Plan: | Utrechtseweg |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.15bp00utrechtseweg-oh01 |
Beschermd stads- en dorpsgezicht
Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door het (voormalige) ministerie van VROM en het ministerie van OC en W. Deze bevoegdheid ligt nu bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (onderdeel van OC en W). Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht, dan dient dit in het bestemmingsplan opgenomen te worden. Binnen het plangebied is het beschermd stads- en dorpsgezicht Hilversum Zuid (2008) gelegen. Dit geldt voor een klein deel van het plangebied. Uitsluitend de Eikbosserweg en de Eikenlaan zijn gelegen binnen het beschermde stadsgezicht. Deze aanwijzing is gelegen over een gebied wat in voorliggend bestemmingsplan een verkeers- en groenbestemming heeft. Omdat dit gebied geen bouwmogelijkheden kent, is de aanwijzing van beschermd stads- en dorpsgezicht vooralsnog niet in dit bestemmingsplan opgenomen.
Overige historisch-geografisch waardevolle gebieden
Verder zijn in het plangebied de volgende historisch-geografisch waardevolle gebieden gelegen: Kleinstedelijke villagebieden De Waaier/ Pieter de Hooghlaan e.o., Villaparken Utrechtseweg / Emmastraat e.o. en de Holleweg. De beschrijving van deze gebieden is afgeleid van de gebiedsindeling zoals deze in de welstandsnota is aangehouden.
De Waaier/ Pieter de Hooghlaan en omgeving
Beide waardevolle gebieden vallen onder de ruimtelijke eenheid ´kleinstedelijk villagebied´(zie § 3.1.2). De Waaier is een parkachtig gebied met middenstandswoningen in de stijl van de Amsterdamse School en dankt zijn naam aan het waaiervormige stratenpatroon. Het gebied wordt gekenmerkt door een hoge mate van eenheid in architectuur. Bij dit deelgebied met middenstandswoningen lopen de grenzen via de Diependaalsedrift, Diependaalselaan, Eikbosserweg, Silenestraat, Frans Halslaan en de Van der Helstlaan. De woningen zijn vrijstaand of vormen blokjes van twee of drie woningen die veelal symmetrisch van opzet zijn. De Waaier is op de Cultuur Historische Waardekaart Noord-Holland aangeduid als een zeldzaam, harmonieus geheel tussen architectuur en stedenbouw en heeft een hoge waarde. De Pieter de Hooghlaan en omgeving omvat twee gebieden: het gebied tussen de Frans Halslaan en de Gijsbrecht van Amstelstraat en het gebied ten zuiden van de Gijsbrecht van Amstelstraat. De Pieter de Hooghlaan is als een brede verbindingsweg tussen de Frans Halslaan en de Diependaalselaan aangelegd met een zichtlijn op de toren van de Sint Vituskerk aan de Emmastraat en een zichtlijn op 't Hoogt van 't Kruis. Door de zichtlijnen, aanleg en bebouwing werd het als één van de mooiste wegen van Hilversum beschouwd. Langs de Pieter de Hooghlaan komt de natuur vanuit het buitengebied de stad binnen. Deze laan werd in de jaren '20 van groot belang geacht als verbinding met het plan 'Diependaal'.
Utrechtseweg / Emmastraat
Het gebied aan en rondom de Utrechtseweg en Emmastraat zijn villaparken, zoals beschreven in § 3.1.2.. De karakteristiek van de Utrechtseweg wordt bepaald door het als een eenheid opgezet bosrijk woongebied met grote panden, uitgespreid over grote percelen, geconcentreerd langs de Utrechtseweg en grotendeels ontstaan tegen de helling van een oude buitenplaats op de kruising met de Diependaalselaan. De draagstructuur van het gebied wordt gevormd door een radiaal netwerk van lanen uitkomend op grote plantsoenen. De invloed van de natuur, met bos, zware laanbeplanting en grote tuinen, is beeldbepalend voor het informele karakter van het gebied. De bebouwing bestaat uit solitaire bebouwing (vrijstaande villa's en landhuizen) die in een verspreid patroon op de diepe terreinen zijn geplaatst. De situering van de villa's op de percelen en hun oriëntatie c.q. ontsluiting zijn afgestemd op de aanwezige hoogteverschillen in het gebied. Dit levert een beeld op zonder een vaste maar een zeer gedifferentieerde rooilijn op. Er is sprake van een grote afwisseling in architectuur, individuele uitstraling en oriëntatie, veelal zonder grootschalige, uniforme complexen. De onderlinge afstand tussen de hoofdbebouwing bedraagt minimaal 20 meter, al zijn hier in de loop der tijd verschillende kleinere afstanden gehanteerd, en levert een beeld op waarbij het bospark domineert boven het bebouwing in het ruimtelijk beeld. De grote tuinen vormen een belangrijk onderdeel van de onbebouwde ruimte. De afstandsmaat van 20 meter tussen de hoofdbebouwing blijft ook in dit bestemmingsplan, indien haalbaar, het uitgangspunt. De Utrechtseweg vormt ondanks enkele dissonanten een harmonieus en samenhangend geheel met panden in verschillende bouwstijlen.
