bodemkwaliteit geschikt is voor de bestaande functies (sportvelden) en de beoogde functie wonen met (en zonder) tuin.
Naar aanleiding van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. De Wet natuurbescherming vervangt de Boswet, de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998.
Beleid en normstelling
Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.
Nationaal Natuurnetwerk
De term EHS werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. In 2013 veranderde de naam van Ecologische Hoofdstructuur naar Nationaal Natuurnetwerk (NNN). NNN is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.
Relatie met het plan
Quickscan ecologie
De gemeente Zaanstad is voornemens een ruimtelijke ingreep uit voeren op het voormalig sportterrein van VVZ. Het plangebied zal ontwikkeld worden tot nieuwbouw voor commerciële bedrijven. Hierbij worden alle groenstructuren in het plangebied verwijderd en zal het plangebied worden opgehoogd met zand (is inmiddels in januari 2018 uitgevoerd). Door Adviesbureau E.C.O. Logisch is in maart 2015 onderzocht of de geplande ontwikkeling in het plangebied niet strijdig is met de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Ten behoeve van de aanvraag van een kapvergunning is tevens een bomeninventarisatie uitgevoerd. De samenvatting van het onderzoek wordt hieronder integraal weergegeven.
Het plangebied biedt geschikt habitat voor broedvogels, de rietorchis en vleermuizen. Overige beschermde soorten worden niet verwacht voor te komen in het plangebied. Om eventuele effecten op beschermde flora en fauna te kunnen inschatten, is nader onderzoek naar broedvogels, rietorchis en vleermuizen noodzakelijk.
Het is wenselijk de werkzaamheden en het kappen van de bomen en struweel buiten het broedseizoen van vogels uit te voeren (globaal 15 maart- 15 juli) om overtreding van de flora- en faunawet te voorkomen. Indien broedgevallen ten tijde van de werkzaamheden aanwezig zijn mogen deze niet verstoord of vernietigd te worden.
Nadelige effecten als gevolg van de werkzaamheden op beschermde natuurgebieden worden niet verwacht. De Natura 2000 gebieden en delen van de ecologische hoofdstructuur liggen buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden in het plangebied.
Inventarisatie soorten flora en fauna
In oktober 2015 heeft E.C.O. Logisch een inventatisatie uitgevoerd naar broedvogels, ransuil, beschermde vaatplanten en vleermuizen in het projectgebied. Er zijn tien individuen van de rietorchis aangetroffen binnen het projectgebied. De rietorchis is beschermd onder tabel 2 van de Flora- en faunawet. Voor soorten die beschermd zijn onder tabel 2 van de Flora- en faunawet geldt een vrijstelling in het kader van ruimtelijke ordening, mits gewerkt wordt volgens een door het ministerie van E, L & I goedgekeurde gedragscode. Indien er werkzaamheden zullen gaan plaatsvinden dienen mitigerende maatregelen te worden genomen om schade aan de exemplaren te voorkomen. De mitigerende maatregelen dienen te worden vastgelegd in een ecologisch werkprotocol en activiteitenplan.
Het ecologisch werkprotocol en activiteitenplan dient te worden opgesteld door een ter zake kundig ecoloog. Voorbeelden van mogelijk te nemen mitigerende maatregelen zijn: het uitgraven en verplaatsen van de aanwezige exemplaren van de rietorchis naar een daarvoor geschikte plek in de directe omgeving. De mitigerende maatregelen dienen eveneens te worden uitgevoerd door een ter zake kundig ecoloog.
De aanwezige foerageerzone van de gewone dwergvleermuis, laatvlieger en ruige dwergvleermuis is van beperkt belang voor de gunstige staat van instandhouding van de lokale populaties. In de directe omgeving zijn voldoende alternatieve foerageerzones en vliegroutes aanwezig. Significant effect wordt zodoende niet verwacht. Om de functionaliteit als potentieel foerageergebied voor vleermuizen te behouden dient men zo min mogelijk verlichting rondom de geplande nieuwbouw te plaatsen. Indien er wel nachtelijke verlichting wordt geplaatst, dient deze te worden voorzien van een geschikt armatuur welke het licht naar beneden richt en daarmee strooilicht richting de omgeving voorkomt. Indien er nachtelijke werkzaamheden in de actieve periode van vleermuizen plaats zal vinden dient eveneens gebruik gemaakt te worden van een geschikt armatuur. Het is aan te bevelen de groenstructuur van het projectgebied zoveel mogelijk te behouden.
Het is wenselijk de bomen en struweel buiten het broedseizoen van vogels te verwijderen (globaal 15 maart – 15 juli) om overtreding van de Flora- en faunawet te voorkomen. Indien broedgevallen ten tijde van de werkzaamheden aanwezig zijn mogen deze niet verstoord of vernietigd worden. Indien werkzaamheden in het broedseizoen uitgevoerd zullen worden dient een monitoring van de aanwezige broedvogels uitgevoerd te worden door een deskundig ecoloog en dient voorkomen te worden dat verstoring van broedgevallen plaats vindt.
Ecologisch werkprotocol
In oktober 2015 is ook een ecologisch werkprotocol en activiteitenplan opgesteld door E.C.O.Logisch voor het verwijderen/verplaatsen van de aangetroffen rietorchis. Dit werkprotocol is beoordeeld door het bevoegd gezag en heeft de basis gevormd voor de uiteindelijke werkzaamheden.
Op basis van de onderzoeken en het werkprotocol zijn de werkzaamheden uitgevoerd en is in januari 2018 de grond opgehoogd met een zandpakket.
Conclusie soortenbescherming
Op basis van het ecologisch werkprotocol ten aanzien van de aangetroffen rietorchis zijn de werkzaamheden met betrekking tot weghalen van bomen, ophogen met zand en grondverzet uitgevoerd. Er zijn derhalve geen belemmeringen meer in het kader van de beschermde soorten voor de realisatie van woningbouw op het perceel.
Gebiedsbescherming
De volgende gebieden zijn in de directe omgeving van het planvoornemen gelegen:
Het project kan gevolgen hebben voor deze natuurgebieden door een toename aan stikstofdepositie vanwege de aanlegfase en gebruiksfase. In juni 2020 heeft BK bouw en milieuadvies de stikstofdepositie van het project berekend en beoordeeld (zie bijlage 4). Hierbij is een stikstofberekening uitgevoerd naar mogelijke stikstofdepositie in de gebruiks- en bouwfase op de eerder genoemde nabijgelegen Natura 2000-gebieden.
Uit de berekening blijkt dat de NOX uitstoot in de toekomstige gebruiksfase (2030) 70,6 kg bedraagt. In de aanlegfase is het jaar 2021 maatgevend, in dit jaar wordt 178,17 kg NOx uitgestoten. De Aerius calculator laat zien dat in zowel de aanleg- als gebruiksfase sprake is van stikstofdepositie op de Natura-2000 gebieden.
Stikstofregistratiesysteem
In het kader van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan moet bepaald worden of er sprake is van een significant negatief effect. Hiervoor is gebruik gemaakt van het stikstofregistratiesysteem.
De Spoedwet aanpak stikstof is op 1 januari 2020 in werking getreden. De Spoedwet aanpak stikstof voorziet onder andere in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling een stikstofregistratiesysteem in te stellen. Hiervan is gebruik gemaakt middels de Regeling spoedaanpak stikstof die op 24 maart 2020 in werking is getreden. Deze regeling stelt een stikstofregistratiesysteem in. Dit systeem moet depositieruimte bieden bij het verlenen van een vergunning voor activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken.
Omdat de nood in de bouwsector het hoogst is, heeft het kabinet hieraan voorrang gegeven door in artikel 2.2 van de regeling te bepalen dat de beschikbare depositieruimte die is opgenomen in het stikstofregistratiesysteem mag worden ingezet voor:
Het voorliggende woningbouwproject Oostzijderveld is inmiddels aangemeld bij het stikstofregistratiesysteem. Voor Polder Westzaan is echter geen stikstofruimte beschikbaar, waardoor waardoor hiervoor een voortoets/passende beoordeling uitgevoerd (zie bijlage 5). Deze effectbeoordeling concludeert dat door het project (Oostzijderpark) en de daarmee gepaard gaande stikstofdepositie geen aantasting plaatsvindt van de natuurlijke kenmerken van het gebied/habitats, mits beheer op passende wijze plaatsvindt. De provincie Noord-Holland geeft aan dat er extra middelen (financieel gestuurd) maatregelen ter plaatse geëffectueerd zijn of worden.
Er is een Wet natuurbeschermingsvergunning aangevraagd bij Provincie Noord-Holland en de ontwerpbeschikking is op 18 augustus 2020 afgegeven. De ontwikkeling die vergund wordt, is één op één ingepast in dit bestemmingsplan (543 woningen en 1.500 m2 commercieel).
Conclusie gebiedsbescherming
Voor het op te stellen bestemmingsplan voor de realisatie het woningbouwplan op het voormalige terrein van VVZ Zaandam zijn stikstofdepositieberekeningen en een ecologische voortoets/passende beoordeling uitgevoerd. Op basis hiervan is in het kader van de Spoedwet stikstof een vergunning aangevraagd op basis van het stikstofregistratiesysteem. Er kan geconcludeerd worden dat er geen significant negatief effect op de nabijgelegen Natura 2000-gebieden te verwachten is. In het kader van de Wet natuurbescherming is het plan uitvoerbaar.
Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen.
Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.
Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.
In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden
gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie (tabel 1).
tabel 1 richtafstanden per milieucategorie
Richtafstanden in meters per omgevingstype |
Milieucategorie | |
Rustige woonwijk | Gemengd gebied | |
10 | 0 | 1 |
30 | 10 | 2 |
50 | 30 | 3.1 |
100 | 50 | 3.2 |
200 | 100 | 4.1 |
300 | 200 | 4.2 |
500 | 300 | 5.1 |
700 | 500 | 5.2 |
1.000 | 700 | 5.3 |
1.500 | 1.000 | 6 |
De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied. Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied is sprake van een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor.
Relatie tot het project
De omgeving van de projectlocatie kan worden getypeerd als een gemengd gebied. Het projectgebied zelf zal bij de realisatie van de woningen eerder te kenmerken zijn als rustig woongebied. In dit kader dient dan ook getoetst te worden aan het omgevingstype rustige woonwijk.
Omliggende bedrijven
De nieuw te bouwen woningen worden omringd door enkele bedrijven en sportactiviteiten. Deze worden hieronder opgesomt:
Bedrijvigheid Hof van Zaenden
Bij het realiseren van woningen is enige bedrijvigheid aan het Hof van Zaenden ten westen van het plangebied aanwezig. Het dichtsbij gelegen bedrijvenblok bestaat uit een tankstation (Avia), sportschool (Big Gym) en autowasstraat (Bob Carwash). Dit zijn alle drie bedrijven met milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter. Planologisch kunnen hier bedrijven tot milieucategorie 3.1 gerealiseerd worden met een richtafstand van 50 meter. De werkelijke afstand tot de nieuw te bouwen woningen is groter dan 50 meter (circa 60 meter) waardoor de woningen geen hinder zullen ondervinden van de bedrijven en de bedrijven niet beperkt worden in hun milieugebruiksruimte.
Veiligheidsregio Zaanstreek -Waterland
De brandweerkazerne van veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland is in de directe nabijheid gelegen. Een brandweerkazerne wordt aangeduid met sbi code (2008) 8425 wat gelijk staat aan de milieu categorie 3.1. Op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' is aan brandweerkazernes enkel een richtafstand voor het aspect geluid toegekend. De geadviseerde richtafstand hiervoor bedraagt in omgevingstype rustige woonwijk 50 meter. Aan deze afstand wordt niet voldaan. In dit kader heeft BK bouw & milieuadvies in mei 2019 een onderzoek gedaan naar het hinderveroorzakende aspect geluid. Hiervoor zijn de diverse bedrijfsactiviteiten van de veiligheidsregio en oefencentrum inzichtelijk gemaakt en is beoordeeld wat de geluidsbelasting is op de nieuw te bouwen woningen.
Er zijn vooraf al enkele maatregelen beschreven die uitgevoerd gaan worden. Dit zijn:
Verder wordt ervan uitgegaan dat het terrein opnieuw zal worden ingericht.
Tussen het achterterrein van de veiligheidsregio en het appartementencomplex zal een scherm worden gerealiseerd en/of deze zijde van het appartementencomplex wordt als een dove gevel uitgevoerd. Derhalve zijn geen toetspunten aan deze zijde opgenomen.
Voor de toetsing van de activiteiten van de Veiligheidsregio wordt in eerste instantie uitgegaan van de eisen uit de VNG en daarna van de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening. De Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening kent een aantal uitzonderingen waardoor de geluidbelasting van bepaalde activiteiten niet wordt getoetst. Voor de VNG gelden deze uitzondering niet.
Wanneer toetsing plaatsvindt conform de VNG dan treden er overschrijdingen op van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en maximale geluidniveaus in zowel de dag-, als de avond- als de nachtperiode. Deze overschrijdingen treden met name op ten gevolge van de uitrukken.
Voor de inrichting zelf gelden de eisen uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening. Derhalve is ook hier aan getoetst.
Uit toetsing aan de eisen uit het Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening blijkt dat de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de te realiseren woningen van blok F in de dag-, avonden nachtperiode niet voldoen aan de geluideisen. De optredende maximale geluidniveaus in de dagperiode ter plaatse van de te realiseren woningen van blok F voldoen aan de geluideisen. In de avond- en nachtperiode wordt niet voldaan aan de geluideisen. De overschrijdingen op de gevel van blok F worden veroorzaakt door het rijden van voertuigen. Tijdens de realisatie van de appartementen zal hier rekening mee gehouden moeten worden.
Ter plaatse van woonblokken A t/m E wordt zowel in de dag-, avond- als nachtperiode voldaan aan de geluideisen uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening, uitgezonderd van woonblok C. Ter plaatse van woonblok C wordt in de avondperiode niet voldaan aan de geluideisen. In de dag- en nachtperiode wordt wel voldaan. De overschrijding in de avondperiode wordt veroorzaakt door de stationair draaiende motor op het achterterrein. Gezien de marginale overschrijding van 1 dB(A) kan verwacht worden dat dit niet tot (extra) hinder zal leiden. Bij de realisatie van de woningen kan hier rekening mee worden gehouden. Voor deze activiteit kan een maatwerkvoorschrift worden opgesteld.
De maximale geluidniveaus ter plaatse van woonblokken A t/m E voldoen zowel in de dag-, avond- als nachtperiode aan de geluideisen uit de Handreiking Industrielawaai en Vergunningverlening, uitgezonderd woonblok C. De overschrijding ter plaatse van woonblok C in de avondperiode wordt veroorzaakt door het optrekken van zware motorvoertuigen ter plaatse van de nieuw te realiseren in-en uitrit aan de noordwestzijde van de locatie.
Gezien het geringe aantal verkeersbewegingen in de avondperiode ter plaatse van de in- en uitrit en hiervoor praktisch gezien verder geen maatregelen zijn te nemen op het terrein zelf, wordt geadviseerd om hier rekening mee te houden bij de nog te realiseren woningen. Tevens kan hiervoor een maatwerkvoorschrift worden opgesteld. Het wegnemen van deze overschrijding is enkel mogelijk door de ontsluiting te verplaatsen naar de oostzijde van het terrein. Indien het binnenterrein aan de oostzijde wordt ontsloten dan is het realiseren van een geluidwal aan de westzijde van het terrein niet noodzakelijk.
In voorliggend bestemmingsplan is gekozen voor het voorwaardelijk verplicht stellen van het realiseren van dove gevels in blok F. Daarnaast is een bouwplicht opgenomen voor blok F die regelt dat dit blok eerst gerealiseerd moet worden voordat de woningen in blok C t/m E in gebruik genomen kunnen worden. Voor de woningen in blok C geldt tevens dat het geluidsscherm ten westen van de veiligheidsregio ook eerst gerealiseerd moet worden voordat deze woningen in gebruik genomen kunnen worden.
Met betrekking tot de indirecte hinder wordt niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde, maar wel aan de maximale grenswaarde. Wel zal door middel van onderzoek een binnengeluidniveau van 35 dB(A) gegarandeerd moeten worden.
Voetbalvereniging Zaanlandia
Een voetbalvereniging wordt aangeduid als milieucategorie 3.1, waarbij geluid het hinderaspect is (sbi 931). Hiervoor geldt dus een richtafstand van 50 meter. Deze afstand wordt niet gehaald. Ondanks dat de voetbalvereniging op termijn verplaatst wordt, en hier fase 2 van deze woningbouwontwikkeling is gepland, moet nu rekening gehouden worden met de eventuele geluidshinder op de nieuw te realiseren woningen.
Voor de toetsing van de activiteiten van de voetbalvereniging is getoetst aan de eisen uit de VNG en het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit kent een aantal activiteiten waarvan de geluidbelasting niet wordt getoetst. Voor de VNG gelden deze uitzondering niet.
Uit toetsing aan de eisen uit het Activiteitenbesluit blijkt dat de geluidbelasting ter plaatse van de te realiseren woningen voldoet aan de geluideisen. Op basis hiervan blijkt dat de bestaande activiteiten op het terrein van de voetbalvereniging mogelijk zijn zonder belemmering van de bestaande activiteiten.
Wanneer toetsing plaatsvindt conform de VNG dan treden hogere langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en maximale geluidniveaus op. De langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voldoen aan stap 3 uit de VNG publicatie. De overschrijdingen in de dag- en avondperiode worden veroorzaakt door stemgeluid van de voetballers, trainer, scheidsrechter en publiek. Om de geluidbelasting relevant te verlagen moeten de activiteiten op met name veld 2 in de avondperiode worden beperkt. Om overlast te voorkomen kan bijvoorbeeld worden gekozen tot gebruik tot 21.00 uur. Overschrijdingen in de dagperiode zouden als acceptabel kunnen worden beschouwd.
Naar verwachting worden de sportvelden in de nabije toekomst verplaatst om ruimte te maken voor woningbouw op de locatie. Hiermee zou sprake zijn van een tijdelijk situatie. Het treffen van maatregelen (welke zeer ingrijpend zijn) is hiermee niet van toepassing. Wanneer de sportvelden worden verplaatst is van zelfsprekend sprake van een goed woon- en leefklimaat. Wanneer de sportvelden niet worden verplaatst zullen om een goed woon- en leefklimaat te kunnen garanderen maatregelen, naar verwachting in de vorm van aanpassing van activiteiten, noodzakelijk zijn. In voorliggend bestemmingsplan is gekozen voor het voorwaardelijk verplicht stellen van het realiseren van dove gevels voor de duur dat de voetbalvereniging aanwezig is. Mocht op termijn alsnog een verplaatsing plaatsvinden, of de activiteit gewijzigd (beperking duur training), kan alsnog afgezien worden van dove gevels.
Met betrekking tot de indirecte hinder wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.
Tennisvereniging De Gouw
Een tennisvereniging is net als een voetbalvereniging aangeduid als milieucategorie 3.1 waarbij geluid het hinderaspect is (sbi 931). De richtafstand is derhalve ook hier 50 meter tot aan de woningen. De tennisvereniging ligt op ruim 80 meter van de dichtsbij geplande woning en vormt hiermee dus geen belemmering. Bk bouw & milieuadvies heeft overigens de tennisvereniging ook meegenomen in het geluidsonderzoek en de resultaten laten ook zien dat ruim ruim aan de geluideisen zoals opgenomen in de VNG publicatie en het Activiteitenbesluit kan worden voldaan.
Duikvereniging Murene
De duikvereniging heeft een clubhuis binnen het plangebied. Op basis hiervan is het clubhuis aan te merken als een “club- en buurthuis” met de SBI code 9133.1A. In de VNG – bedrijvenlijst worden deze ingedeeld in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 meter. Het clubhuis staat om ruim 75 meter van de te realiseren woningen en vormt derhalve geen belemmering voor de realisatie van woningbouw. Ook hiervoor heeft Bk bouw & milieuadvies in hun rapportage de geluidsbelasting berekend die laat zien dat ruim aan de geluideisen zoals opgenomen in de VNG publicatie en het Activiteitenbesluit kan worden voldaan.
Lichthinder
Zowel de tennisvereniging als de voetbalvereniging zijn voorzien van verlichting. Alhoewel niet zodanig opgenomen als richtafstand op basis van de VNG - bedrijvenlijst, kan verlichting wel hinder veroorzaken bij de nieuw te realiseren woningen. In dit kader is door De Kruiijter Public Lightning in mei 2019 een onderzoek uitgevoerd naar de eventuele lichthinder van de sportverenigingen op het nieuwbouwplan. De Kruijter heeft hiervoor de huidige lichtmasten beoordeeld en een nieuwe situatie met ledverlichting. Hieruit blijkt dat de huidige lichtmasten te veel lichthinder veroorzaken op de aangrenzende nieuwbouwwoningen. Bij het vervangen van de huidige lichtmasten door led-armaturen kan ruim voldaan worden aan de eisen die de aanbeveling Lichthinder Sportverlichting stelt.
Conclusie
Op basis van de voorgestelde maatregelen en onderzoek is aangetoond dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor het vaststellen van dit bestemmingsplan.
Aan de noordzijde van het plangebied loopt een hoogspanningsleiding. Bij het mogelijk maken van woningen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen moet rekening worden gehouden met de magneetvelden langs de hoogspanningslijnen. De afgelopen jaren is hier meer aandacht voor. Dit komt omdat er statistische aanwijzingen zijn dat de magneetvelden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogelijk van invloed zijn op de gezondheid van kinderen. Het is niet aangetoond dat de hoogspanningslijnen echt de oorzaak zijn.
Voorkomen moet worden dat nieuwe gevoelige functies binnen de magneetveldzone van 0,4 microTesla liggen. Het gaat om gevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen, crèches en kinderopvangplaatsen.
Het aandachtsgebied en de 0,4 microTesla magnetisch veld van een 380 Kv - hoogspanningslijn ligt echter niet binnen het plangebied, maar eindigt nog boven de spoorlijn ten noorden van het plangebied, zie afbeelding 4.9.
Afbeelding 4.9: het 0,4 microtesla magnetische veld van een 380 Kv -hoogspanningslijn
Conclusie
Het plangebied ligt buiten de 0,4 microTesla zone van de nabijgelegen hoogspanningsleidingen en er wordt derhalve geen beperking opgelegd vanuit het magnetisch veld.
Ten behoeve van het vaststellen van het omgevingsplan doorloopt de gemeente Zaanstad niet alleen het reguliere bestemmingsplan-traject, waarin overheden en belangenorganisaties geraadpleegd worden conform artikel 3.1.1 Bro en belanghebbenden de gelegenheid krijgen om zienswijzen in te dienen. De gemeente Zaanstad hecht waarde aan deze bredere consultatie, ook vanuit het gedachtegoed van de Omgevingswet en de wijze waarop plannen vanuit deze wetgeving vormgegeven zullen moeten worden. Voor de participatie wordt daarom een bredere consultatie opgezet, waarin verschillende partijen en belanghebbenden op en rondom het terrein worden gevraagd input te leveren ten behoeve van het plan.
In de onderstaande paragrafen worden de verschillende vormen van participatie toegelicht. Tevens worden de verschillende groepen aangehaald met wie contact geweest is in deze periode.
Niet alleen de gemeente Zaanstad, maar ook andere (overheids-) partijen hebben invloed op de ontwikkeling. Om deze partijen –wettelijke overlegpartners– in een vroeg stadium om een reactie te vragen over het toen nog af te ronden ontwerpbestemmingsplan is de gemeente Zaanstad gesprekken gestart. Deze gesprekken met wettelijke overlegpartners zijn gestart in maart 2019, mede in het kader van art 3.1.1. Bro.
De gemeente Zaanstad heeft een schriftelijk verzoek gedaan in het kader van art. 3.1.1. Bro, om een reactie te geven op het ontwerpbestemmingsplan. Dit schriftelijke verzoek is op 27 februari 2019 verstuurd en bevatte het verzoek voor het geven van advies over het ontwerpbestemmingsplan. In totaal zijn er vanuit zeven instanties schriftelijk of per mail adviezen ingediend.
De bestuurlijk partners hebben een reactie gegeven die hieronder besproken worden.
Provincie Noord-Holland
De provincie heeft laten weten de stukken in goede orde te hebben ontvangen, waarbij aangegeven is dat indien zij geen nadere reactie geven, zij ook geen opmerkingen hebben. Er is geen nadere reactie gegeven, waarmee de provincie dus aangeeft dat er geen provinciale belangen geschaad worden met dit bestemmingsplan.
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK)
Het HHNK heeft enkele tekstuele opmerkingen alsmede een tekstvoorstel voor de werking van het watersysteem ter plaatse. Deze opmerkingen en tekstvoorstel zijn overgenomen in de waterparagraaf 4.8 van deze toelichting. Zij geeft verder nog mee dat het te realiseren watersysteem van fase 1 zelfstandig kan functioneren en voldoet aan de eisen voor watercompensatie. Daarnaast vraagt zij of de bestaande spoorsloot, die straks ook een belangrijk onderdeel uitmaakt van het watersysteem meegenomen kan worden in dit bestemmingsplan en de bestemming Water krijgt. Dit wordt tevens overgenomen in het bestemmingsplan.
Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland (VRZW)
De veiligheidsregio heeft de aspecten gevaar vanuit het bestemmingsplan beoordeeld. Daarin is met name de woningbouwontwikkeling beoordeeld tegen het licht van de bestaande omliggende bedrijven. De paragraaf externe veiligheid 4.13 is aangevuld met de beoordeling van de VRZW. Zij heeft daarnaast een aantal adviezen gegeven die niet direct van toepassing zijn op deze bestemmingsplanprocedure, maar die wel in het vervolgtraject om te komen tot de realisatie van dit plan meegenomen worden (bv.over de toepassing van afsluitbare ventilatie in de woningen, bluswatervoorzieningen en risicocommunicatie).
GGD Zaanstreek-Waterland (GGDZW)
De GGD adviseert om nota's uit het sociale domein op te nemen in dit bestemmingsplan. Daarnaast adviseert zij om diverse gezondheidsaspecten (o.a. luchtkwaliteit en geur) mee te nemen in het ontwerp van de woningen en buitenruimte.
De gemeente is bezig met de ontwikkeling van de Omgevingsvisie Zaanstad. Gezondheid en kansengelijkheid vormen naast de thema's veiligheid, verstedelijking, economie en duurzaamheid de strategische opgaven waarvoor we de kaders gaan bepalen. Wanneer de Omgevingsvisie is vastgesteld zullen de thema's nader uitgewerkt en ingekleurd worden in sectoraal beleid is de verwachting. Wij zullen een beschrijving van deze nota's dan opnemen in bijlage 1 van de toelichting van het bestemmingsplan. In de bijlage van de toelichting is het op dit moment meest actuele ruimtelijk, economisch, milieutechnisch en sociale beleidskader beschreven. Daarnaast wordt aandacht besteed bij de uitwerking van het plan aan aspecten als geluid, geur en luchtkwaliteit en worden de gezondheidsaspecten meegenomen bij het ontwerp van de kwalitatief hoge buitenruimte.
Gasunie
De Gasunie heeft het bestemmingsplan getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Zij concluderen dat op grond van deze toetsing het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van de dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Tennet
Tennet heeft aangegeven binnen de grenzen van dit bestemmingsplan geen bovengrondse-, of ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer te hebben. Zij hebben derhalve geen opmerkingen.
NS
De NS heeft aangegeven de gehanteerde parkeernorm op deze locatie nabij een NS-station aan de hoge kant te vinden. Daarnaast vragen zij zich af in hoeverre deze gebiedsontwikkeling past in het voornemen het station op te waarderen. De parkeernorm is gebaseerd op het gemeentelijk beleid waarbij de locatie mede onderdeel is van de hoogte van de norm. Daarnaast houdt de gebiedsontwikkeling in zoverre rekening met de opwaardering van het station dat dit geen belemmering vormt: op het moment dat het station opgewaardeerd wordt, biedt het bestemmingsplan ook de ruimte om dit uit te voeren.
Onderdeel van deze procedure is participatie. De gemeente gaat te raden bij belanghebbenden wat volgens hun de gewenste invulling van de ontwikkeling is. Deze participatie kent een aantal momenten.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft - overeenkomstig de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) - met de daarbij behorende stukken ter inzage gelegen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van donderdag 20 juni 2019 gedurende zes weken I(dus tot en met woensdag 31 juli 2019) voor een ieder op het gemeentehuis ter inzage gelegen en was tevens digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl en de website van de gemeente Zaanstad. Tijdens de termijn van terinzagelegging is op 25 juni 2019 een informatiebijeenkomst gehouden waar vragen konden worden gesteld en zijn beantwoord.
Tijdens de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn twee zienswijzen ingediend.
Dit bestemmingsplan is opgebouwd uit een toelichting, regels en verbeelding. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen van het bestemmingsplan en de toelichting vormt de uitleg en onderbouwing van de in de verbeelding en regels vastgelegde mogelijkheden, verplichtingen en verboden.
Het digitale bestemmingsplan 'Oostzijderveld' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten, vervat in een GML-bestand (NL.IMRO.0479.STED3851BP) met bijbehorende regels. Het is via elektronische weg uitwisselbaar en raadpleegbaar via de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
De digitale versie van het bestemmingsplan gaat boven de analoge versie. De analoge verbeelding omvat één kaartblad (genummerd NL.IMRO.0479.STED3851BP).
Onderhavig bestemmingsplan gaat uit van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP). Ook is de Standaard 2018 van Zaanstad gebruikt die gebaseerd is op eerder genoemde SVBP.
Verbeelding
Alle gronden binnen het plangebied hebben een bestemming. Welke bestemming er in een bepaald gebied geldt is vastgelegd op de verbeelding. In de regels is vervolgens vastgelegd welke bepalingen voor deze bestemming gelden: waarvoor mag het worden gebruikt en hoe mag het worden bebouwd. Een bestemming kan op één bepaalde plek voorkomen, maar ook op verschillende locaties binnen het plangebied. Op sommige locaties gelden afwijkende bepalingen of voorwaarden. Deze zijn met een aanduiding op de verbeelding weergegeven en in de regels is bepaald welke specifieke regels er gelden.
Regels
De regels zijn gegroepeerd in vier hoofdstukken:
In de toelichting is in de voorgaande hoofdstukken een uitleg, onderbouwing en verantwoording gegeven van de keuzes die in dit bestemmingsplan zijn vastgelegd. In de volgende paragraaf worden enkele algemene uitgangspunten weergegeven die bij dit bestemmingsplan zijn gehanteerd. Daarna wordt in paragraaf 7.2 per bestemming samengevat wat er beoogd is met het toekennen van die bestemming. De toelichting behoort niet tot het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan en heeft daarom geen directe rechtskracht. Wel kan het eventuele onduidelijkheid bij de interpretatie van de regels wegnemen omdat in de toelichting de achtergronden en intentie van de regeling is opgenomen.
Begrippen algemeen
In dit bestemmingsplan is terughoudend omgegaan met het opnemen van begripsbepalingen. Enkel wanneer een begrip gebruikt wordt in de regels en wanneer de 'Dikke van Dale' uitleg van dat begrip onvoldoende rechtszekerheid biedt, is een begripsbepaling opgenomen. Als een begrip in dit plan geen begripsbepaling kent, dan wordt dat begrip gebruikt zoals opgenomen in de Dikke van Dale en de beperktere versie daarvan zoals die benaderbaar is op de website www.vandale.nl.
Een dakkapel wordt in de bouwregelgeving (Wabo, Bor) niet gedefinieerd. Daardoor ontstaat er nog wel eens onduidelijkheid over de vraag 'is dit nog een dakkapel of niet?'. Om die reden is in het plan een begripsbepaling opgenomen voor een dakkapel.
Een dakkapel is een uitbouw in een schuin dakvlak, waardoor stahoogte ter plaatse verkregen wordt, voorzien van een verticaal raamkozijn, een dakvlak en zijwanden. Een dakkapel wordt geplaatst in een schuin dakvlak. Dat wil zeggen dat er rondom de dakkapel sprake moet zijn van een dak (met uitzondering van dakkapellen vanuit de nok). Wanneer een voorgevel gedeeltelijk wordt doorgebouwd boven de goot dan is er geen sprake van een dakkapel maar van een dakopbouw. Ook wanneer het bouwwerk boven de bestaande nok uitkomt is er sprake van een dakopbouw.
Functieomschrijving (lid x.1)
De functieomschrijving van een bestemming kent 3 varianten van gebruik. De hoofdfunctie, het gebruik dat bij het hoofdgebruik moet horen ('daarbij behorend') en het gebruik dat ondergeschikt aan het hoofdgebruik moet zijn ('daaraan ondergeschikt')
.
Ondergeschikt gebruik in relatie tot de hoofdfunctie
Ondergeschikt gebruik hoeft niet te horen bij de hoofdfunctie. Neem bijvoorbeeld nutsvoorzieningen. Deze hebben een groot verzorgingsgebied en zijn vaak niet gekoppeld aan slechts één functie. Nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en andere functies die als ondergeschikt zijn aangemerkt zijn daarom toegestaan binnen meerdere bestemming, ook als er geen directe relatie is met het hoofdgebruik. De ondergeschikte functies mogen echter qua omvang nooit groter zijn dan de hoofdfunctie, er moet sprake blijven van ondergeschiktheid.
De ondergeschikte functies die binnen het gehele bestemmingsplan zijn toegestaan, zijn opgenomen in artikel 13.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik. In de functieomschrijving van de bestemmingsregel zijn alleen de ondergeschikte of bijbehorende functies opgenomen voor zover die aanvullend zijn op artikel 13.2 Toegestaan ondergeschikt gebruik.
Voorrangsregeling
gebruiks- en bouwregels
De bestemmingsregels kennen een opbouw van hoofdregel naar specifieke regels. Zo beginnen de bouwregels met de hoofdregels voor het bouwen van gebouwen/hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde. Daarna worden regels gesteld ten aanzien van specifieke bouwwerken, zoals bijvoorbeeld erfafscheidingen. De gebruiksregels kennen een vergelijkbare opbouw.
In de aanhef van de specifieke regel is bepaald of de regels 'in aanvulling op' of 'in afwijking van' werken op de rest van het artikel. Deze voorrangsregeling in de aanhef van de specifieke regels heeft alleen betrekking op de relatie tot de andere regels in het artikel (de bestemming), niet in relatie tot de algemene regels in artikelen Artikel 12 Algemene bouwregels en Artikel 13 Algemene gebruiksregels. De algemene regels gelden altijd, tenzij ze nadrukkelijk zijn uitgesloten.
Bestemming Groen
De bestemming Groen is bedoelt voor groenvoorzieningen en deeltuinen. Hiermee wordt de optie open gehouden om de gewenste deeltuinen te kunnen realiseren binnen de groenbestemming.
Gebouwen
De regeling voor gebouwen sluit aan op de mogelijkheden van het vergunningsvrije bouwen van nutsvoorzieningen. De bouwregels van het plan maken niet meer mogelijk dan reeds is toegestaan op grond van het vergunningsvrije bouwen.
Bestemming Maatschappelijk
Functieomschrijving
Hoofdgebruik
Het begrip maatschappelijke voorzieningen wordt hier specifiek uitgelegd als voorziening ten behoeve van een brandweerkazerne, regionaal veiligheidscentrum en bijbehorende voorzieningen. Daarnaast is binnen deze bestemming ruimte voor kantoor, oefencentrum en restaurant/kantine, allen ten dienste van het genoemde hoofdgebruik.
De bestemmingsomschrijving omvat ook de inrichting van de buitenruimte. Binnen de bestemming maatschappelijk is het mogelijk om de bijbehorende groen- en verkeersvoorzieningen te realiseren, zonder dat daarvoor een detailbestemming zoals Groen of Verkeer noodzakelijk is. Hiermee wordt enige flexibiliteit geboden bij de inrichting van het terrein. Het hoofdgebruik blijft echter maatschappelijke voorzieningen.
Gebouwen
De hoofdregel is dat gebouwen alleen zijn toegestaan binnen de maatvoeringsaanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'. Met de maatvoeringsaanduiding maximum bouwhoogte. en/of is geregeld waar de hoofdvolumes gebouwd mogen worden en waar slechts kleinere gebouwen zijn toegestaan.
Bestemming Sport
Functieomschrijving
Hoofdgebruik
Sport staat binnen deze bestemming centraal. Naast de mogelijkheid om te sporten, zijn ook de sportvoorzieningen en functioneel met sport verbonden voorzieningen opgenomen in de functieomschrijving.
Onder sportvoorzieningen en functioneel met sport verbonden voorzieningen vallen bijvoorbeeld sportvelden, lichtmasten, doelen, kleedlokalen, kantines of een fysiotherapeut. Met andere woorden, voorzieningen die nodig zijn voor de sport of de sport ondersteunen of faciliteren.
De functioneel aan sport verbonden voorzieningen, zoals bijvoorbeeld fysiotherapie, zijn slechts toegestaan wanneer de functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van deze bestemming (sport).
Bestemming Wonen
Functieomschrijving
Hoofdgebruik
Binnen de bestemming Wonen is, zoals de naam doet vermoeden, wonen het hoofdgebruik. Wonen is gedefinieerd als 'Gehuisvest zijn en duurzaam verblijven in een woning'. Een woning is gedefinieerd als 'Een complex van ruimten bedoeld voor de huisvesting van één huishouden'. Eén huishouden is gedefinieerd als: 'Een alleenstaande, dan wel twee of meer personen, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voer(t)(en) of wil(len) voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.'. Die verbondenheid kan bestaan uit een gezinsverband, maar ook uit een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband.
Bij de vraag of een verblijfsvorm past binnen het hoofdgebruik wonen zijn dus een aantal aspecten van belang: duurzaam en langdurig verblijven, gehuisvest zijn en het houden van één huishouden.
