direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Zandvoort Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Deze wet schrijft voor, dat per 1 juli 2013 bestemmingsplannen niet ouder mogen zijn dan 10 jaren. Met deze wet worden de gemeenten gedwongen een strikter beleid te voeren ten aanzien van de houdbaarheid van hun bestemmingsplannen.

De gemeente Zandvoort streeft naar het behouden van actuele bestemmingsplannen. Een bestemmingsplan is actueel te noemen als het jonger is dan 10 jaar. Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten bestemmingsplannen binnen een periode van 10 jaar, gerekend vanaf de datum van vaststelling, worden geactualiseerd.

Het plangebied van dit nieuwe bestemmingsplan "Zandvoort Zuid 2016" bestaat uit de vigerende bestemmingsplannen "Zandvoort Zuid" vastgesteld 6 oktober 2004, onherroepelijk 16 augustus 2005 en het bestemmingsplan "Boulevard Zuid". Dit bestemmingsplan is op 12 oktober 1999 vastgesteld door de gemeenteraad en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland bij besluit 18 april 2000. Voor de wetswijziging van de Wro is bij besluit van 30 juni 2008 door Gedeputeerde Staten een vrijstelling verleend voor de actualisering. Dit betekent, dat dit bestemmingsplan tot 1 januari 2019 als een actueel bestemmingsplan kan worden beschouwd.

Voor het bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" geldt dat het plan ouder is dan 10 jaar en moet worden geactualiseerd. Voorliggend plan voorziet in deze actualisatie. Het plangebied van 'Boulevard Zuid" is evenals Zandvoort Zuid een woongebied. "Boulevard Zuid" is een vrij klein bestemmingsplan en er worden voorlopig geen grote ontwikkelingen verwacht. Hoewel het bestemmingsplan "Boulevard Zuid" tot 2019 als actueel kan worden beschouwd is besloten om beide bestemmingsplannen samen te actualiseren.

Dit bestemmingsplan kan worden gezien als een voortzetting van de voorgaande juridisch-planologische regeling voor dit gebied. De regeling is wel afgestemd op de huidige wet- en regelgeving. Daarnaast zijn in het plan diverse (nieuwe) wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden opgenomen waarmee (kleinschalige) ontwikkelingen mogelijk kunnen worden gemaakt.

1.2 Uitgangspunten van het bestemmingsplan

Ter voorbereiding op het opstellen van het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd van de beide bestemmingsplannen. Strijdige situaties, zowel ten aanzien van gebruik als ten aanzien van bouwen, planwijzigingen en nieuwe initiatieven zijn geïnventariseerd.

De inventarisatie is input geweest voor Plan van aanpak Bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" (18 mei 2015). In het plan van aanpak is aangegeven hoe dient te worden opgegaan met geconstateerde strijdigheden, planwijzigingen en nieuwe initiatieven en op welke wijze deze in het bestemmingsplan vertaald kunnen worden.

In opdracht van de gemeente is een cultuurhistorisch onderzoek (adviesbureau SteenhuisMeurs) uitgevoerd. Alle panden/ensembles, structuren, straten en bomen binnen het plangebied zijn onderzocht en aangegeven is of en hoe en waarom de bescherming geregeld kan worden. In het Plan van aanpak is bepaald dat het advies uit het uitgevoerde cultuurhistorische onderzoek en het advies van de welstandscommissie daarop leidend zijn voor het (beschermen van) de cultuurhistorische en karakteristieke elementen in het plangebied.

1.3 Plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan "Zandvoort Zuid 2016" betreft een actualisatie van de planologische regeling voor de gebieden globaal gelegen tussen de Zandvoortselaan (zuidzijde), Haarlemmerstraat (zuidzijde), Hogeweg, Westerparkstraat (gedeeltelijk), Torenstraat, Thorbeckestraat, Boulevard Paulus Loot, Brederodestraat en Zuidduinen. In figuur 1.1 zijn de grenzen en de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1: Plangebied Zandvoort Zuid

1.4 Karakter en opgave

Het bestemmingsplan is een juridisch instrument en bestaat uit planregels en de ruimtelijke verbeelding van het plan. Een bestemmingsplan alsmede een ontwerp hiervoor gaan vergezeld van een toelichting. De planregels en ruimtelijke verbeelding van het plan leggen de bouw- en gebruiksmogelijkheden vast van de grond en opstallen en zijn juridisch bindend voor burger en overheid. De toelichting is een beschrijving van de keuzes die in de planregels en op de ruimtelijke verbeelding van het plan worden gemaakt.

Het uitgangspunt voor dit bestemmingsplan Zandvoort Zuid 2016 is een conserverend, gedetailleerd bestemmingsplan. Het plan biedt een beperkte ruimte om in te kunnen spelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen (binnen de vastgestelde beleidskaders). Voort het overige zijn er uitsluitend beperkte ruimtelijke of functionele veranderingen mogelijk in het plangebied. In de planregels is daartoe een aantal flexibiliteitbepalingen opgenomen.

1.5 Opbouw toelichting

Achtereenvolgens komen na deze inleiding (hoofdstuk 1) de volgende onderwerpen aan de orde:

  • hoofdstuk 2 beschrijft de ruimtelijke en functionele kenmerken;
  • hoofdstuk 3 bevat het beleidskader met relevant rijks-, provinciaal en gemeentelijke beleid;
  • hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten (specifieke wet- en regelgeving op gebied van water, milieu, ecologie, archeologie, enzovoorts);
  • hoofdstuk 5 geeft de ambities en uitgangspunten weer;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de planologische regeling: er wordt een motivering en leeswijzer gegeven voor de regeling van de bestemmingen, zoals weergegeven in planregels en op de ruimtelijke verbeelding van het plan;
  • in hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

De resultaten van de inspraak ingevolge de gemeentelijke inspraakverordening en het overleg volgens artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) worden in een latere fase aan dit plan toegevoegd.

Hoofdstuk 2 Gebiedskenmerken

Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de bestaande situatie in het plangebied.

2.1 Ruimtelijk

2.1.1 Historie

Zandvoort is verweven met de landschappelijke en geomorfologische hoofdstructuren, zoals die zich manifesteren in de kustzone. Structuren die als het ware een soort 'onderlegger' of vertrekpunt zijn geweest voor de huidige opzet en indeling van het dorp. Zandvoort ontstond als een vissersdorp in een duinvallei direct achter de Zeereep. De vallei stond via een doorgang in de Zeereep met het strand in verbinding. Rond 1850 was het dorp uitgegroeid tot een komvorm. De van oost naar west lopende Kerkstraat verdeelde het dorp in de nog steeds zo geheten Noordbuurt en Zuidbuurt.

Tegen het eind van de 19de eeuw nam de betekenis van Zandvoort als badplaats toe. Deze toeristische impuls was mede te danken aan de oprichting van een mondain badcentrum en de ontwikkeling van de spoorlijn en tramlijn naar Haarlem (de tramlijn werd overigens in 1957 weer opgeheven).

Door woningbouw voor welgestelden, middenstand en arbeiders groeide het dorp tot aan de Tweede Wereldoorlog aanzienlijk. De woningen uit de eerste twee decennia van de 20ste eeuw kenmerken zich als enkele en dubbele woonhuizen met veranda; doorgaans gebouwd in lintvormige verkavelingen langs straten aan de noord- en oostzijde van het dorp. Langs de boulevards verdichte de bebouwing zich met woonhuizen van een wat voornamer signatuur. Voorts werden in aansluiting op het oude dorp complexgewijze arbeiderswoningen gebouwd. Dit gebeurde in de vorm van een verspringend rechthoekig stratenpatroon achter de lintbebouwing van Haltestraat en Kostverlorenstraat.

Ten oosten van het oude dorp werd in 1911 het nieuwe raadhuis gebouwd, in de buurt van het eindstation van de tram. Hier vormde zich het dorpscentrum waarbij 'uitlopers' als de Haltestraat en de Kerkstraat zich qua winkels sterk ontwikkelden.

Gedurende de Tweede Wereldoorlog werd in verband met de aanleg de Duitse kustverdediging (Atlantik-wall), het grootste deel van de bebouwing in een strook langs de Zeereep afgebroken. Na 1945 werd het aangelegde betonnen vestingcomplex grotendeels afgebroken, waarbij ook het Kurhaus verloren is gegaan, en begon een proces van wederopbouw en uitbreiding met strookgewijze etagebouw in het noordelijk deel en een meer individuele woonhuisbouw in het zuidelijk deel.

In de jaren ’60 en ’70 zijn meer grootschalige woonwijken gebouwd naar de toentertijd geldende stedenbouwkundige principes. Hiertoe behoren ook de woongebieden in het oostelijke gedeelte van Zandvoort-Zuid.

Het boulevard gebied, gelegen tussen de Boulevard Paulus Loot en de Brederodestraat is tot ontwikkeling gekomen direct na de oorlog. Hier zijn in de duinstrook vrijstaande villa's gebouwd, bedoeld voor de oorspronkelijke inwoners van Zandvoort. Door de combinatie van een losse afwisselende verkaveling met het bestaande duinreliëf is een zeer karakteristiek woonmilieu ontstaan. Tussen de villa's is op veel plaatsen de duinvegetatie zichtbaar, zodat het beeld van vrijstaande woningen in het duinlandschap wordt versterkt. Deze strook kenmerkt zich nu als een bijzonder onderdeel van de bebouwde kom van Zandvoort.

2.1.2 Structuren en karakteristieken

Het plangebied wordt gestructureerd door de historische linten Zandvoortselaan – Haarlemmerstraat – Hogeweg (De noordelijke begrenzing van het plangebied) en de Brederodestraat. Langs deze linten is nog veel historische bebouwing terug te vinden. Langs de Hogeweg heeft historische bebouwing de laatste decennia plaatsgemaakt voor complexen van veelal gestapelde woningbouw welke het historische karakter hebben aangetast.

De boulevard zone wordt gekenmerkt door vrijliggende bebouwing in de duinen. Het gebied wordt omsloten door de Boulevard Paulus Loot en de Brederodestraat. Het woongebied wordt een paar keer doorsneden door dwarsverbindingen tussen het strand en het duinlandschap. Met dwarsstraten loodrecht op het duinlandschap wordt de karakteristiek van de verkavelingsstructuur van de rest van de wijk ook in de boulevardzone doorgetrokken. Ter plaatse van het Ir. G. Friedhoffplein is deze ruimtelijke relatie echter niet sterk. Tussen het duinlandschap en de laatste rij bebouwing liggen grote parkeervlakken. Hoewel van functioneel belang voor de zuidelijke stranden, zijn deze velden qua ruimtelijke beleving onaantrekkelijk. Gedurende de meeste dagen van het jaar is het op de parkeervlakken en de woongebieden rustig, maar op toeristische hoogtijdagen loopt de verkeers- en parkeerdruk hoog op. Er is dan sprake van beperkte overlast voor de woonfunctie.

Het plangebied ten oosten de boulevardzone wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van voornamelijk woonfuncties met een hoogwaardige ruimtelijke kwaliteit. De bebouwing kenmerkt zich door veel vrijstaande en twee- of meer onder een kap woningen in een groene setting. De wijk ligt pal naast het open duingebied met veel doorkijkjes. De duinen zijn niet alleen van visueel belang. Ze zijn vanuit het woongebied snel te bereiken en vormen een natuurpark op loopafstand. Het duingebied loopt in feite door in het woongebied, wat zich uit in voor Nederlandse begrippen ongebruikelijke hoogteverschillen.

2.1.3 Monumenten en cultuurhistorie

Het gemeentebestuur vindt het belangrijk dat binnen Zandvoort de cultuurhistorische waarden in de vorm van dorpse kleinschaligheid en de authentieke, monumentale en historische bouwwerken, zo veel mogelijk behouden blijven. Dit besluit ligt in lijn met de uitspraken in het Structuurvisiedocument Parel aan Zee + (2010) (zie paragraaf 3.3.1) waarin belang wordt gehecht aan de historie en onderscheidende bebouwing van Zandvoort. Eén van de belangrijkste doelstellingen van het bestemmingsplan is het behoud van deze waarden.

Om de unieke waarden van Zandvoort te beschermen is in het kader van het onderhavige bestemmingsplan een cultuurhistorisch onderzoek (zie bijlage 2) uitgevoerd naar de voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van structuren, openbare ruimte, bomen en karakteristieke panden. De panden die zijn aangewezen als 'karakteristiek' worden als zodanig karakteristiek voor Zandvoort aangemerkt dat ze zo veel mogelijk beschermd zouden moeten worden. Op basis van het onderzoek is een lijst van gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden in Zandvoort Zuid vastgesteld. In het plangebied Zandvoort Zuid zijn tevens twee rijksmonumenten aanwezig die eveneens zijn opgenomen. Zowel gemeentelijke als rijksmonumenten zijn aangegeven met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden'.

In het rapport zijn de karakteristieke panden onderbouwd door middel van een beschrijving en systematische waardering. Er wordt vervolgens ingegaan op de manier van beschermen van de cultuurhistorische waarden. Er is gekozen om de bescherming van de monumenten en karakteristieke panden in het bestemmingsplan te borgen. In figuur 2.1. is de waardering van de verschillende gebieden, structuren en waardevolle objecten aangegeven. Zie 2 bijlage voor het volledige rapport.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0002.jpg"

Figuur 2.1: Waardering cultuurhistorische waarden Zandvoort Zuid (bron: 'Zandvoort Zuid, Input cultuurhistorie in bestemmingsplan', SteenhuisMeurs 2015)

In hoofdstuk 5 Doelstellingen en Ambities is weergegeven op welke wijze in dit bestemmingsplan met de te beschermen waarden is omgegaan.

2.2 Functioneel

2.2.1 Wonen en werken

Zandvoort Zuid wordt voornamelijk gekenmerkt door de aanwezigheid van woonfuncties. Het plangebied bestaat uit bebouwing van voor en bebouwing van na de Tweede Wereldoorlog. De grens daartussen ligt ongeveer bij de Brederodestraat. In het gebied rondom de Brederodestraat bevinden zich ook enkele hotels en pensions. In het gehele plangebied worden in drukke toeristische periodes in woonhuizen logies aangeboden.

De nieuwere woningen in het zuidwesten en langs de boulevard worden gekenmerkt door relatief grote kavels. Meer naar het oosten toe zijn de kavels kleiner en komen ook meer aaneengesloten woningen (rijtjeshuizen) voor. Verspreid in het gebied bevinden zich ook enkele appartementengebouwen van maximaal zes woonlagen. De Haarlemmerstraat en de Zandvoortselaan vormen, met hun beeldbepalende woningen van gevarieerde architectuur en vaak met de voor Zandvoort karakteristieke veranda’s (serres) een fraaie entree voor Zandvoort. De straten hebben een aantrekkelijke boombeplanting.

Het gebied kent enkele voorzieningen, zoals winkels voor eerste levensbehoeften en een school. In het noordelijk deel, langs de Hogeweg, is een sterkere menging met toeristische functies, zoals hotels, pensions, kamerverhuurbedrijven en recreatiewoningen. Deze zone sluit aan bij het centrumgebied ten noorden van de Hogeweg. Dit gebied heeft de dynamiek behorende bij een moderne badplaats.

