direct naar inhoud van Artikel 15 Sport - 1
Plan: Landelijk gebied Assendelft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3758BP-0301

Artikel 15 Sport - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport(voorzieningen);
  • b. ondergeschikte horeca tot en met categorie 1, zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • c. voorzieningen ten behoeve van buitenschoolse opvang, indien deze is gesitueerd in het hoofdgebouw;
  • d. ondergeschikte fysiotherapie;
  • e. bruggen;
  • f. groenvoorzieningen en speelvoorzieningen;
  • g. objecten voor beeldende kunst;
  • h. (openbare) nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. ondergeschikte fietspaden;
  • j. verkeer- en verblijfsvoorzieningen;
  • k. water;
  • l. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
15.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 15.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met inachtneming van de volgende regels:

15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. voor voorzieningen ten behoeve van buitenschoolse opvang geldt dat de ruimte voor buitenschoolse opvang maximaal 150 m² mag zijn en ondergeschikt aan de bestaande en binnen de bestemming nog mogelijk te realiseren bebouwing, waarbij de onbebouwde gronden van het sportpark tevens gebruikt mogen worden als speelterrein behorende bij de buitenschoolse opvang;
  • c. voor ondergeschikte fysiotherapie geldt een maximale oppervlakte van 200 m²;
  • d. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' is op de verbeelding het maximale toegestane bebouwingspercentage aangegeven.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt 3 m;
  • b. de maximale bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt 5 m;
  • c. de maximale bouwhoogte van lichtmasten bedraagt 20 m;
  • d. de maximale bouwhoogte van luifels bedraagt 4 m;
  • e. de maximale bouwhoogte andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 3 m;
  • f. de maximale bouwhoogte van ballenvangers bedraagt 15 m;
  • g. de maximale bouwhoogte van een tribune bedraagt 10 m.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van dammen, duikers en vlonders;
  • c. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  • e. het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • f. het verleggen, graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • g. het verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • i. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
15.3.2 Uitzondering

Het in lid 15.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op grond van andere regelgeving verleende vergunning;
  • e. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
15.3.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 15.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke kwaliteiten van het terrein;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. vooraf toestemming wordt gevraagd bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem.