direct naar inhoud van 5.4 Groen, blauw en natuur
Plan: Utrechtseweg
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.15bp00utrechtseweg-oh01

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

Binnen de planperiode worden geen ontwikkelingen voorzien in het groengebied. De huidige groenstructuur blijft daarmee intact.

5.4.2 Blauw

De vijver in het Laapersveld vormt momenteel de blauwe structuur in het plangebied. Dit wijzigt in de planperiode ook niet.

5.4.3 Natuur

Gebiedsbescherming

Beschermd Natuurmonument

Ten aanzien van het bestemmingsplan Utrechtseweg kan worden opgemerkt dat het niet in, of in de directe omgeving ligt van een gebied dat is aangewezen als Natura 2000-gebied. Het zuidelijk deel van het plangebied grenst wel aan bijzondere heide- en bosterreinen. Delen van deze gebieden behoren tot de Hoornboegse Heide, dit gebied is op 26 april 1995 door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Visserij aangewezen als Beschermd Natuurmonument. De heide en bossen in dit gebied vormen leefgebied voor een rijke vogelgemeenschap (roofvogels, spechten, heidevogels). Daarnaast is het gebied van belang voor diverse beschermde soorten uit verschillende soortgroepen zoals zoogdieren (das, boommarter, vleermuizen), amfibieën (kamsalamander), reptielen (levenbarend hagedis, hazelworm, ringslang) en kent het bijzondere vegetaties.

Aangezien het bestemmingsplan een conserverend karakter heeft kan uitgesloten worden dat er (significant) negatieve effecten op het Beschermd natuurmonument optreden. De natuurlijke kwaliteiten en natuurwetenschappelijke waarden van deze omliggende gebieden ondervinden geen negatieve gevolgen als gevolg van dit bestemmingsplan.

Voor eventuele (grootschalige) toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied is een toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 noodzakelijk. Met voorliggend bestemmingsplan worden deze ontwikkelingen evenwel niet mogelijk gemaakt. Om inzicht te krijgen in de huidige natuurwaarden in en om het plangebied en de eventuele gevolgen van de geplande ontwikkelingen op de aanwezige waarden, dient nagegaan te worden of het plangebied van belang is van natuurwaarden die zijn beschermd onder het aanwijsbesluit en of dat er eventuele externe effecten kunnen optreden.

Ecologische structuur

Het Laapersveld, gelegen tussen de Utrechtseweg, de spoorlijn, ten zuiden van de Diependaalselaan, maakt onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur (dit gebied grenst aan het plangebied van voorliggend bestemmingsplan maar maakt hier geen onderdeel van uit). Dit geldt ook voor de bossen en heidevelden ten zuiden van de Zuiderheideweg. Deze gebieden maken onderdeel uit van de provinciale ecologische hoofdstructuur. Het plangebied behoort niet tot de ecologische hoofdstructuur maar grenst wel direct aan dit planologisch beschermde gebied. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die invloed kunnen hebben deze beschermde gebieden dienen getoetst te worden aan het provinciale toetsingskader.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.15bp00utrechtseweg-oh01_0014.jpg"

Figuur 14: De EHS vastgestelde gebieden door GS van Provincie Noord-Holland (16-2-2010).

Soortbescherming

Het plangebied vormt een geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied. Gezien de ligging van het plangebied, grenzend aan uitgestrekte natuurgebieden en de parkachtige inrichting behoort het gebied tot de gebieden binnen de gemeente Hilversum met de hoogste natuurwaarden.

Algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) die in het gebied zijn te verwachten zijn onder meer; Egel, Konijn, ware- en woelmuizen, Vos, Bruine kikker, Groene kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. Er zijn daarnaast diverse (strikt) beschermde soorten (tabel 2 en 3-soorten) binnen de grenzen van het plangebied te verwachten. Uit de volgende soortengroepen zijn (incidenteel) binnen de grenzen van het plangebied ondermeer te verwachten; amfibieën (rugstreeppad, kamsalamander, heikikker), reptielen (levenbarend hagedis, hazelworm) en zoogdieren (eekhoorn, boommarter, das, diverse vleermuissoorten). Daarnaast zijn de tuinen leefgebied voor een gevarieerde vogelgemeenschap, met name bosvogels waaronder diverse spechtachtige (zwarte specht), roofvogels (sperwer, havik), uilen (bosuil, ransuil) en zangvogels.

Aangezien het bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan betreft, treden er geen negatieve effecten op beschermde waarden op. Het voortbestaan van de bestaande populaties van beschermde soorten in dit gebied komt niet in gevaar. Binnen het stedelijke gebied komen (oude) gebouwen, groenstructuren, laanbeplanting en waterpartijen voor die belang zijn voor diverse soorten vleermuizen. In gebouwen maar ook in oude bomen kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd.

