Plan: | Westzanerdijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0479.STED3755BP-0307 |
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is rekening gehouden met uitgangspunten die op een aantal strategische gebieden zijn geformuleerd. Deze strategische gebieden zijn:
In de navolgende paragrafen worden op deze gebieden nadere uitgangspunten uitgewerkt.
De begrenzing van de archeologische waarden bestaan uit een oppervlakte- en dieptemaat. In de Wet op de Archeologische Monumentenzorg is een oppervlaktemaat van 100 m² opgenomen. Inmiddels zijn veel gemeentelijke archeologen tot de conclusie gekomen dat wanneer deze oppervlaktemaat wordt gehanteerd er veel vindplaatsen in oude stads- en dorpskernen verloren zullen gaan. Daarom worden kleinere maten gehanteerd, zoals oppervlaktematen van 25 m², 15 m² of zelfs 0 m² bij oude stadskernen omdat in het verleden de bebouwing daar hoog was en daardoor de vondstdichtheid nu ook hoog is. Voor dorpen, waar de bebouwing minder dicht was, zijn de in oude steden gehanteerde maten te krap. De maat van 100 m² is echter te groot. Daarom is in Zaanstad een tussenmaat gekozen van 50 m². Uitzonderingen zijn gebieden rond oude kerken en rond de dam in Zaandam, waar veel sporen te verwachten zijn. Hier wordt een oppervlak van 25 m² of zelfs 5 m² gehanteerd.
Voor wat betreft de dieptemaat wordt in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg geen maat genoemd. Dit zou betekenen dat veel onnodig onderzoek verricht zou worden omdat vrijwel door heel Zaanstad de bovenste 30 tot 50 cm verstoord zijn door recent grondgebruik (met uitzondering van de Assendelverpolders) en dus niet onderzocht hoeven te worden. In de bestemmingsplannen in Zaanstad worden daarom dieptematen gehanteerd. In het bestemmingsplan Westzanerdijk bevinden zich oude bewoningslinten. Het betreft gebieden langs de oude middeleeuwse dijk (de Westzanerdijk) waar resten van bebouwing uit de middeleeuwen en de 17de en 18de eeuw te verwachten zijn. Uit archeologische onderzoeken elders in Zaanstad blijkt dat archeologische sporen langs oude bewoningslinten te verwachten zijn op een diepte van 50 cm. Van het buitendijkse land tussen de middeleeuwse dijk (Westzanerdijk) en de IJ-polders is door het bouwen en het bijbehorende grondgebruik de bovenste 80 cm van de bodem verstoord waardoor de archeologische vindplaatsen pas op 80 cm diepte beginnen.
In de gemeentelijke archeologienota (2009) worden vijf verschillende archeologische waarden onderscheiden en vastgelegd. De vijf verschillende archeologische waarden hebben elk een oppervlakte en dieptemaat. Afhankelijk van de gebiedsspecfieke kenmerken van een plangebied kunnen één of meerdere archeologische waarden voorkomen.
De onderstaande tabel is afkomstig uit de Archeologienota Zaanstad 2009:
Het nummer achter de planregel (dubbelbestemming) bijvoorbeeld Waarde - Archeologie 1 (WR-A 1) correspondeert met het nummer die de archeologische waarde heeft in de vastgestelde gemeentelijke archeologienota. De nummering zoals aangegeven achter de dubbelbestemming hoeft dus niet chronologisch te zijn. De redactie van de vijf verschillende waarden zijn hetzelfde met uitzondering van de oppervlakte en dieptemaat.
De archeologisch belangrijke gebieden staan aangegeven op de verbeelding. Voor bodemverstorende werkzaamheden (zoals bouwen, graven, grondwaterpeilverlaging) is in bepaalde gevallen een vergunning vereist waarin voorwaarden met betrekking tot archeologie worden opgenomen.
Binnen het plangebied zijn twee verschillende begrenzingen van archeologische waarden opgenomen, namelijk:
Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van het vigerende beleid van de gemeente Zaanstad. Naast het beleid dat voor de gehele gemeente geldt (zie hoofdstuk 3 Beleidskader), zijn op het plangebied de volgende specifieke beleidsuitgangspunten van toepassing:
Het bestemmingsplan is opgesteld op basis van de vigerende milieuwetgeving. De volgende specifieke milieukundige uitgangspunten zijn van toepassing:
Het Nederlandse energiebeleid wordt sterk beïnvloed door internationale ontwikkelingen en het Europese energiebeleid. Deze doelen zijn na het verschijnen van het Kyoto protocol opgenomen in het energiebeleid. Ook de EU heeft doelen gesteld en afspraken gemaakt voor elke lidstaat met betrekking tot duurzame energie. Zo moet Nederland 6 % van het totaal aan opgewekte elektriciteit duurzaam opwekken.
