direct naar inhoud van Artikel 32 Algemene bouwregels
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

Artikel 32 Algemene bouwregels

32.1 Kelders

Onder (bedrijfs)woningen alsmede plattelandswoningen en daarbij behorende aan- en uitbouwen mogen kelders worden gebouwd, met dien verstande, dat:

  • a. de kelder loodrecht onder de woning en/of daarbij behorende aan- en uitbouwen wordt gebouwd;
  • b. de maximale diepte van de kelder, gemeten vanaf de onderkant begane grond, 4 meter bedraagt;
  • c. voorkomende aanwezige waarden, zoals bedoeld in Artikel 24, Artikel 25, Artikel 26, Artikel 27, Artikel 28 dan wel Artikel 29 niet onevenredig mogen worden verstoord.
32.2 Dakkapel

Op (bedrijfs)woningen alsmede plattelandswoningen mogen dakkapellen worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. voldaan dient te worden aan de redelijke eisen van welstand;
  • b. dakkapellen niet zijn toegestaan op bijgebouwen.
32.3 Dakterras

Uitsluitend op aan- en uitbouwen bij (bedrijfs)woningen alsmede plattelandswoningen zijn dakterrassen toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. deze niet meer dan 4 meter buiten het bouwvlak mag worden gerealiseerd, tenzij anders is bepaald in hoofdstuk 2;
  • b. realisatie niet plaats vindt voor en voor het verlengde van de voorgevel;
  • c. de afstand tot de perceelsgrens tenminste 2 meter bedraagt.
32.4 Erfbebouwing woonschepen

Op de gronden, waarvoor niet de bestemming 'Tuin' is opgenomen, gelegen tussen de bestemming 'Verkeer' en de bestemming 'Water' met de aanduiding 'woonschepenligplaats' mag ten behoeve van een afgemeerde woonschip erfbebouwing worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. per woonschip niet meer dan één bijgebouw mag worden gebouwd;
  • b. het oppervlakte niet meer dan 12 m2 mag zijn;
  • c. de goothoogte niet meer dan 2,50 meter mag zijn;
  • d. de bouwhoogte van het bijgebouw niet meer dan 3,50 meter mag zijn;
  • e. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 meter mag zijn.
32.5 Bestaande maten
32.5.1 Maximale en minimale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande (legale) bouwwerken, op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal dan wel minimaal toelaatbaar worden aangehouden. Dit met dien verstande dat dat niet geldt voor het aantal bedrijfswoningen op de agrarische bouwvlakken waar tevens een aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' is opgenomen. Op deze gronden is uitsluitend het op grond van Artikel 3 bepaalde aantal bedrijfswoningen toegestaan.

32.5.2 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 32.5.1 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.