direct naar inhoud van 5.3 Ruimtelijke uitgangspunten
Plan: Landelijk gebied Assendelft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3758BP-0301

5.3 Ruimtelijke uitgangspunten

5.3.1 Inleiding

In de navolgende paragrafen zijn de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan weergegeven. Eerst worden de algemene uitgangspunten vermeldt die voor het gehele plangebied gelden. Vanaf paragraaf 5.3.2 worden de specifieke uitgangspunten vermeld die voor de desbetreffende deelaspecten gelden.

5.3.2 Specifieke uitgangspunten

In navolging van de algemene beleidsdoelen stelt de gemeente zich ook specifieke beleidsuitgangspunten ten doel die leidend dienen te zijn voor de specifieke (inhouds)aspecten van het bestemmingsplan:

Het buitengebied wordt door grofweg vier economische dragers gevoed, namelijk:

    • 1. agrarische sector;
    • 2. recreatie & toerisme;
    • 3. cultuurhistorie (inclusief archeologie), natuur & landschap;
    • 4. stedelijke randzone (overgang lint naar buitengebied en vice versa).
5.3.3 Agrarische sector
5.3.3.1 Definitie agrarische bedrijvigheid

Het grootste gedeelte van het buitengebied Assendelft bestaat uit agrarisch gebied. De externe productieomstandigheden zijn voor het grootste gedeelte goed te noemen. Hoofduitgangspunt van het bestemmingsplan is, dat de landbouw met grondgebonden agrarische productie de belangrijkste economische maar ook identiteitsdrager van het gebied blijft. De landbouw is een cruciale beheerder van het landschap.

In dit bestemmingsplan worden tot agrarische bedrijvigheid gerekend:

Grondgebonden agrarische activiteiten die zijn gericht op het voortbrengen van dierlijke of plantaardige producten door middel van het telen van landbouwgewassen en/of het houden van (landbouw)dieren. Hieronder valt ook een paardenhouderij maar geen boomteelt en sierteelt.

Het houden van dieren in kennels of dierenasiel wordt niet als agrarische activiteit aangemerkt. Activiteiten gericht op het houden, stallen, trainen en fokken van paarden en het aanbieden van paardrijlessen zijn een trend en ontwikkelen zich ook in het buitengebied in een snel tempo. Duidelijk is geworden dat er een zeer grote diversiteit aan activiteiten is, die vaak naast elkaar op één bedrijf voorkomen. De regeling met betrekking tot paardenhouderijen is verbaal in de regels opgenomen, de paardenhouderijen zijn tevens middels een aanduiding op de verbeelding opgenomen. Maneges zijn geschaard onder de hoofdgroep van bestemmingen 'Sport'.

Voorts wordt onderscheid gemaakt in grondgebonden en niet-grondgebonden agrarische bedrijven. Niet-grondgebonden agrarische bedrijven betreffen intensieve veehouderijen, kassen en overige niet-grondgebonden agrarische bedrijven (zoals een champignonkwekerij of viskwekerij).

Binnen het plangebied vindt nagenoeg geen intensieve veehouderij plaats. Er is een akkerbouwbedrijf dat als intensieve veehouderij als neventak. Dit bedrijf is op de verbeelding aangeduid met de aanduiding 'iv'. Op dit bedrijf is verdere ontwikkeling van de intensieve veehouderij toegestaan, echter dat de niet-grondgebonden agrarische productie slechts voor maximaal 40 % van het aantal NGE (Nederlandse Grootte Eenheden) en/of SO (Standaard Opbrengst) als agrarische neventak mag worden uitgeoefend. Dit is ook opgenomen in de regels.

Vanwege de beperkte draagkracht van het gebied en de capaciteit van het wegennet wordt nieuwvestiging van intensieve veehouderij in het plangebied niet toegestaan. Dit is tevens conform het provinciale beleid zoals weergegeven in de Provinciale Structuurvisie 2040. Alleen grondgebonden veehouderij wordt voorgestaan.

Volgens provinciaal veleid (PRVS) is nieuwvestiging van een zaadveredelingsbedrijf is uitsluitend mogelijk binnen het op kaart 7 (bijlage PRVS) en op de digitale verbeelding ervan aangegeven zaadveredelings-concentratiegebied en mogen in dat zaadveredelingsconcentratiegebied in het bestemmingsplan niet onmogelijk worden gemaakt. Het concentratiegebied ligt buiten de grenzen van de gemeente Zaanstad en daardor is nieuwevestiging van zaadveredlingsbedrijven niet toegestaan.

Uitbreiding van op het moment van inwerkingtreding van de verordening bestaande daarbuiten gelegen zaadveredelingsbedrijven, is uitsluitend toegestaan voor als zodanig op kaart 7 en op de digitale verbeelding ervan specifiek aangegeven bedrijven.

Zaanstad heeft geen gemeentelijk concentratiegebied voor kassen. De twee solitaire bedrijven met kassen zijn voorzien van een afzonderlijke aanduiding (kas). In de begripsomschrijving van dit bestemmingsplan zijn ook zaadveredelingsactiviteiten/bedrijven toegestaan. Uitbreiding van de bestaande kassen is via een binnenplanse afwijking onder voorwaarden mogelijk gemaakt.

Conform de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is nieuwvestiging van glastuinbedrijven en tuinbouwbedrijven in het gehele plangebied niet toegestaan.

Overige, niet-grondgebonden agrarische bedrijven zijn momenteel niet in het buitengebied aanwezig.

5.3.3.2 Veehouderij

Het bevorderen van de vitaliteit van de landbouwbedrijven vergt een goede inpassing in het plan evenals de bescherming van natuur-, landschappelijk en cultuurhistorische waarden zoals Nationaal Landschap Laag Holland, Nationaal Landschap Stelling van Amsterdam en de Ecologische Hoofdstructuur waar de landbouw mee in verbinding staat. Grote delen van het bestemmingsplangebied zijn aangewezen als weidevogelleefgebied en zijn tevens onderdeel van Nationaal Landschap Laag Holland. Hierin vormt openheid een belangrijke kernwaarde, evenals het gebruik als grasland. De veehouderij is daarom een essentiële drager van het gebied.

Een groot gedeelte van het plangebied wordt voor veeteelt gebruikt. Het betreft hier voornamelijk melkveehouderijbedrijven. Deze hebben over het algemeen nog steeds een vrij sterke positie: ze zijn voldoende groot om aan de huidige en in veel gevallen ook aan de toekomstige eisen van rendabele bedrijfsvoering te voldoen. Met de opkomende verstedelijkingsdruk - zowel binnen Zaanstad als daarbuiten - is het van groot belang dat de landbouw hier tegen opgewassen is. Alleen duurzame melkveehouderijbedrijven zullen het open karakter van het plangebied en het gebruik van het grasland mogelijk blijven houden. Ook in dit bestemmingsplan wordt een verdere vergroting en verplaatsing van melkveehouderijbedrijven uit het bebouwingslint de nabije toekomst niet uitgesloten. Agrarische bedrijven in het bebouwingslint hebben vaak weinig tot geen uitbreidingsmogelijkheden vanwege de milieuwetgeving. Als zich een geval voordoet waarbij een agrariër de potentie heeft om door te groeien, maar dit op de eigen locatie onmogelijk is, is de gemeente bereid mee te werken aan verplaatsing van het bedrijf naar een meer geschikte locatie. Overeenkomstig de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie mogen toekomstbestendige bedrijven onder bepaalde voorwaarden groeien tot een bouwkavel van maximaal 1,5 hectare. In bijzondere gevallen is (met een ontheffing van Gedeputeerde Staten) groei tot 2 hectare mogelijk.

De praktijk laat zien dat bedrijfsbeëindiging van melkveehouderijen veelal wordt gebruikt door de vestiging van bedrijven die geen of nauwelijks relatie hebben met de agrarische sector of voor (burger)woondoeleinden. In deze zin is een deel van het plangebied getransformeerd van melkveehouderijen naar bedrijfs- en/of woonfunctie.

De gemeente vindt de transformatie van melkveehouderijen naar bedrijfsfunctie zonder agrarische relatie en (burger) woning ongewenst. Bedrijven dienen zoveel mogelijk gevestigd te worden op een bedrijventerrein. De veehouderij is een onmisbare schakel in het behouden van het open landschap en de weidevogels. Waar mogelijk zijn de bestaande bedrijven en (burger)woningen in het bestemmingsplan positief bestemd, wat de grens vormt qua medewerking van de gemeente aan deze transformatie. Dit betekent dat geen uitbreiding van bedrijffuncties in het landelijk gebied worden voorgestaan. In de Omzoom is het volledig omschakelen naar een recreatieve functie wel mogelijk.

5.3.3.3 Akkerbouw

Aan de zuidwestkant van het buitengebied Assendelft (de Wijkermeerpolder) zijn enkele akkerbouwbedrijven gevestigd. Deze zijn wisselend in grootte, en de toekomstverwachtingen van deze bedrijven zijn navenant. Vanwege de matige rentabiliteit wordt plaatselijk akkerbouwgebied verhuurd. Daarnaast komt het ook voor dat deze bedrijven een veehouderijtak als nevenactiviteit in de bedrijfsvoering opnemen. In de toekomst valt te verwachten dat meer bedrijven zullen volgen. Ter verhoging van de rentabiliteit is het ook mogelijk om over te schakelen op de vollegrondsteelt van groenten. Echter een intensieve veehouderijtak mag het niveau van een neventak op een volwaardig agrarisch bedrijf niet overschrijden. Permanente omzetting van landbouwgrond door omzanden of diepploegen in bloembollengrond wordt niet voorgestaan.
De praktijk laat zien dat bedrijfsbeëindiging van akkerbouwbedrijven veelal worden gebruikt door de vestiging van bedrijven die geen of nauwelijks relatie hebben met de agrarische sector of voor (burger)woondoeleinden. In deze zin is de zuidwestkant van het plangebied grotendeels getransformeerd van agrarische akkerbouwbedrijven naar bedrijfs- en/of woonfunctie.
De gemeente vindt de transformatie van akkerbouwbedrijven naar bedrijfsfunctie zonder agrarische relatie en (burger) woondoeleinden ongewenst. Voor vestiging van bedrijven zijn bedrijventerreinen aangewezen. Bedrijven dienen zoveel mogelijk gevestigd te worden op een bedrijventerrein. In het buitengebied ontbreekt vaak de benodigde infrastructuur om een bedrijf te kunnen faciliteren. Ook is de agrarische sector van belang om het landschap te onderhouden, waar andersoortige bedrijven normaalgesproken geen bijdrage aan leveren. Ook brengt bedrijvigheid in het buitengebied vaak verromeling met zich mee, wat niet past bij de kernkwaliteiten van het buitengebied, waarin nationaal landschap Laag Holland een belangrijke peiler is. Waar mogelijk zijn de bestaande bedrijven en (burger)woningen in het bestemmingsplan positief bestemd, wat de grens vormt qua medewerking van de gemeente aan deze transformatie. Op grond van de Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 mogen er in dit gebied geen onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden. Conform de Provinciale Structuurvisie maakt de provincie in 2015 een keuze betreffende deze reservering.

5.3.3.4 Omvang agrarische bouwvlakken

Naast de belemmeringen die de verscheidenheid aan waarden met zich meebrengt voor het bieden van ruimte aan de landbouw voor de verder ontwikkeling van de bedrijfsvoering zijn er ook belemmeringen door de aanwezigheid van andere niet agrarische functies, zoals wonen en recreatie, die gevoelig zijn voor de uitstraling van de agrarische activiteiten. Daarom zal de gemeente zoeken naar een goede balans tussen deze functies, waarbij nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de belangrijke functie van de landbouwbedrijven voor het buitengebied. In het algemeen betekent het dat agrarische bedrijven kunnen blijven investeren in verbetering van de huisvesting van vee, de verdere optimalisering van de bedrijfsomvang in relatie tot de arbeidsbehoefte enzovoort. In sommige gevallen kan dat leiden tot bedrijfsvergroting en/of grotere bouwpercelen.

De gemeente wil met uitzondering van 'de Omzoom', de bebouwingslinten en de gebieden waar landschap- natuurontwikkeling voorop staan, meewerken aan het vergroten en/of aanpassen van de noodzakelijke te bebouwen oppervlakte met het oog op de ontwikkeling van een vitale landbouw. Voor zover de gemeente op de hoogte is van toekomstplannen van de agrariërs zijn deze in dit bestemmingsplan meegenomen.
Om toekomstbestendige agrarische bedrijven de mogelijkheid te geven verder te groeien zal zo nodig het bouwvlak kunnen worden vergroot tot maximaal 1,5 hectare en in bijzondere gevallen tot maximaal 2 hectare. De gemeente zal naast het faciliteren van uitbreiding van het bouwvlak ook ruimte bieden voor bedrijfsverbreding binnen de bestaande gebouwen.
Met het oog op de uitbreiding van het bouwvlak is een wijzigingsbevoegdheid in het plan worden opgenomen. De wijziging leidt tot een wijzigingsplan waarin de vergroting van het bouwvlak tot maximaal 1,5 hectare wordt geregeld. In bijzondere gevallen kan, indien de provincie hierin ook toestemt, het bouwvlak vergroot worden tot 2 hectare. Dit resulteert in een wijzigingsplan waarbij op de bijbehorende verbeelding een grens van het nieuwe bouwvlak zal worden aangegeven.Het plan sluit hier aan bij de mogelijkheden van het provinciaal beleid. Inzet is het behouden van de openheid in het veenweidegebied en het versterken van de aanwezige contrasten. Voor boerenerven (agrarische (bouw)percelen) geldt dat nieuwe ontwikkelingen op het gebied van plaatsgebonden recreatie, schaalvergroting of verbreding van de landbouw zoveel mogelijk in de bestaande ruimtelijke structuur van boerenerven plaatsvinden. Het agrarisch productiegebied blijft zo vrij van bebouwing.

Overigens zijn in het kader van de voorbereidingen voor dit plan bedrijfsbezoeken gebracht aan agrariërs waarvan bij de gemeente bekend was dat zij uitbreidingsplannen c.q. groeiplannen hebben. In reactie op deze bezoeken zijn een aantal bouwvlakken wat vergroot ten opzichte van het vorige bestemmingsplan.
De groei van de omvang van de bebouwde erven of een andere aanpassing van het erf dient gepaard te gaan met het opnieuw inpassen van het erf in het landschap, bijvoorbeeld door het tegengaan van opgaande erfbeplanting, het gebruik van streekeigen beplanting en door het verleggen van de scheidingssloot tussen het erf en de omliggende percelen. Doorgaans is overschrijding in achterwaartse richting in landschappelijk opzicht in het algemeen minder ingrijpend, omdat het verkaveling- en slotenpatroon weinig verandert.
Zoals hiervoor al is opgemerkt, zal deze voorwaarde worden opgenomen in de wijzigingsbevoegdheid. Het beeldkwaliteitsplan buitengebied geeft hiervoor aanwijzingen.
Voor alle duidelijkheid behoren alle (legale) bestaande bouwwerken (waaronder de bedrijfswoning, bijgebouwen, stallen, machineberging, mestopslag, voedersilo's, (boog)kassen), evenals bijbehorende voorzieningen (erfverharding, kuilvoerplaten, paardenbakken, parkeerplaatsen, mest- en sleufsilo's en erfbeplanting) binnen het agrarische bouwvlak opgenomen. Het bouwvlak mag voor maximaal 70% bebouwd worden, tenzij in de planregels anders is aangegeven. Bij de toekenning van de agrarische bouwvlakken is daarnaast (voorzover mogelijk) rekening gehouden met:

  • specifieke geconcretiseerde ontwikkelingsbehoeften van het bedrijf (middels milieu- en/of bouwaanvraag), die samenhangen met de bedrijfsontwikkeling;
  • milieuwetgeving (bijvoorbeeld ligging ten opzichte van woningen);
  • het provinciaal uitgangspunt van duurzaam ruimtegebruik;
  • natuur- en landschapswaarden;
  • de voorgevelrooilijn.

Omdat de exacte begrenzing en inrichting van het toekomstige recreatiegebied De Omzoom niet vast ligt blijft het gebied z'n agrarische functie behouden. Agrarische bedrijven krijgen een bouwvlak in overeenstemming met de vigerende regeling. Met de wijzigingsbevoegdheid voor verdere vergroting zal in De Omzoom terughoudend worden omgegaan.
In de bebouwingslinten wordt gestreefd naar een mix van wonen en werken zolang het ambachtelijke niet-hinderlijke bedrijvigheid betreft. Om deze reden krijgen agrarische bedrijven een bouwvlak overeenkomstig de vigerende regeling.
Voor het gehele bestemmingsplangebied geldt dat functieverandering van bestaande agrarische bedrijven mogelijk is voor zover dit past binnen het provinciaal beleid ten aanzien van vrijkomende agrarische bebouwing.

5.3.3.5 Maatvoering gebouwen

De gemeente zal voor de omvang (bouwmaten) van de agrarische bebouwing aansluiten bij de vigerende plannen. Dit betekent dat de agrarische bedrijfswoning opgericht dient te worden in de voorgevelrooilijn waarbij de maximale inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m³ dan wel het bestaande volume wanneer deze meer is.Er zullen goot- en bouw/nokhoogtes worden gehanteerd. In specifieke gevallen kan ook de dakhelling zijn aangegeven.

5.3.3.6 Kavelpaden en andere verhardingen

De aanleg van harde kavelpaden en verhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m² is slechts mogelijk indien daarvoor een omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) is verleend. Daarbij zal worden getoetst aan de inbreuk op het landschappelijk beeld. Niet langer zullen eisen worden gesteld aan de maximale breedte van kavelpaden. De omgevingsvergunning (voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) is vooral bedoeld om opslagplaatsen in het buitengebied te voorkomen. Dit betekent dat de vergunning bij andere doeleinden dan deze zonder problemen zal worden verleend.

5.3.3.7 Paardenhouderijen

Het paardenbeleid (Paarden houden in het Zaanse landschap) maakt onderscheid in hobbymatige en bedrijfsmatige paardenhouderij. Het criterium daarbij is niet het inkomen, maar de hoeveelheid paarden. Indien er meer dan 5 paarden worden gehouden, wordt dit beschouwd als bedrijfsmatig. Bedrijfsmatig paarden houden wordt toegestaan op de agrarische bouwpercelen. Hobbymatig paarden houden wordt daarnaast ook mogelijk gemaakt op de woonbestemmingen in de dorpslinten. Voor de oprichting van de paardenvoorzieningen gelden aanvullende eisen. Het is gewenst om deze in de regels van nieuwe bestemmingsplannen op te nemen en verzoeken om afwijking van geldende bestemmingsplannen daar aan te toetsen.

In de bedrijfsmatige categorie wordt onderscheid gemaakt tussen productiegerichte paardenhouderij en gebruiksgerichte paardenhouderij. Bij de eerste staat het paard dan wel een product van het paard centraal, bijvoorbeeld een fokkerij. Deze vorm van paarden houden is niet anders van aard dan een andere veehouderij en wordt binnen de agrarische bouwpercelen zonder aanvullende beperkingen toegestaan. De gebruiksgerichte paardenhouderij stelt vooral de ruiter centraal. Deze vorm van paardenhouderij, bijvoorbeeld pensionstal, kan een grote verkeersaantrekkende werking hebben. Het bedrijfsmatig paarden houden wordt toegestaan op de agrarische bouwpercelen. Alle paardenvoorzieningen, zoals paardenbakken, stallen en stapmolens, moeten binnen het agrarisch bouwperceel worden opgericht. De bebouwingsbeperkingen van het bestemmingsplan vormen de grens voor wat betreft de hoeveelheid mogelijke paardenvoorzieningen.

Een gebruiksgerichte paardenhouderij is vooral wenselijk als nevenfunctie bij een lopend agrarisch bedrijf. Bij meer dan 10 paarden moet getoetst worden of de verkeerssituatie toelaatbaar blijft. Maneges zijn de meest extreme vorm van gebruiksgerichte paardenhouderij. In dit bestemmingsplan vallen zij onder de bestemming 'sport'. Vanwege de verkeerssituatie en het kleinschalige en open karakter van het gebied zijn nieuwe maneges in dit gebied bewust uitgesloten; daarvoor is ook geen afwijkingsmogelijkheid opgenomen.

Bij de woonbestemmingen in het lint wordt hobbymatig paarden houden mogelijk gemaakt. De voorzieningen, zoals stallen en paardenbakken, moeten binnen de erfbestemming worden opgericht. De bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt vormen daarbij de grens. Indien het erf hiervoor te klein is, kan de paardenbak aangelegd worden in het agrarische productiegebied. Dit wordt alleen aangrenzend aan de eigen woonbestemming toegestaan, en alleen als het geen Natura 2000 gebied is. Een paardenbak in het agrarische productiegebied mag niet vergezeld worden door hekwerk en/of verlichting. Een afzetting met lint of het opwerpen van een aarden walletje is wel toegestaan.

Voor alle vormen van bedrijfsmatige paardenhouderij blijft de milieuwetgeving onverkort van toepassing en kan een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet nodig zijn.

5.3.3.8 Oprichten (paarden) schuren en schuilhutten

Overeenkomstig het provinciaal beleid en de nota 'Paarden houden in het Zaanse landschap' mogen paardenschuren, schuilhutten en vergelijkbare bouwwerken niet buiten het bouwvlak worden opgericht.