2.2.2 Verkeer en parkeren

De Zandvoortselaan vormt samen met de N200 richting Bloemendaal aan Zee één van de belangrijkste ontsluitingsroutes voor Zandvoort. Bij mooi weer, wanneer velen naar het strand trekken, ontstaan op deze straat dan ook geregeld verkeersproblemen. Ook de Dr. C.A. Gerkestraat is een belangrijke verkeersader. De weg vormt samen met de Zandvoortselaan een hoofdroute voor de ontsluiting van Zandvoort. De Zandvoortselaan is vanaf de Dr. C.A. Gerkestraat ingericht als eenrichtingsweg, met als rijrichting het centrum. De Dr. C.A. Gerkestraat fungeert hier in omgekeerde richting, waardoor de verkeersdruk over beide wegen wordt verdeeld.

Vanaf het einde van de Hogeweg, bij de rotonde met de Thorbeckestraat, sluit de Zandvoortselaan/Haarlemmerstraat aan op de N200, waardoor de boulevardzone wordt ontsloten. Vanaf de Zandvoortselaan/Haarlemmerstraat gaan twee aftakkingen naar respectievelijk het noordelijk en het zuidelijk deel van Zandvoort. De overige binnen het plangebied liggende wegen, zijn woonstraten en hebben een zodanig profiel, dat dit voor de verkeersafwikkeling geen problemen oplevert.

Ook ten aanzien van het parkeren zijn er geen noemenswaardige problemen daar het merendeel van de woningen in het plangebied een parkeervoorziening op eigen erf hebben en er tevens voldoende openbare parkeerplekken aanwezig zijn.

Voor toeristen en dagjesmensen bevinden zich ter plaatse van het Ir. G. Friedhoffplein, nabij de Westerparkstraat grote parkeervlakken. Daarnaast bevindt zich langs de Frans Zwaanstraat en Cort van der Lindenstraat een parkeerstrook, die grotendeels tijdens stranddagen benut wordt. Ten tijde van topdagen kan het voorkomen dat de maximale parkeercapaciteit wordt bereikt. In dat geval vindt overloop plaats in de omliggende woonstraten.

De bestaande openbaar vervoersvoorzieningen blijven gehandhaafd. De buslijnen zullen gebruik (kunnen) maken van de bestaande wegen. Ook de bestaande halteplaatsen blijven gehandhaafd en kunnen zonodig binnen de bestemming van 'Verkeer' worden verbeterd. De route alsmede het aantal halteplaatsen ter ontsluiting van het plangebied behoeft vooralsnog geen verbetering.

In het plangebied zijn op een beperkt aantal locatie vrijliggende fietspaden aanwezig. De gemeente heeft het voornemen het fietsgebruik te stimuleren door de aanleg van enkele nieuwe fietsverbindingen. Sinds 2009 is men bezig met de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Zuidduinen. De procedure voor deze ontwikkeling loopt. Aan de oostzijde van het plangebied wordt een nieuwe fietsverbinding gemaakt vanaf het ecoduct aan de Zandvoortselaan richting De Oase in Vogelenzang. Voor deze ontwikkeling is een omgevingsvergunning verleend door de gemeente Zandvoort. Hiertegen is beroep bij de rechtbank Noord-Holland ingediend.

2.2.3 Natuur en landschap

Het landschap bestaat uit drie delen: Het strand, de hoge duinen langs het strand en het uitgestrekte duingebied van de Zuidduinen dat wat lager ligt. In feite zijn de delen innig met elkaar verbonden, hier en daar wat van elkaar verbijzonderd door de villabebouwing in de boulevardzone. Door de ruimtelijke structuur van Zandvoort zuid is de relatie van de woonbuurten met het omliggende duinlandschap sterk.

Het Hollands duingebied is het meest uitgestrekte, gave duingebied van Noordwest-Europa. Het is van internationale betekenis. Door de bijzondere en gevarieerde abiotische omstandigheid is de natuurwetenschappelijke waarde van de duinen bijzonder hoog. De beeldbepalende elementen en structuren van de duinen zijn de variërende mate van openheid, het reliëf, de duinvalleien en -plassen en de begroeiing (struwelen en bossen).

De aanwezige beplanting bestaat uit typische duinvegetatie. De zorg voor het duingebied is belangrijk: het duingebied dient te worden beschermd. De zuidduinen zijn aangewezen als beschermd natuurmonument, als bedoeld in de Natuurbeschermingswet.

Grondwaterbeschermingsgebied

Het duingebied maakt deel uit van het uitgestrekte waterwingebied. Het duingebied is in eigendom bij de gemeente Amsterdam en in beheer bij het waterleidingbedrijf. Het gebied heeft een beschermde status. De binnen het plangebied gelegen duinen zijn deels aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied categorie I en deels als waterwingebied. Dit houdt in dat beperkingen gelden voor activiteiten die hier worden gepleegd. Uitgangspunten van het beleid zijn:

  • het scheppen van waarborgen voor een ongestoorde productie en distributie van drinkwater van een goede kwaliteit;
  • het voorkomen of verminderen van negatieve gevolgen voor het milieu en de drinkwaterproductie.

Risicodragende (bedrijfs)activiteiten zijn hier verboden, tenzij ontheffing is verleend op grond van de provinciale milieuverordening. Om verstoring van de infiltratie te voorkomen is het duingebied tevens niet vrij toegankelijk en afgescheiden van de woongebieden middels hekwerken.

2.2.4 Verblijfsrecreatie

In het plangebied, en dan met name in het noordelijk en het westelijk deel, bevinden zich hotels en pensions. Deze hotels zijn bedoeld voor recreatief nachtverblijf. Voor het merendeel zijn deze gelegen aan de Hogeweg, Brederostraat en de Oosterparkstraat. Andere vormen van verblijfsrecreatie zoals het verstrekken van logies in een woning, vindt tevens plaats in het plangebied.

In de op 18 februari 2014 door de gemeenteraad van Zandvoort vastgestelde 'Visie op verblijfsaccomodatie' (Grontmij Nederland B.V.) is aangegeven dat Zandvoort een kleine gemeente is met een grote naam als het gaat om strandtoerisme. Als bestemming voor dagtoerisme is Zandvoort een van de leidende bestemmingen aan de Nederlandse kust. De gemeente heeft zichzelf voor de uitdaging gesteld dit ook voor verblijfsaccomodatie te worden. Een hogere kwaliteit van het toeristisch product moet leiden tot meer overnachtingen in de gemeente en een daarmee samenhangende verhoging van het economisch effect. In de Visie wordt de positie van Zandvoort voor bestemming van meerdaags verblijf beschreven. Door allerlei oorzaken, zowel binnen als buiten de invloedssfeer van Zandvoort, is deze positie in de loop der jaren verslechterd. Het is de ambitie van Zandvoort om tot een versterking van het verblijfstoerisme te komen. Een groei van het aantal overnachtingen en daaraan gekoppeld vergroting van het economisch effect is hierbij het doel. De gemeente zet daarvoor in zijn algemeenheid in op vestiging, uitbreiding en vernieuwing van verblijfsaccommodaties. In hoofdstuk 5 Doelstellingen en ambities is nader ingegaan op de beleidsdoelstellingen en de wijze waarop hiermee in dit bestemmingsplan is omgegaan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Gezien de aard van het plangebied en de beoogde ontwikkeling is slechts een beperkte relatie met het rijksbeleid aanwezig. Alleen de direct relevante rijksbeleidskaders zijn in deze paragraaf weergegeven. Op rijks, en vooral ook Europees niveau zijn vooral wet- en regeling omtrent bijvoorbeeld geluid, ecologie en archeologie essentieel. Deze worden in het volgende hoofdstuk behandeld.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In de structuurvisie schetst het Rijk de ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland. Het Rijk heeft drie hoofddoelen:

  • 1. het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is het plangebied onderdeel van het 'kustfundament'. Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. De nationale belangen uit de structuurvisie zijn geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Zie hierna.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 30 december 2011 is het Barro in werking getreden. Op 1 oktober 2012 is de 1e aanvulling op het Barro in werking getreden. Op 20 januari 2016 heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu een voorpublicatie tot wijziging van het Barro gepubliceerd in de Staatscourant. Beoogd wordt om het besluit in werking te laten treden op 1 juli 2016.

Het plangebied is aangewezen als onderdeel van het kustfundament. Ten aanzien van het kustfundament is aangegeven dat een ruimtelijk plan dat een wijziging inhoudt ten opzichte van het (vooraf) geldende bestemmingsplan geen activiteiten mogelijk maakt die een belemmering vormt voor het uitzicht op de vrije horizon vanaf de gemiddelde hoogwaterlijn met de blik op zee. Hiervan is geen sprake.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0003.jpg"

Figuur 3.1: uitsnede kaart 'kustfundament' (geel gearceerd) uit het Barro. Het plangebied is zwart omkaderd.

Daarnaast mag met vaststelling van het bestemmingsplan geen belemmering ontstaan voor de instandhouding of de versterking van het zandige deel van het kustfundament. Het plangebied, ter plaatse van de boulevardzone, ligt voor een deel in de kernzone en voor het overige in de beschermingszone en buitenbeschermingszone. Door middel van een aanduiding zijn de betreffende zones op de plankaart aangegeven, zodat voor een ieder duidelijk is wanneer voor werkzaamheden tevens een vergunning van het waterschap Rijnland nodig is. Het bestemmingsplan “Zandvoort Zuid 2016”is grotendeels een conserverende bestemmingsplan, waarin geen activiteiten zijn opgenomen, die de waterkering kunnen verzwakken. (zie ook de waterparagraaf in paragraaf 4.1).

Het Barro staat de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Bij besluit van 28 augustus 2012 het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangepast. In het Bro is de ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder) opgenomen. De duurzaamheidsladder is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Volgens dit artikel moet bij ruimtelijke ontwikkelingen sprake zijn van zorgvuldig ruimtegebruik en moet overprogrammering worden voorkomen. Aan de hand van de duurzaamheidsladder vindt een toetsing plaats. De ladder bestaat uit drie treden:

  • Behoefte: Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.
  • Binnen- of buitenstedelijk: Indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.
  • Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: Indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

Het voorliggende bestemmingsplan maakt beperkt nieuwe ontwikkelingen mogelijk (zie paragraaf 5.3). Deze ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt middels een wijzigingsbevoegdheid. De genoemde ontwikkeling betreft de herinrichting van de entree van de Waterleidingduinen aan de Zandvoortselaan. Genoemde ontwikkeling is geen stedelijke ontwikkeling, waardoor toetsing aan de ladder niet aan de orde is. Verder voorziet het bestemmingsplan niet in de ontwikkeling van extra woningen. Dit plan voldoet aan de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040 (2010)

Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld. In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vormen drie hoofdbelangen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de provincie.

  • 1. Ruimtelijke kwaliteit: hiervoor wordt vooral gefocust op behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen, natuurgebieden en groen om de stad.
  • 2. Duurzaam ruimtegebruik: waarbij milieukwaliteiten, behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken, voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting en voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw, visserij en andere economische activiteiten een belangrijke rol spelen.
  • 3. Klimaatbestendigheid: voor voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast, schoon drink-, grond- en oppervlaktewater en ruimte voor het opwekken van duurzame energie.

Het plangebied maakt onderdeel uit van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). De Zuidduinen maken onderdeel uit van de provinciale cultuurlandschappen, aangeduid als jonge duingronden. Het gebied maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland en is aangeduid als Natura 2000 gebied (zie figuur 3.2). Hier worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De bescherming van dit gebied wordt door middel van de bestemming 'Natuur' gewaarborgd. Voorts is de ligging in het kustfundament van belang. Zoals ook uit de waterparagraaf (paragraaf 4.1) blijkt, is het plangebied gelegen binnen de kernzone en deels binnen de beschermingszone van de primaire waterkering. In dit bestemmingsplan is de bescherming van het kustfundament door middel van een dubbelbestemming gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0004.jpg"

Figuur 3.2: Uitsnede kaart 'Natuur' Structuurvisie Noord-Holland 2040.

3.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening (2014)

Provinciale Staten hebben op 28 september 2015 de Provinciale Ruimtelijke Verordening gewijzigd. Op 15 januari 2016 is de Provinciale ruimtelijke verordening gewijzigd in werking getreden.

De Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) stelt algemene regels aan bestemmingsplannen met als doel het veiligstellen van de provinciale belangen. In de PRV worden voor een aantal onderwerpen regels gesteld die door rijksoverheid bij de provincies zijn neergelegd ter verdere uitwerking en/of aanvulling in een provinciale verordening. Op deze wijze komen de rijksregels 'getrapt' in bestemmingsplannen en beheersverordeningen terecht. Het gaat hierbij om de volgende onderwerpen:

  • bundeling van verstedelijking en locatiebeleid economische activiteiten;
  • rijksbufferzones;
  • ecologische hoofdstructuur;
  • nationale landschappen;
  • het kustfundament;
  • het regionale watersysteem.

De regeling die is opgesteld in de PRV heeft betrekking op de volgende onderwerpen:

  • de aanwijzing van bestaand bebouwd gebied;
  • mogelijkheden, kwaliteitseisen en Ruimte voor Ruimte voor het landelijk gebied;
  • werkfuncties en grootschalige detailhandel in Bestaand Bebouwd Gebied en landelijk gebied;
  • de Groene ruimte;
  • de Blauwe ruimte;
  • energie (windturbines).

Relevant voor onderhavig plangebied is de gedeeltelijke ligging in BBG (zie figuur 3.3), in het landelijk gebied en ecologische hoofdstructuur, in aardkundige waardevol gebied en de ligging in het kustfundament van belang. Binnen de ecologische hoofdstructuur worden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0005.jpg"

Figuur 3.3: Ruimtelijke Verordening - kaart 'BBG'. Het plangebied is zwart omkaderd

Gezien het consoliderende karakter van het bestemmingsplan zijn er vanuit de verordening voorts geen specifieke aandachtspunten voor het bestemmingsplan.

3.2.3 Beheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen 2012-2022

De beheersvisie voor de Amsterdamse Waterleidingduinen is opgesteld door Waternet die eigenaar is van de betreffende gronden. In het document wordt de toekomstvisie voor de Amsterdamse Waterleidingduinen (AWD) beschreven.

De druk op natuur in ons kleine land is groot, daarom koestert Waternet de Amsterdamse Waterleidingduinen zoveel mogelijk. Elke tien jaar schrijft Waternet een nieuwe beheersvisie. Hierin zijn de wensen voor de toekomst beschreven. De functies waterwinning, natuur en recreatie vormen een mooie organische eenheid. De komende jaren wordt meer dan ooit de verbinding gezocht tussen mens en natuur.

De beheersvisie is verder uitgewerkt in diverse beheersplannen. In de verschillende beheerplannen worden de werkzaamheden beschreven: waar en wanneer gaat Waternet maaien, watergangen schoonmaken, baggeren, plaggen enz.

Momenteel vigerende de volgende beheersplannen:

  • Begrazingsbeheerplan 2014-2016;
  • Invasieve flora 2014-2016;
  • Vegetatiebeheerplan 2011-2016;
  • Prunusbeheerplan 2011-2013;
  • Begrazingsbeheerplan 2011-2013.

In het kader van de nieuwe ontwikkelingen, die door dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt (zie paragraaf 5.3) is rekening gehouden met de visie en uitgangspunten van de beheersvisie.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie

De Structuurvisie 'Parel aan zee + ' is op 26 januari 2010 vastgesteld door de gemeenteraad. In de structuurvisie zijn de afwegingen gemaakt voor het toekomstig ruimtelijk beleid. Er zijn keuzes gemaakt over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling op de lange termijn, en de daarvoor noodzakelijke maatregelen op korte termijn. De visie bestaat uit een structuurvisiedeel met een planperiode tot 2025 en een toekomstvisiedeel tot 2040.

Centrale visie

In de structuurvisie is opgenomen dat de steeds mobieler wordende mens blijft kiezen voor Zandvoort als plek waar men graag woont en recreëert. Hier geeft Zandvoort invulling aan door in te zetten op:

  • een gezonde toekomst, waarin Zandvoort een sterke positie binnen de regio heeft;
  • een toeristische sector als belangrijkste economische motor en die motor moet de komende decennia blijven draaien. Ontwikkelingen zijn gericht op een goed ondernemersklimaat zodat het aantrekkelijk blijft om in Zandvoort te investeren. De aandacht wordt vooral op het verblijfstoerisme gericht en op bezoekers die voor meer komen dan alleen strand;
  • een aantrekkelijke woongemeente met een evenwichtige bevolkingsopbouw. De luwe ligging binnen de Randstad, tussen natuurgebieden, zorgt voor een goede concurrentiepositie ten opzichte van de omliggende gemeenten;
  • een onderscheidende identiteit. Niet bouwen zoals de buurman, maar de bestaande karakteristieken versterken zonder het verleden letterlijk te kopiëren. De historie van het dorp krijgt een nadrukkelijker rol in de ontwikkeling. Daarnaast wordt de landschappelijke ligging beter benut;
  • kwaliteit boven kwantiteit.

In de structuurvisie zijn doelstellingen en ambities verder ruimtelijk uitgewerkt.

Het oostelijk deel van het plangebied wordt gekenmerkt als een woongebied met specifieke kwaliteiten. De boulevardzone wordt aangeduid als duinmilieu, met verspreid liggende functies in het goed. Niet alleen de ligging van het woongebied direct aan het duingebied, maar ook de vele doorkijkjes naar het duingebied zijn kenmerkend. De structuurvisie zet onder andere in op het versterken van de hoofdgroenstructuur aan de oostzijde van de kern Zandvoort.

In hoofdwegen aan de randen van het plangebied maken onderdeel uit van de parkeerroutes ten behoeve van toeristisch verkeer. Hier zal bij de toekomstige herinrichting van de wegen rekening gehouden worden met deze functie. In het plangebied liggen tevens enkele hoofdfiets- en wandelroutes.

De structuurvisie voorziet in het plangebied van dit bestemmingsplan één enkele ontwikkeling. Dit is de ontwikkeling van de duinpoort aan de Zandvoortselaan. Voor de ontwikkeling van de duinpoort wordt een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

figuur 3.4 geeft de gemeentelijke structuurvisie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0006.jpg"

figuur 3.4: Structuurvisiekaart Zandvoort, Parel aan Zee +

Het bestemmingsplan is conserverend van aard, doet geen specifieke uitspraken over de in de structuurvisie genoemde ambities, maar staat deze ambities niet in de weg. De genoemde punten hebben, indien dit nog niet het geval was, een vertaling gekregen in het bestemmingsplan. Het gaat hier onder andere om de waardering van duinlandschap van het woongebied Boulevard Zuid en de ambitie om de entree van de Waterleidingduinen te herontwikkelen. Zie ook paragraaf 5.3.

3.3.2 Woonvisie 2007

Voorafgaand aan het opstellen van de gemeentelijke Woonvisie 2007 hebben raad en college enkele richtinggevende doelstellingen vastgesteld ten aanzien van het woonbeleid. Interessant zijn onder meer de ambities voor:

Levensloopbestendige woningen en kleinere huishoudens

Toekomstige woningbouwprojecten worden mede beoordeeld op het aspect van een breed aanbod van levensloopbestendige woningen. Daarnaast moeten waar mogelijk bestaande woningen worden aangepast (bij voorkeur in de nabijheid van het winkelbestand en andere voorzieningen). Ook moet rekening worden gehouden met kleinere huishoudens en wijzigende vraag.

Nieuwbouw- en/of herstructureringsprojecten

Bij bouwen of verbouwen is duurzaam bouwen het uitgangspunt. Hierbij moet onder andere aandacht worden gegeven aan optimaal wooncomfort bij een minimaal energiegebruik.

Jongeren en nieuwkomers

Binnen de mogelijkheden van het woonruimteverdelingsysteem wordt gezocht naar verruiming van de huisvestingsmogelijkheden voor apart te benoemen bewonersgroepen, waaronder jongeren en nieuwkomers.

Wonen, Zorg en Welzijn

Uitgangspunt is dat ouderen en gehandicapten zo lang mogelijk zelfstandig kunnen wonen. Het college streeft daarom naar een optimaal aanbod van woon-, zorg-, en welzijnsinstellingen.

In de Woonvisie wordt overigens nadrukkelijk gekozen voor een 'aantrekkelijke woongemeente voor jongeren'. In het huisvestings- en bouwbeleid wordt zwaar ingezet op het creëren van woonruimte voor Zandvoortse jongeren. Eén en ander ook in het licht van de vergrijzing en de verwachte daling in het inwoneraantal (ruwweg wordt voor 2030 een daling van zo'n 1.000 inwoners verwacht bij ongewijzigd beleid).

Zandvoort wil de voorraad goedkope en betaalbare woningen behouden en de kwaliteit van alle woningen in de voorraad bevorderen. Men richt zich op het aanpassen van bestaande woningen en het toevoegen van nieuwe woningen, door middel van nieuwbouw of herstructurering, die in principe interessant zijn voor jongeren en voor minder draagkrachtige ouderen. Ook moeten de keuzemogelijkheden voor huishoudens met een laag of modaal inkomen worden vergroot in de huursector maar ook in de koopsector.

Bij nieuwbouwprojecten van enige omvang streeft de gemeente naar 30% sociale woningbouw, 30% gemiddelde prijs, en 30% duur. De overige 10% is afhankelijk van omstandigheden.

In het bestemmingsplan is ter hoogte van de Tolweg de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2' opgenomen. Ter plaatse kan de bestemming 'Bedrijf' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en 'Maatschappelijk'.Ten behoeve van de wijziging naar de bestemming 'Wonen' kan de woonvisie als richtlijn dienen.

3.3.3 Welstandsnota

In de gemeentelijke Welstandsnota van juni 2004 wordt voor elk gebied binnen de gemeente op basis van stedenbouwkundige, landschappelijke en architectonische samenhang een bepaalde kwaliteit toebedeeld, waaraan vervolgens een bepaald welstandsniveau wordt gekoppeld; een bijzonder niveau of een regulier niveau. De woongebieden ten oosten van de Brederodestraat hebben een regulier welstandsbeleid. Het duingebied, de boulevard zone en de bebouwing langs de hoofdroutes een bijzonder welstandsbeleid. Voor de gebieden 'Groene lint', 'Zandvoortselaan - Haarlemmerstraat', 'Zuid Boulevard', 'Boulevard accenten' en 'Duinlandschap' zijn gebiedsgerichte welstandscriteria bepaald.

Aangezien er in het bestemmingsplan slechts beperkte kleinschalige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt (zoals uitbreidingen van gebouwen), is nadere toetsing aan de welstandsnota niet nodig. De welstandsnota is niet vertaald naar een juridische regeling. Elk vergunningplichtig bouwwerk wordt getoetst aan de welstandsnota.

Op basis van het uitgevoerde cultuurhistorisch onderzoek (zie bijlage 2) zijn karakteristieke panden aangewezen (zie ook paragraaf 2.1.3). Deze worden als zodanig opgenomen op de verbeelding. Gemeentelijke en rijksmonumenten zijn opgenomen conform de monumentenlijst. Hierdoor genieten deze panden bescherming op basis van zowel het welstandsbeleid, als het bestemmingsplan.

3.3.4 Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan

In 2005 is het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoersplan: GVVP Zandvoort (2005) vastgesteld.

Algemene doelstelling hierbij is het ontwikkelen van een duidelijke en logische indeling in verkeersruimte en verblijfsgebieden, het verbeteren van de leefbaarheid, bereikbaarheid en verkeersveiligheid en het bevorderen van gebruik openbaar vervoer en fiets.

Het GGVP geeft een wegencategorisering voor heel Zandvoort. Op kaart 2 van het GVVP (zie figuur 3.5.) is te zien dat de Zandvoortselaan, Doctor C.A. Gerkestraat, Tolweg en Hogeweg zijn aangewezen als gebiedsontsluitingsweg (50 km/uur). Dergelijke wegen zijn verkeersaders en gerichte doorstroming.

De Zandvoortselaan heeft buiten de bebouwde kom de status van erftoegangsweg-plus (60 km/uur).

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0007.jpg"

Figuur 3.5: Wegencategorisering GVVP Zandvoort (2005)

De Hoofdwegen rondom de woongebied, waaronder de Frans Zwaanstraat, Cort van der Lindenstraat, Boulevard Paulus Loot en de Brederodestraat zijn aangewezen als zogenaamde erftoegangsweg-plus (30 km/h). Dit zijn wegen in een verblijfsgebied, maar met een relatief hoge intensiteit doordat ze bijvoorbeeld onderdeel uitmaken van parkeer- of busroutes. De overige wegen en straten in het plangebied worden aangemerkt als erftoegangswegen (30 km/h); zij hebben voornamelijk een verblijfsfunctie.

Voor Zandvoort Zuid is met name het bevorderen van het fietsgebruik van belang. Hier wordt in voorzien door o.a. de aanleg van een vrijliggend fietspad in de duinen langs de Frans Zwaanstraat en Cort van der Lindenstraat.

In voorliggend bestemmingsplan is de bestaande infrastructuur als zodanig bestemd.

3.3.5 Parkeernormennota

De Parkeernormennota 2012 is op 9 oktober 2012 vastgesteld. In de Parkeernormennota is het beleid vastgelegd ten aanzien van de parkeerplaatsen die gerealiseerd moeten worden bij de ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Dit beleid dient als toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

In de nota zijn parkeernormen vastgesteld die nodig zijn bij bouwprojecten en nieuwe ontwikkelingen in Zandvoort. De parkeernormen geven aan hoeveel parkeerplekken gerealiseerd moeten worden bij een bouwproject of nieuwe ontwikkeling. Afhankelijk van het gebied gelden er specifieke parkeernormen. De parkeernormennota is opgenomen in bijlage 3.

Aangezien er geen ontwikkelingen van enige omvang in het plan voorzien zijn, is nadere toetsing aan de parkeernormennota niet nodig. Indien er binnen de kaders van het bestemmingsplan nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt worden, dan is de parkeernormennota het gemeentelijk beleidskader. In de bestemmingsplanregels is hiertoe een parkeerregeling opgenomen, waarin verwezen wordt naar het gemeentelijk beleid.

3.3.6 Toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan

Op 2 april 2013 hebben burgemeester en wethouders de 'Toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan ten behoeve van opbouwen, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, het splitsen van grote woningen en aan huis verbonden beroepen en bedrijven' vastgesteld. Dit beleid dient als onderlegger voor nieuw op te stellen bestemmingsplannen en als motivering voor het afwijken van de huidige bestemmingsplannen.

Het nieuw vast te stellen beleid biedt een aantal verruimingen ten opzichte van het vorige beleid. In het beleid is tevens rekening gehouden met de ruimere mogelijkheden van vergunningvrij bouwen op grond van de Wabo. Ook wordt voor een deel van Zandvoort een ruimere bouwmogelijkheid van de typische Zandvoortse veranda geboden en wordt een aantal uitgangspunten, dat in het bestaande beleid nog niet was meegenomen alsnog toegevoegd. Naast de aan huis verbonden beroepen is in dit beleid ook de mogelijkheid opgenomen om onder voorwaarden kleine bedrijven in of bij een woning te vestigen. Omdat dergelijke beroepen en bedrijven een duidelijk ondergeschikte functie dienen te hebben ten opzichte van de woonfunctie is de oppervlakte gemaximaliseerd. Bij het voorheen gehanteerde percentage van 40% van het bebouwbaar oppervlak zouden er anders zodanig grote praktijkruimten en bedrijven kunnen gevestigd kunnen worden in een woning, waardoor de ondergeschiktheid komt te vervallen. Bovendien kunnen grotere aan huis verbonden beroepen en bedrijven meer hinder opleveren voor de woonomgeving. Voorts is het mogelijk onder voorwaarden grotere woningen te splitsen in maximaal drie zelfstandige woningen

De toetsingscriteria zijn daar waar relevant vertaald in onderhavig bestemmingsplan.

3.3.7 Retail-horecavisie

Op 18 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Zandvoort de retail- en horecavisie vastgesteld. Het beleid richt zich op het meer concentreren van de horeca in het centrum. De gemeente is echter niet voornemens om niet in het beleid passende horecavestigingen actief weg te bestemmen en/of uit te plaatsen.

De visie is met name van belang voor het centrumgebied van Zandvoort. Het onderhavige plangebied valt niet onder het centrumgebied. De horeca in het plangebied concentreert zich rondom de Hogeweg en nabij de Boulevardzone. Deze bestaande horeca is positief bestemd. Detailhandelsbestemmingen kent het onderhavige bestemmingsplan niet.

3.3.8 Milieubeleidsplan

Op 30 juni 2009 heeft de gemeenteraad het Milieubeleidsplan Zandvoort 2009 - 2013 vastgesteld. Hoewel de planhorizon van het plan inmiddels is verstreken, blijft de inhoud vooralsnog onverkort van kracht. Het milieubeleidsplan geeft richting aan, en een overzicht van, alle uit te voeren gemeentelijke milieutaken. De belangrijkste grondslagen van het gemeentelijke milieubeleid zijn het waarborgen van de leefbaarheid, een optimaal gebruik van de regelgeving, een voorbeeldfunctie, het bevorderen van duurzame ontwikkeling en een goede samenwerking.

Voor nieuwbouw is het milieubeleidsplan relevant. Het onderhavige bestemmingsplan is consoliderend van aard en voorziet niet in specifieke nieuwe ontwikkelingen. Een juridische vertaling naar het bestemmingsplan heeft dan ook niet plaatsgevonden.

3.3.9 Visie verblijfsaccomodatie

Op 18 februari 2014 heeft de gemeenteraad van Zandvoort de Visie op verblijfsaccommodaties vastgesteld. De visie is in hoofdstuk 2 Gebiedskenmerken en hoofdstuk 5 Doelstellingen en ambities uiteengezet.

3.3.10 Nota Openbare Ruimte

Op 29 oktober 2013 is de Nota Openbare Ruimte deel A vastgesteld. In de nota geeft de gemeente haar integrale visie op de openbare ruimte in hoofdlijnen. Naast inrichting komen onderhoud en beheer aan bod. Ingezet wordt op een kwaliteitsverbetering van het groen met name op de meest zichtbare plekken (het centrum en de hoofdontsluitingswegen). Hierbij wordt bij de keuze van het groen aangesloten op de functie en de karakteristiek van de omgeving. Met name langs doorgaande routes is de aanwezigheid van groene tuinen met bomen van belang.

In de Nota wordt onderscheid gemaakt in het visitekaartje, de woonwijken en het landschap. Het plangebied heeft te maken met alle genoemde onderdelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0008.png"

Figuur 3.6. Nota Openbare Ruimte

Visitekaartje

Voor het visitekaartje geldt de ambitie:

Zandvoort wil een goed visitekaartje afgeven. Gestreefd wordt naar een ruimte die piekfijn in orde, mooi, schoon en vooral functioneel is. Belangrijke opgave is het opruimen van de openbare ruimte; niet meer inrichtingselementen dan strikt noodzakelijk en het ordenen van activiteiten zodanig dat alle functionaliteiten naast elkaar bestaan zonder dat het storend werkt.

Van het onderdeel visitekaartje is voor het plangebied met het aspect 'Hoofdroutes' van belang.

Hoofdroutes 

Voor de hoofdroutes is het beleid gericht op een goede doorstroming en een logische oriëntatie. De wegen zien er aantrekkelijk uit zonder dat dit ten koste gaat van de functionaliteit. Tegelijk is het streven er op gericht de wegen zo min mogelijk een barrière te laten zijn tussen gebieden. Over het algemeen is de huidige ring overgedimensioneerd. Dit geeft de wegen een weinig aantrekkelijk en stenig uiterlijk. Bij herinrichting is het uitgangspunt de vermindering van verharding in ruil voor groen.

Woonwijken 

Het uitloopgebied centrum

Het uitloopgebied centrum bestaat uit elementen die facilitair zijn aan het centrum. Deze gebieden liggen meer in de luwte maar hebben nog steeds te maken met een hogere bezoekersfrequentie dan de woonwijken. Het betreft o.a. de parkeerroutes, looproutes tussen toeristische trekkers en de noord- en zuidboulevard.

Voor het uitloopgebied van het centrum geldt de ambitie:

De inrichting van de uitloopgebieden wordt afgestemd op de wijken waarin ze liggen, hierbij wordt echter wel de facilitaire functie die zij hebben meegenomen. Benadrukken van de lengte van de Boulevard Zandvoort/Bloemendaal als onderdeel van het toeristische aanbod van Zandvoort.

De totale boulevard vanaf het zuidelijkste punt van de Boulevard Paulus Loot tot aan Bloemendaal is de langste van Nederland. Hoewel de boulevard verdeeld is in drie verschillende eigendomssituaties (de gemeente Zandvoort, de provincie Noord-Holland en de gemeente Bloemendaal) zou het mooi zijn als deze lengte ruimtelijk benadrukt kan worden. De gemeente zal bij de uitwerking van de nota in deel B in overleg treden met de andere eigenaren om tot een gezamenlijke aanpak te komen.

Gezien de hoge bezoekersfrequentie, is het onderhoudsniveau van het uitloop-gebied hoog. De inrichting van de routes sluit aan bij de woonwijk waarin ze liggen.

Voor de woonwijken geldt de volgende ambitie:

Het handhaven en indien nodig creëren van een prettige leefomgeving waar het goed toeven is voor de bewoners. De wijken zijn goed onderhouden en veilig. Daar waar de wijken grenzen aan duingebied wordt het duin de wijk ingetrokken.

De woonwijk is de directe leefomgeving van bewoners. In de afgelopen decennia is de openbare ruimte steeds anoniemer geworden. Door burger-initiatieven meer de ruimte te geven wordt het openbaar gebied weer van de bewoners. De gemeente draagt zorg voor de basisinrichting, de bewoners krijgen de kans om samen met buurtgenoten een eigen twist te geven aan hun woonomgeving.

Voor elke wijk is de karakteristiek beschreven en per wijk is specifiek aangegeven wat de richting is voor de uitwerking. Bij de meer stenige wijken is het streven de groene uitstraling te vergroten. Afhankelijk van het karakter van de wijk kan dit zowel door het stimuleren van particuliere initiatieven als door het daadwerkelijk toevoegen van groen in het openbaar gebied.

Het landschap

Zandvoort wordt omgeven door landschap. De relatie tussen de bebouwing en het duinlandschap is van wezenlijk belang voor de identiteit van Zandvoort.

De ambitie voor het landschap is:

Naast zon en zee heeft Zandvoort meer te bieden. Getracht wordt toeristen aan te trekken en vast te houden door de meer verborgen lagen (o.a. duinlandschap) meer zichtbaar te maken. Daarnaast wordt het landschap ingezet ten behoeve van een aantrekkelijk woonmilieu. Door de relatie tussen het landschap en het dorp te versterken wil Zandvoort de bestaande "barrières" tussen de twee gebieden doorbreken. Het landschap wordt onderdeel van Zandvoort en andersom.

De inzet voor het landschap is gericht op het versterken van de visuele en functionele relaties tussen dorp en omliggend landschap

Handhaving

Handhaving op elementen in de openbare ruimte geschiedt op basis van de APV. Momenteel biedt de APV te weinig regels op basis waarvan ongewenste obstakels uit de openbare ruimte geweerd kunnen worden. Onderzocht zal worden op welke wijze het handhavingsbeleid met betrekking tot obstakels in de openbare ruimte aangescherpt kan worden.

In bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan heeft de openbare ruimte voornamelijk de bestemming "Verkeer"f toegekend gekregen waarbinnen de ambities voor de openbare ruimte kunnen worden gerealiseerd. Daar waar van toepassing is de bestemming "Tuin" zodanig neergelegd dat openheid en een groene inrichting gestimuleerd worden langs ontsluitende wegen. De situering van de tuinen is overgenomen uit de vigerende bestemmingsplannen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van deze ruimtelijke onderbouwing wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Verordening Ruimte
  • Provinciale Structuurvisie

Waterschapsbeleid

Het algemeen bestuur van Rijnland heeft op 9 maart 2016 het nieuwe Waterbeheerplan 'Waardevol Water' (WBP5) vastgesteld. In het WBP5 wordt richting gegeven aan het waterbeheer in de periode 2016 -2021. Daarmee realiseert Rijnland de ambities uit het coalitieakkoord, zodat het gebied nu en in de toekomst goed beschermd wordt tegen overstromingen en wateroverlast, er een goede waterkwaliteit ontstaat, het afvalwater op duurzame wijze wordt gezuiverd en de grondstoffen worden hergebruikt. In het WBP5 staat samen werken met de omgeving aan water centraal. Rijnland wil samen met zijn omgeving werken aan duurzaam en efficiënt waterbeheer tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Keur en uitvoeringsregels

Op grond van de Waterwet is Rijnland als waterschap bevoegd via een eigen verordening, de Keur, regels te stellen aan handelingen die het watersysteem beïnvloeden.

Sinds 1 juli 2015 heeft Rijnland een nieuwe Keur. Er gelden minder regels voor burgers, bedrijven en Rijnland. Het aantal vergunningen en meldingen is ongeveer gehalveerd. Zo geeft Rijnland verantwoordelijkheid, flexibiliteit en vertrouwen waar dat kan, maar stellen we regels waar dat moet.

Bij de Keur horen de Uitvoeringsregels. Hierin staan voorwaarden voor allerlei werkzaamheden die bewoners en bedrijven willen uitvoeren bij water en dijken. De Uitvoeringsregels kan een zorgplicht, een Algemene regel en een Beleidsregel bevatten.

  • De zorgplicht geldt voor eenvoudige werkzaamheden met weinig risico.
  • In de Algemene regel staan voorwaarden voor activiteiten met een beperkt risico.
  • In de Beleidsregel staan voorwaarden voor activiteiten met een groter risico. Dan verlenen zij een watervergunning.

De Keur en uitvoeringsregels zijn te vinden op: https://www.rijnland.net/regels/keur-en-uitvoeringsregels.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied betreft de zuidelijke boulevardzone, Zandvoort Zuid en de Zuidduinen.

Bodem en grondwater

De bodem bestaat ter plaatse uit leemarm zand in stuifduinen en stranden. Ter plaatse is sprake van grondwatertrap III. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 meter onder maaiveld, en de gemiddelde laagste grondwaterstand varieert van 0,8 tot 1,2 meter onder maaiveld.

Waterkwantiteit

Conform de legger van het waterschap blijkt dat er in de nabije omgeving van het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig is.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Omdat het ontbreekt aan oppervlaktewater, is er eveneens geen sprake van een KRW-waterlichaam.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is gelegen in de kern- en beschermingszone van een waterkering, te weten het kustfundament.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, uitsluitend kleinschalige ontwikkelingen, zoals het realiseren van uitbreiding en nieuwe aan- en uitbouwen, zijn toegestaan. Grotere, perceelsoverschrijdende ontwikkelingen, worden in het bestemmingsplan niet mogelijk gemaakt.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is voor een klein deel gelegen in de kernzone van een waterkering en voorts in de beschermingszone en de buitenbeschermingszone. Voor de kernzone en de beschermingszone is een beschermende dubbelbestemming in het bestemmingsplan opgenomen.

Constructies in, op of nabij een waterkering vormen een potentieel gevaar voor de primaire functie van de waterkering. Niet alleen kan bebouwing het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden, ook kan het toekomstige dijkverzwaring in de weg staan. Het waterkerend vermogen van een dijk wordt bepaald door de kruinhoogte, de fundering, alsmede de stabiliteit en de waterdichtheid van het beklede dijklichaam. De aanwezigheid van bebouwing kan de faalmechanismen en daarmee het waterkerend vermogen negatief beïnvloeden. Het hoogheemraadschap heeft daarom bouwactiviteiten in de waterkering in haar Keur in beginsel verboden. Indien activiteiten plaatsvinden die in strijd zijn met het belang van de kering (bijvoorbeeld bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen, beplantingen, etc.) moet een watervergunning op basis van de Keur aangevraagd worden bij het hoogheemraadschap van Rijnland. Omdat het waterkeringbelang niet het enige belang is en bouwwerken in sommige gevallen verenigbaar zijn met een veilige waterkering, kan het hoogheemraadschap via een vergunning ontheffing verlenen van dit verbod.

Riolering en afkoppelen

Overeenkomstig het rijksbeleid (de voorkeursvolgorde uit Wm art 29 a en de doelmatigheidsdoelstelling uit het bestuursakkoord waterketen 2007) geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat:

  • het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt;
  • afvalwaterstromen worden gescheiden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater;
  • huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een inrichting als bedoeld in artikel 15a van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren getransporteerd;
  • ander afvalwater dan hiervoor bedoeld:
    • 1. zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt;
    • 2. lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.

De gemeente kan gebruikmaken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard en biedt dan ook geen aanknopingspunten om bovenstaande doelstellingen te realiseren. Bij mogelijke onvoorziene nieuwe ontwikkelingen wordt een gescheiden rioleringsstelsel aangelegd,

Zorgplicht en preventieve maatregelen voor hemelwater

Voor de behandeling van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen. Door bijvoorbeeld:

  • duurzaam bouwen;
  • het toepassen van berm- of bodempassage;
  • toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen;
  • het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand-slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel;
  • adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen);
  • het toepassen van duurzaam onkruidbeheer;
  • de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan;
  • het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding.
  • Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of – als laatste keus – aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe'-aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP.

Zoals hiervoor is aangegeven onder 'riolering en afkoppelen', is het bestemmingsplan conserverend van aard, maar zal bij eventueel onvoorziene nieuwe ontwikkelingen sprake zijn van een gescheiden rioleringsstelsel.

Conclusie

Het bestemmingsplan heeft vanwege het consoliderende karakter geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.2 Bodem

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening is, wanneer sprake is van een nieuwe ontwikkeling, een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging. Wettelijk is bepaald dat een bouwvergunningsplichtig bouwwerk niet mag worden gebouwd op een zodanig verontreinigd terrein, dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers of het milieu.

Bij de verkenning van de mogelijkheden om nieuwe functies in een gebied te realiseren dient de bodemkwaliteit te worden betrokken. Inzicht in eventuele beperkingen aan het bodemgebruik (in verband met milieuhygiënische risico's voor mens, plant en dier) is noodzakelijk. Tevens dienen de mogelijkheden en kosten om deze beperkingen door middel van actief bodembeheer weg te nemen te worden aangegeven. Omdat er sprake is van een consoliderend bestemmingsplan vormt het aspect bodem geen belemmering.

4.3 Archeologie

Regelgeving en beleid

Wet op de archeologische monumentenzorg

Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe dat de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument “Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de archeologische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.

Onderzoek en conclusie

Voor onderhavig plangebied is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd (Bijlage 1, Archeologisch bureauonderzoek Zandvoort Zuid, Zandvoort, Gemeente Zandvoort, IDDS Archeologie rapport 1854).

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het plangebied is gelegen in een gebied met Jonge duinen. Deze duinen zijn ontstaan vanaf de 8e of 9e eeuw na Chr. Vanaf de late prehistorie (1475-500 voor Chr.) tot aan het ontstaan van de Jonge Duinen kon in het gebied bewoning plaatsvinden. Resten van bewoning, begraving en landgebruik kunnen worden aangetroffen onder het zand van de Jonge duinen, in de afzettingen van de Oude duinen of bovenin de onderliggende strandwallen. Op basis van eerdere onderzoeken in de gemeentes Bloemendaal en Katwijk worden deze resten verwacht beneden 5,5 m +NAP. Deze resten kunnen bestaan uit grondsporen als paalsporen, greppels en waterputten en structuren als huisplattegronden. Er kunnen anorganische artefacten als aardewerk, glas en natuursteen worden aangetroffen. Boven de grondwaterspiegel zullen metaal en organische artefacten slecht of niet bewaard zijn. Onder de grondwaterspiegel kunnen deze wel worden aangetroffen.

De Jonge duinen waren tot ver in de Nieuwe tijd niet ontgonnen. In het plangebied komt pas vanaf het einde van de 19e eeuw bebouwing voor. In de afzettingen van de Jonge duinen worden daarom alleen direct aan de noordgrens of ter plaatse van de voormalige Grindweg losse vondsten verwacht die voornamelijk zullen bestaan uit aardewerk, glas en natuursteen en kunnen dateren vanaf de 8e of 9e eeuw. Daarnaast kunnen er aan de noordgrens resten van verspreide bebouwing voorkomen. Ter plaatse van de (voormalige) aardappelveldjes zal de bodemopbouw verstoord zijn tot een diepte van minimaal 1 m –mv. Daaronder kunnen echter nog intacte archeologische niveaus voorkomen.

Binnen het plangebied kunnen tevens resten voorkomen uit de Tweede Wereldoorlog. Met name aan de oostzijde zijn nog bunkers aanwezig. Ook in de rest van het plangebied kunnen sporen en vondsten uit deze periode worden verwacht, onder meer in de vorm van losse vondsten als munitie.

In het onderzoek wordt geadviseerd om:

  • In het bestemmingsplan een dubbelbestemming Waarde-Archeologie opnemen voor het volledige plangebied. Voorafgaand aan bodemingrepen dieper dan 40 cm –mv en groter dan 500 m2 dient inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden.
  • Bij ingrepen ondieper dan 40 cm –mv en kleiner dan 500 m2 dienen uitvoerders gewezen te worden op hun meldingsplicht.
  • Structuren uit de Tweede Wereldoorlog zoals bijvoorbeeld bunkers dienen zoveel mogelijk behouden te blijven.

Het voorgaande advies uit het bureauonderzoek is in de juridische regeling van het bestemmingsplan overgenomen.

4.4 Cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Besluit ruimtelijke ordening

Op 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. De wijziging houdt in dat bij het opstellen van een bestemmingsplan de gemeente in de toelichting het volgende aangeeft:

`Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden'.

Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De provincie Noord-Holland hanteert het beleidsinstrument “Leidraad Landschap en Cultuurhistorie". Hierin heeft de provincie de cultuurhistorische waarden in beeld gebracht. De waardering zoals vastgelegd in de leidraad geldt als uitgangspunt van beleid.

Situatie in het bestemmingsplangebied

Provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

Het bestemmingsplangebied heeft in de provinciale Leidraad Landschap en Cultuurhistorie diverse aanduidingen. Het zuidelijke deel (het duingebied) heeft de classificaties 'jonge duinlandschap', 'aardkundig waardevol gebied' en 'aardkundig monument'. Het tracé van de voormalige trambaan aan de Zandvoortselaan is op huidige kaarten niet terug te vinden. Derhalve heeft het tracé van de trambaan geen aanduiding gekregen. Wel zijn de Haarlemmerstraat en de Amsterdamse Waterleidingduinen in de leidraad aangeduid als cultuurhistorisch waardevol.

Historisch-morfologische atlas

De gemeente beschikt over de "Historisch-morfologische Atlas Zandvoort', d.d. 29 maart 2011. Deze atlas draagt bij aan het inventariseren en documenteren van de aanwezige cultuurhistorische waarden. In de atlas wordt een uitgebreid, gedetailleerd beeld gegeven van de ontwikkeling van Zandvoort. In de atlas wordt de ontwikkeling ingedeeld in een zevental episodes. De woongebieden, dateren met name uit de vierde (1900 - 1940) en vijfde (1940 - 1963) episode. De stedelijke voorzieningen, parkeerplaatsen nabij het Ir. Friedhoffplein dateren met name uit de zevende episode (na 1977). Zie figuur 4.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0009.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0010.jpg"

Figuur 4.1 uitsnede uit Historisch-morfologische Atlas Zandvoort

Voor plangebied wordt in de historisch-morfologische atlas het volgende benoemd:

  • In de Tweede Wereldoorlog werd rondom het dorp een verdedigingslinie aangelegd: de Atlantikwal. Hiervoor is een deel van de Zandvoortselaan afgebroken. Deze verdedigingslinie loopt gedeeltelijk door het plangebied. Het duingebied de Zandduinen maakte onderdeel uit van de oude verdedigingslinie. Figuur 4.2. geeft dit weer.

Deze constatering heeft niet geleid tot een vertaling in de juridische regeling van het plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0011.png"

Figuur 4.2.: Duitse verdedigingswerken in 1945. Bron: historisch-morfologische atlas Zandvoort.

Cultuurhistorisch onderzoek

In het kader van het onderhavige bestemmingsplan is een cultuurhistorisch onderzoek (zie bijlage 2) uitgevoerd naar de voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van structuren, openbare ruimte, bomen en karakteristieke panden. Op basis van het onderzoek is een lijst van gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden in Zandvoort Zuid vastgesteld. In het plangebied Zandvoort Zuid zijn tevens twee rijksmonumenten aanwezig die eveneens zijn opgenomen.

De in het plangebied aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden welke voortvloeien uit het onderzoek 'Zandvoort Zuid, Input cultuurhistorie in bestemmingsplan' (SteenhuisMeurs, zie ook bijlage 2) zijn aangeduid op de verbeelding en in de regels voorzien van een beschermende regeling.

De waardevolle structuren, openbare ruimten en groenvoorzieningen zijn niet voorzien van een specifieke regeling, maar worden reeds afdoende beschermd door de bestemmingslegging en planregels.

Zie ook paragraaf 2.1.3 en 5.1.

4.5 Ecologie

Op grond van de Flora- en faunawet (1998) gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. Voor nieuwe activiteiten die een bedreiging kunnen vormen voor deze beschermde soorten, moet ontheffing worden aangevraagd.

In dit kader kan in het algemeen worden opgemerkt dat het bestemmingsplan grotendeels conserverend van aard is en in eerste instantie geen grootschalige activiteiten toelaat. Het plan is gericht op het handhaven van bestaand bebouwd gebied. Ten behoeve van mogelijke ontwikkelingen in de beschermde gebieden vinden afzonderlijke procedures plaats. In dat opzicht kan er van worden uitgegaan dat het bestemmingsplan geen negatieve effecten ten aanzien van plant- en diersoorten met zich meebrengt.

In het plan is een aantal flexibiliteitsbepalingen opgenomen, waaronder wijzigingsbevoegdheden. Gezien de omvang en de schaal van deze ontwikkelingen en de ligging in bestaand dorpsgebied, mag worden aangenomen dat deze activiteiten niet van onevenredige invloed zijn op beschermde vogel- en diersoorten.

4.5.1 Voortoets in het kader van de Wet natuurbescherming wijzigingsgebied 3

Waternet is voornemens om de entrees tot het gebied de Amsterdamse Waterleidingduinen te herontwikkelen en aantrekkelijk te maken voor bezoekers. Zo ook de entree van de Waterleidingduinen aan de Zandvoortselaan (nabij 130), te Zandvoort (zie paragraaf 5.3.1). Voor de herontwikkeling is een gebiedsaanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3' opgenomen in het bestemmingsplan.

Het wijzigingsgebied ligt op zeer korte afstand van het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid. De ontwikkeling zou kunnen leiden tot effecten op dit gebied. Daarom is in het kader van de Wet natuurbescherming een zogenoemde voortoets opgesteld met als centrale vraag : Is er ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van dit Natura 2000-gebied een kans op een significant negatief effect. De voortoets is als bijlage 4 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.

Conclusie

Uit de voortoets blijkt dat areaalverlies, versnippering en verandering van de waterhuishouding in Kennemerland-Zuid op voorhand kan worden uitgesloten.

Op grond van de effectbeschrijving is vervolgens geconcludeerd dat ook significant negatieve effecten als gevolg van lichtverstoring en verstoring door trillingen kan worden uitgesloten, aangezien maar een zeer beperkt areaal van het gebied wordt verstoord. Tijdens de aanlegfase zijn deze effecten bovendien zeer tijdelijk van aard.

Als gevolg van de ontwikkeling neemt de stikstofdepositie wel toe met 1,22 mol/ha/jr.. Voor deze toename dient een vergunning te worden aangevraagd in het kader van de Wet natuurbescherming. In het PAS is op dit moment nog voldoende depositieruimte beschikbaar, zodat men er vanuit kan gaan dat deze vergunning zal worden verleend. Als gevolg van de herstelstrategieën en –maatregelen die in het kader van het PAS voor Kennemerland-Zuid zijn en worden genomen, zal de ecologische situatie in dit gebied verbeteren. Significant negatieve effecten kunnen dan ook worden uitgesloten. De natuurlijke waarden en kenmerken van het gebied worden niet aangetast. Het project is uitvoerbaar.

4.6 Bedrijvigheid

De bedrijvigheid in het plangebied geeft over het algemeen weinig overlast. De bestaande bedrijven in het plangebied kunnen volgens de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (uitgave 2009), onder categorie 1 of 2 kunnen worden gerangschikt. Bedrijven die zijn gecategoriseerd als 1 of 2 zijn, qua milieubelasting, in principe passend binnen een woonomgeving. De in de uitgave geadviseerde afstanden (op basis van verschillende criteria, zoals geluid, trilling, geur en gevaar) tussen de verschillende bedrijven en woningen is overigens indicatief. Afwijking van die afstand moeten in nieuwe situaties kunnen worden gemotiveerd.

In bijlage I van de regels, wordt aangegeven welke andere bedrijfstypen wel of niet zijn toegelaten.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicorelevante inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 31 juli 2012 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BTEV worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BTEV wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Het bestemmingsplangebied Zandvoort Zuid is gelegen binnen het invloedsgebied van twee hogedruk aardgastransportleidingen van Gasunie (zie figuur 4.3.). Leiding W-532-02 (met een maximale werkdruk van 40 bar) ligt ter plaatse van de Tolweg en loopt naar het gasdrukregelstations ter hoogte van de Tolstraat. Het gasdrukregelstation ter hoogte van de Tolweg , is het eindpunt van leiding W-532-02. Leiding A-560 (met een maximale werkdruk van 66,2), ligt direct ten zuiden van het plangebied en kruist onder de Zandvoortselaan naar het noorden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01_0012.jpg"

Figuur 4.3: uitsnede risicokaart

De in het bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheden leiden niet tot een noemenswaardige toename van de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de hogedrukaardgasleidingen. De wijzigingsbevoegdheden zullen dan ook niet leiden tot een toename van het groepsrisico.

Door Omgevingsdienst IJmond zijn berekeningen uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's van de ondergrondse aardgas transportleidingen. Uit de berekeningen blijkt dat hiervoor bedoelde aardgastrandsportleidingen geen 10-6/jaar plaatsgebonden risicocontour hebben en het groepsrisico zeer laag is. De berekeningen zijn bijgevoegd als bijlage 5 en 6.

Binnen het plangebied liggen geen bedrijven waar handelingen met gevaarlijke stoffen worden uitgevoerd, zodanig dat het plaatsgebonden risico van de inrichting buiten de inrichtingsgrenzen ligt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied ligt niet in het invloedsgebied van wegen, spoor of vaarwegen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Behoudens het vervoer van benzine naar benzinestations vindt er geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats binnen het plangebied.

Conclusie

De twee gasleidingen zijn middels de dubbelbestemmingen "Leiding - Gas 1" (voor leiding W-532-02 met een maximale werkdruk van 40 bar) en "Leiding - Gas 2" (voor leiding A-560 met een maximale werkdruk van 66,2) van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.8 Luchtkwaliteit

Beleid en Normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2) 1)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10) 2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
    • 1. De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m³ overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
    • 2. Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan), uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd in of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

NIBM

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg of kantoorlocaties met maximaal 100.000 m2 bvo bij één ontsluitingsweg.

Onderzoek

Wet milieubeheer

Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, uitsluitend kleinschalige ontwikkelingen (zoals uitbreidingen van bestaande gebouwen) zijn binnen de kaders van het bestemmingsplan mogelijk. Er is dan ook sprake van een plan/project dat valt binnen de categorie “Niet in betekenende mate”. Kortom, het bestemmingsplan levert geen significante bijdrage aan de luchtkwaliteit en nader onderzoek naar dit aspect is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het bestemmingsplan.

4.9 Geluid

4.9.1 Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen in principe een geluidszone. De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. Wegen binnen een woonerf of wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km per uur hebben geen zone.

De Wgh onderscheidt geluidsgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige objecten anderzijds.

Voor nagenoeg alle wegen in het plangebied geldt een maximumsnelheid van 30 km per uur; deze wegen zijn daarom niet zoneplichtig en er hoeft dus geen rekening gehouden te worden gehouden met (planologische) geluidsbeperkende regelingen en maatregelen. De doorgaande wegen Hogeweg, Zandvoortselaan, Doctor C.A. Gerkestraat en Tolweg kennen een maximumsnelheid van 50 km per uur; zij hebben wel een geluidszone.

In de Wet geluidhinder wordt getoetst aan voorkeursgrenswaarden en ontheffingswaarden, deze bedragen respectievelijk 48 dB en 63 dB. Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kunnen de gemeenten zelf een hogere waarde vaststellen. Omdat langs de betreffende gezoneerde doorgaande wegen geen sprake is van (planologisch) nieuwe geluidsgevoelige objecten is nadere toetsing aan de Wet geluidhinder achterwege gelaten.

4.9.2 Industrielawaai

Aan de noordzijde van de kern ligt het Circuit van Zandvoort, waarvoor een geluidszone vanwege industrielawaai geldt. Het plangebied is geheel buiten de zonegrens van het Circuit van Zandvoort. Het aspect industrielawaai is niet aan de orde.

4.9.3 Spoorweglawaai

Aan de noordzijde van het centrum van Zandvoort ligt de spoorlijn Zandvoort-Haarlem. Op grond van het besluit grenswaarden binnen zones langs spoorwegen bevinden zich langs alle spoortrajecten geluidszones, waarbinnen nieuwe geluidsgevoelige objecten alleen mogelijk zijn, indien daarbij de gevelbelasting niet meer bedraagt dan de voorkeursgrenswaarde.

De geluidszone van het spoortraject bedraagt 100 m en ligt geheel buiten het plangebied. Het aspect spoorweglawaai is niet aan de orde.

4.10 Duurzaam bouwen

Klimaatakkoord Gemeenten en Rijk 2007-2011

Het Rijk en de gemeenten hebben gezamenlijk een klimaatakkoord ondertekend. Hierin staan afspraken over energiebesparing en de overgang naar duurzame energie: reductie van de uitstoot van broeikasgassen van 30% in 2020 ten opzichte van 1990, een energie-besparingspercentage van 2% energiebesparing per jaar en een aandeel van 20% duurzame energie in 2020. Het kabinet Rutte II hanteert een aandeel van 16% duurzame energie in 2020. De ambitie is dat in 2020 de nieuwbouw energieneutraal is en dat het energieverbruik van woningen en gebouwen in 2020 met meer dan 50% is verlaagd. Om resultaten te boeken en innovatie te stimuleren is de energieprestatie coëfficiënt voor nieuwe woningen in 2011 aangescherpt naar 0,6 en wordt deze in 2015 aangescherpt naar 0,4.

Gemeentelijk beleid voor duurzaam bouwen

De gemeente Zandvoort en de Omgevingsdienst IJmond hebben het klimaatakkoord vertaald in lokaal beleid door het opstellen van de nota “Kwaliteit en duurzaam bouwen”. Het duurzaamheidsbeleid is ook vertaald in het milieubeleidsplan 2009-2013. Voor nieuwbouwplannen zijn ambities en eisen opgesteld op basis van het instrument GPR-gebouw. Het ambitieniveau voor woningen, scholen en kantoren bedraagt minimaal gemiddeld een 8.

GPR Gebouw

Ter ondersteuning en om inzicht te krijgen in de duurzaamheid van nieuwbouwprojecten stellen de Omgevingsdienst IJmond en de gemeente Zandvoort het programma GPR Gebouw gratis ter beschikking. GPR Gebouw is een instrument waarmee prestaties gemeten kunnen worden, compleet met rapportcijfers van 1 tot 10. Dit instrument kijkt naar 6 aspecten, waarbij de nadruk wordt gelegd op energie. De GPR-lijst kan online ingevuld worden. De ambitie van de gemeente is gemiddeld een 8 voor de onderdelen energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Een GPR-berekening dient te worden toegevoegd bij toekomstige bouwaanvragen.

Hoofdstuk 5 Doelstellingen en ambities

Het bestemmingsplan is voor de gemeente het belangrijkste instrument om richting te geven aan ruimtelijke ontwikkelingen. In een bestemmingsplan wordt duidelijk wat de gemeente wil consolideren, hoe zij (eventueel) wil ontwikkelen en welke mogelijkheden burgers en bedrijven hebben. Met het opstellen van een actueel bestemmingsplan voor het gebied 'Zandvoort Zuid' wil de gemeente de inwoners en andere gebruikers van dit gebied gelijke (bouw)mogelijkheden bieden. Ook stelt zij kaders waarbinnen ideeën zich kunnen ontwikkelen. De waarden van het gebied worden veilig gesteld en er wordt ingespeeld op het gewenste toekomstbeeld.

In algemene lijnen is het gemeentelijke beleid in dit bestemmingsplangebied gericht op het handhaven en zo mogelijk versterken van de functies die het plangebied heeft: het noordelijk deel als stedelijk gebied en het zuidelijk deel als duingebied. In beginsel worden de planologische mogelijkheden uit de voorgaande bestemmingsplannen voortgezet.

In de volgende paragrafen komen achtereenvolgens de ruimtelijke en functionele ambities en de potentiële ontwikkelingslocaties aan bod. Deze uitgangspunten zijn, voordat met het opstellen van dit bestemmingsplan werd begonnen, vastgelegd in het 'Plan van aanpak' voor het bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" (18 mei 2015). Onderstaande paragrafen zijn dan ook mede gebaseerd op dit plan van aanpak.

5.1 Ruimtelijk

Ruimtelijk is het beleid in hoofdlijnen gericht op het handhaven en versterken van:

  • de structurerende assen, met een functiemenging rond de Hogeweg en rustige (woon)buurten daartussen en daarbuiten;
  • behoud van karakteristieke bebouwing;
  • de specifieke kwaliteiten van de openbare ruimte, te denken valt aan kenmerkende hoogteverschillen en de verweving van het duinlandschap in de woonbuurten.

De woonbuurten hebben over het algemeen een redelijk (ruimtelijk) kwaliteitsniveau. Voor de zone Boulevard Zuid is sprake van een hoogwaardig kwaliteitsniveau dat met name tot uiting komt in de natuur- en landschappelijke waarden van het duingebied. Gestreefd wordt naar bescherming en verdere ontwikkeling van deze kwaliteiten door goed woningbeheer, beheer openbare ruimte, groenbeheer en aandacht voor de leefomgeving. Ook een zorgvuldig omgaan met karakteristieke panden en/of straten en met overgangen naar omliggende gebieden is aan de orde.

Vertaling bestemmingsplan

Het voorgaande betekent dat de bestaande situatie gedetailleerd is bestemd. Onder andere rooilijnen, hoogten en omvang van bebouwing zijn voorzien van een op de bestaande situatie afgestemde regeling. De vigerende bestemmingsplannen en de op basis daarvan uitgevoerde retrospectieve toets, waarbij bestaande van de vigerende bestemmingsplannen afwijkende situaties in beeld zijn gebracht, vormt hiervoor de basis. Naar aanleiding van de retrospectieve toets en in het ten behoeve van dit bestemmingsplan opgestelde plan van aanpak is een afweging gemaakt met betrekking tot de geconstateerde strijdigheden en is aangegeven welke type strijdigheden positief bestemd worden in dit nieuwe bestemmingsplan. Indien een geconstateerde strijdigheid niet past op basis van de gestelde uitgangspunten, maar wel legaal tot stand is gekomen is dit specifiek mogelijk gemaakt. Het College van Burgemeester en Wethouders van Zandvoort heeft verder recentelijk nieuwe algemene richtlijnen inzake erfbebouwing, opbouwen en dakkapellen bij woningen (Toetsingscriteria voor het verlenen van afwijkingen van het bestemmingsplan ten behoeve van opbouwen, bijbehorende bouwwerken, dakkapellen, het splitsen van grote woningen en aan huis verbonden beroepen en bedrijven). Deze richtlijnen zijn in het bestemmingsplan overgenomen. De voorschriften uit het nieuwe beleidsstuk bieden een aantal verruimingen ten aanzien van het vorige beleid. Daar waar door vergunningsvrij bouwen ruimere mogelijkheden zijn ontstaan, is het beleid hier bovendien zo mogelijk op aangepast

Boulevard Zuid

Boulevard Zuid betreft een bijzonder gebied waar sprake is van 'wonen in het duin' en waar van oudsher een plicht bestaat om de voortuin zoveel mogelijk onverhard en voorzien van helm te houden. Dit is vertaald in een aanlegvergunningstelsel voor voortuinen.

De voorheen geldende beperkingen voor het bouwen op het achtererf waren al grotendeels teniet gedaan door het vergunningvrije bouwen. Daarom is gekozen de beperkingen voor bebouwing van het achtererf te laten vervallen. Wel blijft de mogelijkheid aan de gemeente om aanvullende eisen te stellen aan bebouwing, zoals op momenten waar de mogelijkheden van het vergunningvrij bouwen overschreden worden. In deze situaties wordt per geval een afweging gemaakt.

Karakteristieke panden en andere cultuurhistorische waarden

De in het plangebied aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden (zie ook paragraaf 2.1.3) welke voortvloeien uit het onderzoek 'Zandvoort Zuid, Input cultuurhistorie in bestemmingsplan' (SteenhuisMeurs, zie ook bijlage 2) zijn aangeduid op de verbeelding en in de regels voorzien van een beschermende regeling.

De waardevolle structuren, openbare ruimten en groenvoorzieningen zijn niet voorzien van een specifieke regeling, maar worden reeds afdoende beschermd door de bestemmingslegging en planregels.

5.2 Functioneel

5.2.1 Horeca

De in het plangebied aanwezige horecavoorzieningen worden gehandhaafd. Hiermee wordt niet specifiek gedoeld op de grotere en kleinere pensions, waarover verderop in dit hoofdstuk meer zal worden aangegeven (zie 5.2.2). Ter voorkoming van ontoelaatbare (milieu-)hinder dient uitgesloten te worden dat er horeca-activiteiten plaats kunnen vinden, welke (milieu-)hinder voor de omgeving kunnen veroorzaken.

In het plan is een regeling getroffen voor het uitoefenen van beroepen aan huis. Dit kan onder voorwaarden worden toegestaan. Uitgangspunt hierbij is dat er geen hinder voor de omgeving mag plaatsvinden en dat het uiterlijk c.q. de uitstraling van de woning c.q. de woonomgeving niet mag worden aangetast.

5.2.2 Verblijfsrecreatie

Zoals reeds in paragraaf 3.3.9 is aangegeven is in de op 18 februari 2014 door de gemeenteraad van Zandvoort vastgestelde 'Visie op verblijfsaccommodatie' (Grontmij Nederland B.V.) gesteld dat het de ambitie van Zandvoort is om tot een versterking van het verblijfstoerisme te komen. De gemeente zet daarvoor in zijn algemeenheid in op vestiging, uitbreiding en vernieuwing van verblijfsaccommodaties. De gemeente wil haar doelstellingen realiseren door vanuit de volgende invalshoeken het verblijfstoerisme te benaderen:

  • Het creëren en uitdragen van een onderscheidende identiteit voor dag- en verblijfstoerisme, dit versterkt de mogelijkheden voor het verblijfstoeristisch product.
  • Verlenging van het seizoen voor verblijfstoerisme op basis van nieuwe bezoekmotieven, gebaseerd op de identiteit, ook buiten het seizoen.
  • Creëren van nieuwe productlevenscycli door productontwikkeling en innovaties (nieuwe leefstijl segmenten kunnen hiermee worden bediend).
  • Versterken van het doelgroepgericht denken, richten op marktniches en zo komen tot kwaliteitsverbetering van het product (de kwaliteit van het aanbod creëert in belangrijke mate zijn eigen vraag).
  • Ontwikkelingen van verblijfsaccommodaties niet alleen vanuit de accommodatie aanvliegen, maar aansluiten op de ontwikkelingen en kansen uit andere sectoren en de omgeving (wat kan een verblijfsaccommodatie bijdragen aan haar omgeving en vice versa).
  • Het versterken van de duurzaamheid van het toeristisch-recreatief product, onder meer in de bedrijfsvoering van de verblijfsaccommodaties.

Per accommodatievorm/sector is vervolgens een beleidsaanbeveling gedaan en zijn toetsingscriteria gegeven, zowel economische als ruimtelijke criteria. Het betreft de volgende sectoren: hotelsector, logiesverstrekking met meer dan vier bedden, logiesverstrekking tot en met vier bedden, particuliere huursector, bungalowsector en kampeersector en campers. De laatste twee accommodatievormen (bungalowsector en kampeersector en campers) zijn voor Zandvoort Zuid niet relevant. Voor de overige accommodatievormen ziet de gemeente in beperkte zin mogelijkheden voor nieuwvestiging in Zandvoort Zuid. Echter omdat het tevens gewenst is te sturen op de toegevoegde waarde van een nieuwe voorziening voor Zandvoort en op de ruimtelijke consequenties biedt dit bestemmingsplan geen directe mogelijkheden voor nieuwvestiging. De bestaande accommodaties zijn als zodanig bestemd. Mogelijke nieuwe accommodaties kunnen aan de hand van de toetsingscriteria uit de Visie worden toegestaan met een afzonderlijke juridisch-planologische procedure. Het voorgaande geldt niet voor logiesverstrekking tot en met vier bedden, deze vorm van verblijfsrecreatie is in beginsel overal toegestaan in woningen (onder enkele voorwaarden).

5.2.3 Voorzieningen

Het beleid ten aanzien van bestaande maatschappelijke en welzijnsvoorzieningen is gericht op het behoud, in combinatie met het onder voorwaarden bieden van uitbreidingsmogelijkheden en mogelijkheden voor functieverbreding en/of gebruiksintensivering.

Daarnaast kan het in verband met toekomstige ontwikkelingen gewenst zijn om de nodige uitwisselbaarheid van (maatschappelijke) voorzieningen mogelijk te maken, evenals een veranderbaarheid naar andere functies (als wonen en dienstverlening). Het bestemmingsplan voorziet daarin.

5.2.4 Wonen

Ten aanzien van de bestaande bebouwing staat behoud en zo mogelijk versterking van de woonfunctie en van de huidige kwaliteit van het wonen voorop. Uiteraard is er in het licht van veranderende behoeftepatronen, ruimte voor kwaliteitsverbetering en aanpassing van woningen aan de eisen van de tijd. Dat kan zich bijvoorbeeld uiten in een toenemende vraag naar werkruimtes aan huis.

Ook een toename van het aantal oudere bewoners en kleine huishoudens leidt tot de vraag naar aanpasbaarheid en veranderbaarheid van woningen. Eén en ander betekent dat een zekere uitbreiding en/of kwaliteitsverbetering van woningen mogelijk moet zijn, mits passend in het bebouwingspatroon en mits de bewoningssituatie dat toelaat.

De aandacht ten aanzien van de woningvoorraad verschuift in de (nabije) toekomst steeds meer van nieuwbouw naar verbeteringen in de bestaande voorraad. In verschillende delen van de bestaande voorraad moeten in de komende periode verbeteringen aangebracht worden, om de kwaliteit van de woningen op peil te houden.

In dit bestemmingsplan zijn de bestaande woningen als zodanig bestemd.

5.2.5 Bedrijvigheid

Uitgangspunt is dat bedrijfsfuncties op hun huidige locatie moeten kunnen blijven functioneren. Een uitbreiding is eventueel op bescheiden wijze mogelijk, mits voldoende ruimte aanwezig is en geen sprake is van visuele hinder en/of aantasting van het kleinschalig karakter. Voor zover nodig stelt de milieuwetgeving beperkingen aan de belasting van woningen in de nabijheid van bedrijven.

Gelet op de aard van het plangebied met een overwegende woonfunctie zijn geen nieuwe bijzondere functies (bedrijvigheid, detailhandel) toegestaan. Een uitzondering geldt voor een combinatie met een aan-huis-verbonden-beroep of incidenteel een bedrijf. Het wonen dient daarbij de hoofdfunctie te blijven.

Uitgangspunt voor het toestaan van de aard van de bedrijvigheid zijn de lichte categorieën (1 en 2) volgens de VNG-indeling. Dit zijn niet of nauwelijks milieuhinderlijke bedrijven die in woonbuurten gevestigd kunnen zijn. Een eventueel te grote milieuhinder dient via de milieuvergunning in de hand te worden gehouden.

5.2.6 Verkeer en parkeren

Verkeer

Uitgangspunten aangaande het verkeer in het plangebied kunnen worden afgeleid van het algemene streven om de wegen in de woongebieden als verblijfsgebied aan te merken. Dat wil zeggen: gebieden waar de maximumsnelheid 30 km/h mag bedragen. Omliggende wegen met voornamelijk een stroomfunctie (maximumsnelheid van 50 km/h), voorzien in het ontsluiten van de woongebieden en Zandvoort Zuid. In het bestemmingsplan wordt aangesloten op de eerder aangehaalde wegencategorisering.

Parkeren

Ten aanzien van parkeren wordt aangesloten bij de gemeentelijke 'Parkeernormennota' (zie paragraaf 3.3.5).

5.3 Nieuwe ontwikkelingen en planwijzigingen

Het bestemmingsplan maakt op beperkte schaal nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De entree van de Waterleidingduinen aan de Zandvoortselaan betreft een nieuwe ontwikkeling.

Het bestemmingsplan voorziet tevens in enkele wijzigingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Zoals reeds aangehaald betreft dit onder andere de opname van karakteristieke panden en monumenten op basis van het cultuurhistorisch onderzoek. Een tweede planwijziging betreft de aanpassing van de bouwvlakken aan de Hogeweg van de panden met de bestemming 'Gemengd'.

5.3.1 Wijzigingsbevoegdheid entreegebied waterleidingduinen Zandvoortselaan

Vanuit Waternet zijn er initiatieven om de ingang van de Waterleidingduinen aan de Zandvoortselaan her in te richten. In dit kader zal ook het ter plaatse aanwezige pannenkoekrestaurant “De Duinrand” worden meegenomen. De voorstellen voor herinrichting zijn gericht op een herkenbare entree met een (meer) natuurlijke uitstraling. De bebouwing wordt zodanig geplaatst dat er vanaf de Zandvoortselaan doorzicht naar het duin is. Bebouwing en terras zodanig terug gelegd dat er langs de Zandvoortselaan ruimte is voor een groene inrichting. De studie gaat uit van de sloop van het pannenkoekenhuis en de boswachterswoning. Het nieuwe pannenkoekenhuis wordt groter en gesitueerd op het kavel van de boswachterswoning. Het toegangspad, dat tevens onderhoudspad voor de Amsterdamse Waterleidingduinen is, wordt in oostelijke richting verlegd, zodat ruimte voor een aaneengesloten terras ontstaat. Tevens wordt een nieuw pad tussen het parkeerterrein en het pannenkoekenhuis aangelegd. Hierdoor verbeterd de relatie tussen het parkeerterrein en de entree van het natuurgebied en het zicht op het parkeerterrein. De fietsenstalling wordt verplaatst naar de voorzijde. Het voornemen past in de visie van de gemeentelijke structuurvisie om door herinrichting van de entrees van de natuurgebieden te versterken en te verduidelijken.

Voor de voorgestelde herstructurering is een wijzigingsbevoegdheid (Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 3) opgenomen in het bestemmingsplan. Op grond van artikel 3.6 Wro kunnen stedenbouwkundige randvoorwaarden kunnen worden opgesteld, waarbinnen een herinrichting van het gebied kan plaatsvinden en de maximale oppervlakte (en bouwhoogte) van een restaurant kan worden bepaald.

De herinrichting van het gebied zal plaats vinden buiten de begrenzing van het als beschermd natuurgebied aangewezen duinterrein en zal plaatsvinden binnen de begrenzing van de huidige woning en horecabedrijf met de daarbij behorende tuinen, terrassen en verhardingen. Met name bezoekers van de duinen maken gebruik van de horeca faciliteiten. Bij een herinrichting van de entree zal er niet direct sprake zijn van een toename van het aantal verkeersbewegingen.

De kosten voor de uitvoering van de werkzaamheden zullen voor rekening komen van de duinbeheerder en de horecaexploitant.

5.3.2 Wijzigingsbevoegdheid Hogeweg 40

De stedenbouwkundige wand van de Hogeweg wordt ter plaatse van Hogeweg 40 doorbroken, doordat op deze locatie de hoofdbebouwing achter op het perceel is gerealiseerd. De lage bebouwing op dit perceel is niet passend in de stedenbouwkundige context en beleving van de Hogeweg. Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid wordt het mogelijk de bestaande bebouwing te slopen en gelijk aan de naastgelegen panden aan de Hogeweg 15 meter hoog en 15 meter diep een nieuw hoofdgebouw te realiseren.

Voor de locatie Hogeweg 40 is de aanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4' opgenomen. Op grond van artikel 3.6 Wro kunnen stedenbouwkundige randvoorwaarden kunnen worden opgesteld, waarbinnen een herinrichting van het gebied kan plaatsvinden, waardoor de bebouwing op het kavel in lijn kan worden gebracht met de naastgelegen bebouwing aan de Hogeweg.

5.3.3 Karakteristieke panden en monumenten

De in het plangebied aanwezige rijks- en gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden (zie ook paragraaf 2.1.3, 4.4 en 5.1), voortvloeiend uit het onderzoek 'Zandvoort Zuid, Input cultuurhistorie in bestemmingsplan' SteenhuisMeurs (zie bijlage 2) zijn aangeduid op de verbeelding en in de regels voorzien van een beschermende regeling. Hierbij gelden een tweetal uitzonderingen:

  • Er is gekozen om de naoorlogse panden die in het laatste deel van het rapport zijn aangeduid vooralsnog niet als 'karakteristiek' aan te duiden;
  • Voor Hogeweg 38-38A is de gemeente recentelijk in gesprek geweest met de eigenaar over sloop/nieuwbouw, vandaar dat het nu niet gepast is het pand als 'karakteristiek' aan te duiden.

5.3.4 Bouwvlakken Hogeweg

Geconstateerd is dat de bouwmogelijkheden van de panden aan de Hogeweg met in het vigerend bestemmingsplan de bestemming 'Gemengde doeleinden' in het verleden niet eenduidig waren en waardoor meerdere gerechtelijke procedures zijn gevoerd betreffende de te bebouwen diepte van de percelen. Om duidelijkheid te scheppen is gekozen om de bouwvlakken en bebouwingsdiepte vast te leggen op de verbeelding, waarbij de bouwvlakken zijn beperkt in diepte. Hiermee wordt afgeweken van het vigerende planologische regime.

5.3.5 Bestaande ontwikkelingslocaties

Het bestemmingsplan kent wijzigingsbevoegdheden die een voortzetting zijn van de hiervoor geldende bestemmingsplannen. Het betreft de locaties aangeduid met de gebiedsaanduiding 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1' en 'Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2'.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1

Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1 maakt het mogelijk om ter plaatse van de recreatiewoningen aan De Schelp de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoningen' te wijzigen in de bestemming 'Wonen -2'.

Op de Schelp is een complex van recreatiewoningen gerealiseerd. Het betreft een U-vormig gebouw bestaande uit boven- en benedenappartementen. De panden zijn ook in bouwtechnisch opzicht als recreatiewoningen ingericht. Om deze reden is het complex ook als recreatiewoningen bestemd. Reeds jaren is een groot aantal panden permanent bewoond. Het permanent gedogen van deze panden is mede naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak, waarbij een persoon een inschrijving via het bevolkingsregister had afgedwongen. De betreffende panden hebben namelijk ieder een eigen huisnummer gekregen en hebben afzonderlijk een aansluiting op de nutsvoorzieningen.

In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om dit complex (in één herontwikkeling) te bestemmen voor permanente bewoning (Wonen-2). Voorwaarde is evenwel, dat de woningen dan voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit. Omdat er sprake is van een complex in een bestaande woonwijk, is er uit stedenbouwkundig oogpunt geen bezwaar, indien door sloop-nieuwbouw op deze locatie permanente woningen worden gerealiseerd. Het initiatief hiervoor ligt bij de vereniging van eigenaren.

Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2

Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2 maakt het mogelijk de bedrijfsbestemming aan de Tolweg te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en 'Maatschappelijk'. Wijzigingsgebied 2 is voor een deel gelegen in de veiligheidszone behorende bij gasontvangstation van GasUnie. Voor de gasontvangstation geldt een veiligheidscontour van 15 meter, waarin geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Om te voorkomen dat er kwetsbare objecten, zoals woningen, worden mogelijk gemaakt binnen deze veiligheidscontour is in de planregels vastgelegd dat binnen de veiligheidscontour van 15 meter gemeten van de opstelplaats van het gasontvangstations uitsluitend een toegangsweg, garageboxen en/of groenstrook is toegestaan.

Blijkens de VNG uitgave ‘bedrijven en milieuzonering 2009’ valt de gasdruk-meet en regelstation onder de milieucategorie 3.1. Voor inrichtingen met een milieucategorie 3.1 geldt een richtafstand van 50 meter ten opzichte van woningen. Over het algemeen genomen is de geluiduitstraling van een gasdruk-meet en regelstation zeer laag te noemen. Een overschrijding van de geluidsnorm is niet aannemelijk omdat eventuele bronnen inpandig zijn gelegen en het geluidsniveau in het pand zeer beperkt is. De mogelijke geluidsbronnen bestaan uit voertuigen van en naar de inrichting (zeer beperkte bewegingen) en de installaties staan dus nagenoeg allemaal binnen opgesteld. De veiligheidscontour van 15 meter wordt gerespecteerd waarvoor een overschrijding van de (geluids-)normen niet aannemelijk is. Hiernaast dient te worden opgemerkt dat feitelijk en in het voorafgaande planologische regime binnen een afstand van 15-20 meter gemeten vanaf de gasdruk-meet en regelstation al woningen aanwezig zijn.

Hoofdstuk 6 Planbeschrijving

6.1 Het juridische systeem

In de voorgaande hoofdstukken zijn de in het plangebied voorkomende functies, de (eventuele) ontwikkelingen daarbinnen én de uitgangspunten ten aanzien daarvan aan de orde gesteld. Het in de voorgaande hoofdstukken beschreven beleid, krijgt zijn juridische vertaling in bestemmingen. Deze bestemmingen regelen de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden binnen het plan. De bepalingen die betrekking hebben op de te onderscheiden bestemmingen, zijn vastgelegd in de regels en op de verbeelding van het plan.

Het bestemmingsplan geeft dus aan voor welke doeleinden de gronden zijn bestemd.

6.2 Digitaal bestemmingsplan

Het bestemmingsplan is opgezet als een digitaal raadpleegbaar plan. Deze digitale versie is bedoeld om de burger 'online' informatie te verschaffen omtrent het bestemmingsplan. Bovendien is de digitale versie bedoeld voor uitwisseling van gegevens binnen de gemeente en met andere overheidsinstanties.

In het kader van de nieuwe wet- en regelgeving wordt het plan technisch als een digitaal raadpleegbare versie uitgevoerd. Het bestemmingsplan is opgesteld volgens de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012).

6.3 De bestemmingsregeling

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de bestemmingen die in dit plan voorkomen. Allereerst wordt echter een toelichting gegeven op enkele onderwerpen die van toepassing kunnen zijn op alle voorkomende bestemmingen

6.3.1 Bijzondere onderwerpen

Cultuurhistorie

Cultuurhistorische/karakteristieke panden komen vrijwel in elke bestemming voor (met de functieaanduiding 'karakteristiek') en voor al deze panden geldt een gelijkluidende regeling:

  • behoud van het betreffende pand;
  • de huidige bouwvorm (hoogte en omvang) moet worden behouden;
  • wijziging van de bouwvorm is enkel toegestaan nadat hiervoor een vergunning is verleend, waarbij o.a. moet worden aangetoond dat de wijziging de karakteristieke kenmerken niet aantast;
  • het pand mag niet worden gesloopt, tenzij hiervoor een vergunning is verkregen;

Voor zover een pand met de aanduiding cultuurhistorische waarde als gemeentelijk of rijksmonument zijn aangewezen, gelden de bepalingen uit dit plan niet, maar geldt enkel de specifieke gemeentelijke of rijksregeling.

Bestaande maten-regeling

Vanwege de grote mate van organische groei van bouwvolumes in Zandvoort Zuid, is het niet te voorkomen dat legaal tot stand gekomen bouwwerken niet met de juiste maatvoering in dit bestemmingsplan zijn opgenomen. De gemeente heeft door middel van de retrospectieve toets onder andere de aanwezige bebouwing op zeer zorgvuldige wijze in beeld gebracht. Op diverse plaatsen is er voor gekozen om strijdige situaties met het vorige bestemmingsplan en met de algemene regels van dit nieuwe bestemmingsplan niet specifiek aan te duiden of te bestemmen. Het betreft gevallen die niet passen binnen de beleidslijn uit het plan van aanpak, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat zich situaties voordoen die onjuist zijn ingeschat dan wel over het hoofd zijn gezien. Om te voorkomen dat deze legaal tot stand gekomen bouwwerken deels dan wel geheel worden wegbestemd, is in dit plan een regeling opgenomen waarmee alle legale bouwwerken alsnog positief worden bestemd, ongeacht de maatvoering in de regels en op de verbeelding.

6.3.2 Planregels

De planregels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1);
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2);
  • Algemene regels (hoofdstuk 3);
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4).

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In het artikel "Wijze van meten” zijn regels opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

Met deze bestemming zijn de gronden aangewezen waar bedrijven of bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 van de regels onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn toegestaan. Met specifieke aanduidingen is aangegeven waar nutsvoorzieningen en een verkooppunt voor motorbrandstoffen zijn toegestaan.

Artikel 4 Gemengd

Op verschillende locaties langs de Hogeweg is de bestemming 'Gemengd' van toepassing. Specifiek gaat het hierbij om horeca, maatschappelijke functies en wonen.

Artikel 5 Groen

Deze bestemming is opgenomen voor de belangrijkste groenstructuren in het plangebied (met uitzondering van het duingebied, dat de bestemming 'Natuur - Duingebied heeft gekregen). Binnen deze bestemming zijn beperkte bouwmogelijkheden opgenomen. Binnen de bestemming zijn voet- en fietspaden, inritten, water en straatmeubilair toegestaan. Parkeren is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding'parkeerterrein'.

Artikel 6 Horeca

Hotels en restaurant zijn toegestaan binnen deze bestemming. Op de verbeelding zijn beide functies weergegeven met een aanduiding.

Artikel 7 Maatschappelijk

Gebouwen met een maatschappelijke functie zoals scholen, kerken, het gemeentehuis/raadhuis, musea en dergelijke vallen onder de bestemming 'Maatschappelijk'.

Artikel 8 Natuur - Duingebied

Voor de gronden ten zuiden van de woongebieden is de bestemming 'Natuur - Duingebied' opgenomen. Gezien de bijzondere landschappelijke en natuurwaarden die dit gebied heeft, is de bestemming zeer beperkt qua bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het waterwingebied heeft de functieaanduiding 'specifieke vorm van water - waterwingebied'. In de bestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten. Op die manier wordt beoogd de bijzondere waarden te beschermen.

Artikel 9 Recreatie - Recreatiewoningen

De bestemming 'Recreatie - Recreatiewoningen' is opgenomen ten behoeve van de recreatiewoningen aan De Schelp.

Artikel 10 Tuin

De bestemming 'Tuin' is gelegd op de delen van de percelen die als voor- of zijtuin (of waardevol groen binnenterrein) zijn aan te merken en waar het vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst wordt geacht erfbebouwing te situeren.

De bestemmingsgrens ligt voor het merendeel tegen de voorgevel en in hoeksituaties tegen de zijgevel van het hoofdgebouw. De bestemming kent een regeling voor het plaatsen van erkers aan de voor- en zijkant van een woning.

In enkele gevallen is het toegestaan een terras binnen de tuinbestemming te realiseren.

Artikel 11 Tuin - Duingebied

De woningen in het gebied Boulevard Zuid liggen in het duingebied. Voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden samenhangend met het duinlandschap, is voor de tuinen van deze woningen de bestemming 'Tuin - Duingebied' opgenomen.

Artikel 12 Verkeer

Onder deze bestemming vallen de straten, paden, pleintjes en parkeerhavens en het daarvan deel uitmakende (kleinschalige) openbaar groen.

Ook speelvoorzieningen geplaatst in de openbare ruimte, worden tot deze bestemming gerekend.

De bestemming is van toepassing op de openbare ruimte die slechts een verkeers- en verblijfsfunctie voor de directe omgeving heeft. Voor herinrichtingsmaatregelen en maatregelen ter verbetering van de verkeersveiligheid (bijvoorbeeld inrichting als 30 km/h-zone), biedt deze bestemming voldoende ruimte.

Op verschillende plaatsen komt het voor dat de gronden met de bestemming 'Verkeer' mede voor functies uit aangrenzende bestemmingen wordt gebruikt. Denk aan reclameborden en delen van gebouwen (denk aan erkers) die over de bestemming 'Verkeer' hangen. Deze gebruiksvormen zijn ook in dit plan toegestaan.

Artikel 13 Wonen - 1

De vrijstaande, twee-onder-een-kap- en aaneengesloten woningen (grondgebonden) vallen onder bestemming 'Wonen - 1' met respectievelijk de aanduidingen 'vrij', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'. Binnen de bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk; de pensions, detailhandelsbedrijven en dienstverlenende bedrijven zijn geregeld via een aanduiding.

Via een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om een aanduiding van het bestemmingsvlak te verwijderen.

Het bouwvlak mag tot 100% worden bebouwd, waarbij maximum goot- en bouwhoogte zijn vastgelegd op ruimtelijke verbeelding van het plan. Hierbij wordt in eerste instantie uitgegaan van een kap, maar een plat dak is ook mogelijk, zij het dat in dat geval de goothoogte de maximale bouwhoogte wordt.

Het gezamenlijke oppervlak aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf beslaan met een maximum tot 50 m². Hierbij wordt uitgegaan van één bouwlaag met eventueel een dak.

Artikel 14 Wonen - 2

Gestapelde woningen en appartementencomplexen zijn onder de bestemming 'Wonen - 2' gebracht. Ook binnen deze bestemming zijn aan-huis-verbonden beroepen mogelijk. Daarnaast zijn de locaties waar sprake is van detailhandel, dienstverlening of maatschappelijke voorzieningen, eveneens met een aanduiding geregeld.

De bebouwingsmogelijkheden zijn vergelijkbaar met de bestemming Wonen-1, zij het dat bijvoorbeeld in het geval van appartementencomplexen doorgaans geen of weinig ruimte is voor bijgebouwen, aan- en uitbouwen.

Artikel 15 Wonen - Duingebied

De woningen in het gebied Boulevard Zuid liggen in het duingebied. Voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden samenhangend met het duinlandschap, is voor deze woningen de bestemming 'Wonen - Duingebied' opgenomen.

De bestemming komt overeen met de bestemming 'Wonen - 1'. Binnen deze bestemming is echter een aanlegvergunningstelsel opgenomen voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Hierdoor is het mogelijk de natuur- en landschapswaarden van het duinlandschap te beschermen.

De bebouwingsmogelijkheden zijn vergelijkbaar met de bestemming 'Wonen - 1'.

Artikel 16 Leiding - Gas 1 en artikel 17 Leiding - Gas 2

In het plangebied bevinden zich twee gastransportleidingen. Om graafschade aan deze leidingen te voorkomen, zijn de zakelijke rechtstroken bij deze leidingen voorzien van de bestemmingen "Leiding - Gas 1" (voor leiding W-532-02 met een maximale werkdruk van 40 bar) en "Leiding - Gas 2" (voor leiding A-560 met een maximale werkdruk van 66,2 bar) van een beschermende regeling voorzien in dit bestemmingsplan. De dubbelbestemmingen voor alle leidingen zijn ingetekend over een breedte van 10 meter (5 meter ter weerszijden van de hartlijn). In de dubbelbestemming geldt een verplichting tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning voor aanlegactiviteiten

Artikel 18 Waarde - Archeologie

Het plangebied is in verband met de mogelijke waarden op het vlak van archeologie extra beschermd. De regeling is dusdanig dat, wanneer meer dan 500 m² wordt bebouwd, een archeologisch onderzoek nodig is. Daarnaast is vanuit diezelfde optiek een omgevingsvergunning vereist voor werkzaamheden op het vlak van kabels en leidingen of wanneer voor meer dan 500 m² en dieper dan 0,4 m de grond wordt bewerkt. Ook voor diepwortelende bomen en beplanting geldt dit omgevingsvergunningvereiste.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

Door middel van deze dubbelbestemming is de waterkering op de ruimtelijke verbeelding van het plan geregeld. Hiermee is voor een ieder duidelijk dat hier extra beschermende maatregelen van toepassing zijn en dat voor bepaalde werkzaamheden tevens een vergunning van Hoogheemraadschap van Rijnland nodig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 21 Algemene bouwregels

In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is aangegeven welke vormen van gebruik in elk geval vallen onder de algemene verbodsbepaling op 'strijdig gebruik'. In beginsel is een seksinrichting 'strijdig gebruik', maar hiervan kan eventueel worden afgeweken. Ook is hier het afwijken ten behoeve van aan-huis-gebonden bedrijf opgenomen.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Dit artikel is een aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen. In het artikel is een aantal algemene afwijkingen opgenomen, dat middels een omgevingsvergunning kan worden verleend. Het betreft een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan bij een omgevingsvergunning mogelijk te maken. Het gaat bijvoorbeeld om een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of het mogelijk maken van de bouw van schakelkastjes (nutsgebouwtjes) in het openbare gebied. Ook gaat het om een afwijking van het nu bestaande aantal woningen, ten behoeve van woningsplitsing.

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een algemene wijzigingsbevoegdheid en een aantal specifieke wijzigingsregels opgenomen.

Artikel 25 Algemene procedure regels

Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen afwijkings-, nadere eisen- of wijzigingsregels.

Artikel 26 Overige regels

In dit artikel is een algemene bepaling opgenomen met betrekking tot parkeren.

Hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is conform de regeling in het Bro opgenomen. Voor twee situaties, die zowel in strijd zijn met het vorige bestemmingsplan als dit nieuwe bestemmingsplan is een persoonsgebonden overgangsrecht opgenomen voor afwijkend gebruik. Dit betekent dat uitsluitend de huidige gebruikers de strijdige situatie mogen voortzetten.

Artikel 28 Slotregel

In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingsplan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan.

7.1 Grondexploitatie

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening, beschikken de gemeenten over meer mogelijkheden voor kostenverhaal. Bovendien hebben zij meer sturingsmogelijkheden, doordat zij in het geval van grondexploitatie door derden, diverse eisen en regels kunnen stellen. Dit kan gebeuren door middel van het privaatrechtelijke spoor (bijvoorbeeld overeenkomsten), dan wel door middel van een exploitatieplan. Een combinatie van beiden is ook mogelijk.

Het bestemmingsplan Zandvoort Zuid is een actualisatie van de bestaande bestemmingsplannen. Er worden in het plan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor een exploitatieplan of anterieure overeenkomst nodig is.

7.2 Economische uitvoerbaarheid

In het bestemmingsplan worden geen grootschalige ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Van kostenverhaal is geen sprake. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een actualisatie van bestaand beleid, toelichting en regels. Het plan is economisch uitvoerbaar.

7.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Handhaving

Een belangrijk onderdeel van de uitvoerbaarheid van het onderhavige bestemmingsplan is de mogelijkheid van de daadwerkelijke handhaving van de regels. Voor de handhaafbaarheid van regelgeving in het bestemmingsplan is een duidelijke formulering van de planregels nodig, vooral om interpretatieproblemen te voorkomen. Ook moet duidelijk zijn hoe de regels worden gehanteerd.

Hierdoor worden interpretatieproblemen voorkomen. Bovendien bevat de toelichting een heldere beschrijving van het plan en van de planregels.

Gemeente, bouwbedrijven en bewoners hebben in dit kader ieder hun eigen verantwoordelijkheid. Zo heeft de gemeente naast de toezichthoudende taak eveneens de taak om alle betrokken partijen van de juiste bestemmingsplaninformatie te voorzien en om een ieder aan te sporen het bestemmingsplan op een juiste manier uit te voeren. Bouwbedrijven dienen de gemaakte afspraken na te komen en ook de bewoners onderling dienen zich aan de spelregels te houden.

Om de geconstateerde strijdigheden met het vigerende bestemmingsplan in beeld te brengen is een retrospectieve toets uitgevoerd. De lijst met strijdigheden is beoordeeld en waar wenselijk is de huidige situatie in overeenstemming gebracht met de regels en verbeelding.

De controle op de naleving van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst IJmond. Nadat een (niet te legaliseren) feit is geconstateerd wordt, ingevolge het draaiboek, behoudens spoedeisende gevallen, eerst de overtreder benaderd aan de overtreding een einde te maken. Dit kan door middel van het staken en opheffen van de strijdigheid.

Indien de strijdigheid niet wordt beëindigd, wordt aan het dagelijks bestuur van de gemeente voorgelegd met het middel van bestuursdwang of door het opleggen van een dwangsom te bevorderen, dat de situatie in overeenstemming wordt gebracht met de uitgangspunten van het bestemmingsplan. Daartoe wordt aan de overtreder een besluit verzonden, waarin is vermeld binnen welke termijn de overtreding moet worden beëindigd. Tevens staat in het besluit vermeld, welke actie vanwege de gemeente kan worden verwacht indien de strijdigheid niet wordt beëindigd. De kosten van deze handhaving worden op de overtreder verhaald.

Door de gemeente Zandvoort is een handhavingsprogramma vastgesteld, waarin is aangegeven wanneer en op welke wijze handhavend wordt opgetreden. Dit plan geldt voor ook het plangebied van 'Zandvoort Zuid'.

7.3.1 Inspraak en wettelijk vooroverleg

Het college van burgemeester en wethouders heeft op 24 mei 2016 ingestemd met het voorontwerpbestemmingsplan "Zandvoort Zuid". Dit voorontwerpbestemmingsplan heeft tegelijkertijd met het wettelijke vooroverleg met ingang van 3 juni 2016 gedurende vier weken ter visie gelegen. Gedurende de tervisielegging heeft eenieder een inspraakreactie kunnen indienen. In totaal zijn er vier inspraakreacties ingediend en zijn er vier reacties in het kader van het wettelijk vooroverleg ingekomen. Hieronder volgt - kort en zakelijk weergegeven - de inspraakreacties en de reacties in het kader van het wettelijk vooroverleg en de beantwoording ervan.

Inspraak

In totaal zijn vier inspraakreacties ingediend, waarvan twee met gelijke strekking. In verband met privacy zijn de inspraakreacties anoniem opgenomen.

Inspraakreactie 1 en 2

  • 1. Van oudsher bestaat er een plicht om ter hoogte van de Boulevard Zuid de voortuin zoveel mogelijk onverhard en voorzien van helm te houden. Dit is vertaald in een aanlegvergunningstelsel voor voortuinen. Een aanlegvergunningstelsel heeft geen zin als deze ambities op geen enkele manier wordt gehandhaafd.
  • 2. Artikel 15.4 van het voorontwerpbestemmingsplan "Zandvoort Zuid" is een te royale vrijstellingsbevoegdheid. De impact de goothoogte tweemaal zo hoog te maken en de bouwhoogte van 7 naar 10 meter te verhogen is veel te groot.
  • 3. In artikel 15.4, onder d, van het voorontwerpbestemmingsplan "Zandvoort Zuid" is aangegeven dat de diepte van het bouwvlak onder voorwaarden maximaal 10 meter bedraagt. Wat zijn deze voorwaarden?
  • 4. Welke bevoegde instantie beoordeeld of er geen evenredige afbreuk wordt gedaan aan de parkeersituatie als bedoeld in artikel 25 van het voorontwerpbestemmingsplan "Zandvoort Zuid"?

Beantwoording 

  • 1. Het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" onderkent dat Boulevard Zuid een bijzonder gebied betreft waar sprake is van 'wonen in het duin' en waar van oudsher een plicht bestaat om de voortuin zoveel mogelijk onverhard en voorzien van helm te houden. Zoals reeds erkend door reclamanten is dit vertaald in een aanlegvergunningstelsel voor de voortuinen in artikel 11.6 van het bestemmingsplan. Het in strijd handelen met de bepalingen van het bestemmingsplan is een grondslag voor handhavend optreden.
    Indien er een strijdigheid niet het bestemmingsplan wordt geconstateerd dan zal er handhavend worden opgetreden. Het staat reclamanten overigens vrij om hiertoe een handhavingsverzoek in te dienen.
  • 2. Artikel 15.4 van het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" is in overeenstemming met de (grotendeels) bestaande situatie. Zoals reclamanten zelf stellen is er al sprake van bebouwing met een dergelijke bouwhoogte. In het kader van het gelijkheidsbeginsel is desbetreffende bepaling opgenomen in het bestemmingsplan. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat de desbetreffende regeling aan voorwaarden is verbonden ter waarborging van een goede ruimtelijke ordening. Volledigheidshalve wordt nog opgemerkt dat reclamanten een onjuiste uitleg geven aan de zinsnede 'dat het een conserverend, gedetailleerd bestemmingsplan moet zijn'. Een conserverend bestemmingsplan houdt in dat in beginsel de planologische mogelijkheden uit het voorgaande bestemmingsplan worden voortgezet.
  • 3. De voorwaarden waarnaar wordt gevraagd staan op de volgende bladzijde van de planregels van het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid".
  • 4. Het college van burgemeester en wethouders.

Inspraakreactie 3

  • 1. In artikel 15.2.1 sub f van het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" is bepaald dat indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt. Verzocht wordt om de maximale bouwhoogte ook te laten gelden als een hoofdgebouw plat is afgedekt. Als voorbeeld wordt verwezen naar de strandhuizen in California (Verenigde Staten van Amerika).

Beantwoording

  • 1. De desbetreffende bepaling betreft een consistente beleidslijn die de gemeente Zandvoort hanteert bij het opstellen van bestemmingsplannen. Voorts betreft het een voortzetting van het voorafgaande planologische regime.
    De voorbeelden die reclamant heeft meegezonden zijn villa's met 2 bouwlagen en een platte afdekking. Een dergelijke woning zou niet passen binnen de huidige bouwregels. Voor een dergelijk plan is echter wel een ontheffingsmogelijkheid meegenomen in artikel 15.4.1 van het (voorontwerp-)bestemmingsplan, waarbij voor sloop-nieuwbouw een goothoogte van 6 meter mogelijk wordt. Hiervoor wordt per plan wel een afweging gemaakt, omdat de invloed van de planologische wijziging invloed kan hebben om de situatie van omliggende percelen.

Inspraakreactie 4

  • 1. Door de voorgenomen wijziging in het bestemmingsplan van 'Recreatiewoning' naar 'Wonen' wordt het onmogelijk om de appartementen op de Schelp toeristisch te verhuren gedurende het gehele kalenderjaar.
  • 2. De gemeente Zandvoort wil voorwaardenscheppend zijn door middels van een wijzigingsbevoegdheid van het bestemmingsplan. Dit is nergens terug te vinden in het voorontwerpbestemmingsplan "Zandvoort Zuid".
  • 3. In de Zandvoortse Courant van week 23 staat dat de recreatiewoningen op "De Schelp" de functie 'wonen' zullen krijgen, waardoor het makkelijker wordt om voor deze woningen een hypotheek te krijgen en er dan permanent gewoond mag worden.

Beantwoording

  • 1. Reclamanten geven een onjuiste uitleg aan het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" en dan meer in het bijzonder de systematiek van het bestemmingsplan. De hoofdbestemming, zijnde 'Recreatie-Recreatiewoningen', voor de locatie "De Schelp" blijft ongewijzigd. De wijzigingsbevoegdheid doet hier niets aan af
  • 2. De wijzigingsbevoegdheid voor reeds genoemde locatie betreft een voortzetting van het voorafgaande planologische regime. De wijzigingsbevoegdheid is een flexibiliteitsbepaling en biedt mogelijkheden om in de toekomst de recreatiewoningen (via een herontwikkeling) te wijzigen naar (reguliere) woningen. De voorwaarden voor de wijzigingsbevoegdheid zijn terug te vinden in artikel 24.2 van het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid". De wijzigingsbevoegdheid zal nader worden beschreven in de toelichting behorende bij het bestemmingsplan.
  • 3. Hetgeen in de Zandvoortse Courant is opgenomen over de locatie "De Schelp" in relatie tot het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid" is onjuist. De wijzigingsbevoegdheid ziet toe op een herontwikkeling van de locatie waarin alle recreatiewoningen in een keer worden gewijzigd naar (reguliere) woningen. Het is dus niet mogelijk om per recreatiewoning een (losse) aanvraag in te dienen voor de effectuering van de wijzigingsbevoegdheid Uiteraard zal een eventuele toekomstige ontwikkelaar/architect hieromtrent gesprekken moeten voeren met de huidige eigenaren en omwonenden. Vorenstaande zal in het bestemmingsplan worden verduidelijkt.

Wettelijk vooroverleg

In het kader van het wettelijk vooroverleg ex. artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerpbestemmingsplan "Zandvoort Zuid" voorgelegd aan diverse besturen van betrokken instanties. De gemeente Bloemendaal, PWN, het Hoogheemraadschap van Rijnland en Gasunie hebben een reactie ingediend. Laatstgenoemde reactie is voorzien van een gemeentelijke reactie. De overige reacties zijn ter kennisgeving aangenomen.

Reactie Gasunie

  • 1. Gezien de veiligheidsaspecten die gelden om een veilige ligging van de aardgastransportleiding te waarborgen, wordt verzocht om een voorrangsbepaling op te nemen in de dubbelbestemming 'Leiding-gas 1 en 2', zodat de dubbelbestemming 'Leiding-gas' bij samenvallen met andere bestemmingen voorrang krijgt.
  • 2. Verzocht wordt om werkzaamheden die onder de Wion (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten) vallen uit te zonderen van vergunningplichtige activiteiten (artikel 16.4.2 en 17.4.2).

Beantwoording 

  • 1. De dubbelbestemmingen 'Leiding-gas 1 en 2' zullen worden voorzien van een voorrangsbepaling.
  • 2. Bij gebrek aan onderbouwing vormt de reactie geen aanleiding om werkzaamheden die onder de Wion vallen uit te zonderen van de vergunningplichtige activiteiten als bedoeld in artikel 16.4.2 en 17.4.2 van het (voorontwerp-)bestemmingsplan "Zandvoort Zuid".