Plan: | Twuyverhoek 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0416.BPSPTW2013-va01 |
De Wet ruimtelijke ordening en de bijbehorende wetgeving verplicht overheden ruimtelijke plannen te standaardiseren, digitaal op te stellen, uitwisselbaar en raadpleegbaar te maken. Sinds 1 januari 2010 moeten bestemmingsplannen digitaal gemaakt, vastgesteld en beschikbaar zijn. De gemeente Langedijk heeft een handboek bestemmingsplannen opgesteld om uniformiteit in de bestemmingsplannen te garanderen. Per 1 juli 2012 zijn de (meeste) bestemmingsplannen in de gemeente Langedijk herzien. Voor het bestemmingsplan Twuyverhoek is dan ook aansluiting gezocht bij de uitgangspunten voor de andere bestemmingsplannen.
Voor het gebied Twuyverhoek is in 2006 door de gemeente Langedijk een bestemmingsplan vastgesteld. Op basis van dit bestemmingsplan kon de toen nog te ontwikkelen woningbouwlocatie worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan had een globaal karakter en diende te worden uitgewerkt in zogenaamde uitwerkingsplannen. De ontwikkeling van de woonwijk is momenteel nagenoeg voltooid. Omdat de ontwikkeling echter heeft plaatsgevonden op basis van vrijstellingsprocedures ontbeert het momenteel aan een adequaat kader voor de handhaving. Weliswaar zou het bestemmingsplan alsnog kunnen worden uitgewerkt, maar de gemeente heeft ervoor gekozen op basis van de Wet ruimtelijke ordening een nieuw bestemmingsplan op te stellen dat digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar zal zijn.
Nadat het bestemmingsplan Twuyverhoek in 2006 door de gemeenteraad was vastgesteld is er aanvullend beleid geformuleerd om de bebouwing in goede banen te leiden. Zo is er een beleidsnotitie vastgesteld over de bebouwingsmogelijkheden langs de oevers van de watergangen. Ook zijn er randvoorwaarden opgesteld voor de bebouwing van vrije kavels. Deze vrije kavels zijn opgenomen in een beeldkwaliteitsplan. Dit beeldkwaliteitsplan heeft gelijktijdig ter inzage gelegen met het (globale, uit te werken) ontwerp bestemmingsplan voor Twuyverhoek. Het in deze aanvullende beleidsnotities geformuleerde beleid, zal overgenomen worden in dit bestemmingsplan.
In februari 2012 is een uitwerkingsplan vastgesteld die de bebouwingsmogelijkheden van enkele nog niet ontwikkelde kavels regelt. Dit "Uitwerkingsplan Twuyverhoek 2011" is in het nu voorliggende bestemmingsplan opgenomen, zodat één omvattend planologisch-juridisch kader voor geheel Twuyverhoek ontstaat.
Het bestemmingsplan Twuyverhoek 2013 wordt aan de west- en zuidzijde begrensd door de bestaande bebouwing van Sint Pancras. Aan de zuidzijde grenst Twuyverhoek onder andere aan de Magnolialaan, de ijsbaan en de tennisvelden. De westelijke begrenzing wordt gevormd door de sloot die langs de Wilgenlaan en verder tot aan de Twuyverweg loopt. De Twuyverweg vormt vervolgens de noordelijke begrenzing van het plangebied, terwijl de Dijkstalweg de oostelijke begrenzing vormt.
De hierboven beschreven begrenzing sluit aan op het reeds vastgestelde bestemmingsplan Buitengebied en Koedijk, alsmede op het vastgestelde bestemmingsplan voor Sint Pancras. Hierdoor wordt een gebiedsdekkende planologisch kader verkregen, dat geheel aansluit op de objectgerichte benadering van de Wet ruimtelijke ordening. Het plangebied is aangegeven in onderstaande afbeelding.
Afbeelding 1: Het plangebied van het bestemmingsplan Twuyverhoek 2013.
Langedijk ligt in het oostelijk deel van de polder Geestmerambacht. De Geestmerambacht bestond voor de ontginning uit een drassige wildernis met meren en moerasbos, met daardoorheen een stelsel van veenriviertjes. In de 9e en 10e eeuw vonden veenontginningen plaats, waarvoor aanvankelijk vanaf de strandwallen oost-west gerichte sloten werden gegraven. Ten tijde van de zee-inbraken in de 10e tot en met de 12e eeuw raakte het gebied echter weer grotendeels ontvolkt door overstromingen. Alleen de strandwal waarop Sint Pancras ligt en een klein eiland met daarop Oudkarspel bleven droog.
Het plangebied ligt direct ten oosten van de strandwal en kende een rechtstreekse afwatering op het water van de Heerhugowaard. Het grondgebruik was grotendeels weide dat overging in moeraszones. Bij hoog water vond het vee een vluchtplaats op een verhoging in het landschap. Deze is in de huidige situatie nog steeds waarneembaar, de "Dijkstal"( weg). De Dijkstal was niet alleen een vluchtplaats voor het vee maar had ook een waterkerende functie voor het water van de Heerhugowaard. Dit geldt eveneens voor de daarvoor speciaal aangelegde "lange dijk", waar de huidige kernen Oudkarspel, Noord en Zuid-Scharwoude en Broek op Langedijk aan zijn gelegen. De Twuyverweg verbindt de Dijkstal met de lange dijk en had ook een waterkerende functie.
Op het moment dat de Heerhugowaard werd drooggelegd met ringvaart en bedijking is het moerasgebied in een poldergebiedje omgevormd. In het gebied werden tuinbouwproducten geteeld. Door de bagger uit de afwateringsslootjes te gebruiken als mest, werden de sloten steeds breder en de legakkers steeds smaller. Zo ontstond de vaarpolder. De Twuyvermolen zorgde voor de bemaling van het gebied.
De ringvaart ter hoogte van de "zes-wielen" te Alkmaar tot aan de Roskamsluis in Noord-Scharwoude is in de veertigerjaren van de 20e eeuw verbreed en verdiept. Hierdoor ontstond het kanaal Omval-Kolhorn. De ringvaart is niet alleen verbreed en verdiept voor de waterbeheersing maar werd vanaf 1942 ook voor de scheepvaart geopend. Zo konden producten als suikerbieten, andere landbouwproducten en vee vanuit de Wieringermeer en andere aanliggende plaatsen rechtstreeks naar het zuiden richting Alkmaar en verder naar Amsterdam vervoerd worden.
