Plan: | Bestemmingsplan Media Park |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.05bp00mediapark-oh01 |
De plannen hebben geen consequenties voor het bestaande groene karakter en uitstraling van het plangebied. Naast de regeling in dit bestemmingsplan, zijn afspraken gemaakt met eigenaren van het terrein over o.a. het wegwerken van achterstallig beheer, het verplaatsen en waar mogelijk verwijderen van hekken en het openstellen van delen van het plangebied. Doel is het vergroten van de openbaar toegankelijke groene ruimte en het verminderen van het aantal veelal storende, minder fraaie hekken. In het streven naar het vergroten van de aantrekkelijkheid van de groene openbare ruimte staan het Dievenpaadje (onderdeel recreatieve route) en het Heksenweitje. Waar mogelijk worden ook de tuinen en de bosgebieden op het Media Park toegevoegd aan dit gebied.
Voor het Media Park en het terrein van Crailoo geldt, dat bij alle ontwikkelingen speciaal aandacht wordt besteed aan de groene uitstraling, zowel van individuele gebouwen als van het Media Park als geheel. Hierbij wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande kwaliteiten in het gebied. Bomen en waterpartijen vormen in principe een gegeven bij het inpassen van de plannen. Waar mogelijk wordt de groene uitstraling van het Media Park verder versterkt. Met name daar waar het Media Park zichtbaar is vanaf de Mies Bouwmanboulevard, is het streven erop gericht om bijzondere architectuur te laten samengaan met de buitenruimte (tuinen, waterpartijen en bomen). Als ondergronds of op terrein met hoogteverschillen wordt gebouwd, liggen er mogelijkheden om het landschap te laten doorlopen op vegetatiedaken.
Het oppervlaktewater in het plangebied dient als berging voor regenwater en blusvoorzieningen. Het in het plangebied aanwezige wateroppervlak blijft intact. Voor zover water in verband met de realisering van watervilla's verdwijnt, zal dit worden gecompenseerd op het Media Park zelf.
Ecologische structuur
In het plan wordt de ecologische structuur, zoals aangegeven in hoofdstuk 3.4, gerespecteerd. Dit geldt met name voor de aandachtsgebieden I en II. Daarop wordt hieronder nader ingegaan.
Gebiedsbescherming
De Bussummerheide-Spanderswoud is natuurmonument in het kader van de Natuurbeschermingswet.
Het bestemmingsplan voorziet niet in bebouwing op het Media Park hoger dan de algemeen toegestane 25 meter (op 3 plekken is 30 meter toegestaan). Gebouwen van 25 meter zijn niet zichtbaar vanaf de Bussummer- en Westerheide. Gebouwen van 30 meter hoog net wel. Daarom is bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geïnformeerd of de zichtbaarheid van bebouwing vanuit het beschermd natuurmonument, in relatie tot de externe werking van artikel 12 van de Natuurbeschermingswet 1998, vergunningplichtig is. Bij brief van 17 maart 2005 heeft het ministerie de gestelde vraag ontkennend beantwoord.
Soortbescherming
In samenhang met de beoogde ontwikkelingen in het plangebied is onderzoek (bijlage 15) gedaan naar de gevolgen daarvan voor de flora en fauna. Hieronder zijn de onderzoeksresultaten weergegeven, met afsluitend een conclusie.
Flora
Mogelijk hebben de beoogde ontwikkelingen in het plangebied tot gevolg dat groeiplaatsen verloren gaan van een algemeen beschermde plantensoort, Brede Wespenorgis. Van belang is dat vanaf maart 2005 bij ruimtelijke ingrepen voor deze soorten geen ontheffing meer behoeft te worden aangevraagd. Sindsdien geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet.
In het plangebied zijn geen groeiplaatsen aangetroffen van planten die beschermd worden op grond van de Flora- en faunawet en waarvoor ontheffing van die wet nodig is.
Fauna
Door toedoen van het bebouwen van open plekken langs de Naarderweg, bij Heideheuvel en de waterpartij en tuin ten westen van het Media Park gaat jachtgebied van vleermuizen verloren. Sommige vleermuissoorten zijn verstoringsgevoelig. Van de Gewone dwergvleermuis is bekend dat deze weinig gevoelig is voor verlichting. Voor de Watervleermuis, die verlichte plekken mijdt, is een toename van verlichting echter ongewenst. Dit betekent dat de verlichting rondom de waterpartijen niet mag toenemen.
Binnen het plangebied zijn geen bomen aangetroffen die een geschikte holte hebben voor vleermuizen. De bebouwing op Heideheuvel vormt een potentiële verblijfplaats voor vleermuizen die in gebouwen huizen, zoals de Gewone dwergvleermuis en de Laatvlieger. In de ijskelder op Heideheuvel overwinteren verschillende soorten vleermuizen. De ijskelder is als permanente verblijfplaats te beschouwen en dient als zodanig strikt beschermd te worden. Als aan of in de nabijheid van een overwinteringsplek sprake is van activiteiten (bouwwerkzaamheden of toename van verlichting), treedt er verstoring en mogelijk schade op. De Gewone dwergvleermuis is niet kritisch in haar jachtgebied en omvat bovendien een grote populatie. Gelet daarop heeft een eventuele verminderde omvang van het jachtgebied slechts een marginaal effect op de populatie (niet bedreigend).
Voor de Eekhoorn geldt dat schade vanwege de lage dichtheid van de soort beperkt blijft. Deze schade zal waarschijnlijk nooit 'de gunstige staat van instandhouding' (van de lokale populatie) aantasten. De andere in het gebied aanwezige zoogdiersoorten zijn algemeen beschermd. Hiervoor behoeft, in tegelstelling tot de Eekhoorn, geen ontheffing te worden aangevraagd.
Alle broedvogels zijn streng beschermd. Het is daarom verboden om in het broedseizoen struiken of andere broedplekken te vernietigen, weg te halen of te verstoren. Nestplaatsen die elk jaar gebruikt worden, zijn ook buiten het broedseizoen beschermd.
Al met al kan worden gesteld dat vernietiging van vaste broedplekken niet aan de orde is. Hiervoor behoeft dus geen ontheffing te worden aangevraagd, mits de sloop-, kap- en grondactiviteiten buiten het broedseizoen worden uitgevoerd.
Conclusie flora
Volgens het onderzoek hebben de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied mogelijk tot gevolg dat groeiplaatsen van de Brede wespenorchis verloren gaan. Dit is een algemeen beschermde plantensoort; voor deze soorten hoeft sinds maart 2005 geen ontheffing meer te worden aangevraagd, dit gelet op de (algemene) ontheffing voor artikel 8 van de Flora- en fauna wet.
Voor het overige blijken de voorgenomen ontwikkelingen geen noemenswaardige nadelige effecten op de aanwezige flora te hebben.
Conclusie fauna
Realisering van de voorgenomen plannen voor het Media Park heeft mogelijke enige nadelige effecten voor vleermuizen.
Anders dan de aangetroffen Dwergvleermuis, is de eveneens aangetroffen watervleermuis lichtgevoelig. Dit heeft als consequentie dat bebouwing in de nabijheid van het jachtgebied van de watervleermuis beperkt moet worden en dat de verlichting in dit gebied niet mag toenemen.
De voorgestane ontwikkelingen maken het nodig een ontheffing op grond van artikel 75 van de Flora- en faunawet aan te vragen en te voorzien in compensatie van het jachtgebied. De compensatie bestaat uit een (uitbreiding van de) vijver met geschikte begroeiing er omheen op een hiervoor geschikte plek.
Het is ongewenst dat deze vijver wordt aangelegd op het Heksenweitje. Dit zou namelijk gepaard gaan met een aantasting van de historische enkgrond en van de hier aanwezige landschappelijke waarden en recreatieve gebruiksmogelijkheden. Gelet daarop zal de vijver op het Media Park zelf moeten worden aangelegd. Voordat kan worden begonnen met de bouw van de watervilla's, dient het compensatieplan te worden goedgekeurd door het ministerie van landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Een beperkte aantasting van de jachtgebieden van de Dwergvleermuis wordt niet als bedreigend voor de aanwezige populatie beoordeeld. Dit vanwege de grote aanwezige populatie en vanwege het feit dat de Dwergvleermuis niet kritisch is in de keuze van haar jachtgebied.
De in het plangebied aanwezige oude ijskelder fungeert als overwinterplaats voor verschillende soorten vleermuizen. Deze overwinterplaats is streng beschermd op basis van de Flora- en fauna wet. Om een nadelig effect op deze overwinterplek te voorkomen, is het noodzakelijk dat verstoring van deze plaats of van de nabije omgeving wordt voorkomen. De verstoring kan bestaan in bouwactiviteiten en/of toename van de verlichting. De voorgenomen activiteiten in de nabijheid van deze ijskelder zullen in overleg met een ecoloog moeten plaatsvinden om potentiële schade aan de verblijfplaats zo veel mogelijk te voorkomen en/of beperken. Mogelijk zijn compenserende maatregelen vereist.
Tot slot is het mogelijk dat in de bestaande bebouwing op de Heideheuvel kraamkolonies van Gewone dwergvleermuis en/of Laatvlieger voorkomen. Mocht blijken dat kraamkolonies aanwezig zijn, en de betrokken locatie in de voorgenomen ontwikkeling gesloopt wordt, dan is ontheffing op basis van de Flora en faunawet noodzakelijk. Bij de sloop zullen dan aanvullende maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat ten tijde van de sloop vleermuizen aanwezig zijn. Ook dient de verwijdering van de betrokken verblijfplaats te worden gecompenseerd.
Ontheffingen van de Flora en faunawet worden aangevraagd bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Onderdeel van de aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert dan naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. Een ontheffing is niet nodig indien (bouw)activiteiten alleen van invloed zijn op algemeen voorkomende beschermde soorten welke onder de vrijstellingsregeling vallen (tabel 1 van de flora en faunawet). welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.