Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zaans Pijl
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0479.STED3839BP-0301

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Zaans Pijl' met identificatienummer NL.IMRO.0479.STED3839BP-0301 van de Gemeente Zaanstad;
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 Aanduidingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;
1.6 Aanleghoogte
de hoogte van het maaiveld van het woningbouwgebied zoals deze is vastgesteld op de hoogte van het streefpeil plus 1,0 meter (= 0,5 +NAP);
1.7 Achtererfgebied
Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 Achtergevel
de van de weg afgekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één van de weg afgekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
 
1.9 Achtergevellijn
de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
 
1.10 Agrarisch gebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
 
1.11 Antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
 
1.12 Antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;
 
1.13 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.14 Bebouwingsgebied
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
1.15 Bed & breakfast
toegestaan gebruik dat ondergeschikt is en hoofdzakelijk gericht is op het verschaffen van tijdelijk nachtverblijf in een gedeelte van een woning en/of bijgebouwen, betreffende niet meer dan 6 slaapplaatsen;
 
1.16 Bestaand bouwwerk
een bouwwerk dat:
  1. op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  2. na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is gediend.
1.17 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.18 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.19 Bijbehorende bouwwerken
functioneel verbonden met hoofdgebouw, daar al of niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak (carport);
 
1.20 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.21 Bouwgrens
een op de verbeelding aangegeven lijn die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
 
1.22 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.23 Bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.24 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.25 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;
 
1.26 Bruto vloeroppervlakte (bvo)
De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.;
 
1.27 Dagrecreatie
recreatie buiten de woning, zonder dat daar een overnachting elders mee gepaard gaat;
 
1.28 Dakkapel
Een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de goot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
 
1.29 Detailhandel
inrichtingen ten behoeve van het bedrijfsmatig verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan:
  • in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • perifere detailhandel;
  • internetverkoop met beperkte winkelfunctie;
  • internetverkoop zonder winkelfunctie;
  • een afhaalcentrum.
1.30 Erf
een al dan niet bebouwd perceel of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, waarbij de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 
1.31 Extensieve dagrecreatie
recreatief gebruik van gronden voor wandelen, fietsen, varen, zwemmen en vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat behoudens ruimtebeslag door voet- en fietspaden, geen specifiek beslag legt op de ruimte;
1.32 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.33 Huisgebonden activiteit
Het verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de aard, omvang en uitstraling zodanig zijn, dat de activiteit ter plaatse (in de woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen) kan worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.34 Huisgebonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
1.35 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, pompstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes en apparatuur voor telecommunicatie;
 
1.36 Oevervoorziening
de grondkerende constructie aan en in de aan een watergang grenzende kant van een terrein;
 
1.37 Ondergeschikt bouwdeel
een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend deel van een bouwwerk. De volgende ondergeschikte bouwdelen worden buiten beschouwing gelaten:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  2. airco-installaties, ventilatiekanalen, schoorstenen, zonnepanelen, luchtkokers, lichtkappen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen;
  3. luifels en overstekende daken en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen.
1.38 Ondergronds bouwwerk
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op minimaal 1,75 m onder peil;
 
1.39 Parkeervoorziening
elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;
 
1.40 Peil
de aanleghoogte plus 0,20 meter (=0,7 +NAP);
1.41 Recreatief medegebruik
recreatief gebruik dat ondergeschikt is aan de functie conform de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
1.42 Seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.43 Speelvoorzieningen
voorzieningen voor speelgelegenheden, ontmoetingsplaatsen voor jongeren en sport- en speelplaatsen met inbegrip van multifunctionele verharde speelvelden, skatebanen, sport- en spelattributen (zoals doelwanden en basketbalpalen) en trapvelden;
 
1.44 Streefpeil
het streefpeil van een watergang zoals dat door het bevoegd gezag is vastgesteld. Voor de Zaan is het streefpeil vastgesteld op -0,50 NAP;
1.45 Steiger
een drijvende of boven water aangebrachte constructie waarop gelopen kan worden, bedoeld om vaartuigen aan af te meren;
1.46 Verkeersvoorzieningen
voorzieningen t.b.v. het verkeer zoals wegen, paden en voetpaden, opstelplaatsen voor hulpdiensten, calamiteitenroutes, bebording en lichtarmaturen;
1.47 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
 