Bed & breakfast
Het gebruiken van een woning als bed & breakfast is alleen toegestaan in vormen waarin geen verkeersaantrekkende werking optreedt en het woonkarakter van de woning behouden blijft.
Concreet betekent dit dat er een maximum aan gasten en slaapvertrekken is opgenomen ter voorkoming van een verkeersaantrekkende werking. Daarnaast staan de regels niet toe om op de begane grond de bed & breakfast uit te voeren, is een maximum vloeroppervlak opgenomen en moet de bewoner de uitvoerder van de bed & breakfast zijn. Deze laatste eisen waarborgen dat het pand primair een woonkarakter behoudt.
Het is mogelijk om met de binnenplanse afwijkingsmogelijkheid af te wijken van het maximum aantal gasten en slaapkamers indien er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De definitie van voldoende parkeergelegenheid wordt uitgelegd in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016 (en latere wijzigingen daarvan). Indien een bed & breakfast meer dan 4 gasten tegelijkertijd ontvangt of wanneer er meer dan 2 slaapkamers verhuurd worden, dan moet tevens een exploitatievergunning voor bedrijfsmatige activiteiten worden aangevraagd.
Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
De voorwaarden aan het uitoefenen van beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten aan huis waarborgen dat het woonklimaat in en buiten de woning behouden blijft. Verder is het belangrijk dat er geen trilling, geur of geluid wordt veroorzaakt die buiten de woning waarneembaar is. De hoogte van het geluid of de geur of de intensiteit van de trilling is niet van belang: als trilling, geluid of geur waarneembaar is buiten de woning dan wordt de norm overschreden. Immers moet de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit inpasbaar zijn binnen een woongebied.
Met een afwijkingsmogelijkheid is het mogelijk om beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten toe te staan die wel een verkeersaantrekkende werking hebben, maar alleen wanneer er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is. De overige voorwaarden aan het uitoefenen van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit aan huis blijven gelden. De afwijkingsmogelijkheid ziet alleen op de verkeersaantrekkende werking.
Gastouderopvang aan huis
Tegenwoordig brengen ouders hun kinderen vaak naar een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang (BSO) of gastouder. Gastouderopvang aan huis is als andere vormen van kinderopvang opgenomen in de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko). Gastouderopvang zoals beschreven in de Wko past binnen de definitie van beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.
Gastouderopvang aan huis is in deze bestemming rechtstreeks toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorwaarden. De voorwaarden waarborgen dat het woonkarakter van de woning behouden blijft. Met andere woorden, de woning blijft op de eerste plaats om in te wonen.
Het maximum van 6 kinderen zorgt ervoor dat de geluidsbelasting in overeenstemming blijft met die van een woonomgeving. De Raad van State heeft eerder overwogen (ECLI:NL:RVS:2018:950) dat er geen harde geluidsnormen zijn wat betreft gastouderopvang maar dat met een maximum van 6 kinderen in redelijkheid aansluiting kan worden gezocht bij de geluidsbelasting die wordt veroorzaakt door een gezin van 6 kinderen.
Gastouderopvang die niet in de eigen woning wordt uitgevoerd, maar in de woning van de vraagouders én met de aanwezigheid van andere kinderen dan die van de vraagouders zelf, valt niet onder de regeling voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis omdat de bewoner van het huis niet zelf het beroep uitoefent. Aangezien dit wel mogelijk moet zijn, kan dit geregeld worden via een afwijking van het bestemmingsplan. Hierbij kan per situatie beoordeeld worden of medewerking te verantwoorden valt. Benadrukt wordt dat deze uitzondering uitsluitend geldt voor kleinschalige kinderopvang.
Tot slot blijft gelden dat een houder dient te voldoen aan de voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van hoofdstuk 1, afdeling 3 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.
Bouwregels algemeen
De eerste bouwregels van het artikel betreffen de algemene bepalingen voor het bouwen van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor een aantal bouwwerken zijn bijzondere regelingen opgenomen. Deze regels gelden in aanvulling op de hoofdregels. Indien er strijdigheid bestaat tussen bepalingen, dan gaat de bijzondere regeling voor. De bijzondere regeling werkt altijd in aanvulling op of in afwijking van de hoofdregel.
Uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak
Elke uitbreiding van een hoofdgebouw is een bijbehorend bouwwerk, ook wanneer de uitbreiding niet qua bouwvolume te onderscheiden is van het hoofdgebouw. Vergeleken met het (achter)erf is het binnen het bouwvlak toegestaan om grote bouwvolumes te bouwen. Daarom bevatten de regels een uitzondering voor de uitbreiding van een hoofdgebouw binnen het bouwvlak. Wanneer een hoofdgebouw wordt uitgebreid binnen het bouwvlak, dan gelden voor die uitbreiding de regels voor het bouwen van een hoofdgebouw in plaats van de regels voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk.
Herbouw bestaande bebouwing
De regels bevatten een regeling voor bestaande bijbehorende bouwwerken genaamd 'Herbouw
bestaande bebouwing'. In uitvoering van de Nota Woonbebouwing 2012 wordt het met deze regeling aantrekkelijker gemaakt om bestaande bebouwing te vernieuwen, ook als die bebouwing niet (meer) voldoet aan de regels in dit bestemmingsplan. Deze regeling heeft alleen betrekking op bebouwing die legaal aanwezig is.
Specifieke bouwwerken
Ten aanzien van een aantal bouwwerken zijn specifieke bouwregels opgenomen. Deze moeten worden gelezen in combinatie met de algemene bepalingen in lid 9.2.1 t/m 9.2.11. Als regels tegenstrijdig zijn, dan gaat de specifieke bouwregel voor de algemene bepaling. Deze regels zijn opgenomen naar aanleiding van de Nota Woonbebouwing Zaanstad.
Voorwaarde bouwplicht en voorwaarde ingebruikname
In de regels is tevens een voorwaardelijke verplichting (zowel voor een bouwplicht als een ingebruikname) opgenomen waarmee gewaarborgd wordt dat bouwblok F (tegen de veiligheidsregio aan) gerealiseerd is voordat de woningen in blok C, D en E die gericht zijn op de veiligheidsregio in gebruik worden genomen. Dit in verband met de afschermende werking van geluidswal als bouwblok F voor het geluid door toedoen van de activiteiten die plaats vinden bij de veiligheidsregio. Zonder deze maatregelen kan geen goed woon- en leefklimaat gegarandeerd worden voor een deel van de woningen in blok C, D en E.
Bestemming Verkeer
Een deel van het plangebied valt binnen de bestemming Verkeer. Dit betreft de Heijermansstraat en de Prins Bernhardweg. Binnen deze bestemming vallen onder andere wegen, voet- en fietspaden.
Bestemming Verkeer - Verblijfsgebied
Het deel van het plangebied dat globaal tussen de te realiseren woningen ligt krijgt de bestemming Verkeer- Verblijfsgebied. Dit betreft voornamelijk een verbijfsgebied dat toegang geeft voor auto's aan de parkeergarages en bedoelt is voor langzaam verkeer.
Dubbelbestemming Waarde - Archeologie
Een gebied van archeologische waarde is een gebied waarvan vermoed wordt dat er archeologische vindplaatsen in de bodem liggen. Dit vermoeden is gebaseerd op vondsten die op het terrein gedaan zijn, op gegevens van oude kaarten of uit oude geschriften. Ook kan de bodemsoort, of de hoogte of de vorm van een terrein een aanwijzing zijn dat daar vroeger mensen hebben gewoond.
De gronden met een dubbelbestemming Waarde- Archeologie zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van de (potentiële) archeologische waarden van de gronden. Daarnaast zijn ze mede bestemd voor de andere daar voorkomende bestemming. Bebouwing is pas toegestaan nadat een rapportage is gemaakt waaruit blijkt dat de archeologische waarden van de gronden die kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld en in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
Algemene regel - Anti-dubbeltelregel
In het Besluit ruimtelijke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen een anti-dubbeltelregel moeten bevatten. In de anti-dubbeltelregeling is deze bepaling opgenomen. Doel van deze regel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog een keer meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis kan worden gesteld.
Algemene bouwregel - Parkeren
Het systeem dat hierbij gehanteerd wordt is dat van de dynamische verwijzing. In de regels wordt verwezen naar de inhoudelijke parkeernormen zoals die geformuleerd zijn in de Nota Ruimte voor Parkeren 2016 of zoals deze nadien worden gewijzigd. Dat betekent dat indien de Parkeernota na de vaststelling van het bestemmingsplan wordt gewijzigd, de daarin opgenomen nieuwe normen moeten worden toegepast.
De tekst van de dynamische bepaling is afgestemd op de voorbeeldtekst van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (uitspraak van 9 september 2015).
Algemene bouwregel - Voorwaardelijke verplichting dove gevel
In deze regel wordt een voorwaarde opgelegd aan de realisatie van geluidgevoelige objecten ter plaatse van de specifieke aanduiding voor dove gevels waarbij niet zondermeer deze geluidgevoelige objecten gerealiseerd kunnen worden.
Algemene bouwregel - Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen of waterhuishoudkundige voorzieningen
Nutsvoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen zijn op grond van de algemene gebruiksregels binnen vrijwel alle bestemmingen toegestaan, mits de voorziening ondergeschikt is aan het hoofdgebruik. Om die reden is het ook wenselijk om gebouwen ten behoeve van die voorzieningen toe te staan. Denk hierbij aan een trafohuisje of een gemaal. Vergunningsvrij zijn deze gebouwen reeds toegestaan tot een bouwhoogte van 3 meter, maar het komt ook voor dat trafohuisjes tussen de 3 en 4 meter hoog zijn. In die gevallen is het onwenselijk om voor elk trafohuisje dat hoger is dan 3 meter, maar kleiner is dan 4 meter, af te wijken van het bestemmingsplan.
Volledigheidshalve benoemen wij dat er nog andere regels gelden voor het plaatsen van gebouwen voor nutsvoorzieningen. Zo moet er voor het plaatsen van een trafohuisje ook een vergunning worden aangevraagd op grond van de Algemene verordening infrastructuur Zaanstad (AVOI).
Algemene gebruiksregels - uitgesloten gebruik
Een aantal gebruiksvormen zijn binnen het hele bestemmingsplan uitgesloten. Zo is het onwenselijk om een woning te splitsen tot meerdere woningen, omdat daardoor het woonkarakter van een gebied ingrijpend kan veranderen. Aspecten zoals een toename van de parkeerdruk, verandering van de sociale dynamiek of een te grote belasting van het openbaar gebied spelen hierbij een rol. Het verbod heeft betrekking op elke verandering, omzetting en vergroting van een woning die tot gevolg heeft dat er twee of meer woningen gerealiseerd worden. Onder 'verandering in' en 'omzetting tot' moet tevens de sloop en nieuwbouw van een woning worden gelezen, zodat ook in het geval van sloop-nieuwbouw het aantal woningen niet mag toenemen. In de algemene afwijkingsregels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor situaties waarin het wel aanvaardbaar wordt geacht een woning te splitsen tot twee of meer woningen.
Seksinrichtingen zijn in de algemene gebruiksregels uitgesloten. De invloed van een seksinrichting op de leefomgeving kan groot zijn, waardoor deze functie niet standaard toegestaan kan worden op elke locatie waar bedrijven of horeca zijn toegestaan. Indien een locatie geschikt wordt geacht voor een seksinrichting, dan zal dit in de bestemmingsregels nadrukkelijk worden benoemd.
Daarnaast zijn ook enkele vormen van een bedrijf uitgesloten, zogeheten 'Bevi-inrichtingen' en 'geluidzoneringsplichtige inrichtingen'. Dit zijn inrichtingen waarvoor op basis van de milieuregelgeving zwaardere eisen gelden ten opzichte van de omliggende functies. Voor deze inrichtingen moet per gebied worden afgewogen of het ruimtelijk gezien wenselijk is de inrichtingen toe te staan. Indien dit het geval is, dan kan van de algemene uitsluiting worden afgeweken door een specifiek gebied aan te wijzen waarbinnen deze wél zijn toegestaan.
Algemene gebruiksregels - toegestaan ondergeschikt gebruik
Een aantal functies zijn wenselijk binnen vrijwel alle bestemmingen, mits dit gebruik ondergeschikt blijft aan het hoofdgebruik. Denk aan nutsvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, etc. Het hoofdgebruik is geregeld in de bestemmingen. De ondergeschiktheid van gebruik is in grote mate afhankelijk van de schaal en omvang van het hoofdgebruik. Dit is niet te begrenzen met een maximaal oppervlakte, maar moet gerelateerd worden aan de omvang van het hoofdgebruik. Daarbij mag een ondergeschikt gebruik nooit een omvang krijgen die het hoofdgebruik onmogelijk maakt.
