Plan: | Landelijk gebied Westzaan |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3761BP-0301 |
Binnen de cultuurhistorische waarden zijn verschillende waarden te onderkennen. Grofweg gaat het om de volgende waarden:
Volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart Zaanstad (2006) zijn in dit plangebied de volgende archeologische waardevolle gebieden van belang:
Binnen het plangebied kunnen overal in de bodem resten van 11e of 12e eeuwse ontginningsboerderijen worden verwacht, al of niet gelegen op kleine terpen. Verschillende van deze vindplaatsen zijn al aangetoond, vooral in het noordwesten tegen de Nauernasche Vaart aan en ten westen van de Allanstraat. Verder liggen er waarschijnlijk een aantal uit dezelfde tijd daterende, in het veen weggezakte dijkjes in het gebied.
Ook resten van de industriële bedrijvigheid kunnen overal in het plangebied worden verwacht. Van een deel van de molens, traankokerijen en pruthuizen is de standplaats bij benadering bekend, van andere niet.
Bovenstaande betekent dat het gehele plangebied van archeologische waarde is. Een aantal gebieden is zelfs van zeer grote waarde en is aangewezen als gemeentelijk monument. Dat zijn de vijverlanden (resten van waterzuiveringsinstallaties) die onderdeel uitmaakten van de 17e tot 19e eeuwse papiermolens in het Guisveld (zie verder onder gemeentelijke monumenten).
Ook van zeer grote waarde, maar niet aangewezen als gemeentelijk monument, is de lintbebouwing van de Middel, die mogelijk uit de 11e eeuw dateert en tot een van de oudste in de Zaanstreek behoort. Resten van deze oude bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. De ligging in een vrijwel onaangetast middeleeuws ontginningslandschap maakt bestudering van de wijze van ontginning van het Noord-Hollandse veengebied mogelijk. De lintbebouwing strekte zich in de Middeleeuwen verder naar het noorden uit, tot waar nu de Provinciale Weg ligt. Tussen de Middel en de Nauernasche vaart heeft vermoedelijk ook bewoning gelegen.
Ook van grote waarde zijn een terreintje langs de de Provinciale Weg, iets ten westen van station Wormerveer, waar molen de Nachtegaal heeft gestaan en waar nog een oliekelder in de bodem ligt, een terreintje in het Westzijderveld, ten noorden van de Westzanerdijk, waar resten van een traankokerij in de bodem kunnen zitten (dit stukje land heeft de naam ‘Het Pruthuis’ en er zijn tientallen walvisbotten gevonden) en een terreintje ten oosten van het Pruthuisland, waar middeleeuwse scherven zijn gevonden en waar in 1989/1991 nog een vreemde kromming in de slootkant zat. Hier heeft mogelijk een middeleeuwse boerderij op een terp gestaan waarvan nog resten in de bodem bewaard kunnen zijn.
Van lokale waarde is de rest van het veengebied van de Polder Westzaan en het Guisveld. Er komen wijd verspreid sporen van losse boerderijen uit de Middeleeuwen en vroege industriële ontwikkeling uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd voor. De precieze ligging van deze plaatsen is echter niet bekend. De aanwezigheid van deze vindplaatsen in een vrijwel onaangetast middeleeuws landschap maakt bestudering van de ontginningsgeschiedenis van dit soort veengebieden mogelijk.
In het plangebied bevinden zich volgens de gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart de volgende historisch-geografische waarden:
Middel. Een van de oudste buurten van Westzaan. In de Middeleeuwen sloot de Middel in het noorden aan op het Weiver in Krommenie. Door het graven van de Nauernasche Vaart in de 17e eeuw, werd die verbinding over land verbroken en veranderde de Middel in een bijna doodlopende weg. De Middel behoort tot de oorspronkelijke lintstructuur van de Zaanstreek.
De Reef. Ten westen van de J.J. Allanstraat gelegen noord-zuid lopende ontginningssloot. De Reef maakt samen met de Gouw onderdeel uit van een aantal parallel lopende sloten die waarschijnlijk zijn gegraven tijdens de eerste middeleeuwse ontginningsperiode. De Reef is een belangrijk structuurdragend element.
Watermolenstraat: Historisch belangrijke straat die naar de Westzanersluis leidt.
De Gouw. Ten oosten van de J.J. Allanstraat gelegen noord-zuid lopende veenstroom. De Gouw maakt samen met de Reef onderdeel uit van een aantal parallel lopende sloten die waarschijnlijk zijn gegraven tijdens de eerste middeleeuwse ontginningsperiode. Als belangrijk structuurdragend element van belang.