5.3.3.9 Oprichten hekwerken, erf- en terreinafscheidingen

Overeenkomstig het provinciaal beleid en de nota Paarden houden in het Zaanse Landschap mogen hekwerken, erf- en terreinafscheidingen niet buiten het bouwvlak worden opgericht

5.3.3.10 Agrarische bedrijfswoning

Per agrarisch bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan. De niet-inpandige bedrijfswoning mag niet meer dan 750 m² bedragen, dan wel het bestaande volume wanneer deze meer is.

5.3.3.11 Tweede bedrijfswoning

In het voorgaande bestemmingsplan Poldergebied Assendelft was een wijzigingsbevoegdheid opgenomen t.b.v. een tweede agrarische bedrijfswoning. In de afgelopen bestemmingsplanperiode is er in geheel Zaanstad door enkele bedrijven gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. De tweede bedrijfswoning werd onder voorwaarden toegestaan. Zo moest er sprake zijn van een volwaardige veehouderij, waar volledige werkgelegenheid werd geboden voor 2 arbeidskrachten, tegen een aanvaardbaar inkomen. Tevens moest worden aangetoond dat een tweede bedrijfswoning noodzakelijk was voor de continuïteit en het persoonlijk toezicht op het bedrijf. Ook de provincie stelt deze eis. De laatste jaren is gebleken dat de Zaanse agrarische bedrijven niet aan deze voorwaarden kunnen voldoen. De meeste Zaanse agrarische bedrijven zijn niet meer volwaardig, en slechts enkele bieden voldoende werkgelegenheid voor meer dan een volledige arbeidskracht. Ook waar dat wel het geval is, is het in de huidige tijd met de voortschrijdende technologie niet meer hard te maken dat er een tweede bedrijfswoning nodig is vanwege het toezicht.

Veel ouder wordende agrariërs hebben de behoefte om het bedrijf over te laten nemen door de opvolger, maar zelf nog wel ter plaatse te blijven wonen en ook mee te werken in het bedrijf. Om dit mogelijk te maken is geen tweede bedrijfswoning nodig, omdat de mogelijkheden voor mantelzorg hierin kunnen voorzien.

Bij in het verleden vergunde tweede bedrijfswoningen is gebleken dat de noodzaak voor een tweede woning zeer tijdelijk is. Na verloop van tijd wordt de tweede bedrijfswoning veelal gebruikt voor andere doeleinden, danwel verkocht of verhuurd aan derden. Deze gang van zaken leidt tot een ongewenste verdichting van het landelijke gebied.

Gezien het voorgaande is besloten om de wijzigingsbevoegdheid t.b.v. een tweede bedrijfswoning niet meer in het bestemmingsplan op te nemen. Mocht er door bijvoorbeeld een ruilverkaveling of een andere ingrijpende verandering in de agrarische sector toch een groot bedrijf ontstaan waar een tweede bedrijfswoning noodzakelijk is, dan zal de gemeente hiervoor op individueel niveau maatwerk leveren, waarbij de richtlijnen uit het vorige bestemmingsplan leidraad zijn. Er is echter geen zicht op dat dit in de komende 10 jaar zal plaatsvinden.

5.3.3.12 Plattelandswoning

Bestaande (tweede) agrarische bedrijfswoningen die niet meer nodig zijn voor het bedrijf, kunnen dankzij de komst van de Wet Plattelandswoningen verhuurd of verkocht worden aan derden, zonder dat dit milieubeperkingen voor het bedrijf veroorzaakt. De woning wordt niet beschermd tegen milieuoverlast van het bedrijf waar de woning deel van uitmaakte. Of de woning verkocht is aan derden, dan wel verhuurd wordt, is niet relevant. Planologisch blijft de woning onderdeel van het agrarische bedrijf. Het blijft daarom ook altijd mogelijk om de woning weer als bedrijfswoning in gebruik te nemen. Deze wet is niet toepasbaar op agrarische bedrijfswoningen waar het agrarische bedrijf is gestopt of op andere bedrijfs- of burgerwoningen. Indien de eigenaar van de bedrijfswoning hierom verzoekt en er geen hinder voor derden ontstaat, zal de woning als plattelandswoning worden opgenomen in het bestemmingsplan. In het plangebied bevinden zich enkele plattelandswoningen. Deze hebben een aanduiding op de verbeelding gekregen.

5.3.3.13 Tijdelijke huisvesting seizoensarbeiders

In veel agrarische gebieden, en dan met name daar waar veel groente en fruit wordt geteeld, is er behoefte aan de tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders. Bij de agrarische bedrijven in dit gebied is dit echter niet aan de orde. Daarom voorziet dit bestemmingsplan niet in huisvestingsmogelijkheden hiervoor.

5.3.3.14 Verbrede landbouw

Vanwege de huidige ontwikkelingen in de agrarische sector is een tendens waar te nemen dat de agrariër naast de uitoefening van het agrarische bedrijf naar andere mogelijkheden zoekt om inkomsten te behouden. Nevenactiviteiten kunnen een bijdrage leveren aan de sociaal economische positie van de agrariërs.

De provincie heeft hier ruimtelijke kaders voor geschetst, waar bij de opstelling van dit bestemmingsplan een onderscheid valt te maken tussen:

  • 1. agrarische nevenactiviteiten die een directe relatie hebben met het agrarisch bedrijf (verbrede landbouwactiviteiten);
  • 2. overige nevenactiviteiten zonder directe relatie met de bestaande bedrijfsvoering.

Agrarische nevenactiviteiten kunnen worden beschouwd als 'verbrede landbouw', waarmee de plattelandseconomie kan worden versterkt en het behoud van het buitengebied gewaarborgd. Verbrede landbouw bestaat uit allerlei nevenfuncties met een agrarisch karakter, die samenhangen met de agrarische bedrijfsvoering of ten dienste staan van het bedrijf. De nevenfuncties zijn direct gerelateerd aan het verder in stand te houden agrarische bedrijf en kunnen niet bestaan zonder het agrarische bedrijf.
Een nieuwe functie wordt betiteld als nevenfunctie indien het ruimtebeslag van de functie kleiner is dan dat van de agrarische hoofdactiviteit, danwel volledig met de agrarische hoofdactiviteit is verweven. Voorbeelden zijn agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking van ter plaatse geproduceerde producten, verkoop van (streek)eigen producten, zorgboerderijen etc. In de regels is een tabel opgenomen met de toegestane nevenfuncties, waarin een beperking geldt voor de omvang ervan.

Indien de bestaande bebouwing echter onvoldoende mogelijkheid biedt, is ook nieuwbouw toegestaan. Dit zal getoetst worden tijdens de vergunningenprocedure

Ten behoeve van statische opslag (zoals caravanstalling) is geen nieuwbouw toegestaan: dat dient binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden. Dit is door de gemeenteraad besloten in januari 2013 (raadsbesluit 5). Voor wat betreft de bestaande caravanstallingen die in de open lucht plaatsvinden is de besluitvorming uitgesteld. In dit bestemmingsplan worden deze daarom niet mogelijk gemaakt, in afwachting van nadere besluitvorming.

5.3.3.15 Niet-agrarische nevenfuncties

In de agrarische sector bestaat tevens behoefte om naast uitoefening van het agrarisch bedrijf nevenfuncties te ontplooien, die niet in directe relatie staan met de bestaande agrarische bedrijfsvoering. In de praktijk komt het voor dat eenmaal opgestarte activiteiten worden uitgebreid en hoofdactiviteit worden. De niet-agrarsiche nevenfunctie dient plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing. De verkeersaantrekkende werking van de nevenfunctie dient aantoonbaar minimaal te zijn of passend zijn binnen de bestaande verkeerssituatie.

Voorwaarden

Bovenstaande activiteiten dienen in beginsel plaats te vinden binnen het bestaande bouwvolume. Parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gerealiseerd. Tenslotte dienen de nevenfuncties landschappelijk te worden ingepast.
Buitenpandige opslag, opslag in kassen en detailhandel zijn niet toegestaan.

5.3.3.16 Hergebruik vrijkomende agrarische bebouwing

Beëindiging van het agrarische gebruik kan leiden tot verloedering van cultuurhistorische waardevolle gebouwen en aantasting van de ruimtelijke kwaliteit. Indien hergebruik gepaard gaat met sloop van (niet cultuurhistorische waardevolle) bedrijfsgebouwen kan dit bijdragen aan een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Als bijkomend effect kan hergebruik ook een impuls leveren aan het behoud en de versterking van de leefbaarheid op het platteland. Uitgangspunt is dat bij bedrijfsbeëindiging de voormalige agrarische bebouwing voor andere functies mag worden gebruikt, altijd gecombineerd met de woonfunctie. Dit houdt niet in dat er een nieuwe woing mag woren gebouwd, maar daarvoor dient een wijzigingsprocedure te worden doorlopen. De nieuwe functie dient binnen de bestaande bebouwing te worden uitgevoerd.

Alleen de woning en de bedrijfsgebouwen op het erf komen in aanmerking voor een nieuwe functie. De overige bouwwerken, zoals mestopslagplaatsen, kassen, silo's, ketelhuizen, koelhuizen, watertanks en waterbassins vallen niet onder de nieuwe kansen voor vrijkomende agrarische bebouwing. Wanneer voornoemde bouwwerken overbodig geworden zijn, is sloop wenselijk.

Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bovenstaande activiteiten zal voor zover noodzakelijk worden getoetst aan de Natuurbeschermingswet naast de toets aan andere planologisch relevante aspecten die voor ieder andere ontwikkeling gelden.

5.3.3.17 Ruimte-voor-ruimte regeling

De Ruimte voor Ruimteregeling houdt in dat iedere 5000 m2 gesloopt ‘oud glas’ of 1000 m2 ‘steen’ de mogelijkheid kan bieden om één compensatiewoning of burgerwoning te bouwen. Wanneer iemand in aanmerking wil komen voor de Ruimte-voor-ruimteregeling en gebruik wilt maken van de Ruimte-voor-ruimteregeling dan moeten de (glas)opstallen gesloopt worden.

Gemeente Zaanstad streeft naar maatwerk in het kader van de Ruimte-voor-ruimte regeling. Bij individuele gevallen zal naar de meest optimale inpassing worden gezocht. Een standaardregeling is namelijk niet volledig dekkend voor alle specifieke situaties. In de open veenweide gebieden dient de landschappelijke kwaliteit van het buitengebied namelijk behouden te blijven. Het buitengebied is primair voor agrarische doeleinden bestemd. Om deze reden wordt deze regeling niet direct in de planregels van dit bestemmingsplan vertaald. Daar komt bij dat, bij toepassing van deze regeling, geen strijd mag zijn met de wet of beleid. Bij eventuele toekomstige aanvragen zal per geval specifiek gekeken worden wat wenselijk is.

