direct naar inhoud van Bijlage 2 Ecologie
Plan: Wonen Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.10BPWonenZuid-VS01

Bijlage 2 Ecologie

In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.

B2.1 Huidige situatie

De gemeente Uitgeest ligt in het noordelijk deel van de regio Kennemerland. Kennemerland maakt onderdeel uit van de noordelijke Randstad. De planlocatie bestaat uit gebouwen, wegen, tuinen, groenstroken en de diverse watergangen.

B2.2 Beoogde ontwikkelingen

In het plan zullen geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt (consoliderend plan) worden, maar er zijn diverse kleinschalige werkzaamheden mogelijk binnen de bestaande bestemmingen, waaronder:

  • werkzaamheden aan beplanting;
  • sloop- en grondwerkzaamheden;
  • bouwwerkzaamheden;
  • werkzaamheden aan watergangen en hun oevers.

B2.3 Toetsingskader

Beleid

Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw door maatregelen te worden voorkomen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

'De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van blauwe reiger, spechten, uilen en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van in bomen broedende roofvogelsoorten zijn jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben. Hier geldt dat er voldoende nestgelegenheid aanwezig moet blijven en dat niet elk kraaiennest in een territorium gespaard behoeft te worden bij een ingreep;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals ooievaar, torenvalk, kerkuil, steenuil, zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

B2.4 Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van en is niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur (PEHS). Wel ligt aan de overzijde van het spoor een gebied dat deel uit maakt van de EHS, omdat het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt is gebiedsbescherming derhalve niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, de Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's).

Planten

Volgens het Natuurloket zijn er drie licht en een zwaar beschermde soort(en) aangetroffen binnen de kilometerhokken waarvan het plangebied deel uitmaakt. Mogelijk komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor in en nabij de watergangen. Deze soorten zijn erg algemeen. Zwaar beschermde soorten en Rode Lijstsoorten zijn gezien de voorkomende biotopen en het intensieve beheer niet te verwachten.

Vogels

Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Naar verwachting zullen onder dakpannen of in andere holtes in bebouwing soorten als huismus, spreeuw en gierzwaluw broeden. De tuinen kunnen het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als ekster, houtduif, turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. Tevens kunnen spechten en kraaien gebruikmaken van de oudere bomen binnen de planlocatie. De watergangen herbergen naar verwachting soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend.

Zoogdieren

Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.

Er zijn drie licht en drie zwaar beschermde soorten (tevens drie Habitatrichtlijnsoorten) binnen de betreffende kilometerhokken aangetroffen. De aangetroffen drie zwaar beschermde (Habitatrichtlijn)soorten zijn mogelijk allen vleermuizen. Vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis) kunnen mogelijk aanwezig zijn in de gebouwen in het plangebied. Genoemde soorten hebben mogelijk verblijfplaatsen onder dakpannen, dakranden en in spouwmuren. Ook kunnen bepaalde soorten vleermuizen (watervleermuis, rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis) gebruikmaken van de (oudere) bomen als vaste verblijfplaats, vliegroute en jachtgebied.
In het plangebied zijn naar verwachting tevens algemene soorten als egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis, veldmuis en bosmuis aanwezig. Rode Lijstsoorten zijn niet in het plangebied te verwachten.

Amfibieën

Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen). In de nabije omgeving is de zwaar beschermde rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.

Vissen

Volgens het Natuurloket is er een Rode Lijstsoort waargenomen binnen de planlocatie. Gezien de voorkomende biotopen (sloten) binnen het plangebied is er een kans dat de kleine modderkruiper (zwaar beschermd) voorkomt binnen het plangebied. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

Overige soorten

Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de deelplanlocaties voldoen hier niet aan.
In tabel B2.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel B2.1 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw
categorie 1  
ontheffingsregeling Ffw  
  categorie 2   categorie 3  
dotterbloem en zwanenbloem

egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis veldmuis en bosmuis

kleine watersalamander, groene en bruine kikker en gewone pad  
alle soorten inheemse vogels

kleine modderkruiper  
alle vleermuizen

rugstreeppad
 

B2.5 Toetsing en conclusie

Soortenbescherming

Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in de toekomst nieuwbouw plaatsvindt, dan wel het aanpassen van of de sloop van gebouwen, ingrepen in tuinen (verhardingen, bouw van schuurtjes etc.), het vergraven van watergangen of het kappen van bomen, waarbij te beschermen diersoorten worden geschaad, zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

  • nesten van spechten en kraaiachtigen zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd;
  • nesten van grotendeels of geheel van menselijke activiteiten afhankelijke soorten (zoals zwaluwen) zijn, indien ze nog in functie zijn, jaarrond beschermd. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

Mogelijk zijn zwaar beschermde soorten als kleine modderkruiper (categorie 2), rugstreeppad (categorie 3), vleermuizen (categorie 3) dan wel vogels met een vaste nestplaats (categorie 2) binnen het plangebied aanwezig. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van deze soorten aanwezig blijken (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en omdat het naar verwachting gaat om regionaal en landelijk vrij algemeen voorkomende soorten zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. De Ffw zal derhalve de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.