1.48 Voorgevel(rooi)lijn
een lijn die wordt bepaald door de naar het openbaar toegankelijk gebied, zoals de weg, openbaar groen of water, gekeerde gevel of het verlengde daarvan, van een hoofdgebouw.
1.49 Waterkering
natuurlijke of kunstige begrenzing of afscheiding die het water in zijn loop tegenhoudt en het achterliggende gebied beschermt tegen inundatie;
 
1.50 Waterstaatkundige werken
werken, waaronder begrepen kunstwerken, verband houden met de waterstaat, zoals dammen, dijken, duikers, sluizen, beschoeiingen, remmingswerken, uitgezonderd steigers;
 
1.51 Woning/wooneenheid
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden niet zijnde kamergewijze verhuur;
 
1.52 Zijgevel
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Afstanden
De kortste afstand tussen bouwwerken onderling alsmede van bouwwerken tot de perceelsgrens gemeten vanaf elk deel van het bouwwerk.
 
2.2 Bebouwingsoppervlak van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddeld niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.3 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd; hierbij worden ondergrondse bouwwerken die zichtbaar zijn boven peil meegerekend, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen.
 
2.4 Bouwdiepte
Vanaf het peil tot aan het laagste punt van het bouwwerk, met uitzondering van fundering of ondergeschikte onderdelen van het bouwwerk.
 
2.5 Bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.6 Breedte en lengte of diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
 
2.7 Bruto vloeroppervlakte van een gebouw
De bebouwde oppervlakte van de afzonderlijke bouwlagen bij elkaar opgeteld.
 
2.8 Goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.9 Nokhoogte
Het hoogste punt van een gebouw, ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen en antennes niet meegerekend.
 
2.10 Oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  2. de aanleg en instandhouding van een ecologische verbindingszone;
  3. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterkeringen en waterlopen;
  4. agrarisch gebruik;
  5. extensieve dagrecreatie;
  6. overige voorzieningen ten behoeven van de bestemming.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal:
  1. erf- en terreinafscheidingen 1,5 m;
  2. vogeluitkijkposten 5 m;
  3. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met een functie voor zowel het langzaam verkeer als buurtontsluiting;
  2. parkeer- en verkeersvoorzieningen
  3. groenvoorzieningen;
  4. water(berging) en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Op en onder de in artikel 4 lid 1 genoemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. maximale bouwhoogte speeltoestellen: 5 meter;
  2. maximale bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurwaarden;
  3. de aanleg en instandhouding van een ecologische verbindingszone;
  4. een haven t.b.v. het woongebied ter plaatse van de aanduiding 'haven'; 
  5. sluizen, kaden, laad- en losplaatsen, aanlegsteigers en andere oevervoorzieningen;
  6. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeer;
  7. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Op en onder de in artikel 5 lid 1 genoemde gronden mogen, met uitzondering van gebouwen behorend bij bruggen en sluizen, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3,0 m;
  2. de minimum doorvaarthoogte van bruggen bedraagt 1,2 m.
5.2.2 Steigers bij grondgebonden woningen
Steigers bij grondgebonden woningen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. per grondgebonden woning is maximaal 1 steiger toegestaan;
  2. een steiger mag zowel evenwijdig aan de oever (langssteiger) als haaks op de oever (haakse-steiger) worden gebouwd;
  3. de diepte en breedte van een langssteiger mag maximaal 1,2 meter en 50% van de kavelbreedte bedragen;
  4. de diepte en breedte van een haakse-steiger mag maximaal 5,5 meter en 1,2 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte de hoogte van het streefpeil niet overschrijdt, met een maximum van 0,45 m boven de waterlijn;
  6. steigers mogen de ecologische waarde van de ecologische verbindingszone niet aantasten, daarom is verlichting ter plaatse niet toegestaan.  
5.2.3 Steigers ter plaatse van de aanduiding 'haven'
Steigers ter plaatse van de aanduiding 'haven' voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. steigers mag zowel evenwijdig aan de oever als haaks op de oever worden gebouwd;
  2. de diepte en breedte van een steiger mag maximaal 7,5 meter en 1,2 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte de hoogte van het streefpeil niet overschrijdt, met een maximum van 0,45 m boven de waterlijn.  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Waterveiligheid
  1. voor het water met aanduiding ‘specifieke vorm van water– waterveiligheid’, zoals de aanleg in de bestemmingsomschrijving van artikel 5 lid 1 sub a is toegestaan, mag niet eerder aangelegd worden dan nadat voldoende aannemelijk is dat de aanleg van het water de waterveiligheid van het binnendijks gebied niet verslechtert;
  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op water dat bij de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan reeds aanwezig was.
Artikel 6 Woongebied
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. water(berging), waterstaatkundige werken en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. sluizen, kaden, laad- en losplaatsen, steigers, havenvoorzieningen en andere oevervoorzieningen;
  4. erftoegangswegen, fiets en voetpaden en verkeersvoorzieningen;
  5. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  6. sport- en speelvoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. nutsvoorzieningen;
  9. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken en kunstobjecten;
  10. tuinen en erven;
  11. verhardingen;
  12. overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
6.2 Bouwregels
Op en onder de in artikel 6 lid 1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende bepalingen:
 