5.3.3.18 Nieuwvestiging

Geheel nieuwe agrarische bedrijven worden nagenoeg niet gevestigd, daarvoor is er te weinig ruimte op de grondmarkt. In het plan zal dan ook geen regeling worden opgenomen die het mogelijk maakt om een geheel nieuw agrarisch bedrijf te vestigen. Naast de marktsituatie speelt ook mee dat de vestiging van sommige agrarische bedrijven m.e.r.-(beoordelings)plichtig zijn. De gemeente wil niet de kans lopen te worden verplicht tot het opstellen van een MER en het uitvoeren van de bijbehorende m.e.r.-procedure. Wel bestaat de behoefte om bestaande bedrijven te verplaatsen, bijvoorbeelding als gevolg van milieubeperkingen op de huidige locatie.

5.3.3.19 Verplaatsing agrarische bouwvlakken

Vanuit landschappelijk of milieuoogpunt kan het wenselijk zijn agrarische bouwvlakken te verplaatsen naar delen waar zij minder (visuele) hinder geven. De gemeente zal in geval van verplaatsing in principe medewerking verlenen aan het realiseren van een nieuw erf op een locatie die op een goede wijze in het landschap wordt ingepast. Eveneens wil de gemeente bezien hoe de oude bedrijfslocatie op een zodanige wijze kan worden herontwikkeld dat de verplaatsing van een bedrijf financieel mogelijk wordt gemaakt. In voorkomende gevallen zal daarvoor maatwerk worden geleverd.

5.3.3.20 Serrestallen

Sinds enkele jaren maken nieuwe staltypen hun opmars, zoals boogstallen en serrestallen. Beide typen stallen kenmerken zich door de afwezigheid van de meer traditionele, dichte materialen, zoals hout en metaal. De stallen zijn ontworpen uit lichte materialen, zodat er veel lichtinval in de stal ontstaat en er veel aanvoer is van frisse lucht. De dakvorm wijkt zeer af van het traditionele puntdak. Deze staltypen zijn ontworpen vanuit overwegingen van dierenwelzijn en efficiency. De verwachting is dat dit soort stallen ook in dit plangebied gewenst zullen worden. Een boogstal heeft een ronde vorm, met een zeer lage goothoogte. Deze past daarom binnen de gestelde bouweisen. Bij een serrestal ligt de goothoogte veelal kort onder de bouwhoogte. Om dit type stal mogelijk te maken mag er van de gestelde goothoogte worden afgeweken. De maximale bouwhoogte blijft voor alle typen stal gehandhaafd.

5.3.4 Natuur, landschap en cultuurhistorie

Gebieden met belangrijke natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en/of landschappelijke waarden zijn van groot belang voor het karakter van het landschap. Ze versterken de regionale identiteit, hebben invloed op de economische waarde van een gebied en hebben een positief effect op het woonklimaat van een gebied.

Omdat deze waarden vaak moeilijk of zelfs in het geheel niet zijn te vervangen en/of te ontwikkelen, worden de bestaande waarden beschermd tegen ontwikkelingen als gevolg waarvan ze schade zouden kunnen oplopen. Niet altijd is schade te vermijden en niet altijd is een verandering ook een verslechtering. De gemeente zal daarom onderscheid maken tussen:

  • gebieden waar de bestaande waarden als geheel worden beschermd tegen ontwikkelingen die ertoe leiden dat de betreffende waarden (deels) verloren gaan;
  • gebieden waar een afweging van belangen kan plaatsvinden.

In dit bestemmingsplan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1. De bestaande en als zodanig beheerde natuurgebieden zijn bestemd voor natuur. Het betreft in dit bestemmingsplangebied Het Noorderveen, de Grote Braak, de Laaijk, Braak Rustdam en de Braak Buitenhuizen. Het Noorderveen heeft daarbij als bijzonderheid dat het onderdeel uitmaakt van Natura 2000 gebied Polder Westzaan. Voor het Noorderveen geldt daarom een bijzonder regime, waarover de provincie het bevoegd gezag is. Binnen het Noorderveen zijn slechts ontwikkelingen mogelijk die positief bijdragen aan de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. En bij ontwikkelingen buiten het Noorderveen moet rekening gehouden worden met mogelijke effecten op het Noorderveen.
  • 2. De gebieden die in agrarisch beheer zijn en waarop de mogelijkheid rust om een zogenaamd beheerspakket af te sluiten met het oog op het in stand houden van bepaalde natuur- en/of landschappelijke waarden (zoals bijvoorbeeld de instandhouding van weidevogelleefgebied), zijn bestemd voor agrarische doeleinden. In verband met de instandhouding van de natuur- en/of landschappelijke waarden kunnen bepaalde beheersmaatregelen worden uitgesloten of aan een aanlegvergunning worden gekoppeld.
  • 3. Ecologische verbindingszones, die zijn aangewezen om natuurgebieden met elkaar te verbinden, worden als zodanig bestemd. Ontwikkelingen die de ecologische doelstelling niet belemmeren kunnen hierbinnen plaatsvinden. Binnen dit plangebied heeft de provincie een ecologische verbindingszone aangewezen bij de Kil.
  • 4. In het bestemmingsplan is een regeling opgenomen dat in het geval een gebied is aangekocht met als doel de realisering van nieuwe natuur, de bestemming daartoe kan worden gewijzigd in Natuur.
  • 5. De gebieden waarvan bekend is dat er sprake is van archeologische waarden en de gebieden die als zodanig waardevol worden verondersteld op grond van de archeologische verwachtingskaart, zijn beschermd tegen aantasting van deze (vermoede) waarden.
  • 6. Nagenoeg het gehele niet-bebouwde bestemmingsplangebied kent bijzondere landschappelijke waarden, o.a. die zoals geformuleerd voor Nationaal Landschap Laag Holland. Daarom wordt er in het plan gekozen voor de bestemming 'agrarisch met waarden'. Dit betekent dat bij belangenafweging tussen functies, de landschappelijke en/of cultuurhistorische functie even zwaar wegen als andere functies. Verder zijn bepaalde activiteiten beperkt (zoals het dempen van sloten, het aanbrengen van dammen en bruggen, het aanbrengen van opgaande beplantingen). Dergelijke activiteiten worden gebonden aan een aanlegvergunningsprocedure, waarbij inbreuk op de natuurwaarden, de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde als beoordelingscriterium is gebruikt. Voorbeelden van de te beschermen waarden zijn de openheid van het landschap, het voortbestaan van de weidevogels, het slagenlandschap en de veenweidepakketten. Bijzondere dier-en plantensoorten zijn beschermd onder het regime van de flora- en faunawet.
  • 7. Het beleid ten aanzien van de instandhouding van stolpen is gericht op het behoud van de stolpen (voor wat betreft aanzicht, materialisatie en contour), waarbij tevens geldt: behoud door ontwikkeling. Stolpen, die niet bedrijfsmatig worden gebruikt, mogen, buiten de beperkingsgebieden van Schiphol, worden gesplitst in twee woningen of in een woning en een recreatieappartement.
5.3.4.1 Natuurwetenschappelijke waarden

In Hoofdstuk 2 is onder andere ingegaan op de historisch-geografische waarden en de archeologische- en landschappelijke waarden. In het plangebied bevinden zich een aantal plekken met dusdanig bijzondere natuurwetenschappelijke waarden, dat deze via een aparte bestemming Waarde - Ecologie (dubbelbestemming) op de verbeelding zijn aangegeven. Het gaat om de volgende gebieden:

Hoogwatergebied bij De Laaik

Ligging: ten zuidoosten van De Laaik, gelegen in het gebied, dat begrensd wordt door de Kanaalweg, de Dorpsstraat, de Provincialeweg en de Zaandammerweg.

a. Botanische waarden

In dit gebied komen de volgende vegetatietypen voor:

  • minder intensief gebruikte, vochtige en relatief kruidenrijke graslanden. Hoewel een groot deel van de graslanden tot het algemene Poo-Lolietumtype behoort, zijn er verschillende kenmerken van soortenrijkere typen (Agrostis cappilaris-Festuca);
  • ruige rietvegetaties langs de sloten.

b. Ornithologische waarden

  • Het voorkomen van broedgevallen van de weidevogels Kievit, Scholekster, Grutto.
  • Het voorkomen van (mogelijk broedende) watervogels, waaronder Kuifeend en Slobeend;
  • De functie van het gebied als pleisterplaats voor de Smient. In de gehele Zuiderpolder en de Assendelverveenpolder overwinteren vrij veel Smienten (normale wintermaxima respectievelijk 600 en 200). Een deel hiervan (exacte aantallen onbekend) rust en foerageert in het gebied ten zuidoosten van De Laaik. De open landschapsstructuur en de nabijheid van open water (De Laaik) maakt dit deelgebied hiervoor geschikt. Hoewel in dit gebied slechts een klein deel van de internationaal gezien dermate belangrijk voor Smienten (hier overwintert 10 tot 15 procent van de Noordwesteuropese populatie), dat ook de kleinere pleisterplaatsen beschermd dienen te worden.

Dijkstrook Nauerna/Buitenhuizen

Ligging: Het gebied ligt in het zuidoostelijke deel van de Zuiderpolder en wordt begrensd doorde Provincialeweg, de dijk Nauerna en de Nauernasche Vaart (door de Zaandammerweg).

Natuurwetenschappelijke waarden:

a. Botanische waarden

In dit gebied komen de volgende vegetatietypen voor:

  • Zoutminnende vegetaties. Deze komen met name voor langs sloten, boezemwater en in rietkragen, maar ook in de graslanden worden (in beperkte mate) zoutindicatoren aangetroffen. Het gaat om soorten als Zeeaster, Aarvederkruid, Moeraszoutgras, Moerasmelkdistel, Scherpe Zegge, Waterpunge, Melkkruid en Zilte Waterranonkel. Bovendien zijn er mogelijkheden voor verdere ontwikkeling van zoutminnende vegetatie.
  • Minder intensief gebruikte, vochtige en relatief kruidenrijke graslanden. Hoewel een groot deel van de graslanden tot het algemene Poo-Lolietumtype behoort, zijn er verschillende kenmerken van soortenrijkere typen (Agrostis cappilaris-Festuca rubra-type en Holcus lanatustype) te vinden.
  • Een laagveenhooiland bij het kruispunt van de Provincialeweg en de Zaandammerweg, met naast enkele zoutindicatoren ook vochtminnende soorten als Zwarte Zegge, Echte Koekoeksbloem, Kruipganzerik, Gewone Brunel en Poelruit.
  • Een moerasvegetatie net ten oosten van Nauerna met enkele veenmossoorten, zoutindicatoren en soorten als Echte Koekoeksbloem, Gewone Brunel en Zwarte Zegge.
  • Soortenrijke dijkvegetaties langs de Nauernasche Vaart en de Provincialeweg met ondermeer Thijmereprijs, Gewone Vogelmelk, Biezenknoppen, Knoopkruid, Echte Koekoeksbloem, Zwarte Zegge, Glad Walstro en Wollige Munt.

b. Ornithologische waarden

  • De functie van het gebied als broedplaats van de weidevogels Kievit, Scholekster, Grutto, Tureluur en Watersnip. Op grond van een vergelijking van de dichtheden van deze broedvogels met de normdichtheden kan aan het gebied volgens interprovinciale normering de status "Goede Weidevogelstand" worden toegekend.
  • een broedgeval van de rietvogels.
  • het voorkomen van broedende watervogels als Krakeend, Slobeend en Kuifeend.
  • broedgevallen van de bosvogel de Tuinfluiter.
  • geschikt foerageergebied voor doortrekkers en overwinteraars, waaronder Lepelaar, Smient en diverse soorten steltlopers.

c. Overige faunistische waarden

  • De functie van het gebied als foerageergebied voor diverse vleermuissoorten, waaronder Ruige Dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleermuis. Met name de laatste soort is sterk afhankelijk van de aanwezigheid van open landschappen, met name van brede waterlopen.
  • Vestigingsmogelijkheden in de vochtige vegetatietypen voor de Noordse woelmuis.

Noorderveen

Ligging: het gebied wordt begrensd door de Communicatieweg Oost, de Vaartdijk, de (denkbeeldige) doortrekking van de A8 en de Binnendelft.

a. Botanische waarden

In dit gebied komen de volgende vegetatietypen voor:

  • Relatief grote oppervlakte aan berken- en elzenbroekbos. De elzenbosjes hebben een ondergroei die kenmerkend is voor voedselrijke omstandigheden. Het berkenbroek is voedselarmer met hier en daar open (zure) veenmosplekken, met ondermeer Ronde Zonnedauw (beschermd) en de freatofyt Veenpluis.
  • Veenheide met berkenopslag, Gewone Dopheide en Kraaiheide. De laatste heidesoorten komen in het Laagveendistrict vrij zeldzaam voor.
  • Grote oppervlakten kruidenrijk rietland.
  • Veenmosrietland met zeldzame planten als de Ronde Zonnedauw, Moerasvaren, Veenreukgras en Kruipganzerik, evenals Gewone Dopheide en Kraaiheide.
  • Schraalgraslanden met karakteristieke soorten als Grote Ratelaar, Tandjesgras en mogelijk nog Harlekijn.
  • Graslanden en rietkragen met een licht zoutindicerende vegetatie met soorten als Zilte Rus, Zilte Schijnspurrie, Aardbeiklaver, Waterkruiskruid en Moeraszoutgras (tot 1975 kwamen tevens Echt Lepelblad en Melkkruid voor.

b. Ornithologische waarden

  • Een broedgeval van de Dodaars (1983) en een broedgeval van de Lepelaar (2008).
  • De functie van het gebied als broedgebied van verschillende minder algemene tot vrij zeldzame moerasvogels.
  • broedgevallen van bosvogels, waaronder de Braamsluiper en de Zwartkop.

De Grote Braak

Ligging: tussen de Provincialeweg, de dijk Nauerna en de Zaandammerweg (in de Dijkstrook Buitenhuizen).

a. Botanische Waarden

In dit gebied komen de volgende vegetatietypen voor:

  • Veenmosrietland aan de noordkant van de braak, waarin ondermeer Brede Stekelvaren, Smalle Stekelvaren, Kamvaren en Kruipganzerik voorkomen, evenals de zoutindicerende soorten Moeraszoutgras, Moerasmelkdistel, Scherpe Zegge, Zeeaster en Zilt Torkruid.
  • Opgaande begroeiing met daaromheen vochtminnende plantensoorten als Waternavel, Echte Koekoeksbloem, Gewone Brunel, Zwarte Zegge en Blauwe Zegge.
  • Ruige rietvegetaties, die plaatselijk kruidenrijk zijn.

b. Ornithologische waarden

  • Een broedgeval van de Watersnip (1990).
  • De aanwezigheid van verschillende broedende watervogels, waaronder Krakeend en Kuifeend.
  • Meerdere broedgevallen van de Kleine Karekiet, een rietvogel.
  • De functie als pleisterplaats voor Smienten.

c. Overige faunistische waarde

  • De betekenis als foerageergebied voor de Meervleermuis, die afhankelijk is van de aanwezigheid van omvangrijk open water.

Buitenhuizer Braak

Ligging: aan de Provincialeweg, aan de westzijde grenzend aan Assendelft.

a. Botanische waarden

  • Er komt voedselrijk rietland voor met enkele zoutindicerende soorten (Zeeaster en Moerasmelkdistel).
  • Er is een waardevolle vegetatie met enkele Rietorchissen aanwezig aan de dijkvoet.

b. Ornithologische waarde

  • Een broedgeval van de Dodaars (1983).

c. Overige faunistische waarden

  • De betekenis van de omgeving en waarschijnlijk ook van de braak zelf als foerageergebied voor de Meervleermuis.

Braak Rustdam

Ligging: aan de westkant van Assendelft, grenzend aan de Assendelver Zeedijk.

a. Botanische waarden

  • Er komt een strook kruidenrijk rietland voor met ondermeer Echte Koekoeksbloem, Kale Jonker, Waterkruiskruid en de zoutindicator Moeraszoutgras.
  • Er komt een aanzet tot broekbosvorming voor met spontane vestiging van Grauwe wilg.

b. Ornithologische waarden

  • Een broedgeval van Watersnip (1990).
  • Meerder malen waargenomen broedgevallen van de Bruine Kiekendief. Dit rietland is de enige geïsoleerd gelegen broedmogelijkheid voor een dergelijke vogelsoort in de rietarme Zuiderpolder en aangrenzende Wijkermeerpolder.

De Laaik

Ligging: centraal in het gebied, dat begrensd wordt door de Kanaalweg, de Dorpsstraat, de Provincialeweg en de Zaandammerweg.

a. Botanische waarden

  • Er komt een moerassige vegetatie met soorten voor, zoals Kale Jonker, Waterkruiskruid en de zoutindicator Zeeaster.
  • Er komt rietland voor met een ruig karakter.

b. Ornithologische waarden

  • Een broedgeval van de Bruine Kiekendief (1990).
  • Broedgevallen van Kuifeend en Slobeend.
  • De functie als pleisterplaats voor Smienten.

Delft/ Binnendelft

Ligging: van Assendelft Noord, stromend langs de zuidoost-rand van de woonwijk 'de Delftbuurt', naar de Zaandammerweg.

a. Botanische waarden

In dit gebied komen de volgende vegetatietypen voor:

  • Een stukje varenrijk veenmosrietland aan de westoever, nabij de Communicatieweg Oost, met een groeiplaats van de Rietorchis.
  • Soortenrijke rietvegetaties met ondermeer Echte Koekoeksbloem, Moerasrolklaver, Kale Jonker, Waternavel, Biezenknoppen, Watertorkruid en de zoutindicerende Moerasmelkdistel.

b. Ornithologische waarde

  • De functie als foerageergebied voor Duik- en Grondeleenden.

c. Overige faunistische waarden

  • De betekenis van het water als foerageergebied voor verschillende vleermuissoorten, waaronder Laatvlieger en Meervleermuis (afhankelijk van breed open water).
  • De mogelijke aanwezigheid van Waterspitsmuis en Noordse Woelmuis.
  • De aanwezigheid van de Bunzing in de omgeving van De Delft.

Bloksloot

Ligging: langs de Zaandammerweg (in directe verbinding met De Delft).

a. Botanische waarde

  • Er komen ruige rietkragen voor.

b. Ornithologische waarde

  • De functie als foerageergebied voor Duik- en Grondeleenden.

c. Overige faunistische waarde

  • De betekenis als foerageergebied voor diverse vleermuizen, waaronder Ruige Dwergvleermuis, Laatvlieger en Meervleermuis.

Sluissloot

Ligging: tussen de Communicatieweg en de Veenpolderdijk (in directe verbinding met De Delft).

a. Botanische waarde

  • Er komen kruidenrijke rietkragen voor.

Water rond Fort Zuidwijkermeer

Ligging: ten westen van het punt waarop de Zuidwijkerliniewal het Noordzeekanaal nadert.

a. Botanische waarde

  • Er komen vegetaties op kalkrijk duinzand voor aan de oevers.

b. Ornithologische waarde

  • Broedgevallen van diverse watervogels, waaronder de Kuifeend.
5.3.5 Recreatie

Het landelijke gebied rond Assendelft is recreatief aantrekkelijk. Het is een gevarieerd gebied dat tussen grote woongebieden in Zaanstad, Beverwijk, Heemskerk en Uitgeest ligt. Er zijn veel mensen die het gebied willen gebruiken om te wandelen, fietsen, varen, vissen en paardrijden. In de nabije omgeving liggen intensieve recreatiegebieden, zoals Spaarnwoude en het Alkmaardermeer. De kwaliteiten in de polder Assendelft zijn vooral het beleven van de rust en ruimte en genieten van het fraaie landschap. Bijzonder zijn de Stelling van Amsterdam, met vuurliniedijk en forten, de Noorder IJ en Zeedijk, het Noordzeekanaal met natuurvriendelijke oevers en het veenweidelandschap met grazende koeien en weidse vergezichten. Er is een dicht netwerk van fietsverbindingen aanwezig, maar wandelpaden over boerenland zijn er nog niet veel te vinden. Ook zijn de recreatieve voorzieningen op de boerderij nog weinig aanwezig, alhoewel er veel initiatieven zijn. Het gebied heeft dus een groot recreatief potentieel, maar het ontbreekt nog aan een goed aanbod van voorzieningen.

Belangrijke uitgangspunten voor ontwikkelingen zijn in lokaal, regionaal en provinciaal recreatiebeleid:

  • kwaliteit gaat boven kwantiteit,
  • voldoende aandacht voor ontwikkelingsruimte van de bestaande bedrijven,
  • diversiteit en verrijking van het toeristisch recreatief product, zowel door middel van uitbreiding van bestaande bedrijven als door nieuwe bedrijvigheid,
  • de draagkracht van het gebied wordt in acht genomen,
  • behoud of kwalitatieve verbetering van de landschappelijke aspecten van het lint en natuurbeleving inclusief het water en de activiteiten gerelateerd aan water,
  • kleinschaligheid in nieuwe bedrijvigheid maar wel met voldoende economisch perspectief.
5.3.5.1 Kansrijk extensief recreatief landelijk gebied

Het poldergebied Assendelft biedt veel mogelijkheden voor de recreant die van de rust en ruimte in het buitengebied wil genieten. De bekendheid van het gebied en de bereikbaar en toegankelijkkheid zijn echter niet optimaal. Twee gebieden zijn met name zeer aantrekkelijk voor de recreant, de Stelling van Amsterdam met de dijken en forten en het gebied de Omzoom, dat grenst aan de nieuwe woonwijk Saendelft. Vanuit de stad is de recreatiebehoefte groot om vanuit huis en dicht bij huis naar buiten te gaan en te recreëren.

