direct naar inhoud van 6.1 Landbouw
Plan: buitengebied Oostzaan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0431.BP2012003001-0401

6.1 Landbouw

In dit hoofdstuk worden gebiedsspecifieke beleidslijnen geformuleerd voor de landbouwsector in Oostzaan en de aan de landbouw gerelateerde functies (verbrede landbouw en nevenfuncties). Verder wordt stilgestaan bij de methode van bestemmen van de agrarische percelen. Het gaat daarbij onder meer om de wijze waarop het bouwperceel wordt vastgelegd op de plankaart, het bepalen van de maximale omvang en de bebouwingsdichtheid van het bouwperceel, welke agrarische (neven) functies toelaatbaar zijn en of er nieuwe agrarische bedrijven mogen komen.

6.1.1 Landbouwbestemming

De bestemming 'Agrarisch met waarden' wordt toegekend aan de weilanden in het Oostzanerveld, die niet in bezit zijn van Staatbosbeheer en/of niet deel uitmaken van het aangewezen Europese en/of Habitarichtlijngebied.
De specifieke natuur- en landschappelijke waarden, zoals de openheid van het veenweidelandschap worden door middel van een specifieke aanduidingen vastgelegd ('openheid', 'weidevogelgebied', etc.). Kleinschalige groen, -recreatieve en landschapselementen, die te klein zijn om op de verbeelding op te nemen, worden opgenomen binnen de bestemming.

De verwachting is dat het accent in het beheer van het Oostzanerveld in de toekomst steeds meer zal komen te liggen op 'het leveren van groene diensten', zoals agrarisch en particulier natuur beheer. In het nieuwe bestemmingsplan is hier nadrukkelijk op ingespeeld door de mogelijkheid op te nemen om agrarische gronden om te zetten in de bestemming Natuurgebied ten behoeve van natuurontwikkeling of de aanleg van ecologische verbindingszones.

6.1.2 Bepaling bouwrechten agrarische bedrijven

Een agrarisch bouwvlak is opgenomen als er sprake is van agrarische activiteiten die bedrijfsmatig worden uitgeoefend. De Milieudienst Waterland heeft hiervoor een lijst met bedrijven opgesteld,

Vanaf 2010 is de Standaardopbrengst (SO) in gebruik als criterium om de omvang en specialisatiegraad vast te stellen. De definitie van de SO is afgeleid van die van de Standard Output die vanaf dat jaar in Europese statistieken wordt gebruikt. De SO- norm is een gestandaardiseerde opbrengst per ha of per dier die met het gewas of de diercategorie gemiddeld op jaarbasis wordt behaald

Op grond van de provinciale regels worden agrarische bedrijven wat betreft aard en grootte als volgt worden ingedeeld:

  • 1. Volwaardig agrarisch bedrijf : een bedrijf dat naar aard en omvang en op grond van de arbeidsbehoefte (gerelateerd aan de SO- normering) als zodanig wordt aangemerkt en waarvan de continuïteit op lange termijn geborgd is (minimaal 10 jaar) .
  • 2. Deeltijdbedrijf: een deeltijdbedrijf waarbij voldoende werkgelegenheid voor een agrarische arbeidskracht van minder dan een halve fte. Het bedrijf moet wel op de markt zijn georiënteerd en gebaseerd zijn op continuering van de bedrijfsvoering. Het perceel en de bebouwing moeten in overwegende mate op het agrarisch gebruik zijn gericht en moet vallen onder de werkingsfeer van de Wet Milieubeheer.
  • 3. Hobbyboer; bij een hobbyboer is nauwelijks tot geen sprake van marktoriëntatie en is sprake van de uitoefening van een liefhebberij. Het perceel en de hierop aanwezige bebouwing is overwegend gericht op woondoeleinden. Aan hobbybedrijven wordt in het bestemmingsplan een woonbestemming gegeven, waarbij voldoende ruimte voor bijgebouwen wordt toegestaan (tot maximaal 150 m2), hiervoor worden nadere regelen gesteld) binnen eigen kavel.

Vergroten bestaande bouwvlakken
Volwaardige agrarische bedrijven kunnen via een afwijking uitbreiden tot 1,5 ha, conform provinciaal beleid. Dit wordt toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • aantoonbaar moet worden gemaakt dat de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige en duurzame agrarische bedrijfsvoering;
  • er mag geen onevenredige aantasting van de landschappelijke en ecologische waarden plaatsvinden;
  • er mag geen nadeliger milieuhygiënische situatie ontstaan;
  • er moet worden voorzien in een gebiedseigen landschappelijke inpassing.
  • Er mogen geen significante negatieve effecten ontstaan op de instandhoudingdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
6.1.3 Bepaling vorm en ligging agrarisch bouwvlak

De ligging en vorm van het bouwvlak is individueel bepaald aan de hand van de huidige situering van de gebouwen en verhardingen. Hierbij wordt rekening gehouden met de landschappelijke waarden. De vorm van het bouwvlak wordt zodanig gekozen dat nieuwe bebouwing op bestaande bouwvlakken de doorzichten zo min mogelijk aantasten. Hierbij wordt in het Oostzanerveld expliciet gekeken naar het slingerende verloop van de wegen. Tenslotte wordt bij het bepalen van de vorm en omvang van de bouwvlakken rekening gehouden met de bestaande eigendomsrechten en de afstanden tot omliggende woonbebouwing.

Ook aan de inrichting van het bouwvlak worden nadere regelen/eisen gesteld om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te waarborgen. Per volwaardig bedrijf mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd. Uitgangspunt is dat de (nieuwe) bedrijfswoning vooraan de weg ligt in verband met behoud van de beeldkwaliteit. De agrarische bebouwing dient in principe zoveel mogelijk achter de dienstwoning en in de richting van de bestaande verkaveling te worden geplaatst, zodat plaatselijke doorzichten naar de open polder zo min mogelijk worden aangetast.

6.1.4 Nieuwvestiging agrarische bedrijven

Beleidskader
Het vestigen van nieuwe bouwpercelen voor agrarische grondgebonden veehouderijbedrijven wordt door de provincie in haar beleid niet beperkt in veenweidegebieden. Bij de vestiging van een nieuw agrarisch bedrijf moet in verband met de bescherming van de natuur in het Oostzanerveld wel worden aangetoond dat de vestiging geen significante invloed heeft op de Speciale beschermingszone in het kader van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit geldt zowel voor de aangewezen gebieden als in het daarom heen gelegen gebied vanwege de externe werking. In het nieuwe bestemmingsplan wordt de nieuwvestiging van nieuwe agrarische bedrijven in het Oostzanerveld gefaciliteerd voor startende bedrijven via de toepassing van de binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Als beperkende randvoorwaarden gelden onder meer dat de locatie van de nieuw te creëren bouwkavel alsmede de inrichting hiervan gekoppeld is aan strikte criteria. Onder meer moet het nut en noodzaak om het nieuwe bedrijf toe te aan, vooraf via het uitvoeren deskundige onderzoek worden aangetoond en moet de ruimtelijke kwaliteit geborgd zijn. De op te stellen Milieueffectrapportage (MER) dient verder nader uitsluitsel te geven over de milieukundige haalbaarheid.

6.1.5 Toegelaten agrarische bedrijfsvormen

In deze paragraaf wordt besproken welke vormen van agrarisch gebruik toegestaan zijn. Uiteraard is een beperking van het agrarisch gebruik alleen toelaatbaar als dit planologisch relevant is.

Grondgebonden veehouderij (eventueel in combinatie met natuurbeheer) levert een bijdrage aan het behoud en versterking van het karakter van het landschapstype. Door de veehouderij wordt een bijdrage geleverd aan het behoud van waardevolle openheid en landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Grondgebonden veehouderij wordt als een passende agrarische activiteit beschouwd in het landelijk gebied.

Maneges en paardenhouderijen

In het bestemmingsplan wordt een onderscheid gemaakt tussen maneges en paardenhouderijen. Een manege is een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden, waarbij veelal voorzieningen zijn gesitueerd als kantine/foyer en logies- en/of verenigingsaccommodatie. Bij veel maneges vinden regelmatig wedstrijden plaats. De ruimtelijke gevolgen van maneges kunnen zeer ingrijpend zijn. Hierbij wordt gedacht aan de grote verkeersaantrekkende werking, het ontbreken van voldoende parkeergelegenheid ter plaatse, de ruimtelijk- visuele impact van omvangrijke rijhallen en de verrommeling die ontstaat om het bouwperceel heen. (plastic bouwlinten, paardenbakken) In het bestemmingsplan zijn om die reden voor nieuwe maneges geen mogelijkheden opgenomen. Aan de bestaande maneges wordt een specifieke maatbestemming. Bij de bepaling van het bouwperceel wordt uitgegaan van de bestaande terreinsituatie, met bij vrijstelling de mogelijkheid deze met 10% uit te breiden. (constante jurisprudentie) Alle bebouwing en alle activiteiten dienen binnen dit bouwperceel plaats te vinden.

Onder een paardenhouderij of - stalling wordt verstaan het houden van paarden en pony's voor verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in pension te stallen en te weiden. Omdat de gevolgen hiervan veel minder ingrijpend zijn, biedt het bestemmingsplan hiervoor (als vorm van verbrede landbouw) wel mogelijkheden.

Nieuwvestiging van intensieve veehouderij (IVH) is door de provincie Noord-Holland uitgesloten. Intensieve veehouderij als ondergeschikte neventak bij een volwaardig grondgebouwen veehouderij is onder voorwaarden wel toegestaan.

Reeds aanwezige intensieve veehouderij wordt een maatbestemming gegeven indien de vooruitzichten voor de komende 10 jaar zijn dat deze door zal gaan met de huidige bedrijfsvoering.

Akkerbouw en tuinbouw op open grond wordt uitgesloten. Dit vormt een te grote impact op de weidevogels/ natuurwaarden en is niet passend bij de waterhuishouding van het gebied. Derhalve wordt deze vorm van agrarisch gebruik uitgesloten.

Wisselteelt van bloembollen is uitgesloten omdat de natuurwaarden dit niet toelaten in het Oostzanerveld.

Sierteelt, hout en fruitteelt is vanwege zijn milieuproblemen en ruimtelijke inpakt (kassen e.d.) niet inpasbaar in gebieden die onder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vallen. Deze teeltvormen worden daarom uitgesloten in het landelijk gebied.

Glastuinbouw is vanwege de ruimtelijke impact uitgesloten.

Intensieve kwekerijen, dat wil zeggen de teelt van gewassen nagenoeg zonder daglicht (champignons, witlof), kunnen door hun omvang van invloed zijn op het omliggend landschap en er kan sprake zijn van ammoniakemissie zodat voldoende afstand tot gevoelige functies moet worden bewaard. Daarom wordt nieuwsvestiging uitgesloten.

Samengevat geldt als functietoedeling de landbouw dat binnen de bouwbestemming is toegelaten alleen grondgebonden veehouderijen zijn toegestaan. Bestaande andere agrarische bedrijfsvormen worden gerespecteerd.

6.1.6 Beleid voor tweede agrarische bedrijfswoningen

Het provinciale beleid staat de bouw van een 2e agrarische bedrijfswoning toe. De gemeente volgt in het nieuwe bestemmingsplan de provinciale beleidslijn. Uitgangspunt is wel dat de ontwikkeling beheersbaar en handhaafbaar blijft en geen nadelige effecten mag hebben op de omgeving. Om dit te bereiken worden de volgende voorwaarden verbonden aan een 2e bedrijfswoning:

  • De nieuw te bouwen woning moet noodzakelijk zijn voor het toezicht op het agrarisch bedrijf en er moet voldoende bedrijfsomvang aanwezig zijn in verband met de continuïteit van het agrarisch bedrijf. Als ondergrens wordt een maatvoering gehanteerd van twee maal de gemiddelde bedrijfsomvang van een volwaardig agrarisch bedrijf, op basis van de normering van het LEI;
  • De tweede bedrijfswoning dient zodanig te worden gesitueerd, dat toekomstige burgerbewoning niet voor de hand ligt, aan de openbare weg ligt binnen het bouwvlak en in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen;
  • De bouw van de woning mag geen nadelige milieuconsequenties voor de omgeving hebben.
  • Er mag niet eerder een tweede agrarische bedrijfswoning gebouwd zijn en er kan later niet opnieuw een 2e bedrijfswoning worden gebouwd indien één van beide is vervreemd.
6.1.7 Geur

In het bestemmingsplan is rekening gehouden met de wettelijke aan te houden afstanden van agrarische bedrijven tot woonbebouwing. Hiertoe is in de algemene gebruiksregels van het bestemmingsplan een bepaling opgenomen.

6.1.8 Paardenbakken (bij zowel de woon- als de agrarische bestemming)

Nieuwe paardenbakken mogen alleen binnen het bouw- of bestemmingsvlak worden opgericht om verdere verrommeling van het landschap te voorkomen.

Alleen voor volwaardige agrarische bedrijven wordt de aanleg van een nieuwe paardenbak buiten het bouwvlak bij uitzondering bij volwaardige agrarische bedrijven toegestaan. Hierbij gelden onder meer de voorwaarden dat een paardenbak niet groter mag zijn dan 20 bij 60 meter en dat er geen voorzieningen in de vorm van lichtmasten en geluidsinstallaties mogen worden opgericht.

Bestaande paardenbakken in het plangebied buiten de bouw- of bestemmingsvakken hebben een specifieke aanduiding gekregen en worden toegestaan, mits ze qua vorm en inrichting in het landschap passen en er geen verlichting og andere voorzieningen aanwezig zijn.

6.1.9 Nevenactiviteiten bij de boer

Van oudsher zijn agrarische bedrijven gericht op het verkrijgen van een gezinsinkomen door middel van de teelt van gewassen en/of het houden van vee. De laatste jaren richten agrarische bedrijven zich in toenemende mate ook op andere dan deze reguliere agrarische activiteiten. Te denken valt aan bed & breakfast, een boerderijwinkel of verhuur van fietsen. Ook kan het gaan om de levering van 'groene' en 'blauwe' diensten ten gunste van natuur en waterbeheer. Tevens wordt met deze nieuwe activiteiten ingespeeld op veranderende wensen van de consument. Dit wordt ook wel 'landbouw met verbrede doelstelling' genoemd en vormt een wezenlijk onderdeel van plattelandsvernieuwing (tegenwoordig ook wel 'multifunctionele landbouw' genoemd). Door deze verbreding kan de sociaal-economische basis van de agrarische sector en van het buitengebied over het algemeen worden versterkt.

Een neventak hoeft niet per definitie agrarisch gelieerd te zijn. Een neventak kan voor de agrariër een welkome aanvulling betekenen op het inkomen en hem zo in staat stellen om de agrarische activiteiten (de kernactiviteiten) voort te zetten.

Nevenactiviteiten bij de boer die kleinschalig zijn en geen wezenlijke effecten op de omgeving hebben, zijn toegelaten. De activiteiten zijn alleen toegestaan binnen de agrarische gebouwen Het gaat daarbij om de volgende activiteiten binnen bestaande agrarische bouwvlakken:

  • (agrarisch) natuurbeheer;
  • opslag- en stallingbedrijven;
  • atelier, tentoonstellingsruimte, bezoekerscentrum, cursusruimte, galerie;
  • zorgboerderij (als nevenactiviteit, de hoofdfunctie blijft dus agrarisch!);
  • vervaardigen en verkopen van streekeigen agrarische producten (bijvoorbeeld wijn, zuivel, honing);
  • agrarisch verwante bedrijvigheid tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (paardenpension, hoefsmid, rietdekker, veehandel);
  • zakelijke dienstverlening (adviesbureau, computerservice);
  • dagrecreatieve voorzieningen (recreatief rustpunt, fietsverhuur, speeltuin);
  • verblijfsrecreatieve voorzieningen, bed & breakfast;
  • kleinschalige horeca (theetuin);
  • en overige functies die hieraan ruimtelijk, functioneel en milieuhygiënisch gelijkgesteld kunnen worden.

Van nevenactiviteiten kan niet bij voorbaat worden gesteld dat deze geen effect op de omgeving hebben. Daarom wordt de toelaatbaarheid van nevenactiviteiten aan een afwijkingsmogelijkheid gekoppeld. Aan deze afwijking worden onder meer de volgende voorwaarden verbonden:

  • de nieuwe functie(s) de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven en de woonfunctie van omringende woningen niet wordt beperkt;
  • de mogelijkheid van buitenopslag in relatie tot niet-agrarisch gebruik wordt geregeld in het bestemmingsplan.
  • de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking heeft en dat er sprake is van een acceptabele verkeerssituatie;
  • eventuele extra parkeerplaatsen op het eigen bouwperceel worden gerealiseerd;
  • in geval van bijzondere huisvesting uitsluitend sprake is van afhankelijke woonruimten of woningen als onderdeel van zorgfuncties;
  • in geval van recreatiefuncties permanente bewoning wordt verboden.
6.1.10 Bed en breakfast

Voor het toestaan van Bed en Breakfast in dit bestemmingsplan gelden de volgende criteria:

  • De agrarische woonfunctie van (een deel van) het pand blijkt gehandhaafd;
  • B&B zowel toegestaan in het hoofdgebouw als in bijgebouwen
  • Geen afzonderlijke keukenfaciliteiten voor de B&B-kamers
  • Maximaal 7 kamers
  • Parkeernorm van 1 parkeerplaats per B&B-kamer op eigen erf realiseren
  • Bovenstaand gebruik en bouwmogelijkheden via een vrijstellingsbevoegdheid toestaan in het bestemmingsplan. Op deze wijze blijft controle door de gemeente mogelijk
6.1.11 Kamperen bij de boer

Kamperen bij de boer tot een maximum van 25 kampeerplaatsen bij recht toegestaan. Dit is naast agrarische bedrijven ook toegestaan op woonerven. Voorwaarde is dat activiteit seizoensgebonden is en kleinschalig blijft. Tevens wordt de mogelijkheid opgenomen voor aanleg van sanitaire voorzieningen (douche/wc) op het erf.