In de jaren '70 is het gebied, evenals overigens een groot gedeelte van de tuinbouwgronden binnen de gemeente, door ruilverkaveling geschikt gemaakt voor efficiëntere landbouw. De vaarpolder werd omgezet in een rijpolder, de tuinbouwproducten werden niet meer per boot vervoerd maar over het land.
De laatste jaren is de nieuwe wijk Twuyverhoek gerealiseerd. De Dijkstal was tijdens de ruilverkaveling van de zeventiger jaren in stand gebleven. Door het hoogteverschil met het omliggende landschap is de Dijkstal ook nu nog waarneembaar. Aan de noordzijde takt de Dijkstal inmiddels aan op de Twuyverweg en aan de zuidzijde op de Magnolialaan. De Dijkstal heeft een verkeersfunctie gekregen (erftoegangsweg binnen de bebouwde kom), en heet nu: Dijkstalweg. Aan de Dijkstalweg staan tussen de nieuw gerealiseerde woningen van Twuyverhoek nog twee oude woningen/boerderijen.
De Twuyvermolen is gelegen aan het kanaal Omval-Kolhorn en is een belangrijk oriëntatiepunt voor haar omgeving. De molen heeft zijn maalfunctie inmiddels verloren en wordt gebruikt als woning. De oorspronkelijke laanbeplanting (essen) langs de Twuyverweg is grotendeels verdwenen, slechts een kleine strook in het verlengde van de Dijkstalweg is behouden gebleven.
De ruimtelijke hoofdstructuur van Twuyverhoek sluit aan bij de oude water- en kavelstructuur van Sint Pancras in de vorm van west-oost gerichte woonstraten en/of watergangen. Daarnaast zijn in het gebied twee noord-zuid gerichte linten gerealiseerd, die parallel lopen aan de strandwal. Bovendien wordt Twuyverhoek doorsneden door een peilscheidingsdijk, met daarop een langzaamverkeerroute.
De woningen aan de linten staan grotendeels aan de straat. De naar de weg gerichte gevel van deze woningen hebben veelal zogenaamde pronkgevels, die een rijkere uitstraling hebben dan de overige gevels. In Twuyverhoek is dit bereikt door het plaatsen van koppen langs de linten, die de pronkzijde van de woningen vormen. Daarnaast wordt in principe niet aan het lint geparkeerd.
Achter de linten bevinden zich bijzondere woonmilieus: woonvelden die ontsloten worden door smalle, informele straatjes. In deze binnengebieden wordt geparkeerd en er zijn kleine speelplekken.
Tussen de peilscheidingsdijk en de Dijkstalweg is een andere woonsfeer gerealiseerd: de eilandenzone. Het betreft een lager gelegen gebied waar 'eilanden' in het water liggen.
Door het handhaven van de bestaande waterlopen en het toevoegen van een peilscheidingsdijk, zijn er veel oevers ontstaan. Deze oevers zijn wisselend privé of openbaar.
De Twuyverweg was voorheen een gebiedsontsluitingsweg. De gemeenteraad heeft echter besloten het deel ten westen van de Dijkstalweg aan te wijzen als een erftoegangsweg. De maximale snelheid is dan ook teruggebracht van 50 km/uur naar 30 km/uur. In 2009 is de weg opnieuw ingericht zodat de inrichting overeenkomt met de aanwijzing tot erftoegangsweg.
De ontsluiting van Twuyverhoek voor gemotoriseerd verkeer vindt plaats op de Twuyverweg. Daarnaast zijn er voor het langzaamverkeer talloze aansluitingen op het omliggende gebied.
De belangrijkste groenzones zijn aan de buitenrand van Twuyverhoek gesitueerd. De noordrand van Twuyverhoek grenst aan de Groene Loper. Het groen en het water binnen het plangebied (uitgezonderd de eilandenzone) komt met deze Groene Loper in verbinding te staan.
Ten oosten van de peilscheidingsdijk wordt de eilandenzone omgeven door natuurlijke oevervegetatie. Op deze wijze is er een groene en waterrijke overgang naar het gebied ten oosten van de Dijkstalweg, dat dienst doet als ecologische "stepping stone".
Binnen het plangebied volgt de waterstructuur de oude historische waterlopen die voornamelijk in oost-west richting door Twuyverhoek lopen.
Het gebied kan worden gekarakteriseerd als woongebied. Binnen het plangebied bevinden zich geen voorzieningen. In de wijk direct ten zuiden van Twuyverhoek liggen diverse voorzieningen, zoals een ijsbaan, een tennispark, een jeugdhuis, een sporthal, een openluchtzwembad, sportvelden, een begraafplaats en een dorpshuis (de Geist). De commerciële voorzieningen bevinden zich grotendeels aan de Bovenweg, die het oude bebouwingslint van Sint Pancras vormt.
In de gemeente Langedijk loopt een straalpad van KPN. Dit straalpad loopt over het plangebied. Het straalpad heeft een zone waarbinnen een maximale bebouwings- en beplantingshoogte van 25 meter geldt. In het bestemmingsplan mogen derhalve geen bouwhoogten groter dan 25 meter worden mogelijk gemaakt.
Voor het gebied vigeert het globale bestemmingsplan Twuyverhoek dat op 9 mei 2006 door de gemeenteraad van Langedijk is vastgesteld en vervolgens op 10 oktober 2006 door gedeputeerde staten van Noord-Holland is goedgekeurd. In dit bestemmingsplan heeft het overgrote deel van het plangebied de bestemming Uit te werken woongebied. De twee gehandhaafde woningen langs de Dijkstalweg (nummers 2 en 4) hebben de bestemming Woondoeleinden en de daarvoor gesitueerde sloot heeft de bestemming Water. Dit is ook het geval met de sloot langs de Twuyverweg, alsmede de sloot die aan de westzijde en de zuidzijde het plangebied begrenst. De Dijkstalweg heeft, evenals een deel van de Twuyverweg, de bestemming Verkeersdoeleinden gekregen. De berm langs de Dijkstalweg heeft -tot slot- de bestemming Groen.
De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 in werking getreden.
De structuurvisie infrastructuur en ruimte 2040 (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.
Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen tot aan 2040. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Op 30 december 2011 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Bij het vaststellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen en bij projectuitvoeringsbesluiten dient rekening te worden gehouden met het Barro.
De Nota Mobiliteit beschrijft het verkeers- en vervoerbeleid voor de periode tot en met 2020. Mobiliteit wordt gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor economische groei en sociale ontwikkeling in Nederland. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid zijn essentieel. Speerpunten van beleid zijn:
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk.