Als voorbeeld over het schaalniveau; parkeervoorzieningen ondergeschikt aan het hoofdgebruik wonen.
Algemene afwijkingsregels
De algemene afwijkingsregels bevatten een aantal mogelijkheden om het doelmatig grondgebruik te bevorderen. Enerzijds is het mogelijk om van de bestemmingsgrenzen af te wijken als dat in de feitelijke situatie logischer is. Dit kan toegepast worden wanneer bijvoorbeeld blijkt dat de bestemmingsgrens op de verbeelding niet overeenkomt met de werkelijke situatie, terwijl er geen aanleiding is aan te nemen dat dit opzettelijk is gebeurd.
Daarnaast is het mogelijk om met 10% af te wijken van de maten in het plan. Deze afwijking is niet beoogd om meteen in het tekenen van het bouwplan bij de maximum maten te betrekken. Deze regeling is een vangnet voor afwijkingen van de bouwmaten die tijdens de realisatie kunnen ontstaan. Zo is het niet ondenkbaar dat een woning net iets hoger wordt dan vooraf was gepland, waardoor in zo'n geval strijdigheid met de maten in het bestemmingsplan kan ontstaan. De algemene afwijkingsmogelijkheid biedt in dat geval de mogelijkheid deze fout op te vangen.
Tenslotte biedt het artikel ook de mogelijkheid om gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toe te staan die groter zijn dan de regels voor het vergunningsvrije bouwen. Soms worden trafohuisjes gecombineerd, waardoor een bestaand huisje vervalt en een ander bestaand huisje wordt uitgebreid. Omdat het veelal gebouwen in de openbare ruimte betreft ligt het niet voor de hand deze gebouwen rechtstreeks toe te staan. Via deze afwijkingsmogelijkheid heeft het bevoegd de mogelijkheid om grotere gebouwen voor een nutsvoorziening toe te staan, maar kan het bevoegd gezag tevens de ruimtelijke wenselijkheid afwegen.
Overgangsregels
De overgangsregels hebben ten doel een rechtstoestand te creëren voor situaties die afwijken van de in het plan opgenomen bepalingen. In principe mogen deze situaties worden gehandhaafd. Indien het gaat om afwijkingen van de bebouwingsregels mag het bouwwerk zelfs worden verbouwd. Alleen als ze door een calamiteit verloren gaan, mogen ze geheel worden herbouwd.
Slotregel
De slotregel bepaalt hoe de regels van dit bestemmingsplan genoemd moet worden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat en laat het meer over aan gemeenten en provincies (‘decentraal, tenzij…’). Het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Daarnaast zijn er voor verschillende regio’s en gebieden gerichte opgaven geformuleerd. In dit geval zijn dat gebiedsgerichte opgaven voor Noord-Holland. Buiten deze 13 belangen en gebiedsgerichte opgaven hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk stelt met het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regels die doorwerken naar andere overheidslagen.Om de samenhang tussen de verschillende nationale opgaven inzichtelijk te maken, worden in de SVIR de rijksopgaven gebiedsgericht beschreven.
Zaanstad behoort tot de regio Noordwest-Nederland. Dit gebied beslaat de provincies Noord-Holland en Flevoland en het IJsselmeergebied. Binnen dit gebied is de Metropoolregio Amsterdam de grootste stedelijke regio. Het gebied van en rond de Metropoolregio Amsterdam kent een grote ruimtedruk. De regio krijgt de komende jaren te maken met een forse woningbouwopgave. Niet enkel de opgave om extra woningen bij te bouwen speelt, maar tegelijkertijd is er de opgave om woningen die niet meer voorzien in de behoefte te vervangen. De Metropoolregio Amsterdam heeft internationaal een sterke economische positie. De stedelijke regio van mainport Schiphol staat bekend als één van de regio’s met de sterkste concentratie van topsectoren. Van belang is dat internationaal opererende bedrijven niet alleen in Nederland blijven, maar dat er zich ook meer bedrijven, ondernemers en internationale kenniswerkers blijvend vestigen. Om een aantrekkelijk vestigingsklimaat in stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren te behouden is het nodig om te beschikken over een voldoende voorraad (kwalitatief en kwantitatief) woningen, bedrijventerreinen, kantoren en andere voorzieningen.
Beoordeling
Het bestemmingsplan past binnen de beleidsdoelstellingen van de SVIR. De 13 nationale belangen zijn niet van grote betekenis voor het bestemmingsplan 'Oostzijderveld'. De betekenis van de nationale structuurvisie is voor het bestemmingsplan gebied beperkt. Het relevante beleidskader voor het bestemmingsplan 'Oostzijderveld' wordt gevormd door de provincie Noord-Holland en de gemeente Zaanstad.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat een uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) met eisen waaraan een bestemmingsplan moet voldoen. In het Bro is onder andere in artikel 3.1.6 lid 2 Bro de ladder voor duurzame verstedelijking verankerd. Deze ladder is gericht op vraaggericht programmeren en het zorgvuldig benutten van ruimte. De ladder bevat drie treden waarmee ruimtelijke besluiten moeten worden gemotiveerd.
De ladder voor duurzame verstedelijking houdt het volgende in:
Beoordeling
Het Barro bevat geen verplichtingen specifiek voor dit plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is niet in strijd met de voorschriften uit het Barro.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De juridische borging van de nationale belangen vindt plaats in het Barro. In het Barro zijn onder andere de regelingen met betrekking tot het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), Rijksbufferzones, Nationale Landschappen, de Waddenzee en militaire terreinen opgenomen. Een aantal regelingen is ‘getrapt’ vastgelegd. Provincies en gemeenten zijn verplicht het beleid nader uit te werken, wanneer de regeling getrapt is. Wanneer een van deze regelingen geldt voor het plangebied, moeten deze in het bestemmingsplan verplicht worden uitgewerkt.
Beoordeling
In paragraaf 4.9 wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking beoordeeld.
De Chw beoogt ruimtelijke en infrastructurele projecten versneld te ontwikkelen in verband met de economische crisis. In het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet zijn projecten aangewezen als experiment. Voor dergelijke projecten mag worden afgeweken van bepaalde wetten op onder andere het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.
Op grond van artikel 2.4 lid 1 Crisis- en herstelwet (Chw) kan bij AMvB bij wijze van experiment worden afgeweken van een aantal planologische en milieuregels. In de AMvB moet onder meer worden bepaald welke afwijkingen van de bedoelde wetten zijn toegestaan en wat de ten hoogste toegestane tijdsduur van die afwijkingen is (artikel 2.4 lid 3 Chw).
De bedoelde AMvB is het Besluit uitvoering Chw. In de zevende tranche van dit besluit (Stb. 2014, nr. 168) is in artikel 7c een wettelijke grondslag gegeven voor experimentele bestemmingsplannen. Met deze pilot wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingplan tot een omgevingsplan. Zolang de Omgevingswet nog niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt een experimenteel omgevingsplan als een buitenwettelijk en vormvrij plan.
In het kader van dit experiment mag door de in het besluit aangewezen gemeenten worden afgeweken van de in artikel 7c aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het aantal deelnemende gemeenten is bij de latere tranches van het Besluit uitvoering Chw verder uitgebreid.
Beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling is niet aangemeld in het kader van de Crisis- en herstelwet (Chw). De Chw is echter wel van toepassing omdat er met voorliggend bestemmingsplan meer dan 12 woningen gerealiseerd wordt.
Door de Omgevingswet wordt het wettelijke kader voor burgers, ondernemers en overheden inzichtelijker en ontwikkeling en beheer van de leefomgeving beter beheersbaar. Onderwerpen die in de nieuwe wet worden geregeld verdwijnen uit de bestaande wetgeving, daartoe worden (delen van) bestaande wetten ingetrokken. De nieuwe wet zal daarmee een aanzienlijke inhoudelijke reductie van regels, wetten en regelingen op het terrein van de fysieke leefomgeving betekenen. De nieuwe wet regelt:
De Omgevingswet omvat een aantal integrale instrumenten als de omgevingsvisie, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hierin worden soortgelijke sectorale instrumenten geïntegreerd in één instrument. De omgevingsvisie vervangt de (gebiedsdekkende) structuurvisie voor ruimtelijke ordening, het waterplan, het milieubeleidsplan, het verkeers- en vervoerplan en de ruimtelijke aspecten van de natuurvisie uit de voorziene Wet natuurbescherming. Procedures worden al in de eerste fase geüniformeerd. Het omgevingsplan is een gebiedsdekkend plan voor de leefomgeving. Het vervangt onder meer:
Het verschil met het bestemmingsplan is dat in het omgevingsplan meer regels kunnen worden opgenomen dan enkel over de bestemming van grond; ook afspraken over natuur en milieu en bijvoorbeeld erfgoed kunnen erin. Gemeenten kunnen het plan zo 'breed' maken, als zij willen: van 'een goede ruimtelijke ordening' tot 'een goede fysieke leefomgeving'.
Op 1 juli 2015 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Omgevingswet De Eerste Kamer heeft vervolgens op 22 maart 2016 ook met een ruime meerderheid ingestemd met de wet. Najaar 2016 worden de reacties op de consultatierondes van de Algemene maatregelen van Bestuur (AmvB's) die bij de Omgevingswet horen, beoordeeld en aangepast.
Hierna volgt nog de publicatie in het Staatsblad en wordt er invoeringsregelgeving gemaakt. Naar verwachting treedt de Omgevingswet met de bijbehorende AmvB's in 2021 in werking.
Beoordeling
Het betreft een bestemmingsplan en dus is de Omgevingswet niet van toepassing.
De structuurvisie Noord-Holland 2040 is vastgesteld op 21 juni 2010 en de eerste herziening is op 23 mei 2011 doorgevoerd. In de ruimtelijke structuurvisie heeft de provincie de hoofdbelangen benoemd die gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie vormen. Het gaat om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Dit zijn:
De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland streeft daarom naar verdere stedelijke verdichting en het optimaliseren van het gebruik van het Bestaand Bebouwd Gebied.
Beoordeling
De projectlocatie is gelegen binnen het bestaand stedelijk gebied (voorheen Bestaand Bebouwd Gebied, BBG). Bij de beantwoording van deze vraag dient volgens de jurisprudentie van de Afdeling te worden beoordeeld of het voorgaande bestemmingsplan binnen het gebied reeds een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca mogelijk maakt, of het gebied op grond van het voorgaande plan kan worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur (uitspraken van 29 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1340 (Veghel) en van 20 mei 2015, nr. ECLI:NL:RVS:2015:1581 (Papendrecht)). De voetbalvelden zijn aan te merken als een openbare voorziening die onderdeel uitmaakt van een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in stedelijke verdichting en optimalisatie van het gebruik. Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan in overeenstemming is met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.
De eerste Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is gelijktijdig vastgesteld met de Structuurvisie Noord-Holland 2040 en stelt regels voor de begrenzing van bestaand stedelijk gebied en zeer restrictieve regels voor verstedelijkingsbeleid in het landelijk gebied. Deze regels komen voort uit de ruimtelijke hoofddoelstellingen van de structuurvisie en gaan onder andere over stedelijke ontwikkeling in het buitengebied en de daaraan te stellen ruimtelijke kwaliteitseisen, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw.
Beoordeling
Het plangebied behoort tot het bestaand stedelijk gebied (voorheen BBG, zie ook bijlage 2.1). De regels omtrent stedelijke ontwikkeling in het buitengebied, de Ruimte voor Ruimte-regeling en de mogelijkheden voor verbrede landbouw zijn op het plangebied niet van toepassing. De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied, dat in de bestaande situatie reeds verstedelijkt is, sluit aan bij wens van de provincie voor verdere stedelijke verdichting.
In de Metropoolregio Amsterdam (MRA) heeft een bestuurlijke denktank van vertegenwoordigers van provincie Noord-Holland en betrokken regio's en regiogemeenten, opdracht gegeven om een toekomstperspectief op te stellen voor de landschappen in en rond de MRA.
Door de toenemende dynamiek en ruimtevraag in de MRA neemt de urgentie toe om zorgvuldig en met aandacht voor kwaliteit het landschap te ontwikkelen. De genoemde opdracht heeft in maart 2014 geresulteerd in de publicatie 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap'.
Het 'Kwaliteitsbeeld en nieuwe opgaven voor het MRA-landschap' biedt een vijftal principes om het landschap aan vitaliteit te laten winnen en voor te bereiden op de toekomst. Het is een instrument dat door alle betrokken partijen kan worden gebruikt bij het werken aan plannen en projecten in het metropolitane landschap.
De vijf principes zijn achtereenvolgens:
Beoordeling
De ontwikkeling van het plangebied betreft een transformatie van sportvelden naar een hoogstedelijk woonmilieu met aandacht voor de typerende landschappelijke opbouw van de Zaanstreek en een aantrekkelijke en hoogwaardige invulling van het openbaar gebied. Het plan is in overeenstemming met de geformuleerde principes.
