direct naar inhoud van Artikel 20 Leiding - Gas
Plan: Landelijk Gebied Weesp
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0457.BP0200LG-oh01

Artikel 20 Leiding - Gas

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de bestaande en toekomstige gastransportleiding.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwwerk, geen gebouwen zijnde

Op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 20.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

20.2.2 Bestaande bouwwerken

Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2 met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels. Omgevingsvergunning wordt verleend indien:

  • a. het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. geen kwetsbare objecten worden gerealiseerd binnen de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas'.
20.3.2 Voorwaarden

Alvorens omtrent het verlenen van omgevingsvergunning ten behoeve van de andere bestemmingen te beslissen, wint bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s).

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de in lid 20.1 aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de oppervlakte van de aan te brengen verharding 50 m² of meer bedraagt;
  • b. het ontginnen, mengen, woelen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • c. het aanleggen van bos, boomgaard en bomenrij;
  • d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het bemalen of draineren van de grond, alsmede het winnen, toevoeren, afdammen of stuwen van water;
  • f. het aanleggen van water(lopen) of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaand(e) water(lopen);
  • g. het planten van diepwortelende beplanting;
  • h. het indrijven van voorwerpen;
  • i. het veroorzaken van ontploffingen in de grond.
20.4.2 Uitzondering

Het in lid 20.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, of die reeds in uitvoering en vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

20.4.3 Voorwaarden
  • a. de omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 20.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een schade aan de leidingen;
  • b. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt bevoegd gezag de beheerder van de leidingen, c.q. de nationale leidingenstrook om advies.