In het landelijk gebied Assendelft ligt een opgave om het recreatieve aanbod te verbeteren. Dat geldt in de eerste plaats voor de Omzoom, waar de recreatieve druk vanuit Saendelft groot is. Bouwkavels in de Omzoom kunnen ingezet worden voor recreatieve doeleinden zoals een mini-camping en Bed & Breakfast.

In de omgeving liggen intensievere recreatiegebieden, zoals Spaarnwoude en het Alkmaardermeer. Het poldergebied Assendelft ligt daartussen en kan fungeren als een gebied waar mensen rust en ruimte zoeken, waarbij het aantrekkelijk is om ook boerderijen te bezoeken of een horecavoorziening. Een beperking is dat natuurgebieden als polder Westzaan en het Noorderveen kwetsbaar zijn voor recreatie en daardoor worden ontzien.

De Stelling van Amsterdam heeft ook een regionaal belang voor toerisme. Het Noordzeekanaalgebied staat steeds meer in de belangstelling.

Uitgangspunt is dat de bestaande dagrecreatieve mogelijkheden in het buitengebied worden meebestemd binnen de gebiedsbestemming (bijvoorbeeld de agrarische bestemming of de natuurbestemming). Paden/routes worden niet nader op de verbeelding aangeduid. Dat biedt de mogelijkheid om een pad of route enigszins te verleggen zonder dat daarvoor een procedure moet worden doorlopen. Tevens zal in het plan de mogelijkheid worden opgenomen om picknickplaatsen, visplaatsen, steigers, kleine loopbruggen en dergelijke in te richten zonder nadere planologische procedure.

Het plan zal verder de mogelijkheid bieden om nieuwe dagrecreatieve paden en bijbehorende voorzieningen aan te leggen voor wandelen en fietsen. Daarvoor zal een aanlegregeling worden opgenomen met de gebruikelijke voorwaarden zoals landschappelijke inpasbaarheid en dergelijke.

5.3.5.2 Dagrecreatieve voorzieningen

Nieuwe kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen en uitbreiding van bestaande voorzieningen is in kansrijk extensief recreatief gebied mogelijk, zoals bijvoorbeeld een boerderijwinkel en een boerenterras, kano- en fietsverhuur, maar ook bedrijven die zich toespitsen op creatieve cursussen, bescheiden vergader- en congresruimtes al dan niet in combinatie met een bescheiden aantal overnachtingsmogelijkheden.

5.3.5.3 Dagrecreatieve terreinen van bedrijven

Verder bevinden zich in het plangebied terreinen en bedrijven ten behoeve van de (dag)recreatie, namelijk:

  • een dagrecreatief terrein
  • volkstuinen
  • ijsbaan
  • maneges
  • jachthaven
  • sportvelden
  • recreatiewoning
5.3.5.4 Recreatieappartementen in vrijkomende bedrijven

Eerder is aangegeven dat het bestemmingsplan mogelijkheden biedt om in vrijkomende agrarische of niet-agrarische bedrijfsgebouwen recreatieappartementen te realiseren. Daarbij gaat het om maximaal 6 stuks per (voormalig) bedrijf met een vloeroppervlakte van maximaal 75 m² per appartement.

5.3.5.5 Verblijfsrecreatie als nevenactiviteit

Eveneens is al geschetst welke verblijfsrecreatieve mogelijkheden zullen worden geboden als nevenactiviteit bij bedrijven. Samengevat zal het nieuwe plan bij bestaande bedrijven twee recreatieappartementen toelaten met een vloeroppervlakte van maximaal 75 m² per appartement. Uitgangspunt is dat de recreatieappartementen binnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.

5.3.5.6 Kamperen

Binnen het plangebied zijn geen campings gevestigd, maar binnen de Omzoom is het wel denkbaar om één kampeerterrein op te richten. Deze ontwikkeling is niet direct meegenomen in het bestemmignsplan omdat een dergelijke camping maatwerk vergt. Van belang hierbij zijn onder andere: landelijke inpassing, archeologie, bereikbaarheid, externe invloed op Natura 2000 gebieden en verkeersafwikkeling.

Het gemeentelijk beleid is gericht op het behouden van het landschapsbeeld van het buitengebied, dat wil zeggen het bewaren van het open karakter. In deze zin past het buiten de Omzoom niet om een camping als stand alone functie toe te staan. Echter om tegemoet te komen aan de verblijfsrecreatieve behoefte is dit als een nevenactiviteit van agrarisch bedrijf en/of niet-agrarisch bedrijf toegestaan. Per bedrijf mogen zij gedurende de periode van 1 april tot en met 31 oktober maximaal 10 kampeermiddelen op hun bouwperceel plaatsen of geplaatst houden. Gedurende het hoogseizoen zijnde de vakantieperiode in de regio mogen ten hoogste 15 kampeermiddelen worden geplaatst en/of geplaatst houden. Aan deze mogelijkheden zijn in het bestemmingsplan enige voorwaarden opgenomen omtrent bijvoorbeeld het omgeven van de kampeermiddelen met afschermend groen.

5.3.5.7 Recreatiewoningen

Binnen het plangebied bevindt zich één zomerhuisjes-/recreatiewoningenterrein en is als Recreatie bestemd en voorzien van een adequate regeling.

Voorkomen moet worden dat recreatiewoningen permanent worden bewoond. De aanwezige recreatiewoningen zullen zoveel mogelijk als zodanig gehandhaafd blijven en dus niet als burgerwoning worden bestemd, maar specifiek aangeduid als 'recreatiewoning'. Omzetting van een recreatiewoning in een burger- of bedrijfswoning wordt niet toegestaan.

Enkele eigenaren van recreatiewoningen beschikken over een persoonsgebonden gedoogbeschikking, inhoudende dat zij de recreatiewoningen voor (eigen) permanente bewoning mogen gebruiken. De overige zomerhuisjes worden niet permanent bewoond en hebben met recht de bestemming recreatiewoning. In het nieuwe bestemmingsplan is op elke kadastrale kavel binnen het recreatiewoningenterrein een recreatiewoning toegestaan. Het gaat om de twaalf kadastrale kavels die ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan aanwezig zijn. Uitbreding hiervan is niet mogelijk, omdat verdere verstening ongewenst wordt geacht.

5.3.6 Wonen

Er wordt relatief veel gewoond in het buitengebied van de gemeente Zaanstad. Buiten de woningen in het lint Assendelft-Zuid, Nauerna en Vrouwenverdriet wordt een belangrijk deel van de woningen in het plangebied als bedrijfswoning gebruikt. Het buitengebied maar ook de linten worden als een plezierig woongebied ervaren. De woningen in het buitengebied worden extra gewaardeerd vanwege de ruime erven en vanwege het veelal vrije (uit)zicht. Een deel van de woningen vertegenwoordigt een cultuurhistorische waarde, omdat het historische bebouwing gaat.

5.3.6.1 Bestaande burgerwoningen

In de loop van de tijd zijn door onder meer schaalvergroting en bedrijfsbeëindiging bedrijfswoningen vrijgekomen. Deze worden nu bewoond als burgerwoning. Daarmee verandert het karakter van het landelijk gebied. Ondanks deze ontwikkeling ligt de nadruk nog steeds op de agrarische functie. Deze functie krijgt dan voorrang in het buitengebied boven de functie wonen.

Het gemeentelijk beleid is gericht op de instandhouding van de bestaande woningen: toevoeging van burgerwoningen in het buitengebied door nieuwbouw wordt in principe niet toegestaan. Ten behoeve van de instandhouding van de bestaande woningen richt de gemeente zich op het bieden van voldoende bouwmogelijkheden per woning zodat kan worden voorzien in algemeen geaccepteerd woongenot.

Zo nu en dan wordt een verzoek ingediend om de bestaande woning te slopen en een nieuwe terug te plaatsen. Het gaat hierbij in principe altijd om vrijstaande woningen. Het komt voor dat de aanvrager de woning in z'n geheel terugbouwt maar er voor kiest de woning anders op de kavel te plaatsen. Betere bezonning van de tuin of de mogelijkheid een parkeerplaats op eigen kavel te realiseren is een veel voorkomend argument.

Wanneer verschuiving van het bouwvlak niet leidt tot inbreuk op de ruimtelijke samenhang van het ensemble, onevenredige aantasting van het bebouwingsbeeld, de bezonningssituatie op de aangrenzende percelen en de gebruiksmogelijkheden van het perceel en de belendende percelen, bestaat er bereidheid om mee te werken aan een verplaatsing van het bouwvlak. Aangezien er een directe relatie bestaat met het slopen van de bestaande woning op de kavel wordt dit niet meegenomen in het bestemmingsplan

5.3.6.2 Bijgebouwen

Voor zover het gaat om uitbreiding van de woning is de Nota Woonbebouwing Zaanstad 2012 van toepassing.

5.3.6.3 Bouw nieuwe stolpen

Soms wordt de gemeente gevraagd om medewerking te verlenen aan de bouw van een nieuwe stolp. Het gemeentelijk beleid is vooral gericht op het behoud van de bestaande stolpen. De gemeente kan in bijzondere gevallen meewerken aan het realiseren van nieuwe stolpen, vooral als het gaat om op plaatsen waar eerder een stolp heeft gestaan maar inmiddels is gesloopt. De gemeente wil in beginsel meewerken aan het realiseren van kwalitatief goede bouwplannen bij voorkeur op locaties of in de onmiddellijke nabijheid van locaties waar eerder een stolp heeft gestaan. In geval van herbouw van een stolp is de omvang van de oorspronkelijke bebouwing maatgevend. Omdat het hier gaat om incidenten én omdat per situatie een eigenstandige afweging dient te worden gemaakt, zullen dergelijke verzoeken in het kader van een daarvoor te voeren projectafwijkingstbesluit dan wel bestemmingsplanherziening worden afgedaan.

5.3.6.4 Recreatief medegebruik

Het behoud van de stolpen en andere bijzondere, historische woningen is van belang voor de kwaliteit van het landschap. Met het oog op de instandhouding is het denkbaar dat in het bestemmingsplan ruimte wordt geboden voor een nevenactiviteit in de vorm van "Bed & Breakfast" of in de vorm van recreatieappartementen. Te denken valt aan het realiseren van maximaal 2 recreatieappartementen met een oppervlakte van ten hoogste 75 m² en een inhoud van ten hoogste 200 m³. De appartementen dienen binnen de bestaande bebouwing te worden gerealiseerd.

