Plan: | Zomerzone Noord |
---|---|
Plannummer: | BP3080002 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP3080002-0003 |
Bepalend voor de structuur van het oudste deel van de Oude Amsterdamsebuurt, zijn de Herensingel, Amsterdamsevaart en Amsterdamstraat. De smalle straten in deze buurt vormen met elkaar een rechthoekig, roostervormig patroon waarbij de straten evenwijdig aangelegd werden aan Herensingel en Amsterdamsevaart. Die eerste aanzet zou bepalend zijn voor het latere stedenbouwkundig plan van Dumont.
Wanneer de uitbreidingsplannen van Dumont na 1927 daadwerkelijk gestalte krijgen, worden de eerder gerealiseerde delen van de Amsterdamse buurt daarin opgenomen. Dumont voegt daar de zuidelijke strook bebouwing tegen de Zomervaart aan toe en realiseert verder het gebied oostelijk van de Nagtzaamstraat. De waaiervormige aanleg daarvan sluit eerst nog aan op het al bestaande patroon, maar tegelijkertijd vormt met name de Hofdijkstraat met in het verlengde daarvan de Dr. Schaepmanstraat de introductie van een nieuw element dat de daaraan grenzende straten en huizenblokken een meer besloten karakter geeft. De Oude Amsterdamsbuurt en Potgieterbuurt bestaan vooral uit grondgebonden woningen die gegroepeerd staan in gesloten bouwblokken, wat een veel voorkomende bebouwingsvorm is in de oude buurten. Het karakter van de beide wijken is steenachtig door het bijna overal ontbreken van voortuinen en schaarse boombeplanting. Op sommige plekken zijn de woonstraten verbijzonderd tot hofje of plein.
Belangrijke stadsvernieuwingsprojecten in de 20ste eeuw hebben het steden- bouwkundig grid van Dumont vrijwel ongemoeid gelaten. Gaandeweg de jaren '30 verandert het stedenbouwkundig patroon in de van Zeggelenbuurt steeds meer. Straten worden breder en qua loop gevarieerder. Met pleintjes, rechte straten, maar ook halfronde en kronkelende straten. Oostelijk van de van Zeggelenstraat komen straten haaks te staan op het stratenpatroon dat er tot dan toe lag.
De Prins Bernhardlaan vormt de fysieke scheiding tussen de vooroorlogse buurten en de naoorlogse buurten. Deze weg vormt de hoofdontsluiting van Parkwijk. Met deze stadsuitbreiding kwam de eerste buurt aan de oostzijde van de stad tot stand na de Tweede Wereldoorlog. Goed herkenbaar in Parkwijk zijn de opvattingen van het Nieuwe Bouwen: het realiseren van licht, lucht en ruimte in de woonwijk. Typerend is de strokenbouw met portiekflats. Op kleine schaal had deze manier van bouwen in de van Zeggelenbuurt al z'n intrede gedaan. Het is een typische jaren '60 wijk geworden, ruim van opzet en veel (kijk)groen. Ook het winkelcentrum is een typisch product van zijn tijd. Winkels in een omloop, met flats erboven.
In tegenstelling tot de vooroorlogse buurten, lijkt de noordrand van Parkwijk met zijn bebouwing en stedenbouwkundige invulling het contact met de Amsterdamsevaart te mijden. Deels is dat in Parkwijk bepaald door de historisch gegroeide situatie hier van de Joodse begraafplaats. Een andere reden is het tracé van de voormalige spoorlijn naar Hoofddorp en Aalsmeer met aan de Amsterdamsevaart nog het markante voormalige stationsgebouw. De isolatie van de Amsterdamsevaart krijgt een vervolg bij de aangrenzende wijk Zuiderpolder.
In tegenstelling tot Parkwijk volgt het stedenbouwkundig grid van Zuiderpolder wél enigszins de onderliggende structuur van het landschap, zoals we dat grotendeels onbebouwd nog in de omgeving van het Liewegje zien. Bij het ontwerp van de Zuiderpolder viel de keus op een L-vormig model. Hierbij speelde o.a. de handhaving van bestaande landschappelijke elementen, de aansluiting op de voorzieningen van Parkwijk, de realiseerbaarheid van een station Haarlem-Oost met toch een voldoende programma een belangrijke rol. Er ontstond een koppeling met de omliggende weilanden, doordat een uitloper daarvan tot in het centrum van de buurt doordringt. De woontoren van architect Lucien Kroll vormt het architectonisch accent dat de Zuiderpolder aan de zuidrand afsluit. De kantoor- en bedrijfsbebouwing bij het nieuwe station Spaarnwoude heeft weinig relatie met de rest van Zuiderpolder.
Openbare inrichting
In de maten van de openbare inrichting is ook duidelijk een onderscheid te maken tussen vooroorlogs en naoorlogs, waarbij het naoorlogse deel ruimtelijker is in opzet. De wegprofielen zijn in het naoorlogs deel in het algemeen breder en ook is er meer ruimte gemaakt voor openbaar groen ten opzichte van het westelijk deel van het plangebied.
Verkeer
De hoofdontsluitingsroutes liggen langs de noordrand en door het midden van het plangebied, via de Prins Bernhardlaan en de Amsterdamsevaart. De Prins Bernhardlaan en Amsterdamsevaart (ten westen van Prins Bernhardlaan) zijn gebiedsontsluitingswegen type A resp. B 50 km/uur. De Amsterdamsevaart (ten oosten van Prins Bernhardlaan) is een gebiedsontsluitingsweg 70 km/uur.
In het gebied zelf liggen alleen buurtontsluitingswegen. De enige verbinding met het buitengebied is een fietspad naar het Liewegje.
Water
Langs de noordkant van het plangebied loopt de Amsterdamsevaart. Deze loopt langs de weg van Haarlem naar Amsterdam. De Amsterdamsevaart doorkruist de Liede en verbindt deze (deels d.m.v. een lange duiker) met de Herensingel en het Spaarne. De Zomervaart loopt langs de zuidkant van het plangebied en verbindt het Spaarne met de waterpartij in het Reinaldapark. Via de Fuikvaart wordt ook deze watergang met de Liede verbonden. In de wijk Zuiderpolder is water als structurerend maar onbevaarbaar element geïntroduceerd. Door en langs de wijk lopen meerdere watergangen.
Groen
De vooroorlogse buurten hebben relatief weinig stedelijk groen. De belangrijkste groene zones liggen langs de Zomervaart. Parkwijk heeft een ruimtelijk karakter met veel groen, met veel plantsoenen, privé-tuinen en met bomen, struiken en gras beplante openbare ruimtes. Zuiderpolder grenst aan de oost- en zuidzijde aan een het polderlandschap. De hoofdbomenstructuur in het plangebied bestaat uit de Amsterdamsevaart, de Prins Bernhardlaan, het Meerspoorpad en de bomen langs de Zomervaart.