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), die naar verwachting in het najaar van 2009 in werking treedt. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL kan pas in werking treden als de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend.
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in belangrijke mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in belangrijke mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in belangrijke mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tot aan de inwerkingtreding van het NSL gold voor die categorieën een grens van 1% van de betreffende grenswaarde, na de inwerkingtreding van het NSL op 1 augustus 2009 geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.
Nederland heeft sinds 1998 een nieuwe natuurbeschermingswet, die zich alleen richt op de bescherming van Gebieden. De gebieden die door de wet worden beschermd zijn de Habitat- en Vogelrichtlijn gebieden, aangevuld met de vroegere Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten.
De verplichtingen die voortkomen uit Europese regelgeving ten aanzien van de bescherming van soorten zijn opgenomen in de Flora- en faunawet die op 1 april 2002 in werking is getreden. Deze wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3).
Het BEVI is in oktober 2004 in werking getreden. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Indien, op grond van een Wro-besluit, de bouw of vestiging van een kwetsbaar- of beperkt kwetsbaar object mogelijk wordt gemaakt, is het BEVI van toepassing.
In augustus 2004 is voor het vervoer van gevaarlijke stoffen de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen gepubliceerd. In de circulaire RNVGS is het rijksbeleid over de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving, verduidelijkt en geoperationaliseerd. In de circulaire is zoveel mogelijk aangesloten bij het BEVI.
In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Bevedèrekaart genoemd). De gemeente Langedijk behoort niet tot de aangewezen gebieden (waaruit overigens niet geconcludeerd mag worden dat er in de gemeente geen cultuurhistorische waarden zijn).
Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten de "Structuurvisie Noord-Holland 2040, kwaliteit door veelzijdigheid" vastgesteld. In de structuurvisie geeft de provincie aan dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik. Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie Noord-Holland op basis van de bovengenoemde criteria provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen. Daarbij richt de provincie zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die op regionale en bovenregionale schaal spelen en/of gevolgen hebben.
Afbeelding 2: Provinciale belangen
.
Provinciale Staten hebben de Provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie van Noord-Holland op 21 juni 2010 vastgesteld. Op 3 februari 2014 is de Provinciale ruimtelijke verorde-ning structuurvisie beleidsneutraal gewijzigd. Op 8 maart 2014 is de gewijzigde verordening in werking getreden. De verordening, gebaseerd op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening, stelt regels betreffende de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onder-werpen in zowel het landelijke als het stedelijke gebied van Noord-Holland. Het betreft onder-werpen waar een provinciaal belang mee gemoeid is.
De provincie streeft naar het realiseren van voldoende woningen, waarbij zoveel mogelijk in binnenstedelijk gebied wordt gebouwd. Om inzicht te krijgen in de Noord-Hollandse woningbouwproductie voert de provincie Noord-Holland jaarlijks de monitor woningbouw uit. Het belangrijkste doel van de monitor is het inzichtelijk maken van de voortgang bij het bereiken van woningbouwopgaven, nu en in de toekomst. Hierdoor kan op basis van de resultaten tijdig worden bijgestuurd, zodat (nog) niet behaalde opgaven alsnog gerealiseerd kunnen worden.
Met het vaststellen van de structuurvisie door Provinciale Staten is een einde gekomen aan de streekplannen en de hierbij horende woningbouwtaakstellingen. Ook was 2009 het laatste jaar van de "convenanten woningbouwafspraken". De nieuwe woningbouwtaakstellingen voor de provincie zijn voor de komende tien jaar vastgelegd in de verstedelijkingsafspraken. Kwalitatieve afspraken worden gemaakt in de nog vast te stellen regionale actieprogramma's die gekoppeld zijn aan de provinciale woonvisie.
Het Waterplan 2010 - 2015 is op 16 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld. Uitgaande van de thema's Beschermen Benutten Beleven en Beheren beschrijft de provincie de strategische waterdoelen tot 2040 en de wijze waarop de provinciale acties tot 2015 bijdragen aan het halen van deze doelen. De strategische waterdoelen zijn:
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) is de waterbeheerder van het noordelijke deel van Noord-Holland.
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft 14 oktober 2009 het "Waterbeheersplan 2010-2015 Van veilige dijken tot schoon water." (WBP4) vastgesteld. Hierin is het beleid vastgelegd voor het beheer van het water waarvoor het hoogheemraadschap verantwoordelijk is. In dit plan beschrijft het hoogheemraadschap de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water.
De agenda van het Hoogheemraadschap wordt de komende tijd sterk bepaald door de klimaatverandering. Deze verandering heeft direct invloed op de kerntaken. Er moet geanticipeerd worden op de voorspelde extra wateroverlast, droogte en het verhoogde overstromingsrisico. Het hoogheemraadschap wil met de klimaatverandering toekomstbewust omgaan.
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig:
De komende jaren versterkt het hoogheemraadschap veel dijken langs Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Markermeer en kades langs vaarten en kanalen. Ook realiseert het hoogheemraadschap extra ruimte voor water, past gemalen aan en verbreedt en automatiseert veel stuwen. Deze maatregelen moeten ervoor zorgen dat het werkgebied van het hoogheemraadschap, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal, voorbereid is op zeespiegelstijging en meer extreme regenval. Bovendien bereidt het hoogheemraadschap zich voor op periodes van watertekort. Een andere grote uitdaging is het uitvoeren van de maatregelen die de waterkwaliteit moeten verbeteren, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages. Deze maatregelen volgen uit de Europese Kaderrichtlijn Water.
De regio Noord-Kennemerland kent een rijke schakering aan woningen en woonmilieus. Op gemeentelijk niveau is een dergelijke variëteit niet haalbaar en daarom is het van belang de omvang en invulling van het nieuwbouwprogramma, het aanbod aan woonmilieus en de omgang met de bestaande voorraad op elkaar af te stemmen in een regionale woonvisie.
Deze Regionale Woonvisie Noord-Kennemerland 2005-2015 geldt als leidraad bij de invulling van de regionale en lokale woningbouwprogramma's, geeft richting aan regionale ontwikkelingen en signaleert kansen en bedreigingen op de woningmarkt.
De Regionale Woonvisie presenteert het gezamenlijk woonbeleid van de gemeenten in Noord-Kennemerland voor de periode 2005-2015. In deze periode bestaat de minimale bouwopgave voor het gebied uit 15.100 woningen. Voor Langedijk wordt er van uitgegaan dat er in deze periode 1800 woningen kunnen worden gerealiseerd, waarvan 50% binnen bestaand stedelijk gebied.