5.3.6.5 Woningsplitsing splitingswaardige boerderijen

Bij de op de verbeelding aangeduide monumenten (rijks-, provinciale en gemeentelijke monumenten) evenals overige (voormalige) splitsingswaardige woonboerderij-panden (stolpen), met een specifieke bouwaanduiding, is woningsplitsing toegestaan, als dit kan bijdragen aan het behoud van de voor het buitengebied kenmerkende boerderijgebouwen. Dit is alleen mogelijk met een wijzigingsbevoegdheid en/of afwijkingsprocedure.

Voorwaarde is onder meer dat de bebouwde oppervlakte niet wordt vergroot, de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast en de agrarische verschijningsvorm gehandhaafd blijft. Bovendien mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden. Tevens dient de boerderij te zijn gelegen buiten een geurcontour of andere hinderzone van een agrarisch bedrijf. Bovendien moet de nieuwe woning voldoen aan de geldende geluidsnormering.

Vrijgekomen bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt, tenzij deze cultuurhistorische waarde bezit. Per wooneenheid mag maximaal 80 m² aan bijgebouwen worden gerealiseerd. Bij sloop van meer bebouwing mag 25% worden teruggebouwd bij bijgebouwen tot een maximum van 200 m² per woning.

5.3.6.6 Woonschepen

In de gemeente wordt niet alleen gewoond in gewone woningen; ook wordt op een aantal schepen gewoond. In de notitie "Woonschepenota 2010' zijn locaties aangewezen waar woonschepen mogen liggen en zijn voorwaarden opgenomen met betrekking tot de verschijningsvorm. De notitie sluit - voor zover relevant - aan op de bestaande bestemmingsplannen en deze zijn doorvertaald in dit bestemmingsplan.

In voornoemde nota zijn ligplaatsen voor woonschepen opgenomen ter plaatse van Zijkanaal D. Deze woonschepen zijn in dit bestemmingsplan meegenomen.

5.3.6.7 Beroeps- of bedrijfsactiviteiten in combinatie met wonen

Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Dit geldt voor zowel de 'gewone' woningen, als de bedrijfswoningen. In het verleden werd hiervoor vaak onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven. Dit bleek niet altijd op de juiste gronden het onderscheid in activiteiten weer te geven.

In dit plan is gekozen om de mate van publieks/verkeersaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving.
Publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis zijn vaak verkeersaantrekkend, waarop de wegenstructuur veelal niet is berekend. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/pedicure), medische/therapeutische dienstverlening, ambachtelijke bedrijvigheid.

Een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/geen parkeerdruk) kan echter doorgaans zonder problemen in een woning plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals ondersteunende kantoorfuncties, ateliers, verkoop van streekprodukten. Dergelijke activiteiten zijn rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar niet een publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen.

De toegestane niet-publieksgerichte beroeps- en bedrijfsactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan in bedrijfscategorie 1 en 2, zoals opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein. Deze zogenaamde bedrijvenlijst is aangepast op in het buitengebied en het lint gewenste bedrijven.

De gemeente vindt het wenselijk om kleinschalige activiteiten aan huis mogelijk te maken. Dit is een laagdrempelige vorm om een nieuw bedrijfje op te starten. Voorkomen moet worden dat dergelijke aan huis verbonden activiteiten uitgroeien tot grotere niet-agrarische bedrijven. Als de toegestane oppervlakte niet meer volstaat voor de bedrijfsactiviteit, zal de activiteit niet meer aan huis mogen worden uitgeoefend; in het buitengebied is een toename van het aantal niet-agrarische bedrijven in principe niet gewenst. De gemeente zal derhalve nooit een uitbreiding aan huis toestaan. Als een grotere oppervlakte benodigd is, zal het bedrijf moeten verhuizen naar een geschikte locatie in één van de kernen. Deze regeling is dus duidelijk bedoeld als 'opstapmogelijkheid' voor jonge bedrijven of zeer kleinschalige bedrijven.

Functiemenging.

Er is sprake van functiemenging in het buitengebied, met name in de linten. Bij functiemenging kan worden gedacht aan lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.

De activiteiten in de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging bestaan uit de categorieën A, B of C. In dit bestemmingsplan zijn uitsluitend categorie A en B toegestaan, zoals opgenomen in Bijlage 9 Toelichting op de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging. Deze bijlage geeft de toelaatbaarheid van deze categorieën aan.

5.3.6.8 Mantelzorg/afhankelijke woonruimte

Vanuit sociaal-maatschappelijk oogpunt is er een toenemende behoefte aan mogelijkheden voor huisvesting van zorgbehoevende familieleden, een gehandicapt kind of rustende boer. De gemeente is van mening dat mantelzorg in het gehele buitengebied mogelijk dient te zijn, ongeacht of dit bij een burgerwoning of een (agrarisch) bedrijf is.

In de regels is geen expliciete mantelzorgregeling opgenomen. In plaats daarvan is het gebruik van aangebouwde bijgebouwen en aanbouwen dusdanig omschreven dat hier gewoond mag worden, mits dit niet leidt tot ongewenste verdichting. Gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg wordt nadrukkelijk niet toegestaan. Dit geldt alleen binnen de bestemming Wonen.

5.3.7 Niet agrarische bedrijvigheid
5.3.7.1 Bestaande bedrijven

In het buitengebied bevinden zich verschillende (niet agrarische) bedrijven. De bedrijven zijn in de "oude" thans nog vigerende bestemmingsplannen overeenkomstig hun functie bestemd. Bovendien zijn naast deze functie bedrijfsactiviteiten toegelaten met een beperkte milieubelasting (categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - Bedrijventerrein)
Uitgangspunt in het nieuwe bestemmingsplan is het handhaven van de niet-agrarische bedrijfsactiviteiten op het bestaande erf en binnen de bestaande bebouwing. Indien een bedrijf "uit de jas groeit", dan biedt het bestemmingsplan geen ruimte om de oppervlakte bebouwing te vergroten. Wel blijft de mogelijkheid bestaan om bestaande bedrijfspanden te reorganiseren: na sloop van bestaande panden mogen nieuwe bedrijfsgebouwen met ten hoogste dezelfde oppervlakte worden teruggebouwd.

5.3.7.2 Hergebruik voormalige niet-agrarische bedrijven

Het beleid van de gemeente is steeds gericht geweest op het behoud van de agrarische functies in het buitengebied. In de oude bestemmingsplannen werd een toename van de toen aanwezige niet-agrarische bedrijven niet wenselijk geacht en zijn op basis van juridische uitspraken een aantal maatbestemmingen aan niet-agrarische bedrijven gegeven.

In het nieuwe bestemmingsplan worden niet-agrarische bedrijven toegestaan die zich gevestigd hebben of gaan vestigen op vrijkomende, niet-agrarische bedrijfslocaties. De volgende activiteiten zullen voor het plangebied met een afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan:

  • 1. één woning; indien er sprake is van een stolp, kunnen twee woningen worden toegestaan in de bestaande stolp, tenzij uitbreiding van het aantal woningen om milieuredenen niet is toegestaan;
  • 2. functiemenging bedrijven zoals genoemd in Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging;
  • 3. theeschenkerij e.d. met een bruto-oppervlakte van 50 m²;
  • 4. zorgboerderij (zelfstandig, dus geen onderdeel van een agrarisch bedrijf);
  • 5. 6 recreatieappartementen met een vloeroppervlakte van maximaal 80 m² en een inhoud van maximaal 200 m³ per appartement;

De volgende vormen van bedrijvigheid zijn niet toegestaan:

  • 1. agrarische hulpbedrijven (loonbedrijven die geen enkele relatie met landbouw vertonen, fouragehandel, mechanisatiebedrijven, grondverzetbedrijven e.d.);
  • 2. groepsaccommodaties;
  • 3. transportbedrijven;
  • 4. detailhandelsbedrijven;
  • 5. horeca-bedrijven.
5.3.7.3 Nieuwe bedrijven

Vrije vestiging van niet-agrarische bedrijven (dus door middel van vestiging op een geheel nieuw erf in het buitengebied) zal buiten de reguliere bedrijventerreinen niet worden toegestaan. Het beleid voor de bedrijventerreinen blijft ongewijzigd: deze terreinen bieden in principe ruimte voor het huisvesten van de niet-agrarische bedrijven in de gemeente.

Wanneer op zeker moment niet-agrarische bedrijven worden beëindigd en de bedrijfsfunctie verdwijnt, dan zou de gemeente willen bevorderen dat de op dat moment ongebruikte bedrijfsgebouwen worden gesloopt.

5.3.8 Duurzaamheid

Het Nederlandse energiebeleid wordt sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen en het Europese energiebeleid. Deze doelen zijn na het verschijnen van het Kyoto protocol nog steeds opgenomen in het energiebeleid. Ook de EU heeft doelen gesteld en afspraken gemaakt voor elke lidstaat met betrekking tot duurzame energie. Zo moet Nederland 6 % van het totaal aan opgewekte elektriciteit, duurzaam opwekken (PCCC, 2005).

Het Ministerie van Economische Zaken heeft echter als doelstelling dat in 2010 9% van de opgewekte elektriciteit duurzaam moet zijn. Verder moet 17% van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt in 2020 en moet de totale energie (dus ook warmte) voor 10% uit duurzaam opgewekte energie bestaan (de Lange, 2001). Voor de invulling van deze doelen is in het Nederlandse energiebeleid naar voren gekomen dat ca. 42-45% van de duurzame energie afkomstig zal zijn van het gebruik van biomassa. Voor de productie van elektriciteit verwacht men dat ongeveer ¾ van de gestelde 9% duurzaam afkomstig zal zijn van biomassa. Er zijn verschillende energieproductietechnologieën die als brandstof biomassa gebruiken voorhanden, namelijk verbranding, vergisting en vergassing.

De gemeenteraad van Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en behoort tot de top 10 van milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland. Om dit te bereiken komen in dit bestemmingsplan een viertal duurzaamheidaspecten omtrent energieopwekking aan de orde. In de navolgende paragrafen worden deze duurzaamheidaspecten uitgewerkt.

5.3.8.1 Windenergie
5.3.8.1.1 Windturbines

Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor het oprichten nieuwe windturbines. Kleine windturbines bestaan al heel wat jaren. Ze worden van oudsher gebruikt op boten, in gebieden waar geen elektriciteitvoorzieningen zijn en voor agrarische doeleinden. De laatste jaren zijn de kleine windturbines toenemend in beeld om elektriciteit op te wekken in de gebouwde omgeving. Ze worden geplaatst op daken van de wat hogere gebouwen.
Sinds eind jaren '90 is begonnen met de ontwikkeling van kleine windturbines die geïntegreerd kunnen worden in de gebouwde omgeving. Dit heeft geleid tot een aantal nieuwe interessante ontwerpen. Elk ontwerp heeft een eigen karakter. Sommige turbines zijn nauwelijks zichtbaar vanaf de grond, andere zijn juist bedoeld om zichtbaar te zijn.

