direct naar inhoud van 6.2 Bodem
Plan: Hoofddorp De Hoek en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGhfddehoekomgvng-C001

6.2 Bodem

Beleid- en regelgeving

Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak.

In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging, dient het volledig verkennend bodemonderzoek te worden verricht.

Onderzoek

In dit bestemmingsplan worden twee deelgebieden ontwikkeld, namelijk het deelgebied Business Garden en het deelgebied Undercoverpark. In het eerste deelgebied wordt met dit bestemmingsplan de realisatie van een aantal kantoren mogelijk gemaakt. In het tweede deelgebied wordt een bedrijventerrein, met een mix van logistieke bedrijven en kantoren, mogelijk gemaakt. In deze paragraaf wordt beschreven of de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde nieuwe functies. De bodemkwaliteit ter plaatse van de reeds aanwezige bebouwing wordt buiten beschouwing gelaten. Eventuele verontreinigingen hier kunnen namelijk geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan opleveren.

Business Garden

Door Wareco is in opdracht van de ontwikkelaar een notitie over de stand van zaken van de milieuhygiënische situatie van het project Business Garden geschreven (Bijlage 2). Deze notitie betreft een samenvatting van eerder in het plangebied uitgevoerde bodemonderzoeken. Uit deze notitie blijkt dat het gehele terrein verdacht is op het voorkomen van asbest in de bovengrond. Hiermee moet bij de realisatie van de beoogde kantoren rekening worden gehouden. Dit staat de vaststelling van het bestemmingsplan echter niet in de weg.

Voor het gebied tussen de reeds bestaande kantoren Iris en Rose en het bedrijf AAR blijkt dat de in het verleden aangetroffen verontreinigingen niet konden worden bevestigd. De lokaal aangetroffen matige verontreinigingen met arseen, lood en/of zink zijn waarschijnlijk gerelateerd aan in het verleden opgebrachte ophooglagen. Deze ophooglagen zijn inmiddels grotendeels verwijderd, waardoor aanvullend onderzoek naar de verontreinigingen niet nodig is. Tegen AAR aan was plaatselijk een matige tot sterke verontreiniging met PAK en minerale olie en een matige verontreiniging met koper aanwezig. Deze verontreinigingen zijn gesaneerd. De bodemkwaliteit is hier dan ook geschikt voor de beoogde functie.

Tussen het bedrijf AAR en de Rijnlanderweg maakt het bestemmingsplan de realisatie van kantoren mogelijk. Hier bevinden zich enige, vermoedelijk kleinschalige, immobiele verontreinigingen. De wegsloot aan de westkant van de Rijnlanderweg is vermoedelijk gedempt met verontreinigd materiaal. Op één plek is de verontreiniging ook aangetoond. Bij het gebruik als openbare weg of kantoorbebouwing is geen sprake van mogelijke actuele risico's ten aanzien van de verontreiniging. Deze verontreinigingen vormen daarom geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. In de plannen is een ondergrondse parkeervoorziening voor deze kantoren voorzien. Hiervoor moet de bodemkwaliteit in beeld worden gebracht. Dit is echter een zaak die tijdens de verdere vergunningverlening geregeld kan worden en geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

Undercoverpark

Op 22 september 2010 is een aanvullend bodemonderzoek uitgevoerd (Heijmans, nr. 270130 W2004; d.d. 21-10-2010). Uit dit onderzoek blijkt dat de bodemkwaliteit ter plaatse van het voormalige werkterrein van de tunnel van de Zuidtangent en het voormalige vloeiveld geen belemmering voor de locatieontwikkeling vormt. Op het voormalig werkterrein is in een mengmonster bovengrond (zandige klei) voor lood een overschrijding van de achtergrondwaarde gevonden. Alle overige waarden zijn beneden de achtergrondwaarden. Bij het bouwrijp maken van de grond moet rekening worden gehouden met mogelijke puntbronnen. Deze zijn naar verwachting beperkt van omvang.

Om inzicht te krijgen in het voorkomen van arseen zijn meetreeksen van 20 waarnemingen over 3 deelgebieden (werkterrein, vloeiveld en agrarisch gebied) gemaakt. De gemiddelde arseenconcentraties liggen in alle deelgebieden boven de achtergrondwaarde. De P95 ligt in alle gebieden beneden de tussengrenswaarde/grenswaarde voor industrie. De variatiecoëfficiënten zijn kleiner dan 0,5. Dit is ruim beneden de waarde 3 die volgens het protocol oriënterend bodemonderzoek als toetswaarde voor homogene verontreinigingen gehanteerd wordt. Ook als alle waarnemingen als één meetreeks worden gezien geldt het bovenstaande. Hiermee is voldoende aangetoond dat het hier een homogene lichte verontreiniging van arseen betreft. De verontreiniging is op de gehele locatie aanwezig. Eén waarneming overschrijdt de tussengrenswaarde. De P95-waarden zijn kleiner dan de tussengrenswaarde, de variatiecoëfficiënt is klein en het aantal waarnemingen is groot. Daarom is een nader onderzoek niet noodzakelijk.

Uit luchtfoto's is gebleken dat op het zuidelijke terreindeel ontgraven grond van het McCain-terrein is aangebracht. Redelijk duidelijk is te zien waar het materiaal is toegepast. Deze toepassing is niet gemeld en er zijn geen kwaliteitsgegevens bekend. In het aanvullend bodemonderzoek is door middel van een partijkeuring 'in situ' de kwaliteit vastgesteld. Op basis van de toetsing van de analyseresultaten blijkt dat het materiaal wordt beoordeeld als grond dat voldoet aan kwaliteitsklasse 'achtergrondwaarde' conform het Besluit bodemkwaliteit. Ter plaatse van dit deel van het Undercoverpark is de bodemkwaliteit dus voldoende voor de beoogde ontwikkeling.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de bodemkwaliteit ter plaatse van de ontwikkelingen geschikt is voor de beoogde functies. Dit aspect staat de vaststelling van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.