De basis voor nieuwe bestemmingsplannen is tot nu toe de Structuurvisie Langedijk van 22 mei 2000 geweest. In deze visie is op hoofdlijnen aangegeven hoe de ruimte in Langedijk de eerste twintig jaar van de 21e eeuw wordt verdeeld tussen woningbouw, bedrijventerrein, sport- en recreatiegebieden, natuur- en agrarisch gebied. Er zijn keuzes gemaakt ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente en er wordt een samenhangende visie gegeven op het te voeren beleid van de gemeente in de periode tot 2015, met een doorkijk naar het jaar 2020.
De plannen met betrekking tot de Groene en Blauwe Loper zijn in de structuurvisie vertaald. De Dijkstalweg is onderdeel van een doorgaande langzaam verkeersverbinding evenals het dijklichaam langs het kanaal Omval-Kolhorn. Het gebied direct ten oosten van het te woongebied Twuyverhoek is aangemerkt als een uitloopgebied van de Blauwe Loper en koppelt de Groene Loper met het kanaal. De dorpse sfeer van Sint Pancras is uitgangspunt voor Twuyverhoek.
Aanleiding voor vernieuwing van de oude structuurvisie is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) geweest, die per 1 juli 2008 in werking trad. Daarnaast was de structuurvisie uit 2000 verouderd. Tien jaar na de vaststelling van deze structuurvisie en het tussentijds vaststellen van meerdere sectorale deelvisies, is er geen sprake meer van een samenhangende visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Langedijk. Op 18 september 2012 is daarom de gemeentelijke structuurvisie 2012 - 2030 door de gemeenteraad vastgesteld.
Voorstellen voor de toekomst
Langedijk bezit nu een relatief groot aantal eengezinswoningen. Onder invloed van vergrijzing en ontgroening wordt een sterke toename van het aantal eenpersoonshuishoudens verwacht en tegelijk een daling van het aantal meerpersoonshuishoudens. De grote groep ouderen zal deels bestaan uit vitale ouderen en deels uit ouderen met een zorgbehoefte en zorgvraag.
Voor wat betreft het werken is het beleid gericht op het beter beheren van de bestaande werkgebieden. Er zijn volgens de gemeente mogelijkheden voor de vestiging van bedrijven in het bestaand stedelijk gebied wanneer deze hier geen milieuhinder veroorzaken.
Het beleid is wat betreft de voorzieningen gericht op het ontwikkelen van een goed voorzieningenaanbod voor de dorpen als ook voor de gemeente. In haar beleid streeft de gemeente naar een herkenbare historische structuur van de dorpen.
Wat betreft de voorzieningen voor de recreatie en het toerisme is het beleid gericht op het versterken van het “Lint van Langedijk” door historische kenmerken te behouden en te versterken en op de daarvoor geschikte plaatsen wanneer mogelijk winkels, musea en dergelijke voorzieningen uit te breiden. In de bestaande buurten moeten voldoende voorzieningen voor recreatie in het eigen woongebied zijn. In de dorpen moeten goede voorzieningen zijn voor de verenigingen.
Het Milieubeleidsplan geeft daarmee inzicht in hetgeen inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties in de komende planperiode mogen verwachten en beschrijft zowel de gemeentelijke ambitie als de wijze waarop de gemeente deze ambitie wil realiseren. Hiertoe zijn voor alle belangrijke milieuthema's doelen en activiteiten benoemd. Het Milieubeleidsplan bundelt alle ambities op het gebied van milieu. Zij bestaat deels uit nieuw beleid en deels geeft zij een overzicht van (actueel) bestaand beleid.
Bij nieuwbouw van woningen zijn met betrekking tot duurzaam bouwen strikt genomen alleen de eisen uit het Bouwbesluit wettelijk afdwingbaar. De gemeente kan echter in haar Programma van Eisen (PvE) aanvullende eisen opnemen en stimuleert energiezuinig (ver)bouwen van woningen door:
Het Verkeer en Vervoerplan Langedijk (VVL) geeft de beleidskaders voor het verkeer en vervoerbeleid voor de periode 2008-2018 en de uitwerking daarvan in een actieplan. Met het plan wordt een beleidskader geboden om de verkeersveiligheid en leefbaarheid zoveel mogelijk te verbeteren en de bereikbaarheid in en van Langedijk te waarborgen.
Bij een volgens het principe Duurzaam Veilig ingericht wegennet zijn vorm, functie en gebruik van de weg met elkaar in overeenstemming. Dit betekent dat weggebruikers aan de inrichting van de weg kunnen zien welk gebruik van hen verwacht wordt. Een duidelijke vormgeving voorkomt gevaarlijke situaties. Grote verschillen in snelheid, massa en richting moeten voorkomen worden bij de weginrichting. Op wegen met een gebiedsontsluitingsfunctie geldt een hogere snelheid dan in straten met een verblijfsfunctie.
In de woongebieden van de verschillende dorpskernen staat de kwaliteit van de woon- en leefomgeving centraal. Er is veel aandacht voor de verkeersveiligheid en de beperking van de verkeershinder. Door het inrichten van woongebieden als 30 km/uur zone wordt hieraan invulling gegeven.
Het plan gaat uit van behoud en versterking van de identiteit en karakteristiek van het oude dorp Sint Pancras; een historisch dorp met enkele bebouwingslinten dat wordt omgeven door een parkachtige structuur met daaromheen nieuwe bebouwing.
De gemeente Langedijk wordt met zes kleinere kernen gekenmerkt door een dorps karakter en een landelijke uitstraling. De gemeente ziet dit als eigenschappen die gekoesterd en versterkt dienen te worden. Daarbij passen kleinschalige uit- en inbreidingen afgestemd op de lokale behoefte en passend bij de maat van Langedijk. Sociale cohesie en een rijk verenigingsleven passen bij een landelijke uitstraling waar het goed wonen en werken is. Voor de toekomst zet Langedijk in op een onderscheidend en dorps leefmilieu binnen een regionaal stedelijke context. Daarmee wil Langedijk profiteren van de voordelen die nabijgelegen kernen als Alkmaar en Heerhugowaard bieden als historische binnenstad en stedelijke voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg en cultuur. Aan de ander kant wil de gemeente zich afzetten tegen grootsteedse nadelen tan aanzien van grootschaligheid, anonimiteit, criminaliteit enzovoort.