Op 7 juni 2012 is de Ruimtelijke structuurvisie Zichtbaar Zaans door de gemeenteraad vastgesteld. De structuurvisie geeft een overzicht van de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020. Belangrijk element hierin is de verbinding met Amsterdam en de positie in de Metropoolregio. Dit heeft veel consequenties voor Zaanstad op het gebied van aansluiting openbaar vervoer, de verstedelijkingsopgave en de ontwikkeling van de economie. Ook in Zaanstad zelf zijn veel ontwikkelingen gaande op het gebied van onder andere knooppunten van openbaar vervoer, herstructurering van bedrijventerreinen, industrieel erfgoed en de woningbouwopgave. Het behoud van de kernkwaliteiten van het landschap is een belangrijk onderdeel van de structuurvisie, evenals de wens om de milieubelasting in het gebied terug te brengen.
In de structuurvisie zijn de gebiedsprofielen voor heel Zaanstad weergegeven. Voor dit plangebied geeft de structuurvisie aan het gebied de gebiedstypering 'woongebied' met het nadere profiel 'nieuw stedelijk' en de gebiedstypering 'recreatiegebied, binnenstedelijk' met het nadere profiel 'sportparken'.
Uitsnede gebiedsprofielenkaart ruimtelijke structuurvisie 'Zichtbaar Zaans'
Beoordeling
Profiel: Nieuw tuinstedelijk
- Gebiedskenmerken
Het nieuw tuinstedelijke profiel is van toepassing op de meeste naoorlogse wijken met een woonprogramma dat voornamelijk uit laagbouw bestaat. Dit profiel wordt gekenmerkt door een gemiddelde dichtheid van 30-40 woningen per hectare. In deze monofunctionele wijken zijn de voorzieningen geclusterd in winkelcentra. Verder is er nog enige ruimte voor wat geclusterde voorzieningen. Bij transformatie wordt ingezet op het verbinden van de wijkcentra door middel van de voorzieningen, verkeer- groen- en waterstructuur. Daarnaast is er een grotere differentiatie in dichtheden en woontypologieën gewenst. Hierbij wordt gedacht aan verdichting en gestapelde bouw in de nabijheid van de wijkcentra en bij de aansluiting op stations en/of het stadscentrum. Verdunnen op de overgangen naar het landelijke gebied is mogelijk. De wijken bestaan uit architectonisch samenhangende buurten die een grote mate van woningdifferentiatie kennen.
- Openbare ruimte
De openbare ruimte wordt versterkt door een duidelijke samenhang tussen de groene inrichting van de buurten en de voortuinen. Een groene wijk is de opgave. Dit wordt bereikt door groene routes, ecologische verbindingen en groene straatprofielen. Gezocht moet worden naar manieren om water aan de openbare ruimte toe te voegen. Dit om de noodzaak tot waterberging vorm te geven en voor het creëren van extra blauwgroene ruimte. De bereikbaarheid is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het fietsnetwerk wordt versterkt om het autogebruik binnen de wijk en de wijken onderling terug te dringen. Sociale samenhang is een belangrijk uitgangspunt. Extra aandacht moet worden gegeven aan de relatie tussen de woning en het openbare gebied. De woningen en voorzieningen zijn gericht op de openbare ruimte. Bij verdichting/gestapelde bebouwing is gebouwd parkeren een wens om de kwaliteit van de openbare ruimte te garanderen. Deze parkeeroplossingen worden afgezoomd door woningen en entrees. Bij herstructurering moeten andere, minder dominante parkeeroplossingen voor de auto worden gevonden. Bijzondere openbare ruimtes zijn duidelijk begrensd en kennen een hoger kwaliteit van de inrichting van deze openbare ruimte.
- Functies
Naast de wijk- en buurtcentra is er mogelijkheid voor beperkte bedrijfsmatige activiteiten aan huis, evenals voor enkele verspreide niet-hinderlijke bedrijfjes en multifunctionele gebouwen. Het uitgangspunt is ongeveer 10 arbeidsplaatsen per hectare.
Profiel: Sportparken
- Gebiedskenmerken
Dit zijn de binnenstedelijke recreatiegebieden. De nadruk ligt hier op de gebruikswaarde voor sport en recreatie. Het beleid is gericht op het multifunctionele gebruik van de grotere sportparken door een verantwoorde mix van sport, recreatie en aangrenzende functies zoals beschreven in het profiel ontwikkelingszone.
- Openbare ruimte
Bij herstructurering ligt de nadruk op het verhogen van de gebruikswaarde van de grotere sportparken. Het gebruik van voorzieningen van de sportclubs op sportparken (kantines en sporthallen) voor meerdere doeleinden. Aandacht voor het verbinden van de binnenstedelijke groene ruimtes met de buitenstedelijke natuur- en recreatiegebieden.
Relatie met gebiedsprofielen
De sportvelden op de projectlocatie zijn in onbruik geraakt. De ontwikkeling is er op gericht de locatie te transformeren tot een 'woonmilieu met een sterk concept'. In Oostzijderpark fase 1 wordt ontwikkeld met een grote diversiteit aan woningtypologie en voorzieningen. Er worden sociale huurwoningen gerealiseerd maar ook royale koopappartementen en de variateiten daartussen. In de verdere uitwerking zal ook worden onderzocht of er ruimte is voor nieuwe woonvormen zoals woningen voor aanlanders en/of expats.
Het programma is onderverdeeld in zes blokken met een totaal van circa 534 woningen en circa 1.500 m2 aan commerciële ruimte. Op dit moment is de huidige detail uitwerking die binnen de kaders van dit bestemmingsplan past als volgt, waarbij opgemerkt moet worden dat dit bestemmingsplan nog enige flexibiliteit biedt. In blok 1 worden 173 beleggershuur appartementen gerealiseerd met in de plint een commercieel programma. In blok 2 en 3 wordt een combinatie van grondgebonden woningen en sociale huurwoningen gerealiseerd en in blok 4 en 5 wordt een combinatie van koopappartementen en grondgebonden woningen gerealiseerd. In totaal worden in blok 2 t/m 5 145 koopappartementen gerealiseerd, 78 grondgebonden woningen en 61 sociale huurwoningen. In de blokken 4 en 5 wordt tevens een commercieel programma gerealiseerd. In blok 6, aangrenzend aan de veiligheidsregio komen 72 sociale huur appartementen. Het totaal aantal m2 commercieel programma bedraagt circa 1.500m2.
Voorzieningen
Op bijzondere plekken in het Telmodel van Oostzijderpark zijn voorzieningen opgenomen om invulling te geven aan de 'Uitgangspunten Omgevingskwaliteit Oostzijderveld'. De belangrijkste voorziening wordt de horeca invulling bij het station Kogerveld, onder de hoge woontoren. Deze horeca dient de buurt, wijk en gebruikers van het station. De dubbelhoge ruimte is de woonkamer van de buurt en krijgt een terras aan de watergang op de zon. Elders in blok 1 zijn kleinere ruimtes voor commercieel en/of maatschappelijke voorzieningen opgenomen. In blok 2&3 zal samen met de woningcorporatie worden onderzocht of er voorzieningen kunnen worden opgenomen in de plint ten behoeve van de bewoners. Blok 4 bevat een commerciële en/of maatschappelijke ruimte onder de hoogbouw maar zal ook inspelen in de adressering van blok 4&5 aan de Parklaan. Aan de Parklaan worden bijzondere woningen ontwikkeld met aandacht voor interactie tussen binnen en buiten en dat zal thuiswerkende ondernemers uitnodigen zich hier te vestigen.
Daarnaast wordt bij het ontwerp van de ontwikkeling zorg gedragen voor een ruimtelijk kwalitatief beeld naar de randen van het gebied en een goede aansluiting op de omgeving. Derhalve sluit de voorgenomen ontwikkeling goed aan op de gebiedskenmerken behorende bij het profiel Nieuw Tuinstedelijk.
In de raadsvergadering van 17 oktober 2013 heeft de raad de notitie 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk' vastgesteld (2013/231283). Het leidend principe van deze notitie is 'een gedifferentieerde aanpak van de stad om zo de beschikbare capaciteit gericht te kunnen inzetten op de prioritaire opgaven na de invoering van bezuinigingen.'
Binnen het plangebied liggen een aantal monumenten die vallen onder de zogenoemde 'groene kwadrant'. Dit betekent dat door toetsing van de kaders en het houden van de regie de kernkwaliteiten van het gebied worden behouden. Het accent ligt hierbij op het behouden van de kwaliteiten. Ontwikkelruimte geven in dit kwadrant staat dan ook in het teken van het versterken van de bestaande ruimtelijke kernkwaliteiten.
Beoordeling
De ontwikkelingen binnen het plangebied zijn afgestemd op de cultuurhistorische waarden van het gebied, zoals beschreven in paragraaf 6.1. De kernkwaliteiten van het gebied worden versterkt door de ontwikkelingen, onder meer door de herinrichting van het openbare gebied en het redden van de Zaandijkerkerk. Met de nieuwe woonbestemming is bovendien de kans op leegstand kleiner. De ontwikkelingen voldoen aan de Nota 'Project prioritering; Kiezen is noodzakelijk'.
Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed is geregeld in verschillende specifieke regelingen en wetten. Dat zijn de Regeling materieel beheer museale voorwerpen 2013, de Wet verzelfstandiging rijksmuseale diensten, de Monumentenwet 1988 (Mw 1988), de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc), de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen en de Wet tot teruggave cultuurgoederen afkomstig uit bezet gebied. Door deze in de loop der tijd tot stand gebrachte sectorale wettelijke regimes, kent elk erfgoedtype zijn eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen. De huidige sectorale versnippering van de erfgoedwetgeving en de aanpassingen die in de verschillende wettelijke regimes wenselijk of noodzakelijk worden geacht, zijn de redenen om één integrale Erfgoedwet op te stellen waarin de hierboven opgesomde specifieke wetten en regelingen worden geïntegreerd.Naast het samenbrengen van verschillende regelingen in één Erfgoedwet bevat dit wetsvoorstel op een aantal punten inhoudelijk nieuwe bepalingen ten opzichte van de huidige wettelijke regelingen over het cultureel erfgoed.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
Verder is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren, molens, enz.) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuurplannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Zo kan bij herstructurering van een woonbuurt een oud stratenpatroon worden gehandhaafd, bij planning van een nieuwbouwwijk kunnen oude dijken, boerderijen of archeologische vindplaatsen in het ontwerp worden opgenomen en kan getracht worden leegstaande fabrieken of pakhuizen voor sloop te behoeden door ze een nieuwe functie te geven (kantoor, woning).
Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.
Beoordeling
De gemeente Zaanstad vindt het wenselijk dat het monumentenbeleid (inclusief archeologie, cultuurhistorie, historische geografieën stedenbouw- en landschapskunde) integraal onderdeel uitmaakt van haar ruimtelijk ordeningsbeleid. Cultuurhistorische waardenkaarten, cultuurhistorische verkenningen, cultuurhistorische effectrapportages en beeldkwaliteitplannen zijn hiervoor geschikte middelen.
In 2006 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Hiermee was Zaanstad de eerste gemeente met een eigen CHW-kaart. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven die van cultuurhistorisch belang zijn. Dit kan zijn vanwege een historisch stratenpatroon, oude dijken of een oude verkaveling.
In de CHW-kaart is een overzicht opgenomen van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad (bijvoorbeeld Zaanse huizen, fabrieken, pakhuizen, arbeidershuizen, kantoren en molens) en gebieden van archeologische waarde (bijvoorbeeld terreinen met resten van prehistorische bewoning, middeleeuwse boerderijen, oude molenplaatsen of voormalige traankokerijen).
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van structuur plannen, bestemmingsplannen, infrastructurele plannen, natuurontwikkelingsplannen, bouwplannen en plannen met betrekking tot aanpassing van de grondwaterstand, zwaarwegend rekening wordt gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied.
Figuur: Archeologische waarden- en verwachtingenkaart (bron: Atlasleefomgeving)
Figuur: Cultuurhistorische waardekaart 2006- Zaanstad (rood kader is projectgebied)
Conform de archeologische waarden- en verwachtingskaart behoort het projectgebied tot een gebied met geen archeologische verwachting. Hierdoor is het gebied vrijgesteld van verder onderzoek en vormt archeologie geen belemmering voor de beoogde ontwikkelingen.
De Cultuurhistorische waardenkaart laat zien dat het projectgebied niet binnen enige cultuurhistorische waarden ligt. Echter, dit laat onverlet dat er alsnog resten van voormalig aanwezige molens teruggevonden kunnen worden. Zie hiervoor ook paragraaf 4.1. Deze plekken van molens worden op de verbeelding aangegeven en in de regels beschermd.
