direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - 1
Plan: Bestemmingsplan Haven en Bedrijventerreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPHENB2010-VG01

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': bedrijven tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': bedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 252 uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 243 uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-3': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 2513 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-4': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code 372 uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsacitiviteiten 'bedrijventerrein';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-5': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 351 uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-6': tevens een bedrijfsactiviteit met SBI-code 1589 uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens voor volumineuze detailhandel;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-1': tevens voor volumineuze detailhandel in auto's;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel-2': tevens voor volumineuze detailhandel in motoren;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, zonder lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende detailhandel met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief lpg': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, inclusief verkoop van lpg, met daarbij behorende detailhandel met een brutovloeroppervlakte van ten hoogste 100 m²;
  • o. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt': een vulpunt ten behoeve van het op hetzelfde bouwperceel aanwezige verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  • p. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-8': bovengrondse opslag van lpg-verkoop ten behoeve van het op hetzelfde bouwperceel aanwezige verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief lpg;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens kantoren;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • s. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ondergrondse en bovengrondse parkeervoorzieningen, laad- en losvoorzieningen en verhardingen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, zijn gebouwen ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat op maaiveldniveau tot een hoogte van ten hoogste 4 m geen gebouwen zijn toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • d. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m;
  • e. de afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt ten minste 5 m; deze afstand mag verkleind worden tot 3 m wanneer de afstand tot de hoofdgebouwen aan de andere kant van die perceelgrens niet minder dan 3 m. bedraagt.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel bedraagt ten hoogste 1 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 7,5 m;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, zonder lpg' en 'verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief lpg' bedraagt de bouwhoogte van overkappingen ten hoogste 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e bedraagt de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- 2' ten hoogste de hoogte van de maximaal toegestane hoogte van gebouwen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder e zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-2' ten hoogste 4 schoorstenen toegestaan met een bouwhoogte van ten hoogste 35 m;

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van het stallen van fietsen, met dien verstande dat:
    • 1. binnen de bebouwingsgrenzen geen redelijke bouwmogelijkheden aanwezig zijn;
    • 2. de gebouwen zoveel mogelijk worden voorzien van transparante wanden;
    • 3. de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedraagt;
  • b. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e voor het bouwen op de zijdelingse perceelgrens wanneer de afstand tot de hoofdgebouwen aan de andere kant van die perceelgrens niet minder dan 5 m bedraagt;
  • c. van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e voor het geheel aan elkaar bouwen van gebouwen indien die afstand ruimtelijk niet meer relevant is bijvoorbeeld bij het samenvoegen van percelen of wanneer het om verschillende bedrijven onder één dak gaat of wanneer het blijkens de aanvraag om omgevingsvergunning één aaneen gesloten geheel van gebouwen betreft.
  • d. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 2,5 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  • e. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder b om een bouwhoogte van erfafscheidingen van ten hoogste 3 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte noodzakelijk is voor een adequate afscherming van het terrein;
  • f. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder c om ten behoeve van een antennemast een hogere bouwhoogte toe te laten, met dien verstande dat de noodzaak van de hogere bouwhoogte aangetoond dient te zijn;
  • g. van het bepaalde in lid 3.2.2 onder e om ten behoeve van luifels, reclamezuilen en reclamemasten met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m toe te laten, met dien verstande dat de hogere bouwhoogte niet mag leiden tot aantasting van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. op zichzelf staande detailhandel en/of kantoren zijn niet toegestaan, behoudens volumineuze detailhandel ter plaatse van de aanduidingen 'detailhandel volumineus', 'specifieke vorm van detailhandel - 1' en 'specifieke vorm van detailhandel - 2' en kantoren ter plaatse van de 'kantoren';
  • c. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan, met uitzondering van lpg-inrichtingen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen, inclusief lpg';
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • g. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  • h. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 5 m is op onbebouwde gronden binnen het bouwvlak niet toegestaan.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.5.2 Afwijken ten behoeve van detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1:

  • a. om detailhandel toe te staan in producten die ter plaatse vervaardigd worden, met dien verstande dat de detailhandel een ondergeschikt onderdeel vormt van de totale bedrijfsvoering;
  • b. om ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus' andere vormen van detailhandel toe te staan, met dien verstande dat het de verkoop van goederen dient te betreffen die binnen een winkelcentrum minder geëigend zijn en dat de vestiging van de detailhandel ter plaatse bovendien niet mag leiden tot een duurzame ontwrichting van de detailhandelsstructuur van Huizen.

3.5.3 Afwijken ten behoeve van zelfstandige kantoren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 om zelfstandige kantoren toe te staan, anders dan ter plaatse van gronden met de aanduiding 'kantoren', met dien verstande dat:

  • a. gebleken is dat een doelmatig gebruik voor bedrijfsdoeleinden niet mogelijk is;
  • b. de maximale brutovloeroppervlakte per kantoorvestiging ten hoogste 750 m2 bedraagt.