Het Ministerie van Economische Zaken heeft echter als doelstelling dat in 2010 9% van de opgewekte elektriciteit duurzaam moet zijn. Verder moet 17% van de elektriciteit duurzaam worden opgewekt in 2020 en moet de totale energie (dus ook warmte) voor 10% uit duurzaam opgewekte energie bestaan (de Lange, 2001). Voor de invulling van deze doelen is in het Nederlandse energiebeleid naar voren gekomen dat ca. 42-45% van de duurzame energie afkomstig zal zijn van het gebruik van biomassa. Voor de productie van elektriciteit verwacht men dat ongeveer ¾ van de gestelde 9% duurzaam afkomstig zal zijn van biomassa. Er zijn verschillende energieproductietechnologieën die als brandstof biomassa gebruiken voorhanden, namelijk verbranding, vergisting en vergassing.
De gemeenteraad van Zaanstad heeft hoge ambities op het gebied van duurzaamheid. De raad heeft de wens uitgesproken dat Zaanstad in 2020 klimaatneutraal is en behoort tot de top 10 van milieuvriendelijkste gemeenten in Nederland. Om dit te bereiken komen in dit bestemmingsplan een viertal duurzaamheidaspecten omtrent energieopwekking aan de orde. In de navolgende paragrafen worden deze duurzaamheidaspecten uitgewerkt.
Windenergie
Het bestemmingsplan biedt geen ruimte voor het oprichten van grote windturbines (40 meter en hoger). Het landschap wordt op veel plaatsen als te kwetsbaar beoordeeld om overal binnen het plangebied grote windturbines op te richten. Daarom is in de ontwerp ruimtelijke structuurvisie Zaanstad 'Zichtbaar Zaans' ervoor gekozen dat grote windturbines primair alleen aan het Noordzeekanaal mogen worden gerealiseerd.
Kleine windturbines bestaan al heel wat jaren. Ze worden van oudsher gebruikt op boten, in gebieden waar geen elektriciteitvoorzieningen zijn en voor agrarische doeleinden. De laatste jaren zijn de kleine windturbines toenemend in beeld om elektriciteit op te wekken in de gebouwde omgeving. Ze worden geplaatst op daken van de wat hogere gebouwen.
Sinds eind jaren '90 is begonnen met de ontwikkeling van kleine windturbines die geïntegreerd kunnen worden in de gebouwde omgeving. Dit heeft geleid tot een aantal nieuwe interessante ontwerpen. Elk ontwerp heeft een eigen karakter. Sommige turbines zijn nauwelijks zichtbaar vanaf de grond, andere zijn juist bedoeld om zichtbaar te zijn.
Zoals al eerder is opgemerkt wordt het landschap maar ook de bebouwde omgeving op veel plaatsen als te kwetsbaar beoordeeld om overal binnen het plangebied kleine windturbines op te richten. Daarom is in dit bestemmingsplan ervoor gekozen om kleine windturbines alleen toe te staan met een buitenplanse ontheffing bij woningen en bedrijven waarbij de gemeente eisen zal stellen aan de ruimtelijke/stedenbouwkundige inpasbaarheid, positionering en situering van de kleine windturbines.
Zonnepanelen of -collectoren
Het opwekken van elektriciteit met zonlicht is een duurzame methode die vrijwel overal toe te passen is. Elke woning, ieder gebouwencomplex of onbebouwde gronden kunnen PV*-panelen (PV staat voor Photo Voltaïc) geplaatst worden. Met een PV-paneel kunnen zonnestralen opgevangen worden die omgezet worden in elektriciteit. PV-cellen zijn een gemakkelijke en milieuvriendelijke manier om stroom op te wekken.
Uit diverse publicaties blijkt dat zonne-energie in zijn geheel en de zonnepanelenindustrie in het bijzonder met name in Duitsland aan een grote opmars bezig zijn. Als gevolg hiervan nemen ook de investeringen in deze industrietak in andere Europese landen zoals België, Frankrijk, Italië en Spanje fors toe. Deze stormachtige ontwikkeling in deze vrij nieuwe, schone industrietak leek tot voor kort vrijwel aan Nederland voor bij te gaan. Maar daar lijkt verandering in te komen.
Met invoering van de Wabo zullen alle zonnencollectoren en zonnepanelen op alle daken (ook aan de straatkant) vergunningsvrij zijn, zolang ze (bij een schuin dak) dezelfde hellingshoek hebben als het dak of (bij een plat dak) op een flinke afstand van de dakrand staan.
