direct naar inhoud van Regels
Plan: Zandvoort Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01

Regels

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Zandvoort Zuid als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0473.BPZandvoortZuid-VA01 van de gemeente Zandvoort.

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een aan het hoofdgebouw gebouwde en daaraan ondergeschikte en afzonderlijke ruimte, waarmee het rechtstreeks in verbinding staat.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

een dienstverlenend beroep volgens de lijst van aan huis gebonden beroepen opgenomen in bijlage 2 van de planregels of vrij beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf

een bedrijfsmatige activiteit volgens de lijst van aan huis gebonden bedrijven opgenomen in bijlage 2 van de planregels, die in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtergevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.9 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 antenne-drager

antennemast of andere constructie waaraan een antenne is bevestigd.

1.11 archeologisch waardevol gebied

de aan het gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied mogelijk voorkomende overblijfselen uit de oude tijd.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde.

1.13 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.16 Bedrijfswoning

een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.17 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat bestaat op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan dan wel gebouwd is of kan worden krachtens een verleende vergunning voor het bouwen;
  • b. gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals krachtens een vergunning voor het gebruik is toegestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan; daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande aantal: het aantal zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.19 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 bijbehorende voorzieningen

al dan niet gebouwde voorzieningen van beperkte omvang, ondergeschikt aan en ten dienste van de bestemming, welke bijdragen aan een doelmatig gebruik van de gronden en/of gebouwen, met dien verstande dat deze voorzieningen niet mogen leiden tot een substantiële wijziging en/of beperking van het gebruik van de gronden overeenkomstig de bestemming en voorts geen hinder voor de omgeving mogen veroorzaken.

1.22 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat niet rechtstreeks toegankelijk is vanuit het hoofdgebouw:

1.23 bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwlaag

de begane grond of een verdieping van een gebouw met uitsluiting van kelder, onderhuis, zolder of vliering. Voor zover over de eerste bouwlaag wordt gesproken in het kader van gebruik, wordt onder eerste bouwlaag tevens de kelder begrepen.

1.26 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.31 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.32 dakkapel

Een uitbouw in een hellend dakvlak, waarbij zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde een dakvlak aanwezig dient te zijn.

1.33 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet verstaan een vuurwerkbedrijf.

1.34 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten op commerciële dan wel niet-commerciële basis, niet zijnde een seksinrichting en niet zijnde een kapper of schoonheidssalon.

1.35 erf

de oppervlakte van het bouwperceel uitgezonderd de oppervlakte van het bouwvlak en uitgezonderd de tot 'Tuin' bestemde gronden.

1.36 extensieve dagrecreatie

niet gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.37 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld.

1.39 groenvoorzieningen

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, groenvoorzieningen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

1.40 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.41 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

1.42 horizontale diepte

de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht van af de naar de weg gekeerde gevel.

1.43 hotel

een bedrijf met een commercieel oogmerk waar gasten tegen betaling toeristisch en/of zakelijk kunnen overnachten voor een kortdurend verblijf en waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en waarbij de gast voor overige voorzieningen volledig wordt verzorgd.

1.44 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan.

1.45 kantoor

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen en waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.46 kap

een dak bestaande uit twee of meer hellende dakvlakken.

1.47 kunstwerken

werken van beeldende kunst.

1.48 logiesverstrekking

het al dan niet jaarrond gedurende een korte periode per jaar aanbieden of verstrekken van nachtverblijf aan ten hoogste vier personen per nacht voor toeristische doeleinden.

1.49 luifel

een uitstekend afdak aan een gebouw.

1.50 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, (sociaal)-medische, (sociaal)-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.51 milieucategorie

een milieucategorie zoals is aangegeven in de 'Staat van toegelaten bedrijfsactiviteiten' (bijlage 1 van de regels).

1.52 onderkomens

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken of in het ongerede geraakte voer- en vaartuigen, woonschepen of arken, caravans, tentwagens en kampeerauto's voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te maken, als ook tenten.

1.53 openbaar gebied / openbare weg

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.54 peil
  • a. voor een bouwwerk dat grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de wegen;
  • b. voor gebouwen binnen de bestemming Wonen - Duingebied: de hoogte van het afgewerkte terrein aansluitend aan de hoofdtoegang van het hoofdgebouw op het bouwperceel;
  • c. voor andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwwerk;
1.55 pension

een woning waarvan meer dan 4 bedden gebruikt worden voor de verhuur voor kortdurend (zakelijk) toeristisch nachtverblijf per nacht met daarbij behorende verstrekking van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse.

1.56 recreatiewoning

Een gebouw dat dient als recreatiewoonverblijf, waarvan de gebruiker(s) zijn(hun) woonverblijf elders heeft(hebben).

1.57 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.58 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

1.59 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische of pornografische aard plaatsvinden; onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekswinkel, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.60 siervijver

bouwwerk geen gebouw zijnde of een werk voor uitsluitend het houden van vissen en/of waterplanten.

1.61 standplaats

een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een verkooppunt van drank en of (etens)waren, dat verrijdbaar is of geplaatst is op wielen.

1.62 uitbouw

een ondergeschikte uitbreiding van het hoofdgebouw ten behoeve van de uitbreiding van de hoofdfunctie, zonder dat daarbij een afzonderlijke ruimte aan het hoofdgebouw wordt toegevoegd.

1.63 verticale diepte van gebouwen

de diepte van een gebouw, gemeten vanaf het peil.

1.64 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen; op een hoekperceel wordt de zijgevellijn, die naar de weg of het openbaar groen is gekeerd, ook beschouwd als voorgevelrooilijn.

1.65 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.

1.66 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en of de daarvoor benodigde stoffen.

1.67 waterkering

een dijk, duin of werk of aaneenschakeling hiervan, welke over een bepaalde lengte de functie heeft water te keren.

1.68 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.69 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

1.70 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw gelegen is.

1.71 zwembad

een in de open lucht gesitueerd bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het niet bedrijfsmatig zwemmen en niet bedrijfsmatig recreëren, mits ondergeschikt aan de woonfunctie.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de perceelgrens

de afstand van een gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot een perceel- of bestemmingsgrens wordt gemeten tussen die grens en enig punt van dat bouwwerk, waar die afstand het korst is.