In het Groenstructuurplan Langedijk wordt het groen in de bestaande situatie van Sint Pancras, omschreven als groen dat hoofdzakelijk bestaat uit particulier groen en groen rond openbare voorzieningen, verder wordt de afwezigheid van een waterstructuur in de kern vermeld. Belangrijke uitgangspunten uit het groenstructuurplan voor Sint Pancras zijn;
De gemeenteraad heeft op 22 januari 2013 de Welstandsnota van de gemeente Langedijk vastgesteld. In de welstandsnota zet de gemeente haar welstandsbeleid uiteen. Het belangrijkste doel van het welstandsbeleid is om mensen, maar ook marktpartijen, te inspireren tot ruimtelijke kwaliteit en een duurzame leefomgeving. Die ruimtelijke kwaliteit omvat niet alleen de gebruikswaarde van bouwwerken, maar ook hun culturele waarde (belevingswaarde) en toekomstwaarde. Ruimtelijke kwaliteit heeft bovendien een economische dimensie. Herkenbaarheid, identiteit, sfeer en allure van dorpen en buurten bepalen mede de aantrekkelijkheid van de woon- en werkomgeving als verblijfs- en vestigingsplaats en zijn daarmee tevens van invloed op de concurrentiepositie en de waarde van bedrijfsterreinen, gebouwen en woningen. In de welstandsnota is een overzicht van de welstandseisen voor de gebieden alsook voor de gebouwen en dergelijke opgenomen. Voor wat betreft het inhoudelijke beleid wordt naar de welstandsnota verwezen.
Diverse ontwikkelingen vinden plaats in het lint van Langedijk. Gevraagd en ongevraagd gebeurt er van alles. Deze dynamiek is inherent aan dit oudste gedeelte van de gemeente Langedijk. In vroegere tijden vormde de lange dijk al het langgerekte dorpshart van de dorpen Oudkarspel, Noord- en Zuid-Scharwoude, Broek op Langedijk en Sint Pancras.
De laatste jaren wordt de gemeente steeds vaker geconfronteerd met aanvragen voor recreatieve (mede) bewoning van hoofdgebouwen, het gebruik van bijgebouwen voor diverse doeleinden en het gebruik van (onder andere) bedrijfsgebouwen als woning. Gebleken is dat er geen eensluidende visie was voor dit soort ontwikkelingen in het lint. De gemeente heeft daarom de visie “Wonen langs de Lange Dijk” opgesteld, die op 3 april 2012 door het college van Langedijk is vastgesteld.
Wat betreft de ruimtelijke mogelijkheden worden vijf ontwikkelingen onderscheiden:
Ter voorbereiding op de ontwikkeling van de woonwijk Twuyverhoek is in maart 2003 een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd. Uit dat onderzoek bleek dat het overgrote deel van het plangebied is vergraven tot op grote diepte. Er zijn geen aanwijzingen gevonden, dat er in het verleden bewoning heeft plaatsgevonden of archeologische vondsten zijn aangetroffen, zodat geen archeologisch vervolgonderzoek nodig was.
In het meest zuidelijk deel, waar de bodem nog intact was, was de kans op archeologische resten aanwezig. Bij het uitvoeren en/of voorbereiden van de bouwwerkzaamheden diende aandacht te worden besteed aan eventuele grondsporen in de vorm van bodemverkleuringen en het voorkomen van archeologische vondsten in de bodem. Er zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden geen archeologische resten aan het licht gekomen.
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen.
Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet.
Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB)
Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht.
Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een
gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AmvB; vogels)
Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3).
Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen
soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB)
Voor soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.
Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer er:
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk conserverend van aard. In dit geval zullen de omstandigheden voor eventueel in het plangebied aanwezige, beschermde planten en dieren niet significant wijzigen. Hierdoor zullen deze organismen niet met extra bedreigende factoren worden geconfronteerd. Daarom is geen ecologisch onderzoek noodzakelijk. Bij nieuwe ontwikkelingen zal echter wel moeten worden aangetoond dat geen schade wordt aangebracht aan beschermde dier- en plantensoorten.
Het betreft hier een conserverend plan. Op gronden waarvan het huidig gebruik gehandhaafd blijft, bestaat er geen noodzaak tot het verrichten van onderzoek naar de bodemkwaliteit teneinde vast te stellen of er beperkingen zijn die deze uitvoerbaarheid in de weg staan. Aangezien het bestemmingsplan grotendeels een reeds gerealiseerde situatie vastlegt behoeft er geen bodemonderzoek te worden uitgevoerd. Bij nieuwe ontwikkelingen, dat wil zeggen het bebouwen van enkele onbebouwde kavels, zal eventueel bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd. Dit zal het geval zijn indien bestaande bodemonderzoeken ouder zijn dan de houdbaarheidsdatum van 5 jaar.
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met de invoering van de wet is hoofdstuk 5.2 toegevoegd aan de Wet milieubeheer met de titel "Luchtkwaliteitseisen". Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. Het NSL treedt pas in werking als de EU derogatie (verlenging van de termijn om luchtkwaliteitseisen te realiseren) heeft verleend. Op 7 april 2009 is derogatie verleend, waarna op 1 augustus 2009 het NSL in werking is getreden.
De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de 'Wet luchtkwaliteit' in werking treden. De belangrijkste zijn het “Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” en de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”. In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Voor deze categorieën geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde.
Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1.500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat binnen het onderhavige project slechts de realisering van enkele (nog niet ontwikkelde) woningen wordt voorzien, wordt gesteld dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit.
Wegverkeerslawaai
De Wet geluidhinder schrijft voor dat bij nieuwe situaties langs wegen of bij aanleg of recon-structie van wegen een geluidsonderzoek dient te worden verricht. Van een nieuwe situatie is onder andere sprake bij de bouw van nieuwe woningen. Het geluidsniveau mag in principe de 50 dB(A) niet te boven gaan. Een onderzoek naar geluidsniveau kan achterwege blijven als een weg of een gebied als 30 km/uur-zone is ingericht. Geheel Sint Pancras is aangewezen als verblijfsgebied met uitzondering van de toegangswegen, de Helling en de Kruissloot. Dit zijn gebiedsontsluitingswegen van 50 km/uur. Alle wegen binnen het plangebied zijn echter aangewezen tot wegen waarop niet harder mag worden gereden dan 30 km/uur.