Polder Westzaan. De grote Polder Westzaan is een uitgestrekt veenweidegebied waarvan het slagenlandschap grotendeels nog in tact is. Het dorp Westzaan (deels van Rijkswege beschermd dorpsgezicht) ligt midden in de polder. Ook staan hier de windmolens ‘De Schoolmeester’ en ‘het Prinsenhof’ alsmede enige kleinere molentjes. Ondanks de aantasting van het centrale deel (de snelweg A8 en de verlegde Guisweg) is het gebied voor de Zaanstreek van groot belang vanwege het slagenlandschap, de lintbebouwing en de resterende industriemolens.
Het Guisveld. Deel van het Westzijderveld, gelegen tussen de spoorlijn, Rooswijk, de Middel (Westzaan) en de Nauernasche Vaart. Één van de laatste veenmoerassen in Nederland met het speciale karakter van een brakwaterveen. Het slagenlandschap heeft hier nog het oorspronkelijke slotenpatroon: een verzameling losse, door sloten omringde eilandjes. Door het bijzondere karakter van het Guisveld bevindt zich hier een unieke flora en fauna. Hier liggen ook negen weilandjes die als gemeentelijk archeologisch monument beschermd zijn (zie onder gemeentelijke monumenten).
Door aanwijzingen op grond van de Monumentenwet 1988, de Provinciale Monumentenverordening 1996 dan wel de Gemeentelijke Monumentenverordening 1996 bevinden zich in het plangebied de volgende monumenten.
Rijksmonumenten:
Provinciale monumenten:
Gemeentelijke monumenten:
Door aanwijzing van het rijk op grond van de Monumentenwet 1988 bevindt zich in het plangebied het volgende beschermde dorpsgezicht:
De Kerkbuurt, het aansluitende deel van de J.J. Allanstraat en het deel van het Westzijderveld tussen Weelsloot en Fraaijensloot maken deel uit van het in 1988 vastgestelde beschermd dorpsgezicht Westzaan. Het ‘landelijke’ gedeelte van dit beschermde dorpsgezicht valt binnen het plangebied. Naast de kenmerkende structuur van de dorpsbebouwing wordt de relatie tussen dorp en het buitengebied met de daarin gelegen molen het Prinsenhof van belang geacht.
Kenmerkend voor dit beschermde dorpsgezicht en van belang voor dit bestemmingsplan zijn:
De beschermende waarden in extenso:
Binnen dit bestemmingsplan gaat het om de volgende 2 adressen: J.J. Allanstraat 350 (gemeentelijk monument) en J.J. Allanstraat 423 (beeldbepalend pand). In de regels wordt verwezen naar Bijlage 1 Kappenplan Westzaan.
Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (herzien), Valletta, 16 januari 1992 (Verdrag van Malta 1992)- Raad van Europa
Volgens het Verdrag van Malta moeten archeologische vindplaatsen in de bodem behouden blijven (behoud in situ) door het nemen van planologische maatregelen. Ontwikkelaars, planologen, stedenbouwkundigen en archeologen moeten in de plannen die zij ontwikkelen de archeologische waarden in de bodem ontzien. De overheid dient ervoor te zorgen dat archeologische vindplaatsen op kaarten worden aangegeven zodat ze zichtbaar zijn en er bij het opstellen van bouw- en ruimtelijke plannen rekening mee kan worden gehouden.
Is behoud in situ niet mogelijk, dan moeten de vindplaatsen door middel van een archeologische opgraving worden veiliggesteld (behoud ex situ). Voor de financiering geldt het principe van 'de verstoorder betaalt', wat betekent dat degene die het initiatief neemt tot een bodemverstorende activiteit de kosten van archeologisch (voor)onderzoek dient te vergoeden. Tevens dient de verstoorder tijd beschikbaar te stellen voor een (voor)onderzoek.
Monumentenwet 1988 en Wet op de Archeologische Monumentenzorg
De Monumentenwet 1988 heeft niet alleen betrekking op gebouwen en objecten, maar ook op stads- en dorpsgezichten, op archeologische monumenten in de grond en boven en onder water en op het uitvoeren van archeologisch onderzoek.
In de wet is geregeld hoe monumenten en stads- en dorpsgezichten aangewezen kunnen worden als beschermd monument en beschermd stads- of dorpsgezicht. De vergunningverlening voor monumenten en stads- en dorpsgezichten vindt plaats op grond van de Wet algemene regels omgevingsrecht.
