Plan: | Buitenwijken |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0406.BPBUITENWK2012-VG01 |
Regelgeving en beleid
Wet archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem, omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Het Rijk heeft de beleidsuitgangspunten ten aanzien van archeologie neergelegd in onder meer de 'Handreiking Erfgoed en Ruimte' van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Wijziging van de Monumentenwet 1988, Wet op de archeologische monumentenzorg (AMZ) en diverse andere publicaties van het Rijk.
Beleidsnota archeologie Huizen (december 2009)
In dit document wordt beschreven op welke wijze de gemeente Huizen, naar aanleiding van de herziening van de Monumentenwet 1988, verantwoordelijkheid neemt voor het eigen bodemarchief. Met de wetsherziening is het voor gemeenten verplicht bij bodemingrepen van enige omvang het behoud van archeologische waarden af te wegen tegen andere belangen.
De ontwikkelings- en bewoningsgeschiedenis wordt in de beleidsnota archeologie per gebied beschreven. Daarna wordt voor ieder gebied de relatieve archeologische waarde bepaald. Op basis van deze waardebepalingen zijn de archeologie gebieden in één van de zes categorieën 'archeologisch waardevol gebied' ingedeeld. De categorieën kennen elk twee vrijstellingscriteria. Alleen indien beide criteria worden overschreden geldt de plicht tot het laten doen van archeologisch onderzoek. In de andere gevallen geldt vrijstelling van die plicht.
Analyse
In het plangebied zijn 3 verwachtingswaarden aanwezig (zie figuur 3.1).
Figuur 3.1: Gemeentelijke archeologische waardenkaart
De eerste categorie (donkergele kleur)
Een deel van het plangebied valt in deze categorie. Het betreft hier gronden rondom het bestaande landgoed Crailo, de bebouwingscluster in het Huizerhoogt en een klein zuidelijk deel van Bikbergen. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 35 cm en met een omvang van meer dan 100 m² dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.
De tweede categorie (gele kleur)
Een deel van het plangebied valt in deze categorie. Het betreft De Warandebergen, het revalidatiecentrum (De Trappenberg) en het zuidelijke deel van gebied Crailo. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en met een omvang van meer dan 500 m² dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.
De derde categorie (donkerblauwe kleur)
Een deel van het plangebied valt in deze categorie. Het betreft hier gronden van het blindeninstituut (“Visio”), de omgeving rond de Stukkenlaan, Bikbergen en de Patrijslaan. In geval van grondroerende werkzaamheden dieper dan 40 cm en met een omvang van meer dan 2500 m² dient rekening gehouden te worden met archeologische waarden.
Conclusie
Het bestemmingsplan heeft een overwegend consoliderend karakter, waarbij beperkte ontwikkelingsmogelijkheden zijn opgenomen. Het aspect archeologie staat daarom de uitvoering van dit bestemmingsplan niet in de weg.