Spoorweglawaai
Aan de oostzijde van het plangebied bevindt zich de spoorweg Schagen-Alkmaar. Deze spoorweg heeft een aandachtszone. De systematiek van de zonering houdt in dat langs een (toekomstige) spoorweg een planologisch aandachtsgebied (de zone) ligt waarbinnen bescherming wordt geboden aan geluidsgevoelige bestemmingen. Voor geluidsgevoelige objecten in de zone geldt een basisbeschermingsniveau, dit is de voorkeursgrenswaarde. De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, vanwege een spoorweg, op de gevel van woningen bedraagt 55 dB. Door middel van een "hogere waarde procedure" kan door het bevoegd gezag gemotiveerd een hogere geluidsbelasting (hogere waarde) worden toegestaan. Deze verhoging is mogelijk tot een maximaal toelaatbare (grens)waarde.
De omvang van de geluidszone (het planologisch aandachtsgebied) langs een spoorweg is afhankelijk van het feit of de spoorweg is aangegeven op de geluidplafondkaart of de zonekaart. De spoorlijn Schagen-Alkmaar is een hoofdspoorweg als bedoeld in artikel 1 van het Besluit aanwijzing hoofdspoorwegen en als zodanig opgenomen op de Geluidplafondkaart spoor. Voor spoorwegen die zijn aangegeven op de geluidplafondkaart wordt in artikel 1.4a van het Besluit geluidhinder de omvang van de geluidzone geregeld. De breedte van de zone is afhankelijk de hoogte van het geluidproductieplafond. Geluidproductieplafonds zijn berekende waarden op referentiepunten. Deze referentiepunten liggen om de 100 meter op 4 meter boven lokaal maaiveld, op een vaste afstand van 50 meter aan weerszijden van het spoor.
De geluidproductieplafonds, brongegevens en relevante besluitinformatie zijn opgenomen in het zogenaamde geluidregister. De dichtst bij het plangebied gesitueerde referentiepunt ligt ter hoogte van de zuidoostelijke hoek van het plangebied Twuyverhoek. Dit referentiepunt (23207) heeft een geluidproductieplafond van 58,4 dB. Op basis van deze gegevens kan worden bepaald dat de geluidzone ter plaatse van het plangebied, conform het bepaalde in artikel 1.4a Bgh, 200 meter bedraagt. Dit betekent dat Twuyverhoek buiten de aandachtszone is gesitueerd.
Gelet op de (op 29 juni 2012 door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vastgestelde) tweede geluidkaart voor hoofdspoorwegen, komt de gemeente tot de conclusie dat er -nog geen sprake is van een ongunstig woonklimaat ter plaatse van de nog niet gerealiseerde woningen binnen Twuyverhoek. Deze geluidkaart geeft aan hoeveel geluid er in 2011 afkomstig was van hoofdspoorwegen waar meer dan 30.000 treinen reden. Onderstaande afbeelding geeft de geluidsproductie van de spoorlijn Schagen-Alkmaar. Uit deze afbeelding kan worden afgeleid dat het plangebied een geluidsbelasting heeft die (ruim) lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 55 dB.
Afbeelding 3: Geluidsbelasting spoorweg Schagen-Alkaar t.p.v. Twuyverhoek.
Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van Twuyverhoek wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai uit de Wet geluidhinder.
Inrichtingen
Aan de Twuyverweg is een garagebedrijf gevestigd. Op grond van de richtlijnen van de VNG geldt hiervoor een zonering. Deze zonering bedraagt, vanaf de rand van de inrichting (in casu de garage aan de Twuvyerweg 45) 30 meter. Omdat de Twuvyerweg een hoofdontsluiting is van het dorp Sint Pancras is er bij de woningen langs de Twuyverweg sprake van het omgevingtype “gemengd gebied” . Conform de systematiek van de VNG-richtlijn “Bedrijven en Milieuzoneringen” kunnen de richtafstanden van 30 naar 10 meter worden verkleind zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat van de woningen.
Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Het BEVI heeft tot doel de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico.
In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te handhaven, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht.
Inrichtingen
Op de Risicokaart Noord-Holland zijn in de directe omgeving geen risicovolle objecten waar te nemen. Er hoeft derhalve niet aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen te worden getoetst.
Afbeelding 4: Risicokaart in de omgeving van Twuyverhoek.
Transport gevaarlijke stoffen
Uit de Risicoatlas wegtransport gevaarlijke stoffen (RAW) van Rijkswaterstaat/AVV blijkt dat de wegen in de omgeving van het plangebied geen aandachtspunt zijn wat betreft het plaatsgebonden risico (PR) of het groepsrisico (GR). Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan er dan ook geen beperkingen. Een verantwoording van het groepsrisico behoeft niet plaats te vinden.
Zowel in het landelijk beleid (Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw), als in het Provinciaal beleid (vanaf 1 juli 2002 verplichte Watertoets bij ruimtelijke ordeningsplannen) heeft het water een belangrijke plaats binnen de ruimtelijke ordening gekregen.
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft bij het uitbrengen van haar rapportage de term Watertoets geïntroduceerd. Het Rijk heeft vervolgens een handreiking voor de invulling van de Watertoets afgerond. De Watertoets wordt in deze handreiking beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De toets is gebaseerd op vigerend beleid. Doel ervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies en gemeenten. Hiertoe behoren in elk geval locatiebesluiten, bestemmingsplannen, (inter-)gemeentelijke en regionale structuurplannen, infrastructuurplannen, (structuur-)plannen voor bedrijventerreinen, herstructureringsplannen voor landelijk en stedelijk gebied, besluiten tot wijziging van al deze plannen en besluiten op basis van de Ontgrondingenwet. De grootste winst van de Watertoets als procesinstrument ligt bij de vroegtijdige, wederzijdse betrokkenheid en informatievoorziening.
In een bestemmingsplan dient volgens artikel 3.1.6 onder 1b van het Besluit ruimtelijke ordening een waterparagraaf te worden opgenomen . Doel daarvan is de uitgangspunten en wensen vanuit duurzame watersystemen en veiligheid te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan.
Het plangebied valt, zowel ten aanzien van het waterkwantiteitsbeheer, als ten aanzien van het waterkwaliteitsbeleid onder de jurisdictie van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.
Het plangebied valt onder de keur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De keur is een verordening met gebods- en verbodsbepalingen en beoogt de bescherming van de beheersobjecten van het hoogheemraadschap, voor zover daarin niet door hogere wet- of regelgeving is voorzien. Het hoogheemraadschap wil hiermee de wateraanvoer en -afvoer, waterberging en de bescherming tegen overstromingen en wateroverlast zo goed mogelijk garanderen. Door de bepalingen in de keur worden ook de ecologische kwaliteit van wateren en waterkeringen en de daarmee verbonden natte natuurwaarden zo goed mogelijk beschermd. Verder zijn in de keur gebods- en verbodsbepalingen opgenomen ter bescherming van de wegen die het hoogheemraadschap in beheer en onderhoud heeft.
