direct naar inhoud van Artikel 13 Recreatie
Plan: Landelijk gebied Assendelft
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0479.STED3758BP-0301

Artikel 13 Recreatie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot categorie 1' uitsluitend horeca-activiteiten tot en met categorie 1 zoals genoemd in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan' uitsluitend voor een ijsbaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' uitsluitend voor een jachthaven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' tevens voor een recreatiewoning;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' uitsluitend voor een volkstuin;
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • i. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  • j. water;
  • k. en overige voorzieningen ten behoeve van deze bestemming.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen ten behoeve van een ijsbaan

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een ijsbaan gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • b. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
13.2.2 Gebouwen ten behoeve van een jachthaven

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een jachthaven gelden de volgende regels:

  • a. voor het bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100%;
  • b. er plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan.
13.2.3 Gebouwen ten behoeve van volkstuinen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van volkstuinen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bergkisten mag per volkstuin niet meer dan 2 m² bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van kassen mag per volkstuin niet meer dan 15 m² bedragen, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan kassen op de volkstuinencomplexen ten hoogste 50 m² mag bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van een gebouw ten behoeve van de uitgifte van zaden en schuilgelegenheid mag niet meer dan 25 m² bedragen;
  • d. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 m.
13.2.4 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal gebouwen' is op de verbeelding de toegestane maximale aantal recreatiewoningen aangegeven;
  • b. de oppervlakte van een recreatiewoning niet meer dan 80 m² bedraagt;
  • c. de inhoud bedraagt maximaal 200 m³ bedraagt;
  • d. met het aantal recreatiewoningen zoals aangegeven in artikel 13.2.4 sub a, wordt bedoeld dat op elke kadastrale kavel één recreatiewoning is toegestaan, zoals ten tijde van de vaststelling van bestemmingsplan Landelijk gebied Assendelft aanwezig is.
13.2.5 Bijbehorende bouwwerken behorende bij een recreatiewoning

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. binnen de bouwvlakken en op de bij de hoofdgebouwen behorende erven die liggen binnen deze bestemming mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. het maximale bebouwingspercentage bedraagt 30% van het achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw gelegen deel van de in lid 1 genoemde gronden tot een maximum van 50 m²;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw + 0,30 m;
  • d. de dakhelling van bijbehorende bouwwerken is gelijk aan of kleiner dan die van het hoofdgebouw;
  • e. de nok van een bijbehorende bouwwerken ligt tenminste 1,50 m onder de nok van het hoofdgebouw;
  • f. bijbehorende bouwwerken moeten tenminste 3 m achter de voorgevel liggen;
  • g. naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken zijn alleen toegestaan aan één zijde van het hoofdgebouw;
  • h. de maximale breedte van naast het hoofdgebouw gelegen bijbehorende bouwwerken is 60% van de breedte van het hoofdgebouw met een maximum van 5 m;
  • i. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en het hoofdgebouw (inclusief eventuele aanwezige bijbehorende bouwwerken) moet tenminste 2 m bedragen.
13.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
13.3 Nadere eisen
13.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • b. het landschaps- en bebouwingsbeeld;
  • c. het uitzicht van woningen;
  • d. de verkeersveiligheid
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen van dammen, duikers en vlonders;
  • c. het aanleggen en/of verharden van paden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m²;
  • e. het aanbrengen van bomen en opgaande beplanting;
  • f. het verleggen, graven of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
  • g. het verbreden of verdiepen van plassen, sloten of andere watergangen;
  • h. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen;
  • i. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanleggelegenheden.
13.4.2 Uitzondering

Het in lid 13.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. activiteiten betreffen die plaatsvinden in het kader van natuurbeheer op basis van een beheersplan ex Natuurbeschermingswet 1998, het bosbeheer of het landschapsonderhoud;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een op grond van andere regelgeving verleende vergunning;
  • e. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.
13.4.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke kwaliteiten van het terrein;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke kwaliteiten van het terrein;
  • c. geen sprake is van een onevenredige aantasting van de waterhuishoudkundige situatie met betrekking tot de waterkwaliteit en -kwantiteit;
  • d. vooraf toestemming wordt gevraagd bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem.