direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

Artikel 19 Wonen

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zoals bedoeld in lid 33.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': een kantoor met een oppervlakte van maximaal 150 m2;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'horeca': horeca in de categorie 2, zoals bedoeld in bijlage Horeca-categorisering;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van dienstverlening - dierenarts': een dierenarts;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd': opslag, sociaal culturele voorzieningen en dienstverlening;
  • f. met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, verhardingen, erven, tuinen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige doeleinden.
19.2 Bouwregels

Op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de in dat lid genoemde bestemming, met dien verstande dat:

19.2.1 Algemeen

het bij de woning aansluitende terrein mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd waarvan de oppervlakte voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen niet meer dan 50 m2 mag zijn;

19.2.2 Woningen
  • a. de woningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak;
  • b. het aantal woningen per bestemmingsvlak niet meer dan één mag zijn, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • c. de goothoogte van de woning niet meer dan 4,50 meter mag zijn en de bouwhoogte niet meer dan 9,50 meter mag zijn;
  • d. de woning afgedekt moet zijn met een kap, waarvan de helling niet minder dan 300 en niet meer dan 600 mag zijn.
19.2.3 Erfbebouwing
  • a. een aan- en uitbouw en bijgebouw op niet minder dan 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in 19.2.2 onder a mogen aan- en uitbouwen tot niet meer dan 3 m buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in 19.2.1 mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' het bebouwd oppervlakte 100 m2 zijn;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw niet meer dan 3 meter mag zijn;
  • e. de goothoogte van een aan- en uitbouw en een aangebouwd bijgebouw niet meer dan 0,25 meter boven de begane grondlaag van de woning waartegen wordt aangebouwd mag zijn, met een maximum van 4 meter;
  • f. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en bijgebouw niet meer dan 5 meter mag zijn.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. een overkapping op niet minder dan 3 meter achter de voorgevel wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan:
    • 1. 1 meter voor erfafscheidingen, gelegen vóór de voorgevel;
    • 2. 2 meter voor erfafscheidingen, gelegen achter de voorgevel;
    • 3. 8 meter voor vlaggenmasten;
    • 4. 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Goothoogte en bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 ten behoeve van:

  • a. een goothoogte van 6 meter en een bouwhoogte van 10 meter voor hoofdgebouwen;
  • b. een goothoogte van 3 meter voor aan- en uitbouwen.
19.3.2 Terugbouwregeling

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 voor een ruimere bouwmogelijkheid voor erfbebouwing in die gevallen dat in de bestaande situatie al een groter bebouwingsoppervlak aanwezig is dan op grond van 19.2.2 is toegestaan, onder de voorwaarde dat:

  • a. de bestaande en aanwezige legale aan- en bijgebouwen worden gesloopt;
  • b. de oppervlakte van de vernieuwbouw niet meer mag bedragen dan 50% van de legaal opgerichte bestaande aan- en bijgebouwen, zoals bedoeld onder a, met een maximum van 250 m2;
  • c. de vernieuwbouw zoveel mogelijk achter het hoofdgebouw wordt gesitueerd;
  • d. er een clustering plaatsvindt van de bebouwing.
19.3.3 Vergroten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2.2 onder a voor het vergroten van het bouwvlak met 3 meter bij woningen kleiner dan 45 m2, onder de voorwaarden dat:

  • a. de vergroting bloksgewijs van gelijke type woningen plaatsvindt;
  • b. de uitbreiding slechts in het verlengde van de zijdelingse bouwgrenzen plaatsvinden;
  • c. het bebouwingspercentage van het achtererfgebied na de vergroting niet meer is dan 50%.
19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en/of aan huis gebonden beroep of bedrijf.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 19.1 bedoelde gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) bestaande houtgewassen en rietgewassen te vellen, rooien of beschadigen.

19.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 19.5.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. bedoeld zijn in lid 19.5.1 maar de in lid 19.1 omschreven waarden van deze gronden niet aantasten.
19.5.3 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 19.5.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige cultuurhistorische waarden tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Kantoren

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 voor het gebruik van bestaande bebouwing op de gronden met de aanduiding 'gemengd' voor kantoren, onder de voorwaarden dat:

  • a. dit niet leidt tot een onevenredige toename van de parkeer- en verkeersdruk;
  • b. eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen terrein (op het bouwperceel) worden gerealiseerd;
  • c. de totale vloeroppervlakte voor de kantoorfunctie niet meer dan 150 m2 bedraagt;
  • d. geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige alsmede milieuhygiënische waarden.
19.6.2 Nevenactiviteit

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 voor het gebruik van bestaande voormalige agrarische bebouwing, behoudens de woning, voor nevenactiviteiten, waaronder wordt verstaan de opslag van goederen, het hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten, hobbymatig houden van dieren, kleinschalige bedrijvigheid voor zover de woonfunctie behouden blijft, zorgfuncties, paardenpensions alsmede kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie, onder de voorwaarden dat:

  • a. de nieuwe functie de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet onevenredig beperkt;
  • b. monumentale, cultuurhistorische en karakteristieke bebouwing behouden blijft;
  • c. buitenopslag niet is toegestaan;
  • d. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  • e. de nevenactiviteit geen aanleiding mag vormen om het bouwvlak te vergroten, het perceel te splitsen of een extra woning toe te staan;
  • f. ingeval van bijzondere huisvesting uitsluitend sprake is van afhankelijke woonruimten of woningen als onderdeel van zorgfuncties;
  • g. eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen terrein (op het bouwperceel) worden gerealiseerd;
  • h. ten hoogste een vloeroppervlak van 650 m2 mag worden gebruikt voor deze doeleinden, met dien verstande dat voor inpandige opslag van volumineuze goederen, alsmede voor paardenpensions het totale vloeroppervlak binnen de bestaande bebouwing aangehouden kan worden;
  • i. ten hoogste 6 recreatie-eenheden met in totaal 12 bedden mogen worden gerealiseerd;
  • j. voldaan wordt aan de actuele wetgeving inzake externe veiligheid;
  • k. geen sprake is van een aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, bodem en waterhuishoudkundige alsmede milieuhygiënische waarden.
19.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.7.1 Cultuurhistorische waarden

Voor het slopen van bouwwerken gelegen binnen de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is een omgevingsvergunning vereist. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de monumentencommissie. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien en nadat het college het advies van de monumentencommissie in overweging heeft genomen en een positief besluit heeft genomen.

19.7.2 Uitzonderingen

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 19.7.1 is niet vereist voor:

  • a. werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
19.7.3 Herbouw/nieuwbouw

Bij herbouw of nieuwbouw op de gronden met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit de oppervlakte, goot- en bouwhoogte, nokrichting, dakhelling en de oorspronkelijke situering van de bestaande legale bebouwing maatgevend.