direct naar inhoud van Artikel 15 Waarde - beschermd stadsgezicht
Plan: Van Tubergen
Plannummer: BP4080003
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080003-0004

Artikel 15 Waarde - beschermd stadsgezicht

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

15.2 Bouwregels

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden voor gebouwen de volgende regels:

bouwvlak / voorgevelrooilijn

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
  • c. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
  • d. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  • e. ter plaats van de 'specifieke bouwaanduiding carport' is een carport toegestaan, waarbij maximaal 3 zijden gesloten zijn;
  • f. onderdoorgang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "onderdoorgang" op de verbeelding;

goothoogte / bouwhoogte / ondergronds bouwwerk

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd,
    • 1. de minimale goothoogte op de verbeelding is de maximale goothoogte aan de achterzijde;
    • 2. de maximale goothoogte op de verbeelding is de maximale goothoogte aan de voorzijde;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte - maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte te worden gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte grenst aan openbaar gebied;
  • m. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;

dak/ nokrichting/dakopbouw

  • n. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde 1en 2' dient de bestaande nokrichting en de kapvorm gehandhaafd te blijven;
  • o. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding orde 3' en bij nieuwbouw mag boven de (maximale) goothoogte worden afgedekt met een kap waarvan:
    • 1. de maximale hoogte 4 meter bedraagt, verticaal gemeten vanaf de goothoogte;
    • 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 60 graden;
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte' mag boven de minimale goothoogte hoger worden gebouwd dan 4 meter ten behoeve van een ongelijke kap;
  • q. de (maximale) goothoogte mag worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag, mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag maximaal 3 meter boven de goothoogte bedraagt waarbij de contour mede gevormd wordt door een dakvlak met een maximale hellingshoek van 75 graden;
    • 2. de achterzijde wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 75 graden of wordt recht opgetrokken binnen de contour indien:
      • tegenoverliggende oorspronkelijke achtergevels binnen een afstand van 20 meter liggen;
      • wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 20 meter van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels.
    • 3. de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 meter tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden;

dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  • r. dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlakworden opgericht, mits:
    • 1. de dakkapel een maximale hoogte heeft van 1,5 meter.
    • 2. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    • 3. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 4. de dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij:
      • de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 meter en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
      • de hoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 meter + de afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de dakvoet met een maximale hoogte van 2 meter;
    • 5. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 6. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 meter bedraagt.
    • 7. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  • s. dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
    • 1. de dakkapel een maximale hoogte heeft van 1,5 meter;
    • 2. de dakkapel is voorzien van een plat dak;
    • 3. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
    • 4. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 5. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 6. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 meter bedraagt;
    • 7. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt;
    • 8. een dakkapel mag in of binnen 0,5 meter van de dakvoet geplaatst worden, indien deze dakkapel een maximale breedte heeft van 1,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van de breedte van het dakvlak;

dakterras

  • t. Een dakterras of toegankelijke daktuin is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
    • 2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten.
    • 3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,8 meter en niet dieper dan 1,5 meter
    • 4. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 meter gemeten vanuit de achtergevel;
    • 5. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 meter;
    • 6. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub n en o voor een andere dakvorm, mits deze verandering een herstel of verbetering van het historisch daklandschap betreft;
  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub r tot en met s en een ontheffing verlenen voor een dakkapel aan de voor- en achterzijde die in of binnen 0,5 meter van de daknok geplaatst wordt;
  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub r tot en met s en een ontheffing verlenen voor een dakkapel aan de voor- en achterzijde met een breedte die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub r tot en met s en een ontheffing verlenen voor een 'dakkapel met een hellend dakvlak' aan de achterzijde ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte;
  • e. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub r sub 2 en een ontheffing verlenen, mits deze verandering een herstel of verbetering van het historisch daklandschap betreft;
  • f. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub t en een ontheffing verlenen voor een dakterras gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
      • het dakterras van binnenuit wordt ontsloten.
      • de afscheiding op een afstand van minimaal 2 meter van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 meter;
      • de afscheiding op een afstand van minimaal 4 meter van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 meter;
      • de afscheiding aan de achterzijde 2 meter voor de achtergevel wordt geplaatst;
  • g. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub c en toestaan dat gebouwen, worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
      • de gebouwen zijn aangeduid als 'orde 2', 'orde 3' en 'nieuwbouw' op de waarderingskaart ';
  • niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd;
  • de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 11 meter is;
  • de samenvoeging alleen geldt voor de begane grond;
  • de individuele voorgevels van de gebouwen intact blijven;
  • de samenvoeging omkeerbaar is;
  • door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt.

Bij de toepassing van de bovenstaande afwijkingsbevoegheden wordt getoetst of er geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de bezonningssituatie;
  • de privacy van omwonenden;
  • de verkeerssituatie ter plaatse;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.