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. grondgebonden hoofdgebouwen mogen in de vorm van rijwoningen, twee-onder-één-kapwoningen en/of vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn hoofdgebouwen in de vorm van appartementen toegestaan;
  3. het maximum aantal wooneenheden in totaal binnen het plangebied bedraagt 180;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' bedraagt het maximaal aantal wooneenheden als vermeld op de verbeelding;
  5. de maximum diepte van grondgebonden hoofdgebouwen bedraagt 14,0 m;
  6. de maximum bouwhoogte van hoofdgebouwen is weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)';
  7. de bovenkant van de begane grondvloer van het hoofdgebouw moet boven peil gelegen zijn;
  8. dakkapellen zijn toegestaan, onder de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 6 lid 2.2 sub h.
6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:
  1. op de bij het hoofdgebouw behorende erven die liggen binnen de bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat in een zone van 3 meter ten opzichte van het omliggende water er geen bijbehorende bouwwerken zijn toegestaan;
  2. het maximum bebouwingspercentage bedraagt 50 % van bebouwingsgebied, tot een maximum van 75 m². Indien het oppervlak van het desbetreffende erf bij de woning groter is dan 300 m², mag maximaal 100 m² worden bebouwd;
  3. de maximum goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw +0,3 m;
  4. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
  5. bij een hoofdgebouw met kap ligt de maximum bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minstens 1,5 m onder de nok van de woning;
  6. naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van de woning;
  7. de maximum breedte van naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken is 60 % van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5,0 m;
  8. dakkapellen in het voordakvlak of in een naar het openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak zijn toegestaan met dien verstande dat:
    1. de maximum bouwhoogte 1,75 m bedraagt;
    2. de zijkant meer dan 0,5 m van de erfgrens of van de zijkant van het dakvlak is gelegen;
    3. de bovenkant meer dan 0,5 m van de nok is gelegen;
    4. de voet tussen 0,5 m en 1,0 m boven de goot is gelegen;
    5. de breedte niet meer bedraagt dan:
      1. 50 % van de voorgevel met een maximum van 4,5 m;
      2. 70 % van de zijgevel;
    6. het maximum aantal dakkapellen per dakvlak twee bedraagt;
    7. bij het plaatsen van twee dakkapellen op een dakvlak deze op één lijn en met een minimum tussenruimte van 0,6 m gebouwd moeten worden.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2,0 m, met dien verstande dat de maximum bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen vóór (het verlengde) van de voorgevel 1,0 m bedraagt;
  2. de maximum bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt 5 m;
  3. de maximum bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3,0 m.
6.2.4 Dakterras
Voor het bouwen van een dakterras gelden de volgende bepalingen:
  1. het dakterras moet vanuit de woning ontsloten worden;
  2. op het dakvlak is alleen een bouwwerk geen gebouw zijnde toegestaan in de vorm van een terrasafscheiding;
  3. de maximum bouwhoogte van het onder b bedoelde bouwwerk is 1,5 m;
  4. zowel het onder b bedoelde bouwwerk als het dakterras liggen minstens 1,0 m terug ten opzichte van de voorgevel;
  5. als de zijgevel gericht is naar het openbaar toegankelijk gebied, ligt het onder b bedoelde bouwwerk en/ of het dakterras minstens 1,0 m terug ten opzichte van de zijgevel;
  6. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk ik gelegen en vanuit een kap wordt ontsloten, moet de toegang geregeld zijn via een dakkapel of een dakloggia;
  7. als het dakterras op een bijbehorend bouwwerk is gelegen en het terras vanuit een rechte gevel wordt ontsloten, moet de toegang geregeld zijn via de bestaande, eventueel aangepaste gevel zonder verdere uitbreidingen.
6.2.5 Vrijwaringszone - vaarweg
  1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mogen geen bouwwerken worden gebouwd met uitzondering van keerconstructies beschoeiingen en kadeconstructies langs de watergangen tot een maximale hoogte van 0,5 meter.
  2. gronden met de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' worden niet aangemerkt als erf zoals bedoeld in artikel 1 bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht waarmee vergunningsvrije bouwwerken niet zijn toegestaan.
 