De Emmastraat e.o. vormt de overgang van het centrum van de stad naar het villagebied aan de Utrechtseweg. De huizen aan de Emmastraat betreffen vrijstaande herenhuizen die zijn geplaatst in een in grote mate, uniforme maar licht verspringende rooilijn. Bovendien zijn de meeste panden aangemerkt als monument. De afstand tussen de gebouwen bedraagt minstens 6 meter. Elk herenhuis is individueel gebouwd en verschilt daarom zeer van de naastgelegen panden. De panden zijn allen gericht op de weg en beschikken over voortuinen met veelal parkeergelegenheid. De cultuurhistorische waarde is juist gelegen in de differentiatie tussen de veelal monumentale panden en de samenhang met de openbare ruimte.
Het beleid voor zowel villapark Utrechtseweg als Emmastraat e.o. is erop gericht de cultuurhistorische waarden gevormd door het karakteristieke beeld te behouden en waar nodig te versterken; pandsgewijze bebouwing met individuele uitstraling, een rijke en zorgvuldige architectuur, een hoogwaardige onbebouwde ruimte. Daarbij is de specifieke verhouding tussen oppervlakte, onbebouwde en bebouwde ruimte, die bepalend is voor het bosachtige karakter, essentieel.
Holleweg in Park Diependaal
De Holleweg in het Park Diependaal is van cultuurhistorische waarde.
Rijksmonumenten staan ingeschreven in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Provinciale monumenten zijn opgenomen in de provinciale monumentenlijst en gemeentelijke monumenten in de gemeentelijke monumentenlijst.
Binnen het bestemmingsplan Utrechtseweg ligt deels het sportparkkwartier. In dit park is een vijver met pompgemaal, aangelegd in 1919, gelegen. De vijver heeft een oppervlakte van circa 1 hectare en heeft twee eilandjes in de vijver. Zowel de vijver als het pompgemaal zijn ontworpen door de architecten W.M. Dudok en J.H. Meijer. Het gemaal is gebouwd in de stijl van de Amsterdamse School.
De vijverpartij, de terrassen, het pompgemaal en het padenstelsel zijn aangewezen als Rijksmonument.
Het pompgemaal diende voor afvoer regenwater en afvalwater vanuit de bebouwde kom van Hilversum. Het regenwater werd geloosd in de vijver en doorgepompt naar de Oude Haven, het vuile water werd doorgepompt naar de vloeivelden aan de Loosdrechtseweg. Op dit moment is het pompgemaal niet meer in gebruik.
Verder bevinden zich in het plangebied de volgende Rijks- en gemeentelijke monumenten.
Rijksmonument | gemeentelijk monument |
Emmastraat 56 | Jan van Beierenstraat 2-16, 8a-8c, 18a-b-c en 22 a-b-c-d-e |
Rembrandtlaan en Vermeerlaan (Rembrandtschool) | Wandelpad 34,36, 38, 40 |
Laapersveld 1 (park en pompgemaal) | Sint Annastraat 22 |
Utrechtseweg 29, 40, 69, 71 | Emmastraat 27, 31 |
Ruysdaellaan 6 | Kerklaan 9, 11, 16 en 45 |
Fabritiuslaan 52 | Oude Amersfoortseweg 8-10, 40-42, 45, 69 en 75 |
Larixlaan 5 (complex) | Emmastraat 35, 37, 39, 41, 43, 45, 47, 49, 51, 53, 54a-b, 55, 57, 59 en 61 |
Bremlaan 1, 2 - 5 | Nassaulaan 21-23, 24, 24a-b, 25, 27 en 29 |
Iepenlaan 9 | Koningsstraat 15 |
Wernerlaan 18-20, 21, 22, ,41 en 43 | |
Julianalaan 1, 1a, 3, 9-11 en 15 | |
Wernerlaan 39 met Hollandselaan 28 | |
Provinciaal monument | Wernerlaan 50 met Frans Halslaan 27 |
Tuinen Uijtwijck Utrechtseweg | Hollandselaan 7-9 |
Tuinen Sparrenlaan 20 | Van der Helstlaan 11-25 |
Frans Halslaan 70 | |
Utrechtseweg 5, 8, 10, 11, 20, 33, 42, 43, 47, 50, 51, 60, 63, 89b, 107 en 119 | |
Soestdijkerstraatweg 2, 6, 9, 12 en 27 | |
Laapersweg 1, 3, 14, 16 en 24 | |
Vermeerlaan 13, 46-52 | |
Larixlaan 1, 10 en 12 | |
Plataanweg 7 | |
Eikenlaan 1, 36, 39, 44, 57, 59, 61 en 63 | |
Eikbosserweg 195 | |
Berkenlaan 12 | |
Sparrenlaan 1, 16, 24, 25 en 26 | |
't Hoogt 6 | |
Sophialaan 1 |
In 1992 is het zogenoemde “Verdrag van Malta” gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.
De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:
De gemeente is het bevoegde gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings - en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart, is conform de Wet ruimtelijke ordening in het bestemmingsplan opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en –diepte.
Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een beleidskaart gemaakt welke is gebruik voor de bestemmingslegging van de archeologische dubbelbestemmingen. In onderstaande figuur is deze kaart opgenomen.
Figuur 11: Archeologische beleidskaart gemeente Hilversum
Zoals in figuur 11 is aangegeven kent het plangebied een hoge en middel-hoge verwachtingswaarde.