direct naar inhoud van Artikel 9 Maatschappelijk - Conferentieoord
Plan: Buitengebied 2013
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.00bp00buitengeb-oh01

Artikel 9 Maatschappelijk - Conferentieoord

9.1 Bestemmingsomschrijving

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Conferentieoord' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een conferentieoord, met daaraan ten dienste:
    • 1. vergaderruimten;
    • 2. groepaccomodaties;
    • 3. verblijfaccomodaties;
    • 4. parkeren;
  • b. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij het totale aantal bedrijswoningen niet meer dan 2 mag bedragen;
  • c. bescherming van karakteristieke objecten, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. kantoor;
    • 2. restaurantvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen.

9.2 Bouwregels

Op de in artikel 9.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming en aanduidingen worden gebouwd, met dien verstande dat:

9.2.1 ten aanzien van (hoofd)gebouwen:
  • a. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte niet meer dan 9,00 meter bedraagt
  • c. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij met de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' anders is aangegeven.
9.2.2 ten aanzien van dienstwoningen en bijbehorende bouwwerken
  • a. deze uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' wordt gebouwd;
  • a. in totaal niet meer dan twee dienstwoningen mogen worden gebouwd;
  • b. de goothoogte niet meer dan 6,00 meter bedraagt;
  • c. de bouwhoogte niet meer dan 10,00 meter bedraagt;
  • d. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer dan 600 m3 bedraagt;
  • e. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 3,00 meter bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 5,00 meter bedraagt;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer dan 50 m² bedraagt;
9.2.3 ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
  • a. de bouwhoogte van lichtmasten niet meer dan 8,00 meter bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2,00 meter en de oppervlakte niet meer dan 20 m2 bedraagt.
9.3 Nadere eisen
9.3.1 Eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en maatgeving van gebouwen.

9.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld, indien dit noodzakelijk is om onevenredige aantasting van landschappelijke en cultuurhistorische kenmerken en structuren te voorkomen.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verboden werken en werkzaamheden

Het is verboden op de in lid 9.1 bedoelde gronden, de navolgende werken of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag:

  • a. het vergraven van gronden;
  • b. het egaliseren van gronden;
  • c. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  • d. het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden;
  • e. het veranderen, verleggen en/of aanleggen, van wegen en paden, het verharden daarvan en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het aanleggen van waterlopen, en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  • h. het diepploegen, zijnde het extra diep -ca 0,4 meter of meer- omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • i. andere werken die een wijzing van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten.
9.4.2 Voorwaarden vergunning

De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in 9.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet leiden tot een onevenredige afbreuk aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden geschaad, of kunnen worden verkleind dan wel dat de uitvoering van de werkzaamheden niet noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

9.4.3 Uitzonderingen op verbod

Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.