6.2.6 Steigers
Steigers voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. per grondgebonden woning is maximaal 1 steiger toegestaan;
  2. een steiger mag zowel evenwijdig aan de oever (langssteiger) als haaks op de oever (haakse-steiger) worden gebouwd;
  3. de diepte en breedte van een langssteiger mag maximaal 1,2 meter en 50% van de kavelbreedte bedragen;
  4. de diepte en breedte van een haakse-steiger mag maximaal 5,5 meter en 1,2 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte de hoogte van het streefpeil niet overschrijdt, met een maximum van 0,45 m boven de waterlijn;
  6. steigers mogen de ecologische waarde van de ecologische verbindingszone niet aantasten, daarom is verlichting ter plaatse niet toegestaan.  
6.3 Nadere eisen
 
6.3.1 Nadere eis voor verlichting
Bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de nautische veiligheid van de Zaan; 
  • het waterbeheer;
  • de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van bebouwing;
  2. de hoogte, de situering en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen.
6.3.2 Nadere eisen Natura 2000
Bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • de landschappelijke en ecologische waarden van het nabijgelegen Natura 2000-gebied;
nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats van bebouwing;
  2. de plaats en situering van steigers; 
  3. de hoogte, de situering, de soort en de toepassing van lantarenpalen en lichtarmaturen.
6.3.3 Nadere eisen stedenbouwkundigplan
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de bouwvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, kapvorm en gevelindeling;
  • de beleving van groen en water;
nadere eisen stellen aan:
  1. de situering en oriëntatie van hoofdgebouwen;
  2. de diepte van hoofdgebouwen;
  3. de kapvorm en kaprichting van hoofdgebouwen;
  4. de plaats van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Gestapelde woningen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub b ten behoeve van de bouw van appartementen buiten de aanduiding 'gestapeld', met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend toegepast nadat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand, het stedenbouwkundig plan en het beeldkwaliteitsplan en hierop een positief advies is gegeven.
6.4.2 Diepte hoofdgebouw
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub e ten behoeve van de vergroting van een vrijstaand hoofdgebouw in achterwaartse richting, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de diepte van een woning mag met maximaal 1 meter worden vergroot wanneer deze diepte van het erf achter de actergevel meer dan 10,0 m bedraagt.
6.4.3 Dakkapellen
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 sub h ten behoeve van het plaatsen van dakkapellen, met inachtneming van de volgende bepalingen:
  1. de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend toegepast nadat er is getoetst aan de redelijke eisen van welstand, het stedenbouwkundig plan en het beeldskwaliteitsplan en hierop een positief advies is gegeven.
6.4.4 Peil
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 sub g  ten einde de bovenkant begane grondvloer lager aan te leggen met dien verstande dat de hoogte niet lager mag liggen dan de aanleghoogte. 
6.4.5 Voorwaarden
Bij toepassing van het bepaalde in artikel 6 lid 4.2, artikel 6 lid 4.3 en artikel 6 lid 4.3 wordt getoetst of geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
  1. het bebouwingsbeeld;
  2. de gebouwtypologie;
  3. de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  5. het openbare karakter van het aangrenzende gebied.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Toegestaan gebruik
Onder toegestaan gebruik wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een huisgebonden beroep en/of bedrijf, mits:
  1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  2. het vloeroppervlak in gebruik voor de beroeps- of de bedrijfsmatige activiteit niet groter is dan 30% van het bruto vloeroppervlak van de woning en vrijstaande en aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 65 m2;
  3. de ruimtelijke uitstraling en invloed op de omgeving passend is bij de woonfunctie;
  4. wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  5. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
  6. er geen horeca en/of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  7. het beroep of bedrijf door de bewoner wordt uitgeoefend.
 
6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
6.6.1 Slopen
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, op of in deze gronden gelegen bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen.
 
6.6.2 Toelaatbaarheid
Het college van burgemeester en wethouders wetboek is bevoegd om in afwijking van artikel 6.6.1 een omgevingsvergunning te verlenen voor slopen van de bebouwing met aanduiding ‘karakteristiek’:
  1. indien door de sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het beeldbepalende karakter van de uiterlijke verschijningsvorm van de aanwezige bebouwing;
  2. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 6.1 wint het college van burgemeester en wethouders advies in bij de Adviescommissie Welstand en Monumenten omtrent de mogelijke aantasting van het beeldbepalende karakter van de bebouwing.
6.6.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 6 lid 6.1 is niet van toepassing op:
  1. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
  2. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden, die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
 
Artikel 7 Waarde - Archeologie 2
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
 
7.2 Bouwregels
 
 
7.2.1 Vaststelling archeologische waarden
  1. De aanvrager van een omgevingsvergunning voor bouwen op gronden die zijn aangewezen als 'Waarde – Archeologie 2' legt een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie over, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld.
  2. Burgemeester en wethouders verlenen de omgevingsvergunning indien deze past binnen de bouwregels van de onderliggende bestemming en naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld in het eerste lid blijkt dat:
    1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    2. schade door de bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften;
    3. of eventuele aanwezige archeologische resten zijn opgegraven.
7.2.2 Voorwaarden
Indien uit het archeologisch rapport zoals bedoeld onder artikel 7 lid 2.1  blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de aangevraagde werkzaamheden kunnen worden verstoord, kan het bevoegde gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden en/of (te laten) onderzoeken door een deskundige die voldoet aan door het bevoegde gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.2.3 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 7 lid 2.1  is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. de bouw van bouwwerken, waarbij geen grondwerk wordt verricht op een diepte van meer dan 0,30 meter onder het maaiveld;
  2. de bouw van een bouwwerk of groepen bouwwerken waarvan de maximale of totale oppervlakte kleiner is dan 2.000 m²;
  3. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd.
7.3 Nadere eisen
Bij omgevingsvergunning kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden aangewezen voor Waarde - Archeologie 2 , indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Algemeen
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsverguning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het tot stand brengen of in exploitatie nemen van boor- en pompputten;
  2. het ontginnen, het bodemverlagen, het afgraven, het egaliseren en het vergraven dieper dan 0,30 meter;
  3. de bodem ophogen hoger dan 0,30 meter;
  4. het aanleggen en verbreden van sloten, vijvers en andere watergangen;
  5. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  6. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- en ander leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  7. het bebossen van gronden of aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplanting;
  8. het rooien van bos of boomgaarden dieper dan 0,30 meter;
  9. het aanleggen, verbreden en (half)verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  10. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem dieper dan 0,30 meter.
7.4.2 Uitzondering
Het in artikel 7 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud en beheer betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  4. een oppervlakte hebben die minder dan 2.000 m² bedraagt.
7.4.3 Vergunning
Een omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 7 lid 4.1  kan worden verleend, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de werken of werkzaamheden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad
7.4.4 Voorwaarden
Aan de omgevingsvergunning kan één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
  3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monument.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening te wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door één of meerderde bestemmingsvlakken met dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2  van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:
  1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in de bescherming van deze waarden.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
  1. de instandhouding, versterking en de bescherming van de waterkering;
  2. overige waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
Waar een basisbestemming, aangegeven op de verbeelding, samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen
Op en onder de in artikel 8 lid 1 genoemde gronden mogen ten dienste van de waterkering en de andere bestemmingen bouwwerken worden gebouwd en gronden worden ontgraven of opgehoogd, mits de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad.
8.2.2 Voorwaarden
Om te beoordelen of de waterkerende functie van de gronden niet wordt geschaad, dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
Bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw geldt dat:
  1. voldoende parkeervoorzieningen voor auto's en fietsen worden gerealiseerd op de betreffende locatie of in de directe omgeving daarvan in of buiten het plangebied;
  2. 'voldoende', zoals bedoeld onder a betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de “Uitvoeringsnota Parkeren Zaanstad 2016” en;
  3. indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik dat strijdig is met de bestemmingsomschrijving wordt aangemerkt:
  1. een parkeerplaats of fietsenstalling gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven ten behoeve van een andere functie dan parkeren, tenzij op de betreffende locatie, of in de directe omgeving, vervangende parkeerplaatsen dan wel fietsenstallingen worden gerealiseerd van gelijke omvang;
  2. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van seksinrichtingen;
  3. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van Bevi-inrichtingen;
  4. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van vuurwerkbedrijven of als een opslagplaats van vuurwerkverkoop;
  5. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  6. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage C en D van het Besluit m.e.r.;
  7. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing ten behoeve van de opslag van goederen en/of materialen anders dan ter plaatse noodzakelijk is ten behoeve van de bestemming;
  8. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor het storten van puin en afvalstoffen;
  9. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden en bebouwing voor de stalling en/of opslag van (aan het oorspronkelijke gebruik) onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  10. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van gronden als permanente standplaats voor kampeermiddelen;
  11. het gebruiken, laten gebruiken of in gebruik geven van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, daaronder begrepen het gebruik voor bed and breakfast, mantelzorg en als zorgwoning.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemeen
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels een omgevingsvergunning kan worden verleend, dan kan bij omgevingsvergunning toegestaan worden, dat:
  1. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen met een maximum bouwhoogte van 5,0 m en een maximum bruto vloeroppervlak van 30 m² worden gebouwd;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals gedenktekens, plastieken, straatmeubilair, vrijstaande muren, keermuren, trapconstructies, bebouwing ten behoeve van (ondergrondse) afvalopslag, geluidwerende voorzieningen, lichtmasten, walradars, vlaggenmasten, duikers en andere waterstaatkundige werken worden gerealiseerd;
  3. wordt afgeweken van de in de planregels voorgeschreven maten, afmetingen, percentages tot maximaal 10 % van die maten, afmetingen en/of percentages;
  4. het beloop of het profiel van wegen en/of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen worden gebouwd;
  6. met een geringe mate kan worden afgeweken van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen, indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen en/of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.
12.2 Voorwaarden
De afwijking kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de sociale veiligheid;
  6. waterbeheer, waterveiligheid of nautische veiligheid; 
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 13 Overige regels
13.1 Toegelaten overschrijdingen
Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouw- en/of bestemmingsgrenzen te overschrijden ten behoeve van:
  1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
  2. airco-installaties, liftkokers, zonnepanelen, trappenhuizen en vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 meter bedraagt;
  3. ventilatiekanalen, afvoerpijpen, schoorstenen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 5 meter bedraagt;
  4. luifels, balkons en overstekende daken en andere vergelijkbare ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 2,5 meter bedraagt.
13.2 Wet- en regelgeving
Indien in de planregels bij dit bestemmingsplan wordt gerefereerd aan wet- en regelgeving betreft het wet- en regelgeving zoals deze luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %.
  3. sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 15 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Zaans Pijl'.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van PM 2017
 
De voorzitter, de griffier,