direct naar inhoud van 5.3 Externe veiligheid
Plan: Haven en bedrijventerrein 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011-VG01

5.3 Externe veiligheid

Beleid/normstelling

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde norm.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoor

In december 2009 is de aangepast Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Binnenkort zal het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoorwegen worden vastgesteld. Het Basisnet is reeds in concept gereed. Momenteel (eind 2010) is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.

Onderzoek

De resultaten en conclusies in deze paragraaf zijn gebaseerd op het onderzoek externe veiligheid dat is uitgevoerd door DHV (DHV, februari 2010) de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl), de Circulaire RVGS en informatie van de Gasunie.

Bedrijvigheid

Binnen het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Dergelijke inrichtingen worden niet (direct) mogelijk gemaakt door middel van dit bestemmingsplan. Ook zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Uit het onderzoek van DHV blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van het spooremplacement aan de Provinciale weg ligt.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In de omgeving van het plangebied worden geen gevaarlijke stoffen over het water of over het spoor vervoerd. In het oosten grenst het plangebied aan de A9. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit de Circulaire RVGS blijkt dat voor beide wegen de PR 10-6-risicocontour niet buiten de weg ligt. Het plangebied ligt dus buiten deze risicocontour. Wel ligt een deel van het plangebied binnen het invloedsgebied van het GR van deze weg. Uit de Circulaire RVGS en het Basisnet weg blijkt dat het GR kleiner is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde. Het voorliggend bestemmingsplan is consoliderend van aard. Vaststelling van dit bestemmingsplan heeft daarom geen invloed op de hoogte van het GR. Omdat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet tot een toename van het GR leidt, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Deze verantwoording is opgenomen in Bijlage 3.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen

In het plangebied liggen geen leidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de omgeving van het plangebied liggen wel dergelijke leidingen. Het betreft hier uitsluitend hogedrukaardgastransportleidingen. Aangezien het plangebied op meer dan 900 m van deze leidingen ligt, valt het plangebied buiten de PR 10-6-risicocontouren en buiten de invloedsgebieden van het GR van deze leidingen.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering oplevert. Het plangebied ligt buiten de PR 10-6-risicocontouren en de vaststelling van het bestemmingsplan heeft geen invloed op de hoogte van het GR.