2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

de som van het oppervlak van alle bouwwerken binnen een bouwperceel, een bouwvlak of een ander terrein.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, ventilatiekanalen, lichtkoepels en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande:

  • a. indien zich op een gebouw, aan één of meer van de naar de weg gekeerde zijden van het gebouw, één of meer dakkapellen bevinden, waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de snijlijn van het buitenwerks gevelvlak met het buitenwerks dakvlak van de dakkapel als goot c.q. druiplijn, boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructieonderdeel aangemerkt;
  • b. indien de dakhelling steiler is dan 55% - of 60% na afwijking - wordt de bovenrand van het dak als goot aangemerkt.
2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 lengte, breedte of diepte van een gebouw

tussen de verticale projecties van de buitenzijden van de gevels c.q. de lijnen door het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

De regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op het in horizontale zin uitsteken van bouwdelen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, dakoverstekken, kozijnen en afvoerpijpen tot een maximale diepte van 0,3 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven of bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. uitsluitend gasontvangstations tot en met milieucategorie 3.1, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - gasontvangstation’, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • c. uitsluitend nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • d. Uitsluitend een verkooppunt voor motorbrandstoffen zonder lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, zonder lpg';
  • e. bedrijfswoningen.

alsmede voor:

  • f. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • g. parkeren.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen de bestemming 'Bedrijf' gelden de volgende algemene regels:

  • a. per bedrijf mag ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

3.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening', uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;

3.2.3 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat zijerven die:
    • 1. grenzen aan openbaar gebied niet mogen worden bebouwd;
    • 2. niet grenzen aan openbaar gebied mogen worden bebouwd, mits op 5 m afstand van de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 10% van de gronden buiten het bouwvlak bedragen;
  • c. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • d. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – overkapping (sb-ok)' mag de bouwhoogte van overkappingen niet meer dan 5,5 meter bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen;

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclameobjecten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

3.2.5 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels, maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wetgevingzone

Burgemeester en wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2' wordt gewijzigd naar de bestemming 'Wonen - 1' en/of 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  • a. het bebouwingspercentage van het gehele terrein maximaal 35% mag bedragen;
  • b. de bebouwingsstructuur de huidige structuur langs de Tolweg moet versterken;
  • c. de bebouwing langs de Tolweg met de voorzijde naar die weg gericht moet zijn;
  • d. binnen de grenzen van de wijzigingsbevoegdheid wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte, met inachtneming van artikel 26.1;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 10 m mag bedragen, uitgezonderd op de hoek Tolweg – Mussenpad, waar ten behoeve van een architectonisch accent een bouwhoogte is toegestaan van 13 m;
  • f. de verticale diepte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4 m onder het maaiveld;
  • g. binnen de veiligheidscontour van 15 meter gemeten vanaf de opstelplaats van het gasontvangstation uitsluitend een toegangsweg, garageboxen en/of groenstrook is toegestaan.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hotels;
  • b. dienstverlening voor zover genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorie 1;
  • c. maatschappelijke voorzieningen met bijbehorende horeca;
  • d. wonen, een aan-huis-verbonden beroep en logiesverstrekking;
  • e. bedrijven of bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • f. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • g. tevens voor een karakteristiek pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

alsmede voor:

  • h. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • i. parkeren.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
  • a. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 75% van het bouwperceel;
  • b. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • e. de voorgevel en naar de weg gekeerde zijgevel van hoofdgebouwen dienen in de naar weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd, uitgezonderd bestaande gedeelten van gebouwen.
  • f. uitsluitend bij gebruik voor de functie 'wonen' zijn dakkapellen toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst.

4.2.3 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat zijerven die:
    • 1. grenzen aan openbaar gebied niet mogen worden bebouwd;
    • 2. niet grenzen aan openbaar gebied mogen worden bebouwd, mits op 5 m afstand van de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 50 m² bedragen, met inachtneming van het bepaalde in 4.2.1;
  • c. in afwijking van 4.2.3 onder b geldt dat de totale gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij hoofdgebouwen ten dienste van horeca, maatschappelijke doeleinden, dienstverlening en overige bedrijfsdoeleinden niet meer bedraagt dan 50% van het bijbehorende erf;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • g. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • h. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, lichtmasten of reclameobjecten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

4.2.5 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

4.2.6 Cultuurhistorische waarden en karakteristieke panden

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' en de aanduiding 'karakteristiek' geldt, in afwijking van de bouwregels die voor de ter plaatse geldende bestemming gelden, dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Dakhelling

Bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder d om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

4.3.2 Cultuurhistorische waarden en karakteristieke panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 4.2.6, onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het pand zoals blijkt uit het als bijlage 2 van de toelichting toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke welstandscommissie een positief advies geeft.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Parkeren
  • a. Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

4.4.2 Wonen

4.4.2.1 Logiesverstrekking

Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
  • c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • d. per woning mag per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

4.4.2.2 Overige gebruiksregels

  • a. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf;
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. Een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie .
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wetgevingzone

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4' op onderdelen wijzigen, teneinde het bouwvlak van vorm te veranderen en/of te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande gebouwen zijn of worden gesloopt;
  • b. het bouwvlak is ten hoogste 15 meter diep;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 meter;
  • d. voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1;
  • e. de voorgevelrooilijn sluit aan op de voorgevelrooilijn van de naastgelegen panden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. inritten;
  • d. water;
  • e. straatmeubilair;
  • f. tevens een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • g. bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen, ontmoetingsvoorzieningen, nutsvoorzieningen, kunstwerken, afvalvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van onderhoud en beheer.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3m en de oppervlakte niet meer dan 15 m2;

5.2.2 bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.

