direct naar inhoud van Artikel 12 Gemengd
Plan: Bestemmingsplan Binnenstad
Status: goedgekeurd
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0405.BPBinnenstad-OH01

Artikel 12 Gemengd

 

12. 1.    Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.    gebouwen ten behoeve van het wonen al dan niet in combinatie met:

1.    detailhandel, voorzover het de eerste bouwlaag betreft;

2.    dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen voorzover het de eerste bouwlaag betreft;

3.    opslagdoeleinden, voorzover het betreft ten dienste van de onder a en b genoemde doeleinden voorzover het de eerste bouwlaag betreft;

4.    maatschappelijke doeleinden voorzover het de eerste bouwlaag betreft;

b.    gebouwen al dan niet in combinatie met het wonen ten behoeve van:

1.    horecabedrijven categorie 2, voorzover deze per gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding corresponderen met de categorieën en het aantal horecapanden van de in bijlage 2 opgenomen tabellen dan wel, indien geen gebied is aangegeven:

2.    horecabedrijven categorie 2.1, 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.1’;

3.    horecabedrijven categorie 2.2 en/of 2.3, ter plaatse van de aanduiding ‘horeca van categorie 2.2’;

c.    aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;

d.    tuinen, erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

e.    wegen en paden;

f.     parkeervoorzieningen;

g.    nutsvoorzieningen;

h.    bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

waarbij het behoud van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht uitgangspunt is.

12. 2.    Bouwregels

12. 2. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a.    als hoofdgebouw mogen uitsluitend de in lid 12.1. sub a en b genoemde gebouwen worden gebouwd;

b.    een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;

c.    per hoofdgebouw zal ten minste één gevel in de gevellijn worden gebouwd;

d.    tussen twee dwars op de gevellijn gelegen bouw- c.q. maatvoeringsgrenzen zal over de diepte van het maatvoeringsvlak één pand worden gebouwd;

e.    ter plaatse van de aanduiding ‘maximale bouwhoogte (m)’ zal de maximale bouwhoogte ten hoogste de in de aanduiding aangegeven bouwhoogte bedragen;

f.     ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ zal de maximale goot- en bouwhoogte van een gebouw ten hoogste de in de aanduiding aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;

g.    de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen gebouwen zal ten minste 0,20 m van elkaar verschillen, tenzij de bestaande onderlinge goot- en bouwhoogte minder bedraagt dan wel gelijk is aan elkaar, in welk geval de bestaande situatie geldt;

h.    indien ter plaatse de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ van toepassing is, zal een gebouw voorzien zijn van een kap, waarbij de bestaande kapconstructie en kapvorm gehandhaafd dient te blijven.

12. 2. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

a.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;

b.    de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen deel van het bouwperceel bedragen;

c.    de goothoogte van een aan- of uitbouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 m;

d.    de goothoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 3,00 m bedragen;

e.    de bouwhoogte van een bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping mag niet meer dan 5,00 m bedragen.

12. 2. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a.    de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m zal bedragen;

b.    de bouwhoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

12. 3.    Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

a.    de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;

b.    de woonsituatie;

c.    de milieusituatie;

d.    de verkeerssituatie;

e.    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouw­werken.

12. 4.    Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 12.2.1. sub g en toestaan dat de onderlinge goothoogte en bouwhoogte van naast elkaar gelegen hoofdgebouwen wordt verkleind dan wel gelijk is;

b.    het bepaalde in lid 12.2.1. sub h en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak.

12. 5.    Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het gebruik van de gronden en bouwwerken zonder combinatie met het wonen;

b.    het gebruik van gebouwen voor de in lid 12.1. sub a en b genoemde doeleinden over meerdere zijdelings aaneengesloten panden, tenzij:

1.    het bestaande gebruik over meerdere zijdelings aaneengesloten panden plaatsvindt, in welk geval het gebruik mag plaatsvinden over maximaal het bestaande aantal panden;

2.    het in lid 12.1. sub b genoemde doeleinden betreft ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied c’ voorzover grenzend aan de Roode Steen;

c.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de in lid 12.1. sub a toegelaten functies exclusief de woonfunctie, tenzij het bestaand gebruik geen woonfunctie omvat, in welk geval het bestaand gebruik geldt;

d.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van winkels, zodanig dat de verkoopvloeroppervlakte meer dan 25 m² bedraagt, tenzij de bestaande detailhandelsfunctie een grotere oppervlakte beslaat, in welk geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt;

e.    het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw anders dan ten behoeve van het wonen;

f.     het gebruik van de tweede en hogere bouwlaag van een gebouw ten behoeve van horecadoeleinden, tenzij in de bestaande situatie in de tweede of hogere bouwlaag sprake is van horeca, in welk geval horeca in de tweede of hogere bouwlaag is toegestaan;

g.    het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecabedrijven in afwijking van:

1.    in afwijking van het aantal horecapanden, opgenomen in bijlage 2, voorzover van toepassing op een gebied dat ter plaatse is voorzien van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;

2.    de aangegeven aanduiding ‘horeca van categorie’ met de daarbijbehorende categorie-aanduiding, indien geen aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding van toepassing is;

h.    het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca categorie 3;

i.      het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van speel­automatenhallen.

12. 6.    Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, ontheffing verlenen van:

a.    het bepaalde in lid 12.5. sub a en toestaan dat de gronden en bouwwerken zonder combinatie met de woonfunctie mogen worden gebruikt;

b.    het bepaalde in lid 12.5. sub b en toestaan dat twee of meer aaneengesloten panden mogen worden gebruikt voor horecadoeleinden, mits:

1.    deze ontheffing uitsluitend wordt verleend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecagebied’ met bijbehorende letteraanduiding;

2.    de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte per functie ten hoogste 200 m² bedraagt;

c.    het bepaalde in lid 12.5. sub e en toestaan dat ter plaatse van een aangeduid horecagebied, een hogere bouwlaag wordt gebruikt voor horecadoeleinden.

12. 7.    Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in bijlage 4 en 5 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden het plan wijzigen in die zin dat:

-       een horecabedrijf categorie 2 wordt gevestigd binnen de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding ‘horeca van categorie’ met bijbehorende categorie-aanduiding, mits:

1.    deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone - wijzigingsgebied horeca’ met gebiedsaanduiding;

2.    het aantal horecapanden dat mag worden gebruikt voor horecabedrijven correspondeert met de categorieën van de in bijlage 3 opgenomen tabellen;

3.    de aanduiding ‘horeca van categorie’ met de van toepassing zijnde categorie-aanduiding wordt aangebracht.