Bioverbrandingscentrale
Bio-energie is de verzamelnaam voor energie die uit biomassa en afval wordt gehaald. Omdat bij de groei van bomen en planten (biomassa) veel CO2 opgenomen wordt, neemt het broeikasgas CO2 in de atmosfeer af. Duurzaam is bio-energie pas als de totale voorraad biomassa niet afneemt. Er zijn verschillende vormen van bio-energie. Ze hebben allen hun voor- en nadelen, maar dat is voor dit bestemmingsplan niet relevant.
Ten oosten van het plangebied van dit bestemmingsplan grenst het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Zuid' in voorbereiding. Er bestaat een voornemen om binnen dit plangebied van het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Zuid' middels een projectbesluit een bioverbrandingscentrale te realiseren. Bij de projectprocedure zal ook een plan-milieueffectrapportage (plan-m.e.r.) worden gestart.
Bij verbranding komt warmte vrij die kan worden gebruikt voor de opwekking van elektriciteit en/of warmte. Bio-energie wordt bij voorkeur toegepast bij gehele woonwijken of bedrijventerreinen. Het is de bedoeling dat de voorgenomen bioverbrandingscentrale uiteindelijk de gehele gemeente Zaanstad gaat voorzien van warmte. Deze warmte zal via een aan te leggen ringleiding binnen de gemeente verspreid worden. Deze ontwikkeling zal echter pas op lange termijn gerealiseerd worden en heeft binnen de planperiode van een bestemmingsplan geen gevolgen voor dit bestemmingsplan.
Aan de zuidkant van de Westzanerdijk - tussen de straten De Midvoor en de Zilverling, is een speelterrein - waarvan behoud door de bewoners op prijs wordt gesteld - mogelijk binnen de hoofdgroep van bestemming 'Recreatie'. Het speelterrein is bedoeld voor jong en oud. Het bouwen van een gebouw voor het aanleggen van groen- en/of speelvoorzieningen voor sport- en spelactiviteiten wordt binnen de hoofdbestemming Recreatie toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein'.
Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van de vigerende regeling, de actuele bebouwingssituatie en de algemene stedenbouwkundige uitgangspunten voor het plangebied. Hiertoe zijn deze algemene uitgangspunten zoals genoemd in hoofdstuk 4.1 mede naar aanleiding van de ruimtelijke en functionele analyse in hoofdstuk 2 en het beleidskader in hoofdstuk 3 vertaald naar een aantal specifieke uitgangspunten voor het bestemmingsplangebied. Naast de algemene uitgangspunten zijn deze specifieke uitgangspunten gebruikt bij het maken van het voorliggende bestemmingsplan.
Het plangebied kent een aantal verschillende gebiedstyperingen in zowel Dansen op het veen als Zichtbaar Zaans. In grote lijnen zijn de algemene uitgangspunten uit deze documenten voor het gebied gelijk gebleven. Een uitzondering hierop is het gebied rond de Aris van Broekweg. In Dansen op het veen valt deze nog binnen het profiel Centrumgebied. In Zichtbaar Zaans valt deze binnen het profiel Gemengd Werkgebied.
4.2.6.1 Westzanerdijk/Overtoom:
Binnen het gebiedsprofiel 'Zaans gebied' wordt de Westzanerdijk/Overtoom nader aangeduid met het profiel Lint.
Specifiek uitgangspunt: behoud cultuurhistorische en stedebouwkundige waarde:
De Westzanerdijk/Overtoom heeft een hoge cultuurhistorische waarde en de dijk als zodanig wordt in het bestemmingsplan beschermd met de aanduiding 'monument'. Op en aan de dijk is in de loop der tijd een lintbebouwing/dorpslint ontstaan die een belangrijke identiteitsdrager is geworden voor Zaanstad en bijdraagt bij tot het historisch besef van de stad en de wens om het dorp dorps te houden.
Een kenmerk van het profiel 'Lint' is de kleinschaligheid en zijn eigen karakteristiek waarmee het bijdraagt aan de identiteit van het dorp. Dit kenmerk is goed te zien in het lint Westzanerdijk/Overtoom waar de woningen een bepaalde mate van gedifferentieerdheid en individualiteit hebben die onder andere voortkomt uit:
Bij het maken van het voorliggende bestemmingsplan is het behoud van deze karakteristiek een specifiek uitgangspunt voor de Westzanerdijk/Overtoom geweest.