Bij ruimtelijke ontwikkeling aan potentieel geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zal vanwege het mogelijk voorkomen van deze strikt beschermde soortgroep een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Voor de strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn) vleermuizen zal voorafgaand aan de sloop van gebouwen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Dit geldt ook als, voor vleermuizen geschikte, oude loofbomen met holen (m.n. beuken en eiken) verwijderd worden. In specifieke gevallen zal ook bij aanbouw aan bestaande bouw een vleermuisinventarisatie noodzakelijk zijn. Hierbij kan worden aangesloten op de 'Groene kaart' van Hilversum. Aan de hand van deze kaart kan bij (ver-)bouwplannen nagegaan worden of voor een bepaalde locatie een waardeverwachting geldt voor flora, fauna en/of natuur. Voor activiteiten in de op de 'Groene kaart' aangegeven gebieden geldt een verwachting en is dus toestemming nodig, voor activiteiten in de de wit aangegeven gebieden niet (en is dus geen toestemming nodig). Als voor de locatie een waardeverwachting geldt, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat die bepaalde waarde ook daadwerkelijk wordt verstoord. Aan de hand van een activiteitenoverzicht kan worden vastgesteld welke activiteiten naar verwachting geen verstoring opleveren. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van dakkapel of het uitbouwen van de woning aan de achterzijde. Is de voorgenomen activiteit niet risicovol, dan hoeft u in het kader van de groene regelgeving geen actie te ondernemen.

In het algemeen kan gesteld worden dat in het plangebied (binnenstedelijk gebied) in tuinen geen sprake kan zijn van aantasting van strikt beschermde flora. Indien een activiteit ontwikkeld wordt (met uitzondering van grootschalige ontwikkelingen op braakliggende percelen), dan is een onderzoek naar veelal flora niet nodig. De kans dat er sprake is van aantasting van beschermde flora is daarmee nihil. Uitzondering hierop vormen de randen van Hilversum, landgoederen, grote tuinen van meer dan 1.000 m², zoals in het zuidelijke deel van het plangebied.

Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Werkzaamheden waarbij vogels worden gedood, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat bij werkzaamheden op voor vogels geschikte broedlocaties (openbaar groen, tuinen, etc) vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Door de werkperiode aan te passen (buiten het broedseizoen) wordt overtreding van de Flora- en faunawet veelal voorkomen. Speciale aandacht verdienen de nestlocaties van vogelsoorten die jaarlijks gebruik maken van dezelfde nestlocatie. Deze nestlocaties zijn als vaste verblijfplaats het gehele jaar beschermd onder de Flora- en faunawet. Aandachtssoorten binnen het stedelijke gebied zijn de nestlocaties van onder meer zwaluwen (Gier- Huis- en Boerenzwaluw), roofvogels (Sperwer, Buizerd, Torenvalk), uilen, spechten en IJsvogel. Ruimtelijke ontwikkeling waarbij niet is uit te sluiten dat er sprake is van negatieve effecten op de nestlocatie optreden (ook buiten het broedseizoen), kunnen geen doorgang vinden zonder aanvullend onderzoek en passende mitigerende maatregelen.

Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft, mag verwacht worden dat er geen negatieve effecten optreden. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt met dit bestemmingsplan niet in gevaar.

Bij (grootschalige) ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Hiervan moet bij een grootschalige ruimtelijke procedure een rapportage gemaakt worden. Indien bepaalde beschermde soorten worden aangetroffen, zal ontheffing in het kader van artikel 75 lid 4 van de Flora- en faunawet bij het ministerie van LNV aangevraagd moeten worden. Onderdeel van deze aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. Een ontheffing is niet nodig indien er alleen algemeen voorkomende beschermde soorten zijn welke onder de vrijstellingsregeling vallen, zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) is opgenomen en welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Het aanwezige groen wordt, zoals in de huidige situatie aanwezig is, bestemd. Voor het gebied achter de percelen aan de Eikbosserweg wordt een 'Bos' bestemming opgenomen. Alle overige parken welke met name zorgen voor de belevingswaarde van het gebied en niet direct een ecologische waarde hebben krijgen een 'Groen' bestemming.

Naast de verschillende vormen van groen heeft het plangebied, met uitzondering van de Sint Vitusbuurt een aanwijzing op de 'Groene kaart' van de gemeente Hilversum. Gebieden binnen deze beschrijving krijgen bij nieuwe ontwikkelingen te maken met wetgeving omtrent flora en fauna. In dit bestemmingsplan wordt niets gedaan met deze aanwijzing, omdat bij nieuwe ontwikkelingen een apart beschermingsregime geldt vanuit de specifieke regelgeving.