Artikel 6 Horeca

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hotel, ter plaatse van de aanduiding 'hotel';
  • b. een restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'café-restaurant';

alsmede voor:

  • c. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • d. parkeren.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • e. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

6.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstand dat zijerven die:
    • 1. grenzen aan openbaar gebied niet mogen worden bebouwd;
    • 2. niet grenzen aan openbaar gebied mogen worden bebouwd, mits op 5 m afstand van de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en aan- en uitbouwen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclameobjecten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

6.2.4 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Dakhelling

het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder e om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

Artikel 7 Maatschappelijk

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;

alsmede voor:

  • b. tuinen;
  • c. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • d. parkeren.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 30% van het bestemmingsvlak;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten, reclameobjecten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

7.2.3 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

Artikel 8 Natuur - Duingebied

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Duingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. duingebied met landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. winning en voorraadvorming van drinkwater ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van water - waterwingebied";

alsmede voor:

  • d. voet-, fiets- en ruiterpaden;
  • e. water;
  • f. bijbehorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,50 m bedragen.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

8.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van terrassen, wegen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontginnen en - voor zover de Ontgrondingswet en daaruit voortvloeiende verordeningen niet van toepassing zijn - verlagen of afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
  • c. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand en andere begroeiingen, een en ander voor zover de Boswet en/of al dan niet daarop gebaseerde verordeningen niet van toepassing zijn;
  • e. het veroorzaken van ontploffingen in of op de grond;
  • f. het uitvoeren van andere werken of werkzaamheden waardoor wijziging optreedt of kan optreden in de grondwaterstand;
  • g. het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden welke verontreiniging van het bodemwater en/of de bodem tot gevolg kunnen hebben.

8.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het bepaalde in lid 8.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

8.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in lid 8.3.1 uitsluitend verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige belangen, de belangen ter bescherming van drinkwatervoorzieningen en/of landschappelijke en natuurlijke waarden dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die belangen en/of waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 9 Recreatie - Recreatiewoningen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde recreatiewoningen;

alsmede voor:

  • b. erven en bijbehorende voorzieningen;
  • c. parkeren.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

Artikel 10 Tuin

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen en open erven;
  • b. voetpaden;
  • c. parkeren met inachtneming van het bepaalde in lid 10.4;
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen c.q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
    • 1. stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, balkons, veranda's en afdaken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 1,5 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 2. dakoverstekken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 0,3 m;
    • 3. erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer dan 1,50 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5 m² mag bedragen en de afstand tot het openbare gebied minimaal 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. onder 1 tot en met 3 genoemde gebouwen en overkappingen, met uitzondering van balkons, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de op grond van het bepaalde onder b toegelaten bouwhoogte mag alleen worden overschreden door hellende dakvlakken, balustrades en architectonische en bouwkundige detailleringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,2 m;
  • d. balkons, erkers en serres mogen worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1,2 m doch mogen niet worden voorzien van een overkapping.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • d. vrijstaande overkappingen zijn niet toegestaan.

10.2.3 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Erkers, serres, veranda's en balkons

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor het toestaan van grotere erkers, serres en/of veranda's met de mogelijkheid van het realiseren van een balkon op het dak, indien:

  • a. de diepte van het bouwwerk mag maximaal 2,5m bedragen;
  • b. de afstand tot het openbare gebied dient ten minste 2,5m te bedragen;
  • c. een erker en serre (gesloten met wanden) mag maximaal een breedte hebben van 2/3 van de voorgevel. Een veranda mag volledig de breedte hebben van de voorgevel;
  • d. de erker, serre of veranda moet passen in het bebouwingsbeeld van de straat en er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden (waaronder lichtinval, schaduwwerking) van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan is niet toegestaan, tenzij het parkeren betreft op een voor de voorgevel gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid;
  • b. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.4 voor onoverdekt parkeren voor de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:

  • a. de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn minimaal 6,00 m dient te bedragen;
  • b. de breedte per bouwperceel minimaal 6,00 m dient te bedragen ter plaatse van de gronden die grenzen aan en/of georiënteerd zijn op de Haarlemmerstraat en/of de Zandvoortselaan;
  • c. ter plaatse van de gronden die grenzen aan en/of georiënteerd zijn op de Haarlemmerstraat en/of de Zandvoortselaan: de oppervlakte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn voor ten hoogste 50% mag worden gebruikt voor parkeren;
  • d. niet op andere wijze kan worden geparkeerd op het eigen bouwperceel;
  • e. ter plaatse van het hoofdgebouw geen sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • f. het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 11 Tuin - Duingebied

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - Duingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden samenhangend met het duinlandschap;
  • a. tuinen en open erven;
  • b. voetpaden en inritten;
  • c. parkeren met inachtneming van het bepaalde in lid 11.4;
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen c.q. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan:
    • 1. stoepen, stoeptreden, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, balkons, veranda's en afdaken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 1,5 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 10 m²;
    • 2. dakoverstekken, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer mag bedragen dan 0,3 m;
    • 3. erkers, serres en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits in directe aansluiting op de gevel van het hoofdgebouw, waarbij de horizontale diepte, gemeten vanaf de aansluitende gevel, niet meer dan 1,50 m en de gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5 m² mag bedragen en de afstand tot het openbare gebied minimaal 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de onder a. onder 1 tot en met 3 genoemde gebouwen en overkappingen, met uitzondering van balkons, mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. de op grond van het bepaalde onder b toegelaten bouwhoogte mag alleen worden overschreden door hellende dakvlakken, balustrades en architectonische en bouwkundige detailleringen, waarbij de overschrijding niet meer mag bedragen dan 1,2 m;
  • d. balkons, erkers en serres mogen worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1,2 m doch mogen niet worden voorzien van een overkapping.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de hoogte van de antennemast bedraagt ten hoogste 4 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

11.2.3 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Erkers, serres, veranda's en balkons

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 voor het toestaan van grotere erkers, serres en/of veranda's met de mogelijkheid van het realiseren van een balkon op het dak, indien:

  • a. de diepte van het bouwwerk mag maximaal 2,5m bedragen;
  • b. de afstand tot het openbare gebied dient ten minste 2,5m te bedragen;
  • c. een erker en serre (gesloten met wanden) mag maximaal een breedte hebben van 2/3 van de voorgevel. Een veranda mag volledig de breedte hebben van de voorgevel;
  • d. de erker, serre of veranda moet passen in het bebouwingsbeeld van de straat en er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden (waaronder lichtinval, schaduwwerking) van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het onoverdekt parkeren op eigen erf voor de voorgevel of het denkbeeldige verlengde daarvan is niet toegestaan, tenzij het parkeren betreft op een voor de voorgevel gelegen oprit naar de op hetzelfde perceel achter de voorgevelrooilijn aanwezige parkeergelegenheid;
  • b. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.4 voor onoverdekt parkeren voor de voorgevelrooilijn, onder de voorwaarden dat:

  • a. de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin' voor de voorgevelrooilijn minimaal 6,00 m dient te bedragen;s
  • b. niet op andere wijze kan worden geparkeerd op het eigen bouwperceel;
  • c. ter plaatse van het hoofdgebouw geen sprake is van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • d. het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet onevenredig wordt geschaad.
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Tuin - Duinen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het aanbrengen van bomen of andere opgaande beplanting.

11.6.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

11.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. daardoor de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • b. uit een advies van de deskundige op het gebied van natuur en landschap blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in lid 11.6.3 onder a.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. onoverdekte parkeervoorzieningen;
  • d. tevens een parkeerterrein ter plaatse van de aanduiding "parkeerterrein";
  • e. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • f. verblijfsgebieden;
  • g. bermen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. bijbehorende voorzieningen, zoals speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte niet meer dan 15 m², waarbij de volgende uitzonderingen gelden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'garagebox' zijn garageboxen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. gevelreclames aan hoofdgebouwen gelegen in andere bestemmingen zijn toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. tussen 2,2 m ten opzichte van maaiveld en de onderzijde van het raamkozijn op de eerste verdieping;
    • 2. maximaal één gevelreclame per 6 m gevel;
    • 3. maximaal 0,8 m uit de gevel van het hoofdgebouw;

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstwerken mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten of lichtmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

12.2.3 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan bebouwing in de openbare ruimte om hinder in de vorm van bereikbaarheid en onevenredige visuele hinder te voorkomen.

12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Erkers, veranda's en balkons

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor het toestaan van markiezen, erkers en/of balkons, etc ten behoeve van de aangrenzende bestemming indien:

  • a. de diepte van het bouwwerk maximaal 2,5m bedraagt;
  • b. een erker (gesloten met wanden) maximaal een breedte heeft van 2/3 van de voorgevel;
  • c. het bouwdeel vanaf ten minste de eerste verdieping wordt gebouwd;
  • d. de erker of balkon past in het bebouwingsbeeld van de straat en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de sociale veiligheid, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden (waaronder lichtinval, schaduwwerking) van de aangrenzende gronden;
  • e. een balkon mag worden voorzien van een balustrade met een hoogte van maximaal 1,20 m.

12.4.2 Reclame, luifels en zonneschermen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2 voor het toestaan van reclame-uitingen, luifels en zonneschermen.

Artikel 13 Wonen - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. logiesverstrekking;
  • d. tevens voor cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • e. tevens voor een karakteristiek pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

alsmede voor:

  • f. detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. bedrijven, die zijn genoemd in bijlage 1; onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige en/of risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf';
  • h. een pension, ter plaatse van de aanduiding 'pension';
  • i. tevens voor een recreatiewoning ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • j. uitsluitend garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • k. tuinen en erven;
  • l. parkeren;
  • m. voetpaden.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-onder-een-kapwoningen en/of vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn twee of meer aaneengesloten woningen toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • g. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak.
  • h. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst;
  • i. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

13.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat zijerven die:
    • 1. grenzen aan openbaar gebied niet mogen worden bebouwd;
    • 2. niet grenzen aan openbaar gebied mogen worden bebouwd, mits op 5 m afstand van de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen voor zwembaden bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • h. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m;
  • i. de bouwhoogte van garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garageboxen' bedraagt ten hoogste 3 m.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een zwembad bedraagt ten 4% van het oppervlak van het erf, met een maximum van 100 m²;
  • c. per perceel is ten hoogste 1 zwembad toegestaan;
  • d. de afstand van het zwembad tot de:
    • 1. perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m;
    • 2. openbare weg bedraagt ten minste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkapping zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • g. vrijstaande overkappingen zijn niet toegestaan.

13.2.4 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

13.2.5 Cultuurhistorische waarden en karakteristieke panden

Ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' en de aanduiding 'karakteristiek' geldt, in afwijking van de bouwregels die voor de ter plaatse geldende bestemming gelden, dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van erfbebouwing om te voorkomen dat storende invloed wordt uitgeoefend op het bebouwingsbeeld dat waarneembaar is vanaf de openbare verkeers- en verblijfsruimte en openbaar groen. Hiertoe worden twee bebouwingstypen onderscheiden; hoofdgebouwen waarbij geen enkele zijerfgrens aan openbaar gebied grenst en hoofdgebouwen waarbij een zijerfgrens aan openbaar gebied grenst.

13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Dakhelling

Burgemeester en wethouder kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder g om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

13.4.2 Kapvorm

Burgemeester en wethouder kunnen afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder e en f om een andere kapvorm toe te staan, onder de voorwaarden dat:

  • a. de dakhelling van ten hoogste 60° bedraagt;
  • b. de vormgeving en situering van de opbouw geen onevenredige belemmering van lichttoetreding op nabijgelegen percelen mogen vormen;
  • c. de vormgeving en situering van de opbouw geen afbreuk mogen doen aan het stedenbouwkundige ensemble.
  • d. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de privacy en het woongenot op nabijgelegen percelen. :

13.4.3 Derde bouwlaag

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 nder e en f ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' voor het toestaan van een derde bouwlaag in de vorm van een opbouw, onder de voorwaarden dat:

  • a. de opbouw ten minste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw moet liggen;
  • b. per woning ten hoogste 1 opbouw is toegestaan;
  • c. de opbouw wordt voorzien van een plat dak;
  • d. de totale bouwhoogte van het hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 9,00 m;
  • e. de vormgeving en situering van de opbouw geen onevenredige belemmering van lichttoetreding op nabijgelegen percelen mogen vormen;
  • f. de vormgeving en situering van de opbouw geen afbreuk mogen doen aan het stedenbouwkundige ensemble.

13.4.4 Derde bouwlaag met kap

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2.1 onder e en f ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' voor het toestaan van een derde bouwlaag in de vorm van een opbouw in combinatie met een kap, onder de voorwaarden dat:

  • a. de breedte van de opbouw niet meer bedraagt dan 1/3 deel van de voorgevel van het hoofdgebouw en de kap ten minste een breedte heeft van 2/3 deel van de voorgevel van het hoofdgebouw moet liggen;
  • b. de voorgevel van de opbouw gelijk dient te liggen met de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • c. per woning ten hoogste 1 opbouw is toegestaan;
  • d. de totale bouwhoogte van het hoofdgebouw ter plaatse van de opbouw niet meer mag bedragen dan 9,00 m en ter plaatse van de kap de (fictieve) bouwhoogte niet meer dan 10 m;
  • e. de vormgeving en situering van de opbouw geen onevenredige belemmering van lichttoetreding op nabijgelegen percelen mogen vormen;
  • f. de vormgeving en situering van de opbouw geen afbreuk mogen doen aan het stedenbouwkundige ensemble.

