10.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de bezonning, privacy en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de bouwvorm, zoals bepaald door goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, kapvorm en gevelindeling van karakteristieke panden;
- de beleving van groen en water;
- de verkeersveiligheid en toegankelijkheid;
- parkeerruimte op eigen erf;
- de sociale veiligheid,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
1. het bepaalde in lid 10.2 sub a ten behoeve van het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’ dan wel de bestemming ‘Gemengd’ dan wel de bestemming 'Maatschappelijk, waarbij de regels van artikel 13.2 sub b dan wel artikel 4.2 sub b dan wel artikel 8.2 sub b van overeenkomstige toepassing zijn;
-
2. het bepaalde in lid 10.2 sub b ten behoeve van het bouwen van erfafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m, met dien verstande dat deze worden gebouwd op een afstand van ten minste 2,5 achter de voorgevelrooillijn;
-
3. het bepaalde in lid 10.2 sub b ten behoeve van een toegangshek ter plaatse van een oprit met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m.