De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan. De nota geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen.
Beoordeling
Op de projectlocatie zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Deze nota dient als plaatsbepaling en omschrijving van de taken van monumentenzorg en archeologie binnen de gemeentelijke organisatie, waarbij wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen. Het gaat hierbij om het behoud van de cultuurhistorische waarden en het versterken van de identiteit van de stad en de dorpen. Aandachtspunten zijn naast monumenten, historisch belangwekkende omgevingen en archeologische vindplaatsen, ook bouwhistorisch onderzoek, jongere bouwkunst, historische interieurs en historisch groen. Het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie en historische geografie) dient een integraler onderdeel te gaan uitmaken van het gemeentelijke beleid. Dit verlangt een actievere betrokkenheid, waarbij in een vroeg stadium in de planvorming rekening wordt gehouden met - en op beleidsniveau wordt meegewerkt aan - de bescherming van de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.
Een direct uitvloeisel van de monumentennota zijn de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad en de (mede) hierop gebaseerde adviezen met betrekking tot cultuurhistorie (chw-adviezen).
Beoordeling
In bijlage 4.2 is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad.
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Erfgoedwet verwerkt. In de nota staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan gaat geven. Aan omgevingsvergunningen voor de activiteiten bouwen, slopen of aanleggen voor projecten die binnen deze gebieden vallen, verbindt de gemeente voorwaarden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen worden ook opgenomen in (planologische) afwijkingen van het bestemmingsplan.
Beoordeling
Op de projectlocatie zijn geen archeologische of cultuurhistorische waarden aanwezig. Derhalve hoeft dit niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.
Op 26 januari 2006 heeft de gemeenteraad deze monumentenverordening vastgesteld. Hierin staan de eisen en voorwaarden, die verbonden zijn aan gemeentelijke monumenten.
Het verschil met de oude, uit 1996 daterende verordening is dat in de nieuwe verordening een aantal zaken beschermd kunnen worden die voorheen niet op de gemeentelijke monumentenlijst konden worden geplaatst. Zo is het dankzij de nieuwe verordening mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Historisch groen kunnen bijvoorbeeld (groepen) bomen, beplantingen van lanen en meer van dat soort zaken zijn. Roerende monumenten zijn boten, wagens en auto's en dergelijke.
De belangrijkste verandering is echter dat in de Monumentenverordening Zaanstad 2005 voorbescherming geldt voor panden of zaken waarvan de procedure tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst is begonnen, maar die nog niet definitief zijn geplaatst en dus nog niet zijn beschermd. Voorbescherming voorkomt dat panden tijdens de plaatsingsprocedure alsnog gesloopt worden.
Beoordeling
De projectlocatie is niet aangewezen als een monument en tevens zijn geen opstallen met een monumentale waarde aanwezig op de projectlocatie.
Eind 2013 is de nieuwe welstandsnota van Zaanstad vastgesteld, als resultaat van een discussie in de gemeenteraad over de te volgen welstandskoers. Het uitgangspunt daarbij was dereguleren en vereenvoudigen, maar met behoud van ruimtelijke kwaliteit in de stad.
Het resultaat van de discussie in de raad is het uitgangspunt voor de Welstandsnota Zaanstad 2013: een gedifferentieerde aanpak met minder en eenvoudigere regels waar het kan en nauwkeurige welstandssturing waar het moet.
Inmiddels is de markt veranderd als gevolg van de economische crisis en ook de rol van de overheid is aan het veranderen. De gemeente moet haar inzet meer gericht inzetten en soms de keuze maken om minder beleid te voeren.
In deze welstandsnota wordt daarom een proef met welstandsvrije gebieden ingevoerd. Dit zorgt voor vermindering van de regeldruk en vormt een bijdrage aan de gemeentelijke hervormingsagenda. De welstandsvrije proef betreft delen van een aantal bedrijventerreinen en naoorlogse woonwijken waar geen grootschalige herstructurering of ontwikkeling loopt vanuit de gemeente. Monumenten zijn hiervan uitgezonderd.
In overige woonwijken, die vaak een gelijksoortige, seriematige opbouw hebben en waar vooral veel kleine uitbreidingen worden aangevraagd, zijn de regels vereenvoudigd en teruggebracht in aantal. In deze gebieden ligt de nadruk op beheer en is het uitgangspunt 'sturen op basiskwaliteit', vooral door middel van een welstandstoets.
In gebieden die typisch Zaans zijn of door andere kwaliteiten vragen om meer sturing op ruimtelijke kwaliteit geldt een gewogen beleid. Dit betekent niet dat er niets kan, maar dat er aan de bestaande eigenschappen van het gebied grote waarde wordt toegekend en dat de bewijslast om met een nieuw plan hiervan af te wijken groter is. De criteria geven aan dat in die gevallen extra zorgvuldigheid en ontwerpdeskundigheid vereist zijn.
Beoordeling
De projectlocatie is gelegen in het welstandsgebied eenvoudig. In deze gebieden wordt ruimte geboden voor vernieuwing en experimenten, met behoud van sturing op primaire kwaliteiten. De lichte toetsing richt zich op voor-, zij- en achterkanten van een gebouw en heeft betrekking op zowel erf, gevel als dakvlak.
In de gemeentelijke Woonvisie kijkt de gemeente tot 2020 vooruit op het wonen in Zaanstad en op de wijze waarop dit zich verder moet ontwikkelen. Het gaat hier vooral om de kwaliteit van wonen; in dat opzicht wil Zaanstad zich profileren als aantrekkelijke woon- en werkstad met bijzondere woonmilieus en in een waterrijk landschap en met een imposant industrieel erfgoed.
De strategische doelstelling van de Woonvisie is dan ook gericht op het benutten en versterken van de verscheidenheid in mensen en woonmilieus vanuit de kracht van de specifieke identiteit van Zaanstad: het Zaans Mozaïek.
De volgende vier beleidsopgaven geven richting aan het Zaans Mozaïek:
Om van beleid tot uitvoering te komen stelt de gemeente in de Woonvisie dat samenwerking met onder meer marktpartijen (waaronder ontwikkelaars) essentieel is om de ambities te realiseren.
Beoordeling
De sportvelden op de projectlocatie zijn in onbruik geraakt. De ontwikkeling is er op gericht de locatie te transformeren tot een 'woonmilieu met een sterk concept'. In Oostzijderpark fase 1 wordt ontwikkeld met een grote diversiteit aan woningtypologie en voorzieningen. Er worden sociale huurwoningen gerealiseerd maar ook royale koopappartementen en de variateiten daartussen. In de verdere uitwerking zal ook worden onderzocht of er ruimte is voor nieuwe woonvormen zoals woningen voor aanlanders en/of expats.
Het programma is onderverdeeld in zes blokken met een totaal van circa 534 woningen en circa 1.500 m2 aan commerciële ruimte. Op dit moment is de huidige detail uitwerking die binnen de kaders van dit bestemmingsplan past als volgt, waarbij opgemerkt moet worden dat dit bestemmingsplan nog enige flexibiliteit biedt. In blok 1 worden 173 beleggershuur appartementen gerealiseerd met in de plint een commercieel programma. In blok 2 en 3 wordt een combinatie van grondgebonden woningen en sociale huurwoningen gerealiseerd en in blok 4 en 5 wordt een combinatie van koopappartementen en grondgebonden woningen gerealiseerd. In totaal worden in blok 2 t/m 5 145 koopappartementen gerealiseerd, 78 grondgebonden woningen en 61 sociale huurwoningen. In de blokken 4 en 5 wordt tevens een commercieel programma gerealiseerd. In blok 6, aangrenzend aan de veiligheidsregio komen 72 sociale huur appartementen.
Met het herontwikkelen van de locatie van in onbruik geraakte sportvelden tot een gevarieerd woonmilieu met een sterk concept, wordt uitvoering gegeven aan beleidsopgave 1 en beleidsopgave 2. Daarnaast is de voorgenomen ontwikkeling ook in overeenstemming met beleidsopgave 4. Voor de ontwikkeling van Oostzijderpark is duurzaamheid zowel sociaal (mensen en verplaatsing), ecologisch (landschap, flora en fauna) als technisch (gebouw en infrastructuur). Deze drie lagen vormen een samenhangend geheel.
De belangrijkste ingrediënten voor de drie lagen van duurzaamheid zijn de volgende:
Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling is in overeenstemming met de woonvisie.
‘Samen verder met Zaans Mozaïek’ beschrijft de woonambitie van de gemeente Zaanstad voor de komende jaren. Wonen vormt één van de belangrijkste pijlers in het beleid. Daarom wil de gemeente in de komende jaren een extra impuls geven door middel van deze uitvoeringsagenda. De uitvoeringsagenda is samengesteld op basis van een programmatische aanpak rond vijf deelthema’s:
De coördinatie van de uitvoeringsagenda ligt bij het Domein Stedelijke Ontwikkeling. Jaarlijks wordt in aansluiting op de Planning en Control cyclus gerapporteerd over de voortgang. Alle programmaleiders maken op basis van deze uitvoeringsagenda een plan van aanpak, waarbij enkele gedeelde uitgangspunten gelden: concreet, gefaseerd, gezamenlijk, innovatief en financieel.
Relevant voor voorgenomen ontwikkeling is de uitvoeringsagenda 'Versnelling en kwaliteit nieuwbouw'. De verwachte huishoudensgroei op korte en lange termijn vereist de bouw van minstens 600 woningen per jaar. Zaanstad houdt rekening met doelgroepen die binnen de gemeente willen (blijven) huisvesten en met bevorderen van de doorstroming op de Zaanse woningmarkt. Door te sturen op kwaliteit en diversiteit blijft Zaanstad een veelzijdige en aantrekkelijke stad en kan de positie in de regio worden versterkt.
De druk op het groen en water neemt toe. Vooral door de grote woningbouwopgave waarmee Zaanstad wil groeien tot 200.000 inwoners, waarbij de woningen binnenstedelijk moeten worden ingepast. Hierdoor neemt de druk op de stad, het ruimtegebruik, het groen en het water toe. Daarom is het belangrijk om het groen en water op een dusdanige manier in te passen, zodat de waarden behouden blijven, passend binnen de eisen en wensen van ecologie, recreatie en klimaat. Zaanstad wil kansen benutten binnen de Metropool Regio Amsterdam, waarbij de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker wordt voor het vestigingsklimaat en de concurrentiepositie. De rol van de gemeente verandert en er moeten prioriteiten gesteld worden welke taken en rol de gemeente neemt bij ieder onderwerp. De ene keer is de gemeente aan zet om te ontwikkelen of te faciliteren en de andere keer de maatschappij en toetst de gemeente alleen. De gemeente heeft hier het kwadrantenmodel voor ontwikkeld, groen en water valt grotendeels in het kwadrant regisseren; kernkwaliteiten behouden. Hiermee geeft de gemeente ruimte aan partijen om initiatieven op te starten. Het klimaat verandert, dit heeft vooral gevolgen voor de stedelijke omgeving. Wateroverlast komt frequenter voor en piektemperaturen bij hittegolven worden langduriger. Het groen en water spelen een belangrijke rol in de stad voor het opvangen van water en het beheersen van het klimaat. Bij de stedelijke verdichting zijn de klimaatadaptieve maatregelen noodzakelijk om te voldoen aan veiligheidseisen bij de verwachte klimaatsverandering.
Met het Groen- en waterplan wordt voorgesorteerd op de omgevingswet die in 2021 van kracht wordt en vormt het plan een bouwsteen voor de omgevingsvisie.
Kernwaarden
De kernwaarden van het groen en water zijn de belangrijkste kenmerken in de stad en het buitengebied. De kernwaarden zijn tot stand gekomen vanuit de ruimtelijke waarden (stedelijk gebied, landelijk gebied, Noordzeekanaalzone en dijken, linten en paden) en functionele thema’s (recreatie, natuur en klimaatadaptatie).
De voornaamste water- en groenstructuurverbindingen in het stedelijk gebied worden bepaald door de parken en de waterlopen. Veel ecologische verbindingen zijn verbonden aan de landschappelijk ingepaste waterlopen. Ook de begraafplaatsen vormen een belangrijke kernwaarde, door de hoge leeftijd van de beplanting en bomen en de cultuurhistorische waarde. De volkstuinen bezitten waarde door de sociale functie die ze vervullen en de ruimte die er is voor natuurwaarde. De sportvelden hebben vooral een recreatieve functie voor een groot deel van de inwoners van Zaanstad. Daarnaast zijn de omringende groenstroken waardevol voor de flora en fauna. Veel parken, begraafplaatsen, sportparken, volkstuinen en groenstroken vormen een stapsteen binnen de ecologische structuur. De stadsranden zijn enerzijds ‘stenig’ en anderzijds ‘groen’. De stenige randen geven een duidelijke grens tussen het stedelijk gebied en het landelijk gebied en de groene randen geven een meer zachtere grens. Het overig groen binnen het stedelijk gebied is voornamelijk vormgegeven als begeleiding van wegen, als plantsoenen en als groenstroken. Zaanstad heeft hoge cultuurhistorische waarden zoals de Zaan, de historische waterlopen, weteringen, gouwen, ontwateringssloten en ontginningsloten.