13.4.5 Cultuurhistorische waarden en karakteristieke panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 13.2.5 onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het pand zoals blijkt uit het als bijlage 2 van de toelichting toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.
13.5 Specifieke gebruiksregels
13.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het is toegestaan in woningen een aan-huis-verbonden beroep uit te oefenen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de aan huis verbonden bedrijven en beroepen mogen niet hoger zijn dan milieucategorie 1 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in bijlage 1;
  • b. de activiteiten mogen uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende aan- - uit- en bijgebouw plaatsvinden;
  • c. in totaal mag maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw voor een aan-huis-verbonden beroep gebruikt worden;
  • d. de activiteiten mogen naar aard en of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • e. het beroep wordt door één van de bewoners van de woning uitgeoefend;
  • f. er mag geen detailhandel vanuit de woning plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop beroepsgerelateerde producten;
  • g. er wordt geen onevenredige hinder toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
  • h. buitenopslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep is niet toegestaan;
  • i. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

13.5.2 Logiesverstrekking

Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
  • c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • d. de logiesverstrekking geen onevenredige afbreuk mag doen aan de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, waarbij de landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex behouden dienen te blijven.
  • e. per woning mag per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

13.5.3 Overige gebruiksregels
  • a. het bestaand aantal woningen mag niet worden vergroot;
  • b. erven behorende bij de verschillende functies benoemd in lid 13.1 mogen ten behoeve van die betreffende functie worden gebruikt;
  • c. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

13.5.4 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 13.5.3 onder a om een hoofdgebouw geschikt te maken voor dubbele bewoning / voor bewoning door meer dan één huishouden, één en ander met dien verstande dat:

  • a. het hoofdgebouw dient ten minste te beschikken over een oppervlakte van 180 m², waarbij oppervlakte van de kapverdieping, kelder en/of souterrain niet worden meegerekend;
  • b. de woning mag in maximaal 3 aparte woningen worden gesplitst waarbij de oppervlakte per woning tenminste 60 m2 dient te zijn;
  • c. de woningen dienen voor permanente bewoning te worden gebruikt;
  • d. de woningen dienen te voldoen aan de bepalingen van het Bouwbesluit;
  • e. het parkeren dient op eigen erf te worden opgelost volgens de op dat moment geldende (beleids)regels voor parkeernormering;
  • f. er dient door aanvrager een planschaderisicoanalyse te worden geleverd, opgesteld door een deskundig bureau alsmede dient met de gemeente een planschade verhaalovereenkomst te worden gesloten;
  • g. er dient een omgevingsvergunning en/of splitsingsvergunning te zijn verstrekt.
13.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. Een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie .
13.8 Wijzigingsbevoegdheid
13.8.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat de voorkomende functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 14 Wonen - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in gestapelde vorm;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. logiesverstrekking;
  • d. tevens voor een karakteristiek pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

alsmede voor:

  • e. detailhandel in de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. tuinen en erven;
  • g. uitsluitend garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • h. uitsluitend een parkeergarage, ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  • i. parkeren;
  • j. voetpaden.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' zijn twee of meer aaneengesloten woningen toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • e. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak.
  • f. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst;
  • g. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

14.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstand dat zijerven die:
    • 1. grenzen aan openbaar gebied niet mogen worden bebouwd;
    • 2. niet grenzen aan openbaar gebied mogen worden bebouwd, mits op 5 m afstand van de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen voor zwembaden bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • h. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een zwembad bedraagt ten 4% van het oppervlak van het erf, met een maximum
  • c. van 100 m²;
  • d. per perceel is ten hoogste 1 zwembad toegestaan;
  • e. de afstand van het zwembad tot de:
    • 1. perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m;
    • 2. openbare weg bedraagt ten minste 15 m;
  • f. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

14.2.4 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

14.2.5 Karakteristieke panden

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt, in afwijking van de bouwregels, dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

14.3 Afwijken van de bouwregels
14.3.1 Dakhelling

Bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 14.2.1 onder d om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

14.3.2 Karakteristieke panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 14.2.5, onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het pand zoals blijkt uit het als bijlage 2 van de toelichting toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.
14.4 Specifieke gebruiksregels
14.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het is toegestaan in woningen een aan-huis-verbonden beroep uit te oefenen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de aan huis verbonden beroepen mogen niet hoger zijn dan milieucategorie 1 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in bijlage 1;
  • b. de activiteiten mogen uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouw plaatsvinden;
  • c. in totaal mag maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw voor een aan-huis-verbonden beroep gebruikt worden;
  • d. de activiteiten mogen naar aard en of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • e. het beroep wordt in ieder geval door één van de bewoners van de woning uitgeoefend;
  • f. er mag geen detailhandel vanuit de woning plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop beroepsgerelateerde producten;
  • g. er wordt geen onevenredige hinder toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen;
  • h. buitenopslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep is niet toegestaan;
  • i. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

14.4.2 Logiesverstrekking

Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
  • c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • d. per woning mag per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

14.4.3 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

14.4.4 Overige gebruiksregels
  • a. het bestaand aantal woningen mag niet worden vergroot;
  • b. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.
14.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. Een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie .

Artikel 15 Wonen - Duingebied

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Duingebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in grondgebonden woningen;
  • b. aan-huis-verbonden beroepen;
  • c. logiesverstrekking;
  • d. behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden samenhangend met het duinlandschap;
  • e. tevens voor een karakteristiek pand ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

alsmede voor:

  • f. tuinen en erven;
  • g. uitsluitend garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • h. parkeren;
  • i. voetpaden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen (woningen) gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouwen mag maximaal 75% van het bouwvlak bedragen;
  • c. hoofdgebouwen zijn toegestaan in de vorm van vrijstaande woningen, twee-onder-een-kapwoningen en aaneengesloten woningen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-onder-een-kapwoningen en/of vrijstaande woningen toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte, met dien verstande dat, indien een hoofdgebouw plat is afgedekt, de in de aanduiding aangegeven goothoogte als maximum bouwhoogte geldt;
  • g. indien een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap, bedraagt de dakhelling maximaal 55° ten opzichte van het horizontale vlak.
  • h. dakkapellen zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. indien geplaatst in de voorgevel of overige gevels gericht op openbaar gebied bedraagt de breedte van de dakkapel ten hoogste 50% van het betreffende dakvlak;
    • 2. indien geplaatst in overige gevels niet gericht op openbaar gebied wordt de dakkapel ten minste 0,5 m uit de randen van het dakvlak geplaatst;
  • i. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil.

15.2.2 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat zijerven die:
    • 1. grenzen aan openbaar gebied niet mogen worden bebouwd;
    • 2. niet grenzen aan openbaar gebied mogen worden bebouwd, mits op 5 m afstand van de voorgevelrooilijn;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen per bouwperceel mag buiten het bouwvlak niet meer dan 35% van het erf bedragen, met een maximum van 50 m²;
  • c. bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen uit ten hoogste één bouwlaag bestaan, waarbij ten behoeve van de vormgeving een kap is toegestaan;
  • d. dakkapellen zijn niet toegestaan;
  • e. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen niet meer dan 3 m respectievelijk 5 m bedragen, met dien verstande dat de dakhelling niet meer mag bedragen dan 55° ten opzichte van het horizontale vlak;
  • f. de bouwhoogte van overkappingen voor zwembaden bedraagt ten hoogste 1 m;
  • g. een balkon c.q. een dakterras op het dak van een bijgebouw, aan- en uitbouw is aan de achterzijde van het hoofdgebouw toegestaan op ten hoogste 1,5 m afstand van de bouwvlakgrens, met een oppervlak van ten hoogste 10 m²;
  • h. de bouw en/of goothoogte zoals bedoeld onder e mag door balustrades ten behoeve van balkons en dakterrassen worden overschreden met ten hoogste 1,2 m.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en het verlengde daarvan mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de oppervlakte van een zwembad bedraagt ten 4% van het oppervlak van het erf, met een maximum van 100 m²;
  • c. per perceel is ten hoogste 1 zwembad toegestaan;
  • d. de afstand van het zwembad tot de:
    • 1. perceelsgrenzen bedraagt ten minste 5 m;
    • 2. openbare weg bedraagt ten minste 15 m;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkapping zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

15.2.4 Bestaande maten

Voor bouwwerken die niet voldoen aan de in voorgaande leden opgenomen bouwregels , maar die wel legaal tot stand zijn gekomen, geldt - in afwijking van het bepaalde in voorgaande bouwregels - dat de legaal tot stand gekomen maten en afmetingen als maxima gelden.

15.2.5 Karakteristieke panden

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt, in afwijking van de bouwregels, dat de bestaande situering, maatvoering en kaprichting van het hoofdgebouw als maximale maatvoering geldt.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van erfbebouwing om te voorkomen dat storende invloed wordt uitgeoefend op het bebouwingsbeeld dat waarneembaar is vanaf de openbare verkeers- en verblijfsruimte en openbaar groen.

15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Sloop en nieuwbouw

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1 onder a, e en f ten behoeve van het bouwen van een (deel van) een hoofdgebouw buiten het bouwvlak en/of het toestaan van een hogere bouwhoogte tot 10 m en hogere goothoogte tot 6 m, mits de volgende randvoorwaarden in acht worden genomen:

  • a. de voorgevelrooilijn komt niet dichter bij de weg;
  • b. gedeelten van het hoofdgebouw die buiten het bouwvlak worden gebouwd dienen op een afstand van minimaal 5 m van beide perceelgrenzen te worden gebouwd;
  • c. bij bouwen buiten het bouwvlak bedraagt de diepte van het hoofdgebouw maximaal 12 m indien:
    • 1. de diepte van het achtererf minimaal 10 m bedraagt;
  • d. bij bouwen buiten het bouwvlak bedraagt de diepte van het hoofdgebouw maximaal 10 m indien:
    • 1. de diepte van het achtererf minder is dan 10 m;
  • e. het bouwen buiten het bouwvlak en het verhogen van de bouwhoogte en goothoogte mag geen overwegende negatieve gevolgen hebben voor de bezonning van naburige percelen;
  • f. door de gewijzigde goot- en bouwhoogte mogen geen onevenredige hoogteverschillen met omliggende bebouwing ontstaan.

15.4.2 Dakhelling

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 15.2.1 onder g om een dakhelling van ten hoogste 60° toe te staan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. privacy en woongenot op nabijgelegen percelen.

15.4.3 Karakteristieke panden

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken voor het bepaalde in lid 15.2.5, onder de voorwaarden dat:

  • a. de maximale bebouwingsmogelijkheden die op grond van de ter plaatse geldende bestemming gelden, niet worden overschreden;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke waarden van het pand zoals blijkt uit het als bijlage 2 van de toelichting toegevoegde rapport;
  • c. de gemeentelijke adviescommissie een positief advies geeft.
15.5 Specifieke gebruiksregels
15.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Het is toegestaan in woningen een aan-huis-verbonden beroep uit te oefenen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de aan huis verbonden bedrijven en beroepen mogen niet hoger zijn dan milieucategorie 1 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen in bijlage 1;
  • b. de activiteiten mogen uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende aan- - uit- en bijgebouw plaatsvinden;
  • c. in totaal mag maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw voor een aan-huis-verbonden beroep gebruikt worden;
  • d. de activiteiten mogen naar aard en of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • e. het beroep wordt door één van de bewoners van de woning uitgeoefend;
  • f. er mag geen detailhandel vanuit de woning plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop beroepsgerelateerde producten;
  • g. er wordt geen onevenredige hinder toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
  • h. buitenopslag ten behoeve van het aan huis verbonden beroep is niet toegestaan;
  • i. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

15.5.2 Logiesverstrekking

Het is toegestaan een gedeelte van een woning in te richten en te gebruiken ten behoeve van logiesverstrekking. Hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. de logiesverstrekking mag naar de aard en/of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • b. de logiesverstrekking mag geen nadelige invloed uitoefenen op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving;
  • c. de logiesverstrekking mag geen afbreuk doen aan de woonfunctie en dient daaraan ondergeschikt te zijn, in die zin, dat de woonfunctie de belangrijkste functie dient te blijven;
  • d. per woning mag per nacht aan maximaal vier personen nachtverblijf worden verstrekt.

