direct naar inhoud van 6.3 Ecologie
Plan: Assumburg - Oud Haerlem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01

6.3 Ecologie

In een bestemmingsplan moet aannemelijk worden gemaakt dat de gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten niet in het geding is. Hieronder wordt beschreven welke beschermde soorten naar verwachting in het plangebied aanwezig zijn en wat de ecologische gevolgen zijn van de beoogde ingrepen.

6.3.1 Toetsingskader

Beleid

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Normstelling

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplanting- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert LNV de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd:

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.'

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

6.3.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

afbeelding "i_NL.IMRO.0396.BPassumburg2010-VA01_0010.png"

Figuur 6.2 Uitsnede van Verordeningskaart 4, Provinciale Ruimtelijke Verordening, provincie Noord-Holland (juni 2010).

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van recente foto's, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens. Tevens heeft voor het ontwerpplan omgeving kasteel Oud-Haerlem (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009) een flora- en faunaonderzoek plaatsgevonden, deze soortgegevens zijn in de onderstaande tekst verwerkt.

Flora

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vaatplanten slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Mogelijke groeiplaatsen van licht beschermde soorten die in het plangebied kunnen voorkomen zijn: grote kaardenbol, dotterbloem en gewone vogelmelk.

Het voormalige crossterrein dat deel uitmaakt van park Assumburg is ooit opgehoogd met kalkrijk, schraal duinzand en door de crossactiviteiten zeer geaccidenteerd, met een kleinschalige afwisseling van zeer droge tot zeer natte plekken. Het terrein wordt nu zo'n 6 jaar niet meer gebruikt en niet meer beheerd. Planten als rietorchis (zwaar beschermd), droge zandige koppen met duinriet en graslandjes van duizendguldenkruid (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009) hebben zich hier ontwikkeld. Overige zwaar beschermde soorten zijn gezien de verspreidingsgegevens en de voorkomende biotopen hier niet te verwachten.

Vogels

Volgens de gegevens van het Natuurloket zijn vogels goed onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In het plangebied zijn broedvogels waargenomen als fitis, tjiftjaf, braamsluiper, merel (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009), winterkoning, ekster, buizerd, boerenzwaluw, ijsvogel, spotvogel, steenuil, kievit, scholekster, graspieper en grote gele kwikstaart. De diverse biotopen in het plangebied bieden voldoende mogelijkheden voor vaste rust-, verblijf- en broedplaatsen voor al deze soorten. De opgaande begroeiing biedt mogelijk ook leefgebied aan kraaiachtigen en spechten. Binnen de watergangen in het plangebied komen naar verwachting veel algemene watervogels voor zoals wilde eend, knobbelzwaan, meerkoet, blauwe reiger en waterhoen.

Zoogdieren

Zoogdieren zijn volgens de gegevens van het Natuurloket slecht onderzocht in de betreffende kilometerhokken. De gebieden met veel opgaande begroeiing en open water, voldoen aan de biotoopeisen van veel vleermuissoorten, zoals gewone dwergvleermuis, watervleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis en laatvlieger. Mogelijk biedt het plangebied dan ook vaste rust-, verblijf- en paarplaatsen en zeer geschikt foerageergebied en belangrijke vliegroutes voor deze soorten.

Ook biedt het plangebied geschikte biotopen voor algemene grondgebonden zoogdieren, zoals bosmuis, bunzing, wezel, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, huisspitsmuis, veldmuis en woelrat.

Amfibieën

Amfibieën zijn volgens de gegevens van het Natuurloket niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Door de grote hoeveelheid water in en rondom het plangebied, zijn er verschillende algemene soorten in het plangebied te verwachten zoals gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en groene kikker.

Op het voormalig crossterrein dat deel uitmaakt van park Assumburg is tijdens het veldbezoek (H+N+S landschapsarchitectuur, december 2009) de rugstreeppad aangetroffen, evenals op de woningbouwlocatie Assummerhof. Aangezien de rugstreeppad recent is waargenomen in het plangebied, is het aannemelijk dat er vaste verblijfplaatsen van de rugstreeppad aanwezig zijn in het plangebied op de zandige terreinen en de watergangen.

Reptielen

Volgens het Natuurloket zijn reptielen matig onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Gezien de verspreidingsgegevens zijn reptielen hier niet te verwachten.

Vissen

Volgens de gegevens van Natuurloket zijn vissen niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. In het plangebied zijn algemene soorten als paling, brasem, blankvoorn, snoek en snoekbaars te verwachten. Gezien de voorkomende biotopen binnen het plangebied, is de kans dat zwaar beschermde soorten als de bittervoorn en kleine modderkruiper hier voorkomen, niet geheel uit te sluiten. Andere beschermde vissen worden niet verwacht, deze stellen hoge eisen aan hun leefgebied en daar voldoet het plangebied niet aan.

In tabel 6.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 6.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Flora- en faunawet   tabel 1     dotterbloem, gewone vogelmelk en zwanenbloem

bosmuis, bunzing, egel, konijn, mol, rosse woelmuis, veldmuis en woelrat

gewone pad, bruine kikker, kleine watersalamander en groene kikker
 
ontheffingsregeling Flora- en faunawet   tabel 2     kleine modderkruiper  
  tabel 3   bijlage 1 AMvB   bittervoorn  
    bijlage IV HR   alle vleermuizen
en rugstreeppad  
  vogels   cat. 1 t/m 4   buizerd, steenuil en grote gele kwikstaart  
    cat. 5   ekster, boerenzwaluw, blauwe reiger en ijsvogel  

6.3.3 Toetsing en conclusie

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Door middel van het bestemmingsplan worden echter enkele (kleine) ontwikkelingen mogelijk gemaakt, waarbij sprake kán zijn van aantasting van te beschermen natuurwaarden. Indien in het plangebied werkzaamheden plaatsvinden zoals het dempen van sloten, kappen van opgaande begroeiing (bomen en struiken), sloop van gebouwen en overige verstorende werkzaamheden, dan dient rekening te worden gehouden met het onderstaande.

Gebiedsbescherming

De planlocatie vormt geen onderdeel van en is ook niet nabij een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een Natura 2000-gebied gelegen. Het plangebied maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).

Soortenbescherming

De benodigde werkzaamheden ten behoeve van toekomstige ontwikkelingen kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.

  • Er zal geen ontheffing nodig zijn voor de tabel 1-soorten van de Ffw waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt.
  • De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten.
  • Nader onderzoek naar vleermuizen, rugstreeppad (beide tabel 3, bijlage IV HR), de kleine modderkruiper (tabel 2) en vogels met een vaste nestplaats is noodzakelijk.
    • 1. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes of primaire foerageergebieden van vleermuizen, rugstreeppad en/of broedvogels aanwezig blijken te zijn en aangetast worden door toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen, dan dient overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de Ffw de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan. Indien de vereiste maatregelen niet mogelijk zijn, dient in nader overleg met de Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV bepaald te worden of het plan in zijn huidige vorm uitvoerbaar is.
    • 2. In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper (tabel 2-soort) voor. Indien blijkt dat de soort aanwezig is, dient voor de werkzaamheden aan de watergang een ontheffing aangevraagd te worden bij het Ministerie van LNV. De nieuwe watergang is eveneens geschikt als leefgebied voor deze soort zodat verwacht mag worden dat de ontheffing zal worden verleend. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal overtreding van de Ffw niet plaatsvinden. De Ffw zal in dat geval de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.