In het rioleringsbeleid van het hoogheemraadschap wordt er naar gestreefd om (schoon) hemelwater zoveel mogelijk rechtstreeks af te voeren naar het oppervlaktewater. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de afstroming van potentieel verontreinigd hemelwater naar het oppervlaktewater. Voor de omgang van hemelwater hanteert het hoogheemraadschap de "Beslisboom Afkoppelen" van de Werkgroep Riolering West-Nederland als beleid.
Twuyverhoek is een moderne woonwijk die in de afgelopen jaren is gerealiseerd. Ten behoeve van de ontwikkeling zijn met het hoogheemraadschap afspraken gemaakt over het oppervlaktewater, de riolering en dergelijke. Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn geen nieuwe ontwikkelingen aan de orde. De enkele bouwkavels die nog bebouwd dienen te worden, passen geheel binnen de gemaakte afspraken.
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) is overleg gevoerd met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De gemaakte opmerkingen en de verstrekte gegevens zijn in het voorliggende plan verwerkt, dan wel worden bij de verdere uitwerking betrokken.
Het voorliggende bestemmingsplan betreft een conserverend plan. Het uitgangpunt is vooral behoud van de ruimtelijke kwaliteit, zoals waardevolle ruimtelijke structuren en elementen. Hieronder wordt verstaan het behoud van de zorgvuldig ontworpen architectonische en stedenbouwkundige waarde, alsmede kenmerkende waterstructuren. Concreet betekent dit dat bestaande functies als zodanig zijn bestemd en dat de aanwezige bebouwing is vastgelegd. Met name het reeds geformuleerde oeverbeleid, met betrekking tot het bebouwen van de oevers, is in dit plan opgenomen en vertaald in de planologisch-juridische regeling.
In het bestemmingsplan is slechts een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen die passen binnen de in het verleden opgestelde stedenbouwkundige kaders, te weten:
Deze ontwikkelingen zijn direct te herleiden naar de besluitvorming die heeft plaatsgevonden naar aanleiding van het vigerende bestemmingsplan uit 2006. De drie eerstgenoemde ontwikkelingsmogelijkheden zijn inmiddels vastgelegd in het Uitwerkingsplan Twuyverhoek 2011 en worden in dit plan overgenomen. De laatstgenoemde ontwikkelingsmogelijkheid zal, conform de eerder opgestelde stedenbouwkundige kaders, in het plan worden vastgelegd.
De ontwikkeling van de kleinschalige ontwikkelingen passen binnen de voor Twuyverhoek opgestelde grondexploitatie. De gronden zijn in eigendom van de gemeente. Voor het kostenverhaal behoeft dan ook geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De gemeente zal slechts medewerking verlenen aan de daarvoor benodigde procedures wanneer voorafgaand een koopovereenkomst is gesloten. Voor de gemeente zijn er derhalve geen kosten aan de ontwikkeling verbonden.
Het bestemmingsplan is op de voor de gemeente Langedijk gebruikelijke wijze in procedure worden gebracht. Het voorontwerp-bestemmingsplan heeft vanaf 30 oktober 2012 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen.
Van de mogelijkheid om een inspraakreactie in te dienen heeft één persoon gebruik gemaakt. De reactie en de beantwoording is weergegeven in de reactienota die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
Het voorontwerp van het bestemmingsplan is in het kader van het overleg volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening aan het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de Provincie Noord-Holland worden toegezonden.
De provincie heeft aangegeven dat het plan geen provinciaal belang raakt. Het HHNK heeft gereageerd. De reactie en de beantwoording is weergegeven in de reactienota die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen.
De regels van het bestemmingsplan Twuyverhoek 2013 zijn qua vormgeving afgeleid van het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMR0-2012), de Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012), de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP-2012) en de recente wetswijziging. Daarnaast is aansluiting gezocht bij de regels van recent vastgestelde bestemmingplannen.
Het voorliggende bestemmingsplan heeft de vorm van een gedetailleerd plan. Dat betekent dat nadat de gemeenteraad het bestemmingsplan heeft vastgesteld, het college van burgemeester en wethouders bevoegd is omgevingsvergunningen voor het bouwen te verlenen.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
1. Inleidende regels;
2. Bestemmingsregels;
3. Algemene regels;
4. Overgangs- en slotregels.
Hieronder volgt een beschrijving van de belangrijkste bepalingen uit de Regels van het bestemmingsplan.
1. Inleidende regels;
In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1) en worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2).
2. Bestemmingsregels;
In het bestemmingsplan komen 8 bestemmingen voor, te weten:
Artikel 3 Groen;
Artikel 4 Tuin;
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied;
Artikel 6 Water;
Artikel 7 Wonen -Dubbel;
Artikel 8 Wonen - Rij;
Artikel 9 Wonen - Vrijstaand;
Artikel 10 Wonen - Woongebouw.
Artikel 3: Groen
Binnen deze bestemming zijn alle tot normale groenvoorzieningen behorende functies toegestaan, zoals groen, infrastructuur, nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, water en oeverstroken. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "speelvoorziening" mogen de gronden gebruikt worden als speelplaats voor kinderen.
Artikel 4: Tuin
Deze bestemming regelt het gebruik en de bebouwingsmogelijkheden van de naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerde zijden van de woonpercelen. In principe geldt in deze bestemming dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde mogen worden gerealiseerd, voor zover (en in het geval dat) deze zonder omgevingsvergunning zijn toegestaan conform de artikelen 2 en 3 van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Overigens dient hiervoor wel een watervergunning bij het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier te worden aangevraagd.
Er geldt echter een aantal afwijkende regels. In afwijking van het bovenstaande is het toegestaan:
Oeverzone
Om een zachte overgang naar het landschap en de aanwezige watergangen te waarborgen is op de verbeelding een aanduiding "oeverzone" opgenomen. Ter plaatse geldt een speciaal regiem voor de bebouwing van deze zones. Het Bor maakt een constructie voor het overbruggen van een terreinhoogteverschil van niet meer dan 1 meter vergunningvrij mogelijk. Die constructie mag eveneens niet hoger zijn dan het aansluitende afgewerkte terrein. Dat zou kunnen betekenen dat er hoge "kademuren" langs de waterpartijen ontstaan. dat is niet gewenst.
In dit verband is het volgende van toepassing. De beschoeiing langs de waterkant is een vergunningsvrije constructie indien de hoogte niet meer bedraagt dan 1 meter ten opzichte van de waterbodem. Voor overige (hogere) constructies blijft een omgevingsvergunning vereist. Dat geldt ook voor samengestelde beschoeiingsconstructies waarbij op korte afstand van elkaar (minder dan 0,5 meter) twee of meer beschoeiingen of keermuren zijn geplaatst (een beschoeiing kan slechts vergunningvrij worden opgericht indien het een zelfstandig bouwwerk is en plaatsing niet afhankelijk is van de aanwezigheid van een ander bouwwerk). Op basis van het stedenbouwkundig plan is als uitgangspunt voor het realiseren van beschoeiingen, trappen aan de oevers een wensbeeld ontwikkelt, zoals verbeeld op de tekening, “Oeverzone” Het wordt vanwege de beoogde kwaliteit wenselijk geacht om deze op een bepaalde manier vorm te geven. Het is wenselijk ook de verhouding van de hellingshoek van de taluds op vergelijkbare wijze vorm te geven, waarbij het stedenbouwkundig beeld uitgaat van een talud met een hellingshoek van 1:2. In de afbeelding hierna wordt verbeeld in welke vorm een talud wel of niet wenselijk is.
Afbeelding 5: Oeverzone.
Het hoogteverschil mag wel door middel van een terras of treden worden overbrugd. De (denkbeeldige) hellingshoek dient ook in dat geval gehandhaafd te blijven. Beschoeiingen bevinden zich op 0,20 m boven het polderpeil. Deze mogen verhoogd worden tot maximaal 0,40 m boven het polderpeil.
Artikel 5: Verkeer - Verblijfsgebied
Binnen deze bestemming zijn alle tot normale verkeersvoorzieningen behorende functies toegestaan, zoals wegen, parkeerplaatsen, voet-, fiets- en calamiteitenpaden, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen. Natuurlijk kunnen ook groenvoorzieningen worden gerealiseerd, deze kunnen binnen deze bestemming nader vorm worden gegeven.
Er mogen bouwwerken worden gerealiseerd binnen de bestemming (straatmeubilair, bruggen, nutsgebouwtjes, speeltoestellen, e.d.). Een speciale regeling is opgenomen voor het in het openbare gebied aanwezige steigers. In combinatie met het bepaalde in artikel 12.2 is het realiseren van bouwwerken, geen gebouw zijnde in de vorm van steigers mogelijk ter plaatse van de aanduiding "steiger" en met dien verstande dat de hoogte van deze steigers de hoogte van de naastliggende openbare weg niet overschrijdt.
Artikel 6: Water
Deze bestemming staat geheel ten dienste van de voor het plan te realiseren waterhuishouding, inclusief oevers. Het realiseren van bouwwerken, geen gebouw zijnde, die passen binnen de bestemming is toegestaan. Hierbij kan worden gedacht aan bruggen, kaden en duikers. Bruggen mogen echter alleen worden gerealiseerd ter plaatse van de gelijknamige aanduiding.
Binnen deze bestemming mogen, aansluitend aan de gronden met de bestemming Tuin (artikel 4), Wonen - Dubbel (artikel 7), Wonen - Rij (artikel 8) en Wonen - Vrijstaand (artikel 9), steigers met een diepte van maximaal 1 meter worden gebouwd. Onder de diepte wordt bedoeld: de maatvoering dwars op de oever. Voor de maatvoering van de steigers dienen in de regels opgenomen eisen in acht te worden genomen.
Voor openbare steigers is aansluiting gezocht bij de bepaling in de bestemming Groen.
Artikel 7: Wonen - Dubbel, Artikel 8: Wonen - Rij, Artikel 9: Wonen - Vrijstaand en Artikel
10: Wonen - Woongebouw
De indeling van de bestemmingen volgt de woningtypen die, conform het stedenbouwkundig plan, inmiddels zijn gerealiseerd, dan wel nog kunnen worden gerealiseerd. Datzelfde geldt voor de maatvoeringen. De regels zijn zodanig geredigeerd dat de bestaande architectonische vormgeving zoveel mogelijk is vastgelegd. Dat geldt met name bij sommige dakvlakken.
Afbeelding 6: Voorbeeld van een "beschermd"dakvlak.
Om die reden is bijvoorbeeld een regeling opgenomen in artikel 8 die bij de rijenwoningen een wisselende goothoogte mogelijk maakt (en in feite daarmee de bestaande architectonische situatie vastlegt). De aanduiding "specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 1" maakt het mogelijk om over een lengte van maximaal 33% van de gootlengte een hogere goothoogte te realiseren tot een maximale hoogte die 3 meter hoger is dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte (zie het voorbeeld in bovenstaande afbeelding). In andere gevallen is een soortgelijke regeling opgenomen voor een ander percentage van de gootlengte (specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 2) of voor een andere afwijkende goothoogte (specifieke bouwaanduiding - afwijkende goothoogte 3)
Een andere regel die de architectonische uitstraling beschermd is de regel dat het bouwen van dakkapellen niet is toegestaan op dakvlakken met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding- afwijkende goothoogte 1", "specifieke bouwaanduiding- afwijkende goothoogte 2" en "specifieke bouwaanduiding- afwijkende goothoogte 3". Het zorgvuldig ontworpen lijnenspel van de goten kan op deze wijze niet teniet worden gedaan door de bouw van ongewenste dakkapellen.
3. Algemene regels;
In de algemene regels is de verplichte Antidubbeltelbepaling opgenomen, alsmede algemene aanduidingsregels, afwijkingsregels en overige regels. Deze hebben onder andere betrekking op het bovenbeschreven oeverbebouwingsbeleid, flexibiliteitsbepalingen en ondergronds bouwen.
4. Overgangs- en slotregels;
De verplichte regels voor het overgangsrecht en de naamgeving van het plan zijn in dit deel van de regels opgenomen.
Het digitale bestemmingsplan is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten die is vervat in het GML-bestand met bijbehorende regels en bijlagen.
De op papier gedrukte (analoge) versie bestaat uit een toelichting , regels en een verbeelding (kaart). Met de invoering van de Wro en de daaraan gekoppelde standaarden kent alleen het analoge plan een verbeelding. De analoge verbeelding, waarop de bestemmingen, bouwvlakken en aanduidingen te zien zijn, is getekend op schaal 1:1000.