Met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg zijn per 1 september 2007 de uitgangspunten van het Verdrag van Malta verwerkt in de Monumentenwet 1988 (artikel 38a).
Het belangrijkste uitgangspunt van de vernieuwde Monumentenwet 1988 is de bescherming van archeologische vindplaatsen. Bescherming kan op twee manieren gebeuren: in de bodem (behoud in situ) en door opgraven waarbij de gegevens uit de bodem in een verslag komen te staan en de vondsten in een depot (behoud ex situ). Deze bescherming van de archeologische vindplaatsen wordt in de vernieuwde wet via het bestemmingsplan geregeld (art. 38a, Monumentenwet 1988). Het komt er op neer dat gemeenten in bestemmingsplannen moeten aangeven waar de gebieden van archeologische waarde (de archeologiegebieden) liggen. Aan alle vergunningplichtige bodemverstorende activiteiten binnen deze gebieden moet de gemeente in de benodigde vergunning eisen stellen ter bescherming van de archeologische vindplaatsen.
Wet algemene regels omgevingsrecht (Wabo, 1 oktober 2010)
De Wabo introduceert de omgevingsvergunning. In de omgevingsvergunning worden zoveel mogelijk toestemmingsbesluiten die nodig zijn voor het realiseren van een fysiek project, gebundeld. Door de invoering van de Wabo is de monumentenvergunning vervallen.
In de Wabo is bepaald dat veelal voor het "wijzigen, verplaatsen, verstoren of slopen" van een beschermd monument een omgevingsvergunning is vereist. Het gaat daarbij om rijks, provinciale en gemeentelijk monumenten. Wie van plan is veranderingen aan zijn beschermde monument aan te brengen, doet er goed aan zich zorgvuldig te laten informeren. Voor veel ingrepen is namelijk een omgevingsvergunning nodig.
Ook bepaalt de Wabo dat voor het slopen van een bouwwerk in een beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsvergunning vereist is.
Beleidsbrief modernisering monumentenzorg (vastgesteld 1 januari 2010, ministerie van Infrastructuur & Milieu)
Het belangrijkste doel is om het behoud en de ontwikkeling van erfgoed te verbinden met vernieuwing waar de samenleving om vraagt. Economie, duurzaamheid en sociale samenhang spelen hierbij een rol. De visie is gebaseerd op op drie pijlers:
Het bestemmingsplan is voor zover van toepassing met inachtneming hiervan opgesteld.
Leidraad landschap en cultuurhistorie (21 juni 2010, Provinciale Staten van Noord-Holland)
De Leidraad is onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de Structuurvisie Noord-Holland. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie geeft aan welke kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang zijn. Provinciale staten willen dat deze kwaliteiten op een zorgvuldige wijze worden meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen. Het betreft ontwikkelingen zoals woningbouw, bedrijfsontwikkeling, natuur- en recreatieprojecten, infrastructuur etcetera. Of veranderingen wel of niet plaatsvinden is eigenlijk geen discussiepunt, het gaat om de wijze waarop, de mate waarin en de vormgeving ervan.
De provincie gebruikt deze leidraad bij de ontwikkeling van eigen ruimtelijke plannen en bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van gemeentelijke plannen. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie biedt daarnaast handreikingen en inspiratie aan gemeenten om landschap en cultuurhistorie als uitgangspunt te gebruiken bij planvorming.
De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (Provincie Noord-Holland)
De Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie geeft informatie over landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als molens, militaire structuren en historische dijken. In de bij de kaart horende tekst wordt aangegeven hoe de provincie met deze cultuurhistorische elementen in het landschap omgaat. Vaak betekent dit dat de Provincie bij ruimtelijke plannen, waar toestemming of medewerking van de Provincie voor nodig is, zal vragen op welke manier de cultuurhistorische elementen in het plangebied wordt omgegaan. Op grond daarvan geeft de Provincie al dan niet haar medewerking aan de plannen.
Deze informatiekaart is geografische uitwerking van de Leidraad landschap en Cultuurhistorie en een herziening van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Naast het bestaande beleid toont de kaart ook ‘visioenen over het landschap’. Deze beelden stellen mogelijke ontwikkelingen voor die inspiratie en ideeën kunnen geven voor planvorming.