Ambitie
Binnen de gemeente Zaanstad zijn veel kwaliteiten aanwezig die bij kunnen dragen aan het versterken van de kernwaarden van groen en water. De kernwaarden vormen de basis voor de ambitie en het beleid. Bij de ambitie is een handreiking opgesteld waarin de stappen staan vermeld waar bij ontwikkelingen rekening mee moet worden gehouden voor wat betreft groen en water.
In het stedelijk gebied wordt de druk op het groen en water steeds groter. De ambitie is om bij ontwikkelingen het groen en water zo efficiënt mogelijk in te richten met ruimte voor waterberging en natuur. Bij toenemende verstedelijking wordt de kwaliteit van de leefomgeving steeds belangrijker voor een prettige woonomgeving. Het beleid is, waar de kwantiteit van het groen of water afneemt, wordt kwaliteit passend bij de aanwezige waarden toegevoegd. Daarnaast zijn er verschillende gemeentelijke initiatieven om bijvoorbeeld particulieren te stimuleren een meer groene omgeving te creëren en gaat de gemeente zelf aan de slag om de kernwaarden in de openbare ruimte te verbeteren. Voor ontwikkelingen zijn verschillende kwaliteitsimpulsen benoemd om de bestaande kwaliteiten te verhogen.
Waarden stedelijk gebied
Beleid
Kwaliteitsimpulsen bij ontwikkelingen
Beoordeling
De projectlocatie is op de ambitiekaart behorende bij het Groen- en Waterplan aangeduid als stedelijk gebied en heeft de aanduidingen MAAK.Zaanstad en Sportvelden.
Oostzijderveld biedt ruimte om grootstedelijke elementen toe te voegen die nu nog missen in het woon-werkaanbod in Zaandam en die te combineren met de groene kwaliteiten van de tuindorpen die in de Kogerveldbuurt te vinden zijn. Bijvoorbeeld het toevoegen van wat meer duurdere woningen en grootstedelijke voorzieningen zoals ontmoetingsplekken rond het station of pleisterplekken voor recreanten.
De ruime en groene openbare ruimte is een belangrijk element uit de wederopbouwgedachte. Ze zijn nog steeds aanwezig en worden zeer gewaardeerd in de wijk. Die waarden nemen we dus mee als uitgangspunt in de verdere plannen. In Oostzijderpark vormt het groen-blauw het speelveld voor de ontwikkeling van een gezonde wijk met een sterke identiteit. De Parklaan - de groene hoofdader door het gebied - verbindt Oostzijderpark met de langere landschappelijke lijnen. De Parklaan vormt zichtbaar de (groene) levensader van de wijk; hij rijgt functies op maainiveau die de levendigheid van de wijk vergroten aan elkaar. Er wordt zorg gedragen voor een groen beeld van verbindingen.
In Oostzijderpark is veel ruimte voorzien voor toe-eigening van de eigen leefomgeving. De gemeente onderhoudt de openbare ruimte volgens het principe de basis op orde zoals staat beschreven in de Wegwijzer Inrichting Openbare Ruimte Zaanstad (WIORZ). De autovrije leefstraten zijn een goed voorbeeld van deze mogelijke toe-eigening van de leefomgeving. Veel woningen adresseren zich aan deze leefstraat waar kinderen onder toezicht van de buurtbewoners spelen en waar buurtbewoners samenkomen. Hier is ruimte voor een door de buurt geplaatste picknicktafel, zandbak en of weelderige beplanting, in overleg de gemeente. Als een buurtvereninging zich bv wil committeren aan nieuwe moestuin dan is hiervoor ruimte. ontmoetingsplekken (stationsgebied en de maritieme plek aan de Gouw) zou er ruimte moeten zijn om deels af te wijken van de WIORZ. Mogelijk kan er ingezet worden op een hoger inrichtingsniveau reeds toegepast in de WIORZ. Op die manier worden bijzondere ontmoetingsplekken ook echt bijzonder. In Oostzijderpark worden plekken opgenomen voor collectiviteit op blokniveau, altijd in het blok en soms ook buiten het blok. Op de bijzondere Maak.Zaanstad ontmoetingsplekken (stationsgebied en de maritieme plek aan de Gouw) zou er ruimte moeten zijn om deels af te wijken van de WIORZ. Mogelijk kan er ingezet worden op een hoger inrichtingsniveau reeds toegepast in de WIORZ. Op die manier worden bijzondere ontmoetingsplekken ook echt bijzonder
Op 12 februari 2009 heeft de gemeenteraad het ZVVP vastgesteld. Het ZVVP is een integraal beleidsplan op het gebied van verkeer en vervoer. In het ZVVP staan de uitgangspunten die het gemeentebestuur hanteert om behalve oplossing van verkeersvraagstukken, ook oplossingen voor een schoner milieu dichterbij te brengen.
Op 29 november 2007 heeft de gemeenteraad de fietsnota 'Bevorderen fietsverkeer Zaanstad' vastgesteld. Met de fietsnota en de uitvoering ervan wil de gemeente het fietsgebruik in Zaanstad bevorderen.
Op 14 juli 2016 is de gemeentelijke parkeernota vastgesteld. De parkeernota geeft invulling aan de aspecten autoparkeren, Kiss & Ride, fietsparkeren en laden en lossen. In de nota is onderscheid gemaakt in diverse stedelijke en niet-stedelijke gebieden. Voor elk gebied geldt een aparte parkeernorm. Voor elke norm geldt dat een deel van de parkeerplaatsen in ieder geval openbaar toegankelijk moeten zijn in verband met het 'aandeel bezoek'.
De Beleidsnota Ruimte voor parkeren is uitgewerkt in de Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016. Deze uitvoeringsnota beschrijft in detail hoe de gemeente bouwplannen toetst op het parkeren van auto's en fietsen enz. De uitvoeringsnota is het document waarnaar verwezen wordt in de bouwverordening, bestemmingsplannen en het omgevingsplan en is daarmee onderdeel van het toetsingskader.
Het parkeerbeleid biedt veel mogelijkheden voor maatwerk bij stedelijke ontwikkeling. Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd om in uitzonderlijke gevallen, die nadrukkelijk niet zijn meegewogen in het onderhavige parkeerbeleid, af te wijken van de bepalingen van deze uitvoeringsnota.
De toets van de ontwikkeling aan bovenstaande beleidsstukken vindt plaats in paragraaf 4.7 van de toelichting van dit bestemmingsplan.
Zaanstad heeft zich aangesloten bij een ‘Green Deal’ met het Rijk, waarmee provincies, gemeenten en netbeheerders in staat worden gesteld om woningen op een andere manier te verwarmen dan met aardgas. Wethouder Dick Emmer (Duurzaamheid) ondertekende de overeenkomst woensdag 8 maart samen met minister van Economische Zaken Henk Kamp, twaalf provincies, 29 andere gemeenten en vijf netbeheerders. Door een Green Deal aan te gaan, kan de rijksoverheid helpen om knelpunten op te lossen bij het zetten van duurzame stappen. De Green Deal-aanpak is gestart in 2011. Op deze manier worden concrete stappen gezet in de uitwerking van de Energieagenda. Daarin schetst het kabinet de route naar een CO2-arme samenleving in 2050.
Woningen verwarmen zonder aardgas
‘Het Rijk heeft vorig jaar besloten dat alle woningen van het aardgas af moeten’, zegt wethouder Emmer. ‘Dit betekent dat de gebouwde omgeving in 2035 grotendeels aardgasvrij moet zijn. Betaalbaarheid, duurzaamheid en openheid van de energievoorziening vinden wij erg belangrijk. Energie is voor onze inwoners nu een behoorlijke kostenpost. Samen kunnen we dat efficiënter en slimmer. Daarom onderzoeken wij de mogelijkheden van een lokaal, open en slim warmtenet dat restwarmte van de industrie met de gebouwde omgeving verbindt.’
Klimaatakkoord Parijs
In het Klimaatakkoord van Parijs is in 2015 afgesproken de opwarming van de aarde te beperken tot ruim onder twee graden Celsius, met het streven de opwarming tot anderhalve graad te beperken. In de Energieagenda vertaalt het kabinet deze internationale ambities naar concrete maatregelen waarmee Nederland in de komende decennia de ‘energietransitie’ kan realiseren. Zo moeten nieuw te bouwen gebouwen vanaf 2021 (bijna) energieneutraal zijn en de resterende warmtevraag moet zo veel mogelijk zonder aardgas worden ingevuld.
Nieuwe initiatieven worden mogelijk
Een grotere opgave is het veranderen van de warmtevoorziening in de bestaande bouw. De technologie om andere duurzame warmtebronnen voor verwarming te gebruiken is weliswaar beschikbaar, maar nog niet op grote schaal toegepast in bestaande wijken die nu door aardgas worden verwarmd. De verdere ontwikkeling van de technologie, financiële oplossingen en nieuwe samenwerkingsvormen zijn daarvoor noodzakelijk. Initiatieven die nu mogelijk worden met deze Green Deal leveren hier een belangrijke bijdrage aan.
Op het gebied van water is er beleid en regelgeving op Europees en rijksniveau, zoals de Kaderrichtlijn Water, het nationaal Bestuursakkoord Water en het Nationaal Waterplan. De doelstellingen en uitgangspunten van dit beleid zijn niet rechtstreeks van toepassing op dit bestemmingsplan, maar krijgen hun doorwerking in het beleid van de provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het actuele beleidsplan in relatie tot oppervlaktewater van de provincie Noord-Holland is “ de watervisie 2021” (november 2015) met een uitvoeringsprogramma watervisie 2016-2021.
Het beleid van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is vastgelegd in het “Waterprogramma” (november 2105). En het hoogheemraadschap hanteert voor de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken de Keur 2016 (september 2016) als basis voor vergunningverlening.
Het (ontwerp) bestemmingsplan is opgesteld met in acht name van dit beleid. Hierbij wordt als uitgangspunt gehanteerd dat slechts bij afwijkingen dit wordt gemeld en gemotiveerd in het bestemmingsplan.
Het Rijk draagt zorg voor landelijke wet- en regelwetgeving voor waterhuishoudingen en heeft het hoofdsysteem van de Nederlandse waterhuishouding in beheer. Het algemeen toezicht op de waterhuishouding berust bij de provincie Noord-Holland. Het waterkwaliteits- en waterkwantiteitsbeheer en het keringbeheer binnen het bestemmingsplangebied wordt uitgevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Het rioolbeheer en de grondwaterzorgtaak berust bij de gemeente Zaanstad.
Sinds 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van kracht. Het Bevi verplicht de bevoegde gezagen Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en Wet ruimtelijke ordening (Wro) – de gemeenten en provincies – afstand te houden tussen gevoelige objecten en risicovolle bedrijven. Het Bevi beperkt ook het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.
Gemeenten en provincies hanteren de normen uit het besluit bij het opstellen en wijzigen van bestemmingsplannen en bij het verlenen van omgevingsvergunningen. De veiligheidsregio adviseert over de bestrijding en beperking van een ramp. Afstemming tussen de drie taakvelden ruimtelijke ordening, milieu en rampenbestrijding is van groot belang.
De normen in het besluit zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansbenadering, de kans om te overlijden als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Gezondheidsschade, kans op verwonding of materiële schade tellen daarbij niet mee.
In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het besluit is een voorschrift opgenomen waarbij inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen of risicovolle activiteiten.
Beoordeling
In paragraaf 4.13 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het aspect externe veiligheid.
Sinds 2004 geldt de Regeling externe veiligheid inrichtingen. Deze regeling strekt tot uitvoering van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Sinds 2004 is de Revi meerdere keren gewijzigd.
In de Revi is een aantal zaken geregeld samenhangend met de uitvoering van het Bevi. In de eerste plaats is bepaald welke afstanden gelden tussen Bevi-inrichtingen en (beperkt) kwetsbare objecten. Deze afstanden zijn afgeleid van de grens- en richtwaarden uit het Bevi.
Daarnaast is in de Revi geregeld voor welke categorieën van inrichtingen het plaatsgebonden risico mag of zelfs moet worden berekend in plaats van herleiding uit de generieke Revi-tabellen. Er zijn referentiepunten vastgelegd van waaruit de afstanden gemeten moeten worden en er zijn regels gesteld over het invloedsgebied met het oog op de verantwoording van het groepsrisico.
Beoordeling
In paragraaf 4.13 wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan het aspect externe veiligheid.