15.5.3 Overige gebruiksregels
  • a. het bestaand aantal woningen mag niet worden vergroot;
  • b. erven behorende bij de verschillende functies benoemd in lid 15.1 mogen ten behoeve van die betreffende functie worden gebruikt;
  • c. het oppervlak van een siervijver bedraagt ten hoogste 20% van het erf.

15.5.4 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.

15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Woningsplitsing

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 15.5.3 onder a om een hoofdgebouw geschikt te maken voor dubbele bewoning / voor bewoning door meer dan één huishouden, één en ander met dien verstande dat:

  • a. het hoofdgebouw dient ten minste te beschikken over een oppervlakte van 180 m², waarbij oppervlakte van de kapverdieping, kelder en/of souterrain niet worden meegerekend;
  • b. de woning mag in maximaal 3 aparte woningen worden gesplitst waarbij de oppervlakte per woning tenminste 60 m2 dient te zijn;
  • c. de woningen dienen voor permanente bewoning te worden gebruikt;
  • d. de woningen dienen te voldoen aan de bepalingen van het Bouwbesluit;
  • e. het parkeren dient op eigen erf te worden opgelost volgens de op dat moment geldende (beleids)regels voor parkeernormering;
  • f. er dient door aanvrager een planschaderisicoanalyse te worden geleverd, opgesteld door een deskundig bureau alsmede dient met de gemeente een planschade verhaalovereenkomst te worden gesloten;
  • g. er dient een omgevingsvergunning en/of splitsingsvergunning te zijn verstrekt.
15.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek" gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn;
  • c. Een vergunning als bedoeld onder a wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing;
  • d. Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld onder a advies in bij de gemeentelijke adviescommissie.
15.8 Wijzigingsbevoegdheid
15.8.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening wijzigen, in die zin dat de voorkomende functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 16 Leiding - Gas 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 1' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse gastransportleiding met een druk van ten hoogste 40 bar en een belemmeringenstrook ter breedte van 4 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

16.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

16.3 Bouwregels

Op of in de in 16.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

16.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

16.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

16.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod in lid 16.5.1  is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 16.1 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten.
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

16.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 16.5.1  bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

16.5.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 16.5.1  wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 17 Leiding - Gas 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas 2' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse gastransportleiding met een druk van ten hoogste 66,2 bar en een belemmeringenstrook ter breedte van 5 m ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

17.2 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

17.3 Bouwregels

Op of in de in 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen en/of rooien van diepwortelende beplanting en bomen;
  • c. het aanleggen van andere kabels en leidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

17.5.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod in lid 17.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 17.1 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

17.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 17.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

17.5.4 Advies

Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.5.1 wordt verleend, wordt advies ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 18 Waarde - Archeologie

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de archeologische waarden in het gebied.

18.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • in afwijking van het bepaalde in de basisbestemming(en) mogen bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 500 m² uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij het Cultureel Erfgoed Noord-Holland.
18.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.3.1 UItvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning), de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 m voor zover de oppervlakte van de werken of werkzaamheden meer dan 500 m² bedraagt, tenzij deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, bomen en houtgewas.

18.3.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het bepaalde in lid 18.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

18.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De in lid 18.3.1 bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend, indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden van het archeologisch waardevol gebied;
  • b. door de aanvrager een archeologisch rapport wordt overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij het Cultureel Erfgoed Noord-Holland.

Artikel 19 Waterstaat - Waterkering

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.

19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 19.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 19.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

20.1 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene bouwregels

21.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande maten (zoals afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, hellingshoeken, etc) afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.
21.2 Nadere eisen
21.2.1 Nadere eisen in verband met inpandig parkeren

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in geval het parkeren wordt opgenomen in de hoofdbebouwing, met het oog op het straat- en bebouwingsbeeld, nadere eisen te stellen aan de vormgeving van de wijze waarop inpandig parkeren in hoofdgebouwen geschiedt.

21.2.2 Overige nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn met het oog op de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een goede milieusituatie, het woongenot en de verkeersveiligheid bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot:

  • a. de goothoogte van gebouwen;
  • b. de afmetingen en plaats van de bebouwing.

Artikel 22 Algemene gebruiksregels

22.1 Strijdig gebruik
  • I. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  • a. het gebruik van onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
  • b. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor klare of onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
  • c. het gebruik van onbebouwde gronden als opslagplaats voor gerede of ongerede goederen, waaronder niet verstaan wordt het opslaan van bouwmaterialen en andere hulpmaterialen voor het bouwen ten behoeve van de uitvoering van werken ter plaatse, voor de duur van de uitvoering;
  • d. het gebruik van onbebouwde gronden als stort of opslagplaats voor puin of afvalstoffen;
  • e. het gebruik van gronden voor bedrijfsopslag, tenzij dit plaatsvindt achter de voorgevel van hoofdgebouwen;
  • f. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van uitoefening van een seksinrichting;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige c.q. recreatieve woning;
  • h. het gebruik van bijgebouwen voor zelfstandige bewoning is niet toegestaan;
  • i. het gebruik van gronden, water en bouwwerken en/of opstallen voor de uitoefening van een seksinrichting;
  • j. het gebruik van kampeermiddelen voor permanente bewoning.

  • II. Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt niet gerekend:
  • a. het gebruik van bouwwerken binnen de bestemming 'Verkeer' ten behoeve van aangrenzende bestemmingen, zover deze bouwwerken deel uitmaken van bouwwerken binnen de aangrenzende bestemming en tot stand zijn gekomen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • a. terrassen bij horecabedrijven, mits als zodanig aangeduid of grenzend aan openbaar gebied;
22.2 Afwijken van de gebruiksregels
22.2.1 Afwijken ten behoeve van de uitoefening van een seksinrichting

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.1 sub f en toestaan dat de gronden, water en bouwwerken en/of opstallen worden gebruikt voor de uitoefening van een seksinrichting, mits:
    • 1. de vestiging van een seksinrichting tot gevolg heeft dat twee seksinrichtingen op een afstand van meer dan 250 m van elkaar zijn gevestigd;
    • 2. voor de bezoekers van de seksinrichting voldoende parkeergelegenheid op het terrein/erf behorende tot de seksinrichting aanwezig is, met als gevolg dat door het bezoek aan de seksinrichting in de directe omgeving van de seksinrichting geen onaanvaardbare parkeerdruk op de openbare parkeerplaatsen ontstaat;
    • 3. de wegen die naar de seksinrichting leiden geschikt zijn voor het verwerken van het verkeer van en naar de seksinrichting;
    • 4. de seksinrichting aan de buitenzijde niet is/wordt uitgerust door middel van opvallende (verlichte) reclameborden en aanduidingen die uit een oogpunt van landschapsschoon of dorpsschoon niet aanvaardbaar zijn;
    • 5. de seksinrichting niet wordt uitgeoefend in de vorm van een raambedrijf;
    • 6. in dezelfde straat zich niet meer dan 1 seksinrichting vestigt.

22.2.2 Afwijken ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, 6.1, 13.1, 14.1 en 15.1 ten behoeve van een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  • a. de aan huis verbonden bedrijven mogen niet hoger zijn dan milieucategorie 1 volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. de activiteiten mogen uitsluitend in het hoofdgebouw en/of de daarbij behorende aan-, uit- en bijgebouwen plaatsvinden;
  • c. de woonfunctie van het betreffende pand blijft in overwegende mate behouden.
  • d. in totaal mag maximaal 40% van het grondgebonden oppervlak van het hoofdgebouw met een maximum van 20 m2 worden gebruikt voor een aan huis verbonden bedrijf;
  • e. de activiteiten mogen naar aard en /of visueel geen afbreuk doen aan het karakter van de woning;
  • f. het bedrijf wordt door één van de bewoners van de woning uitgeoefend;
  • g. er geen detailhandel vanuit de woning mag plaatsvinden,
  • h. er geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen.
  • i. buitenopslag ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf is niet toegestaan;
  • j. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en geen parkeerproblemen veroorzaken in de directe omgeving.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

23.1 Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. het oprichten van gebouwen voor algemeen nut, mits de oppervlakte van elk van deze gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m² en de bouwhoogte daarvan niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. overschrijdingen van de bouwgrenzen met maximaal 2 m, door ondergeschikte bouwdelen, zoals erkers, balkons, bordessen, luifels, galerijen, trappen, overhangende verdiepingen, pergola's, lift- en trappenhuizen en dergelijke;
  • c. het overschrijden van de regels inzake bouwhoogte, goothoogte, dakhelling, bedrijfsvloeroppervlakte en oppervlakte van gebouwen, met maximaal 10%, indien hier architectonische of medische redenen aan ten grondslag liggen;
  • d. het overschrijden van de regels inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met maximaal 20%;
  • e. geringe afwijkingen in het beloop van een weg of groenstrook of van de begrenzing van bestemmingen, indien bij definitieve uitmeting blijkt dat de afwijkingen in het belang van de verwerkelijking van het plan gewenst of noodzakelijk zijn, mits de afwijkingen niet meer dan 4 m bedragen;

Artikel 24 Algemene wijzigingsregels

24.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.

24.2 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1" de bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 2' met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in artikel 14 van toepassing is;
  • b. de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt;
  • c. de wijzigingsbevoegdheid uitsluitend kan worden toegepast voor het volledige gebied aangeduid als "wetgevingzone - wijzigingsgebied 1".
24.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 2" de bestemmingen te wijzigen in de bestemming 'Wonen - 1' en/of 'Maatschappelijk', met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in artikel 13 van toepassing is;
  • b. het bebouwingspercentage van het gehele terrein maximaal 35% mag bedragen;
  • c. de bebouwingsstructuur de huidige structuur langs de Tolweg moet versterken;
  • d. de bebouwing langs de Tolweg met de voorzijde naar die weg gericht moet zijn;
  • e. binnen de grenzen van de wijzigingsbevoegdheid wordt voorzien in de eigen parkeerbehoefte, met inachtneming van artikel 26.1;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen niet meer dan 10 m mag bedragen, uitgezonderd op de hoek Tolweg – Mussenpad, waar ten behoeve van een architectonisch accent een bouwhoogte is toegestaan van 13 m;
  • g. de verticale diepte van gebouwen niet meer mag bedragen dan 4 m onder het maaiveld;
  • h. binnen de veiligheidscontour van 15 meter gemeten vanaf de opstelplaats van het gasontvangstation uitsluitend een toegangsweg, garageboxen en/of groenstrook is toegestaan.
24.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding "wetgevingzone - wijzigingsgebied 3" de bestemmingen te wijzigen om de ingang van de Waterleidingduinen aan de Zandvoortselaan te herontwikkelen met dien verstande dat:

  • a. de volgende functies zijn toegestaan;
    • 1. natuur;
    • 2. horeca met bijbehorend terras;
    • 3. informatievoorziening;
    • 4. verharde paden;
    • 5. en een fietsenstalling;
  • b. de bestaande gebouwen zijn of worden gesloopt;
  • c. binnen het wetgevingsgebied is één hoofdgebouw toegestaan;
  • d. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 330 m2;
  • e. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • f. een hoofdgebouw mag uit ten hoogste één bouwlaag met kap bestaan;
  • g. de verticale diepte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4,00 meter beneden peil;
  • h. de breedte van de gevel aan de zijde van de Zandvoortselaan bedraagt ten hoogste 15 meter;
  • i. het verharde oppervlak, waaronder terras en fietsenstalling, bedraagt ten hoogste 1.800 m2;
  • j. voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1.
24.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied - 4' op onderdelen wijzigen, teneinde het bouwvlak van vorm te veranderen en/of te verschuiven, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bestaande gebouwen zijn of worden gesloopt;
  • b. het bouwvlak is ten hoogste 15 meter diep;
  • c. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 15 meter;
  • d. voor wat betreft het parkeren dient voldaan te worden aan het bepaalde in artikel 26.1;
  • e. de voorgevelrooilijn sluit aan op de voorgevelrooilijn van de naastgelegen panden.

Artikel 25 Algemene procedureregels

25.1 Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning

Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

25.2 Procedureregels bij wijzigen

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

25.3 Procedureregels bij het stellen van nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van een nadere eisen is de volgende procedure van toepassing.

  • a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentehuis ter inzage.
  • b. Burgemeester en wethouders maken de nederlegging te voren in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.

Artikel 26 Overige regels

26.1 Parkeren

Voldoende parkeergelegenheid

  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregel Parkeernormennota 2012 gemeente Zandvoort, en indien deze beleidsregel gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die zijn vastgelegd in de in lid 26 lid 1 onder b bedoelde beleidsregel.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 27 Overgangsrecht

27.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
27.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 28 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Zandvoort Zuid'.