Specifiek uitgangspunt: behoud bestaande openheid naar het achterliggende veenweidegebied:
De bebouwing aan de noordzijde van het lint Westzanerdijk/Overtoom vormt een afscherming van de openheid van het achtergelegen veenweidebied. Naar het westen toe is er sprake van meer openheid tussen de bebouwing waardoor er meer zicht vanaf de dijk op het weidse landschap is. Dit contact vanaf het openbare gebied van de dijk met het achterliggende veenweidegebied is één van de te behouden karakteristieken en daarmee een belangrijk stedebouwkundig specifiek uitgangspunt voor het gebied.
4.2.6.2 bedrijventerrein rond Aris van Broekweg:
Binnen het gebiedsprofiel 'Werkgebied' wordt het binnenstedelijke bedrijventerrein rond de Aris van Broekweg in Zichtbaar Zaans nader aangeduid als 'Gemengd werkgebied'. Ten opzichte van het in Dansen op het veen genoemde profiel Centrumgebied is hier bij herontwikkeling zo goed als geen plek voor woningbouw
Dit profiel gaat uit van arbeidsintensieve werkgelegenheid, dienstverlening en kantoren zijn beperkt toegestaan. Grootschalige detailhandelsvestiging en PDV zijn op het binnenstedelijke bedrijventerrein aan de Aris van Broekweg niet toegestaan. Over het zuidelijke gedeelte van het bedrijventerrein ligt een geluidzone industrielawaai. Daarom is dit terrein voor een groot deel niet geschikt voor woningbouw of een combinatie van wonen en werken. Er is aandacht voor representatieve bebouwing en een zorgvuldig materiaalgebruik.
De inrichting van de openbare ruimte is functioneel. Ook hier ligt de nadruk op de bereikbaarheid met de (vracht)auto. Bij herstructurering ligt de nadruk op intensief ruimtegebruik in combinatie met geclusterd parkeren. Daarnaast is het een opgave om de inrichting van de openbare ruimte in combinatie van water en groen aantrekkelijker en representatiever te maken. Uitgangspunt hierbij is recreatief gebruik en pauzegroen
Aangezien voor het gebied rond het huidige bedrijventerrein Aris van Broekweg geen concrete visie ligt voor een eventuele herontwikkeling binnen de geldende profielen is er in dit bestemmingsplan specifiek gekozen voor het handhaven van de vigerende mogelijkheden
4.2.6.3 woongebieden aan de oostkant van het plangebied, rond de Westzanerdijk
Binnen het gebiedsprofiel 'Woongebied' worden de woongedeeltes ten noordoosten en ten zuidoosten van de Westzanerdijk nader aangeduid als 'Nieuw tuinstedelijk'.
Over het algemeen is dit gebied relatief monofunctioneel van opzet, namelijk wonen, met mogelijkheden tot begrensde bedrijfsmatige activiteiten aan huis. De bebouwingsdichtheid in het plangebied is gemiddeld laag namelijk een dichtheid van 30 tot 40 woningen per hectare. In deze buurten zijn de voorzieningen te vinden in het aangrenzende dorpslint.
In relatie tot het plangebied betekent het profiel dat woningen met een tuin in dit gedeelte ruimschoots aanwezig zijn en dat op overgangen naar het landelijk gebied en het recreatiegebied de bebouwingsdichtheid is verdund, zoals bijvoorbeeld goed te zien is bij de Dom Helder Camarastraat.
De bereikbaarheid van het woongebied ten noorden van de Westzanerdijk is zowel gericht op de auto als het openbaar vervoer. Het woongebied ten zuiden van de Westzanerdijk is qua bereikbaarheid voornamelijk gericht op de auto.
Specifiek uitgangspunt voor deze gebieden is het positief bestemmen van de bestaande situatie.
4.2.6.4 volkstuinen en groengebied ten zuiden van de Ringweg
Binnen het gebiedsprofiel 'Recreatief, binnenstedelijk' wordt het volkstuinenterreinen en het groen grenzend aan het bedrijventerrein nader aangeduid met het profiel Parken.
Specifiek uitgangspunt voor deze gebieden is het zoveel mogelijk behouden van het bestaande (voornamelijk open) beeld.
De paradox bij bestemmen is dat enerzijds bescherming voor de burger (de buurman/-vrouw) geboden moet worden en anderzijds dat ontwikkelingen niet in de kiem moeten worden gesmoord. Kortom bij bestemmen is zorgvuldigheid en afweging van belangen noodzakelijk. In dit bestemmingsplan is gekozen voor een globale en flexibel planmethodiek. Dit houdt in dat daar waar mogelijk functies worden gecombineerd in één bestemming en bestemmingsomschrijvingen worden verruimd hetgeen niet ten koste mag gaan van de leesbaarheid.
De volgende uitgangspunten qua globaal bestemmen zijn verwerkt in het bestemmingsplan: