direct naar inhoud van 3.7 Bodemaspecten
Plan: Bestemmingsplan Noord
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.06bp00noord-oh01

3.7 Bodemaspecten

3.7.1 Bodemparagraaf

De provincie Noord-Holland heeft een bodemtoets ontwikkeld voor de afweging van bodemaspecten in bestemmingsplannen. Het gaat om de aspecten bodemopbouw, bodemkwaliteit, milieubeschermingsgebieden en archeologie. Aan de hand van deze aspecten is de bodemparagraaf opgebouwd.

3.7.1.1 Bodemopbouw

Functies en bestemmingen moeten worden afgestemd op de bodemopbouw. Het gehele plangebied maakt geografisch gezien deel uit van het Gooische stuwwallen gebied. Het Gooische stuwwallengebied behoort tot de fysisch geografische eenheden stuwwal, smeltwaterdal en -waaier, dekzand, dekzandrug, (reliëfarme) landduinen, landduinen met actief stuifzand en aanwasvlakte. De bodemtypes variëren van holt-, haar-, en veldpodzolgronden, (duin)vaaggronden en eerdgronden. Het gebied even ten noorden van het bestemmingsplangebied wordt in de geomorfologie aangeduid als groeve, beter bekend als Zanderij Crailo, een voormalige zandafgraving tussen Bussum en Hilversum. De hydrologie wordt gedomineerd door infiltratie met kwelsystemen aan de westkant van Hilversum. De bodemopbouw binnen het plangebied stelt geen bijzondere eisen aan de functies en bestemmingen.

3.7.1.2 Bodembeschermingsgebieden

De mogelijke status als bodembeschermingsgebied oefent invloed uit op de mogelijke functies en bestemmingen van het plangebied. In de navolgende alinea's wordt verder ingegaan op het bodembeschermingsgebied. Eén van de speerpunten van het provinciale landschaps- en bodembeschermingsbeleid is het beschermen van onderdelen in het landschap, die iets vertellen over de geologische ontstaanswijze van een gebied. Hiertoe is in 1994 de zogenaamde Bodembeschermingsgebiedenkaart opgesteld, welke uit verschillende bodembeschermingsgebieden bestaat. Middels een strengere selectie heeft de provincie Noord-Holland hiermee in 2003 een lijst van gebieden met aardkundige waarden (80) vastgesteld. Voor deze gebieden wordt gesignaleerd dat de waarde dermate hoog is, dat inspanningen voor behoud ervan nodig zijn. Deze gebieden zijn opgenomen in het provinciaal streekplan en genieten als zodanig planologische bescherming.

In 2004 zijn in totaal 17 gebieden met aardkundige waarden op de provinciale Aardkundige Monumentenlijst gezet. Deze aardkundige monumenten worden naast de planologische bescherming ook via de provinciale milieuverordening (PMV) beschermd. De gebieden zijn zo belangrijk dat er slechts via expliciete toestemming van de provincie, via het verlenen van een ontheffing, bodembedreigende activiteiten plaats mogen vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.06bp00noord-oh01_0008.jpg"

Figuur 4: bodembeschermingsgebied

De grote verscheidenheid en gaafheid van geografische verschijnselen maakt het stuwwallengebied van het Gooi bijzonder. Een groot deel van het stuwwallengebied is daarom door de provincie aangewezen als gebied met aardkundige waarden. Ongeroerde delen van het stuwwallengebied zijn zelfs aangewezen als aardkundig monument. Vrijwel het gehele buitengebied van Hilversum betreft gebieden met aardkundige waarden en monumenten, door fenomenen zoals stuwwal, smeltwater- en windvormingen, typische dek- en stuifzandvormingen, vennen, dekzand en stuifzand en droge dalen, en in het zuidoosten voorkomende dekzandopduikingen in veen. In figuur 4 zijn de gebieden in de omgeving van het plangebied weergegeven. De noordelijke rand van het plangebied ligt binnen de aardkundige waarde 'Bussumer en Westerheide, Hilversum-Bussum-Laren'. Deze aardkundige waarde is aangemerkt als aardkundig monument.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.06bp00noord-oh01_0009.jpg"

Figuur 4: aardkundig monument

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Gezien de ontstaansgeschiedenis van het plangebied en de ligging binnen het stedelijk gebied, zijn de oorspronkelijke aardkundige waarden binnen het grootste deel van het plangebied vermoedelijk reeds ernstig verstoord. In aangrenzende gebieden (Buitengebied) zijn deze oorspronkelijke aardkundige waarden voor grote delen echter niet aangetast. Ook in de noordelijke rand van het plangebied, dat binnen een bodembeschermingsgebied en een aardkundig monument valt, zullen deze oorspronkelijke aardkundige waarden nog aanwezig zijn. De bodembeschermingsgebieden en het aarkundig monument genieten extra planologische bescherming zodat toekomstige plannen in het plangebied de aardkundige waarden niet aantasten. Ter bescherming van het aardkundig monument is de dubbelbestemming Waarde - Geomorfologie in de regels opgenomen.

3.7.1.3 Bodemkwaliteit

Het plan moet voorzien in het realiseren én behouden van een duurzame bodemkwaliteit. Bodem die schoon is, moet schoon blijven en er moet op een juiste manier worden omgegaan met de aanwezige verontreinigingen. In geval van gebieden met verontreiniging dient de chemische bodemkwaliteit en het gebruik op elkaar afgestemd te worden. De bodem hoeft daarvoor niet in alle gevallen te worden schoongemaakt, maar wordt dan alleen geschikt gemaakt voor de huidige of toekomstige functie. Voor kwetsbare gebieden, zoals natuurgebieden, streven de provincie en de gemeente echter nog steeds naar een volledige verwijdering van de verontreiniging.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.06bp00noord-oh01_0010.jpg"

Figuur 5: potentiele verontreinigde locatie.

In figuur 5 zijn ter indicatie de bekende op bodemverontreiniging verdachte locaties weergegeven. Wanneer er echter op een willekeurige locatie binnen het plangebied (her)ontwikkeling gaat plaatsvinden, dient er onderzoek gedaan te worden naar de kwaliteit van de bodem van de betreffende locatie. Hierbij dienen de op dat moment geldende landelijke normen te worden gehanteerd. Deze normen waarborgen onder andere dat bij (her)ontwikkeling op een locatie altijd de provincie en de gemeente worden geraadpleegd voor bodeminformatie.

3.7.1.4 Archeologie

In 1992 is het zogenoemde “Verdrag van Malta” gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.

De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:

  • behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed op de plek waar het ligt in de bodem (in situ);
  • opnemen archeologie in het ruimtelijke ordeningsproces;
  • 'de verstoorder betaalt';
  • transparant en helder besluitvormingsproces, informatie verspreiden en kennis van het archeologisch erfgoed vergroten.

De gemeente is bevoegd gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtingskaart. Hierop staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden, en welke archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente, stelt de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart op. De verwachtingskaart, dan wel beleidskaart, moet volgens de nieuwe Wro in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en –diepte.

Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegde gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.

Hilversum Noord heeft een hoge archeologische verwachtingswaarde. Aan de noord-oostzijde, (Erfgooiersstraat) liggen rijksbeschermde archeologisch monumenten en vindplaatsen. Alleen ter plaatse van de Noorderbegraafplaats is sprake van een lage trefkans. Voor de gebieden met een hoge trefkans, is een aanlegvergunningstelsel in het bestemmingsplan opgenomen. Die gebieden zijn op de plankaart aangeduid.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Ter bescherming van de hoge archeologische waarden is de dubbelbestemming Waarde - Archeologie in de regels opgenomen. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk voor alle grondroerende werkzaamheden die een omvang hebben van meer dan 100 m2, en die dieper reiken dan 0,40 meter.