Cultuurhistorische waardenkaart Zaanstad
De gemeente Zaanstad vindt het wenselijk dat het monumentenbeleid (incl. archeologie, cultuurhistorie, historische geografie en stedenbouw- en landschapskunde) integraal onderdeel uitmaakt van haar ruimtelijk ordeningsbeleid. Cultuurhistorische waardenkaarten, verkenningen, effectrapportages en beeldkwaliteitplannen, zijn daarvoor geschikte middelen.
In 1999 is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW-kaart) van de gemeente Zaanstad door het gemeentebestuur goedgekeurd als beleidsinstrument voor het opstellen van bestemmingsplannen. Daarmee was Zaanstad de eerste gemeente met een eigen CHW-kaart. Op de kaart staan alle gebieden binnen de gemeente aangegeven, die van cultuurhistorisch belang zijn, bijvoorbeeld door een historisch stratenpatroon, oude dijken of oude verkaveling.
In de CHW-kaart zijn een overzicht van alle beschermde monumenten binnen Zaanstad en gebieden van archeologische waarde opgenomen.
De CHW-kaart wordt regelmatig aangepast, omdat gebieden en gebouwen kunnen afvallen door sloop, brand of herinrichting en er komen gebieden of gebouwen bij door archeologische ontdekkingen of door plaatsing op de monumentenlijst.
Het is de bedoeling dat bij het opstellen van ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, bouwplannen en natuurontwikkelingsplannen en plannen voor aanpassing van de grondwaterstand zwaarwegend rekening gehouden wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen een bepaald gebied. Bijvoorbeeld door handhaving van een oud stratenpatroon bij herstructurering, of door oude boerderijen, dijken of archeologische vindplaatsen op te nemen in een ontwerp.
Op 24 oktober 2006 is de CHW-kaart voor de laatste maal door het college aangepast.
Archeologienota Zaanstad (2009)
In deze nota zijn de uitgangspunten van de vernieuwde Monumentenwet 1988 verwerkt. Hierin staat dat de gemeente in haar bestemmingsplannen de gebieden van archeologische waarde aan moet geven. Aan bouw- of aanlegvergunningen voor projecten die binnen deze gebieden vallen en aan sloopvergunningen binnen de beschermde dorpsgezichten, moet de gemeenten voorwaarden verbinden om archeologische vindplaatsen in de bodem te beschermen. Is dit niet mogelijk dan zal de aanvrager van de vergunning de vindplaatsen op moeten laten graven. Dergelijke eisen moeten ook worden opgenomen in projectbesluiten en ontheffingen van het bestemmingsplan.
Erfgoedvisie ‘Erfgoed in Ontwikkeling’ 2011
In deze visie zijn de uitgangspunten van het nieuwe landelijke beleid (modernisering monumentenzorg) vertaald naar een gemeentelijk beleidskader. De visie beschrijft hoe we cultuurhistorische waarden opnemen in het bestemmingsplan en biedt mogelijkheden voor een bouwhistorische verwachtingskaart met een aanlegvergunning. In deze erfgoedvisie worden de hoofdlijnen uitgezet voor een gemeentelijke visie voor erfgoed.
In dit plangebied zijn geen locaties waarvoor cultuurhistorische verkenningen gemaakt worden. Het plangebied betreft landelijk gebied waarbij de verwachting is dat de cultuurhistorische waarden voldoende beschermd zullen worden door de bestemmingen die daaraan toegekend zullen worden (agrarisch met waarden en natuur).
Erfgoedverordening gemeente Zaanstad 2010
Gelet op het samenvoegen van de Monumentenverordening Zaanstad 2005 en het nieuwe archeologische deel, eerder kenbaar gemaakt via de Archeologienota Zaanstad 2009, is gekozen voor de nieuwe overkoepelende term 'erfgoed' verordening.
In de erfgoedverordening is het mogelijk om op gemeentelijk niveau dorpsgezichten, historisch groen en roerende zaken te beschermen. Tevens kunnen er via de erfgoedverordening monumenten aangewezen worden. Daarnaast regelt de erfgoedverordening de instandhouding van al het Zaanse erfgoed.
In dit bestemmingsplan worden de volgende uitgangspunten voor archeologie gehanteerd.
De archeologische waarden in het plan worden beschermd door het aangeven van gebieden van archeologische waarde ('Waarde-Archeologie'). Dit zijn gebieden waarbinnen archeologische vindplaatsen kunnen worden verwacht. De gebieden zijn geselecteerd aan de hand van de verschillende archeologische waarden uit de Archeologienota Zaanstad 2009 en de gebiedspecifieke kenmerken van het plangebied. Voor de gebieden met de archeologische waarden is het van belang om voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) in bepaalde gevallen een vergunning te kunnen eisen waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.
De begrenzingen van de archeologische waarden bestaan uit een oppervlakte- en dieptemaat. In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is een oppervlaktemaat van 100 m² opgenomen. Inmiddels zijn veel gemeentelijke archeologen tot de conclusie gekomen dat bij die oppervlaktemaat veel vindplaatsen in oude stads- en dorpskernen verloren zullen gaan. Daarom worden kleinere maten gehanteerd, zoals oppervlaktematen van 25 m², 15 m² of zelfs 0 m² bij oude stadskernen, omdat in het verleden de bebouwing daar hoog was en daardoor de vondstdichtheid nu ook hoog is. Voor dorpen, waar de bebouwing minder dicht was, zijn de in oude steden gehanteerde maten te krap. De maat van 100 m² is echter te groot. Daarom is in Zaanstad een tussenmaat gekozen van 50 m². Uitzonderingen zijn gebieden rond oude kerken en rond de dam in Zaandam, waar veel sporen te verwachten zijn. Hier wordt een oppervlakte van 25 m² of zelfs 5 m² gehanteerd.
Voor wat betreft de dieptemaat wordt in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg geen maat genoemd. Dit zou betekenen dat veel onnodig onderzoek verricht zou worden omdat vrijwel door heel Zaanstad de bovenste 30 tot 50 cm verstoord zijn door recent grondgebruik (met uitzondering van de Assendelverpolders) en dus niet onderzocht hoeven te worden. In de bestemmingsplannen in Zaanstad worden daarom dieptematen gehanteerd. In het bestemmingsplan Landelijk gebied Westzaan bevinden zich (delen) van oude bewoningslinten. Uit archeologische onderzoeken elders in Zaanstad blijkt dat archeologische sporen langs oude bewoningslinten te verwachten zijn op een diepte van 50 cm. Daarnaast zijn alle veenweiden en natuurgebieden in dit bestemmingsplan als buitengebied ook bekend met archeologische sporen.
In de gemeentelijke archeologienota (2009) worden vijf verschillende archeologische waarden onderscheiden en vastgelegd. De vijf waarden hebben elk een oppervlakte- en dieptemaat. Afhankelijk van de gebiedspecifieke kenmerken van een plangebied kunnen één of meerdere archeologische waarden voorkomen.
De onderstaande tabel is afkomstig uit de Archeologienota Zaanstad 2009:
Het nummer achter de planregel (dubbelbestemming) bijvoorbeeld Waarde - Archeologie 1 (WR-A 1) correspondeert met het nummer die de archeologische waarde heeft in de vastgestelde gemeentelijke archeologienota. De nummering zoals aangegeven achter de dubbelbestemming hoeft dus niet chronologisch te zijn. De redactie van de vijf verschillende waarden zijn hetzelfde met uitzondering van de oppervlakte en dieptemaat.
De archeologisch belangrijke gebieden staan aangegeven op de verbeelding. Voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) is in bepaalde gevallen een vergunning vereist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen. Binnen het plangebied zijn drie verschillende begrenzingen van archeologische waarden opgenomen, namelijk:
1. de begrenzing van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1': een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,50 m ;
2. de begrenzing van de gebieden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2': een oppervlakte groter dan 2.000 m² en dieper dan 0,30 m ;
3. de begrenzing van de gebieden met de dubbelbestemming 'Archeologie 5': een oppervlakte groter dan 0 m² en dieper dan 0,50 m .
Voor cultuurhistorie worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Voor de molens is een molenbiotoop en een berekening opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen deze molenbiotoop is het, in geval van bouwen, altijd nodig om aan te tonen dat het bouwwerk de windvang van de molen niet aantast.
Gestreefd moet worden de aanwezige historisch geografische waarden niet aan te tasten. Is aantasting onvermijdelijk dan zal in de planvorming waaruit de aantasting voort vloeit, de historisch-geografische kwaliteiten op zorgvuldige wijze moeten worden meegenomen, geheel conform de Leidraad landschap en cultuurhistorie van de provincie.
De historisch-geografische waarden betreffen met name de waterlopen, de veenweiden en moerasgebieden en de linten het Middel en de Watermolenstraat. De daaraan toe te kennen bestemmingen, waarin voor het merendeel ook de natuurwaarden en archeologische waarden zijn opgenomen, zullen voldoende bescherming bieden aan deze historisch-geografische waarden.