direct naar inhoud van Artikel 28 Algemene afwijkingsregels
Plan: Buitengebied 2009
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0463.BPLG2009-va01

Artikel 28 Algemene afwijkingsregels

28.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van:

  • a. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van openbare nutsdoeleinden of andere naar doelstelling daarmede vergelijkbare instellingen, zoals gasreduceerstations, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en wachthuisjes voor verkeersdiensten, onder de voorwaarde dat:
    • 1. de inhoud van de gebouwtjes niet meer bedraagt dan 75 m3;
    • 2. de hoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. afwijkingen van bestemmings- en/of bebouwingsgrenzen en voorgeschreven maten met ten hoogste 10% maar niet meer dan 2 m, en voor kassen niet meer dan 5 m, voor zover dit om technische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk is en uit het oogpunt van welstand en beeldkwaliteit niet bezwaarlijk is.
28.2 Mantelzorg
28.2.1 Afhankelijke woonruimte

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 26.2 en toestaaan dat dat een aan- of uitbouw of een (vrijstaand) bijgebouw wordt gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
  • c. de afhankelijke woonruimte qua maatvoering binnen de vigerende regeling inzake aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen wordt ingepast.
28.2.2 Tijdelijke bebouwing

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.2 en 17.2.1 onder h en i en toestaan dat een grotere oppervlakte aan aan- en uitbouwen en (vrijstaande) bijgebouwen wordt gebouwd ten behoeve van een tijdelijke mantelzorgwoning of een tijdelijke aanbouweenheid, mits:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen is een indicering van onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
  • b. er sprake is van gemeenschappelijke nutsvoorzieningen;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonende en (agrarische) bedrijven;
  • d. de tijdelijke mantelzorgwoning/aanbouweenheid qua maatvoering met betrekking tot bouw en goothoogte voldoet aan het bepaalde in lid 17.2.1 onder h en i ;
  • e. de woonunit op maximaal 15 m afstand van het hoofdgebouw is gelegen;
  • f. het te bebouwen erf niet meer dan 50% wordt bebouwd.
  • g. De maximale oppervlakte van het gebouw niet meer dan 75 m2 bedraagt;
  • h. De tijdelijke woonruimte achter de voorgevellijn wordt geplaatst;
  • i. Als de noodzaak voor mantelzorg komt te vervallen, wordt de omgevingsvergunning ingetrokkenen en dient de mantelzorg woning verwijderd te worden
  • j. aan het afwijken bij een omgevingsvergunning de voorwaarde wordt verbonden dat beëindiging van het gebruik van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte binnen één maand daarna schriftelijk moet worden gemeld aan burgemeester en wethouder. Bij beëindiging van het gebruik van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte trekken burgemeester en wethouders de omgevingsvergunning in en dient het gebruik van de van de tijdelijke (semi-permanent) woonruimte weer plaats te vinden conform de regels van het bestemmingsplan.
28.3 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de vestiging van bed & breakfast onder de voorwaarde dat:

  • a. voor de percelen met de aanduiding 'karakteristiek' en/of traditionele Wieringermeerboerderijen de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
    • 2. de functie mag in de traditionele Wieringermeerboerderij, c.q. karakteristieke bebouwing worden gevestigd of er dient gebruik te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
    • 3. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
    • 4. binnen een kamer mag een zelfstandige keukenvoorziening of een gezamenlijke keukenvoorziening worden aangebracht;
    • 5. permanente bewoning is uitgesloten;
    • 6. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
    • 7. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
    • 8. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
  • b. voor percelen met de bestemming Agrarisch en Wonen, niet zijnde aangeduid als traditionele Wieringermeerboerderijen of aangeduid als 'karakteristiek', de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. maximaal 20 personen mogen worden gehuisvest;
    • 2. gebruik dient te worden gemaakt van de binnen de bestemming toegestane bouwmogelijkheden voor bijgebouwen bij de (bedrijfs)woning;
    • 3. de afstand tot naastgelegen erven dient minimaal 10 m te bedragen;
    • 4. permanente bewoning is uitgesloten;
    • 5. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden en er moet sprake zijn van een acceptabele verkeerssituatie;
    • 6. de bed & breakfast functie ondergeschikt is aan de woonfunctie;
    • 7. tussen de gemeente en initiatiefnemer dient een planschade overeenkomst te worden gesloten;
    • 8. er is geen eigen kookgelegenheid toegestaan;
    • 9. er mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en zich daarop bevinden bouwwerken plaatsvinden;
    • 10. afstandsnormen ten opzichte van milieuhinderlijke activiteiten dienen in acht te worden genomen.
28.4 Transformatorstations

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels ten behoeve van de bouw van transformatorstations binnen de bestemmingen Agrarisch, onder de voorwaarde d;at:

  • a. het aantal transformatorstations niet meer mag bedragen dan 3;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten hoogste 800 m2 mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte ten hoogste 6 m mag bedragen;
  • d. aangetoond is dat het transformatorstation noodzakelijk is voor de energievoorziening;
  • e. de bebouwing op aanvaardbare wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen waterhuishoudkundige belangen worden geschaad.
28.5 Paardenbakken
28.5.1 Paardenbakken hobbymatig gebruik

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het realiseren van één paardenbak per bouwvlak behorende bij de bestemming Agrarisch en Wonen onder de voorwaarde dat :

  • a. ingeval van de bestemming Wonen de paardenbak ten dienste staat van een hobbymatige activiteit;
  • b. per bouwvlak / agrarisch bouwperceel is één paardenbak toegestaan;
  • c. het daarbij behorende perceel minimaal 2.500 m2 bedraagt;
  • d. ingeval van de bestemming Agrarisch de paardenbak ten dienste staat van een hobbymatige activiteit, dan wel een niet-agrarische nevenactiviteit bij het volwaardige bedrijf;
  • e. de paardenbak achter de voorgevellijn is gesitueerd;
  • f. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m2;
  • g. de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
  • h. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwvlak van de woning van derden of een ander stank- of stofgevoelig object minimaal 50 meter bedraagt;
  • i. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 m bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten zo worden geplaatst dat geen lichthinder optreedt buiten de paardenbak;
  • j. de doorsnee van de longeercirkel mag niet meer bedraagt dan 12 m;
  • k. per bestemmingsvlak is één longeercirkel toegestaan.
28.5.2 Paardenbakken professionele exploitatie

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.1 ten behoeve de aanleg van één paardenbak en één longeercirkel per agrarisch bouwperceel voor professionele exploitatie, mits:

  • a. de paardenbak ten dienste staat van een agrarisch bedrijf, een stoeterij of paardenhouderij;
  • b. de paardenbak achter de voorgevellijn is gesitueerd;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak niet meer bedraagt dan 800 m2';
  • d. de hoogte van de afscheiding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • e. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bebouwingsvlak van de woning van derden of een ander stank- of stofgevoelig object minimaal 50 meter bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 5 m bedraagt, met dien verstande dat de lichtmasten zo worden geplaatst dat geen lichthinder optreedt buiten de paardenbak;
  • g. de doorsnee van de longeercirkel mag niet meer bedraagt dan 12 m;
  • h. de hoogte van tred- en trainingsmolens niet meer bedraagt dan 4 m, met dien verstande dat deze niet worden overdekt;
  • i. de doorsnede van tred- en trainingsmolens bedraagt maximaal 20 m.