Uit het Provinciaal beleid Wind op Land komt naar voren dat zowel grote- als kleine- windturbines niet nieuw gebouwd mogen worden. Om deze reden zijn in dit bestemmingsplan alleen de vergunde windturbines opgenomen met bijbehorende maatvoering. Kleine (vergunningsvrije) windturbines blijven uiteraard wel mogelijk.

5.3.8.2 Mestvergisting

De laatste jaren is ook de opwekking van energie door middel van mestvergisting bij veehouderijbedrijven in opkomst. Deze vorm van energieopwekking vereist de beschikbaarheid van 2 overdekte (damwand)silo's per installatie. Een mestvergistingsinstallatie kan momenteel rendabel worden geëxploiteerd bij bijvoorbeeld een melkveebedrijf (of bij samenwerkende bedrijven) met tenminste 150 koeien. De techniek is in ontwikkeling en het is niet ondenkbaar dat straks ook op kleinere schaal mestvergisting rendabel is toe te passen. Het proces vereist dat naast mest ook plantaardig materiaal wordt vergist. Silo's hebben bij een bedrijfsomvang van ongeveer 150 koeien een inhoud van ongeveer 1.000 m³ (per silo). Het proces heeft een zodanig tempo dat eens per maand de silo's moeten worden gevuld. Uitgaande van 50% mest en 50% plantaardig materiaal leidt het in gebruik hebben van een mestvergistingsinstallatie tot 12-15 vrachtwagenritten extra per maand.

Strikt genomen is energieopwekking geen agrarische activiteit, maar het kan een aantrekkelijke bron van neveninkomsten betekenen voor de betreffende agrarische ondernemer. Zolang een bedrijf geheel zelfstandig kan voorzien in de mest en het plantaardige materiaal dient de activiteit te worden beschouwd als onderdeel van het agrarische bedrijf en past dit binnen de bestemming. Indien het bedrijf - niet agrarisch - mest en/of plantaardig materiaal van elders moet aanvoeren kan een dergelijke activiteit (gedeeltelijk) worden beschouwd als een niet-agrarische activiteit die daarom buiten de bestemming valt en op grond daarvan kan worden geweerd.

In landschappelijk opzicht moeten de silo's, voorzien van bolvormige overkappingen, worden gezien als vreemde elementen op het agrarische erf. Gezien de landschappelijke kwaliteit van grote delen van de gemeente en het feit dat het gebied is aangewezen als nationaal landschap, is de komst van dergelijke installaties in beperkte mate wenselijk. In het bestemmingsplan zal de bouw van dergelijke installaties dan ook worden geweerd, tenzij de activiteit geheel met behulp van eigen mest en plantaardig materiaal ( (of bij samenwerkende agrarische bedrijven) kan worden gevuld. In dat geval zullen de installaties binnen het bestaande bouwvlak, dan wel onder het maaiveld worden geplaatst zodat geen negatieve uitstraling voor het landschap ontstaat.

5.3.8.3 Zonnepanelen of -collectoren

Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toe te passen is. Op elke woning, gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV*-paneel (PV staat voor Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden en omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken.

Uit diverse publicaties blijkt ook dat zonne-energie in zijn geheel en de zonnepanelenindustrie in het bijzonder voornamelijk in Duitsland aan een grote opmars bezig zijn. Als gevolg hiervan nemen ook de investeringen in deze industrietak in andere Europese landen zoals België, Frankrijk, Italië en Spanje inmiddels fors toe. Deze stormachtige ontwikkeling in deze vrij nieuwe, schone industrietak leek tot voor kort vrijwel aan Nederland voorbij te gaan. Maar daar lijkt verandering in te komen.

In het Besluit omgevingsrecht zijn regels opgenomen voor het plaatsen van zonnepalen in het dakvlak en/of op een plat dak. Voor de plaatsing wordt aansluiting gezocht bij de dakhelling van het gebouw wat de contour van het bouwvolume niet schaadt. Er zijn geen voorwaarden gesteld aan het maximaal aantal panelen. Deze regeling biedt dan ook maximale mogelijkheden voor energieopwekking. Hierover zal dan ook niets worden opgenomen in het bestemmingsplan. De plaatsing van materialen voor energieopwekking op agrarische productiegronden wordt uitdrukkelijk niet toegestaan.

5.3.9 Planologische beperkingen
5.3.9.1 Archeologie

Binnen het plangebied bevinden zich diverse archeologische waarden. Deze waarden zijn op de verbeelding aangeduid waarbij tevens regels en eisen worden gesteld.

De volgende archeologische waarden zijn te onderscheiden:

  • Zuiderpolder/Assendelver Zeedijk (te beschermen monument)
    Terrein met sporen van bewoning uit de Vroege IJzertijd. Van nationaal belang;
  • Assendelft
    De Dorpsstraat van Assendelft behoort tot een van de oudste bebouwingen in de Zaanstreek en dateert mogelijk uit de 10e eeuw. Resten van deze oude bewoning zijn nog in de bodem aanwezig. Vanwege reeds uitgevoerd onderzoek in de directe omgeving en de resultaten daarvan is het gebied van regionaal belang.
  • Assendelverpolders
    Zowel in de Noorderpolder, de Assendelverpolder als de Zuiderpolder komen sporen van nederzettingen uit de IJzertijd, de Romeinse Tijd, de Middeleeuwen en de Post-Middeleeuwen voor. Opgravingen hebben aangetoond dat de overblijfselen nog in goede staat zijn. Van regionaal belang.
  • Overtoom, Assendelverzeedijk en Groene Dijk
    De Overtoom, de Assendelver Zeedijk en de Groene Dijk zijn middeleeuwse zeedijken die in de loop der eeuwen zijn aangepast, opgehoogd een deels weer vergraven (Groene Dijk). De oorspronkelijke middeleeuwse dijken liggen onder de huidige dijken en geven informatie over de middeleeuwse dijkbouw in de Zaanstreek. Van regionaal belang.
  • Wijkermeerpolder
    In de Wijkermeerpolder zijn, net buiten de gemeentegrens van Zaanstad, resten gevonden van bewoning uit de Romeinse Tijd. Niet uitgesloten is dat soortgelijke bewoning ook binnen de gemeentegrens te vinden is. Verder liggen in het gebied resten van middeleeuwse dijken en mogelijk middeleeuwse bewoning. Van regionaal belang.

De gemeente Zaanstad heeft ook een dieptemaat ingevoerd, eveneens om te voorkomen dat er onnodig eisen m.b.t archeologie aan bouwplannen worden gesteld. Wanneer verwacht kan worden dat binnen de bovenste 30 of 50 cm geen archeologische vindplaatsen liggen, worden eer geen eisen gesteld aan bouwplannen die de bodem maar tot die diepte verstoren.

In de Archeologienota Zaanstad 2009 heeft de gemeente de volgende afwijkende maten vastgesteld:

Aanduiding in het bestemmingsplan: WR - A:   Grootte van de verstoring van oppervlak waarboven archeologie maatregelen verplicht zijn   Verstoringsdiepte waar beneden archeologie maatregelen verplicht zijn   Ligging  

WR - A 1  

50 m²  

50 cm
 

Oude bewoningslinten en kernen.  
WR - A 2  
2000 m²  

30 cm  

Buitengebied  

WR - A 3  

2000 m²
 

20 cm
 

Buitengebied in het westen van Krommenie en Assendelft
 

WR - A 4



WR - A 5  

50 m²



0 m²
 

80 cm



50 cm  

Buitendijkse gebieden langs de Voorzaan en het voormalige IJ

Rond oude kerken, oude schansen, oude dijken en de monding van de Zaan en de Dam
 

Op nieuwbouw en nieuwe ingrepen in de bodem of bodemverstoringen na, kan het normale grondgebruik in de archeologiegebieden, zoals dat altijd al heeft plaatsgevonden, gewoon doorgaan (ploegen, gras zaaien etc.). Daar worden geen voorwaarden aan verbonden.

Wanneer de gemeente een door het rijk erkend depot heeft, wordt de gemeente eigenaar van de opgegraven vondsten (art. 50). In alle andere gevallen wordt de provincie of de staat de eigenaar.

5.3.9.2 Luchtvaartverkeerzone

Het vijfbanenstelsel ligt voor een groot deel van het plangebied binnen de luchtvaartverkeerzone van het Luchtterrein Schiphol. Dit betekent dat er ruimtelijke beperkingen worden gehanteerd in dit deel van het plangebied. De ruimtelijke beperkingen bestaan uit het weren van bestemmingen die relatief hoge concentraties van mensen met zich meebrengen. Daarnaast wordt de introductie van nieuwe risicobronnen, die zouden kunnen bijdragen aan het vergroten van risico op calamiteiten voor omwonenden voorkomen. De exacte ligging van de geluidcontouren van Luchtvaartterrein Schiphol en dergelijke zijn weergegeven op de verbeelding.

De geluidsbelastingcontouren van de luchthaven Schiphol bevinden zich over het gebied van Zaanstad en dan met name in Assendelft. De voorkeursgrenswaarde voor luchtvaartlawaai is 35 Ke (Kosten eenheden). Bij gebruik van het vijfbanenstelsel (5P) op het Luchtvaartterrein Schiphol zal het plangebied een geluidbelasting van maximaal 35 Ke tot maximaal 55 Ke ondervinden tenzij Gedeputeerde Staten, gemandateerd door de minister, een hogere waarde heeft vastgesteld op grond van het Besluit geluidhinder grote luchtterreinen. Binnen de 55 Ke contour is de bouw van nieuwe woningen niet mogelijk.

Voor de nachtperiode (23:00 tot 06:00 uur) is de nachtnorm van toepassing. Hiervoor zijn de LAeq 26 dB(A) contouren berekend. Binnend de LAeq 26 dB(A) contour mag de binnenwaarde van het geluidniveau in de slaapkamer niet hoger dan LAeq 26 dB(A) zijn. Het plan ligt vrijwel geheel binnen de LAeq 26 dB(A) contour. Alle woningen binnen het plangebied dienen volgens deze normering afdoende geïsoleerd te worden, zodat de geluidbelasting in de slaapkamer ten gevolge van luchtvaartlawaai lager of gelijk aan 26 dB(A) is.

5.3.9.3 Wetgevingzone Natura 2000

Een klein deel van het plangebied, het Noorderveen, behoort tot het Natura 2000 gebied "Polder Westzaan". Hiervoor is een wetgevingszone opgenomen op de verbeelding.