direct naar inhoud van 2.1 Historische schets
Plan: Zomerzone Noord
Plannummer: BP3080002
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP3080002-0003

2.1 Historische schets

Prestedelijke ontwikkeling

Dit gebied tussen de Zomervaart en de Amsterdamse Trekvaart maakte deel uit van het grotere veengebied tussen het Spaarne en het Haarlemmer Meer. Hoewel dit gebied al ver voor onze jaartelling bewoning en gebruik kende, vindt de eigenlijke ontginning van het veen plaats in de 9de en 10de eeuw. Met een stelsel van waterlopen wordt het overtallige water dan afgevoerd naar bestaande waterlopen en rivieren. In dit geval zijn dat het Spaarne en de Liede. De belangrijkste waterloop was de verbinding tussen die twee: de Zomervaart en in het verlengde daarvan de Fuikvaart.

De oorspronkelijke verkaveling met een regelmatig patroon van sloten is nog enigszins herkenbaar in de buurt van het Liewegje, de niet verstedelijkte oostrand van dit gebied.

De ontginning van het veen had echter tot gevolg dat de bodem sterk ging inklinken en dat het noodzakelijk werd om het waterpeil kunstmatig op peil te houden met molens en lage dijken. Dit veenontginningsgebied werd – zoals ook de aangrenzende gebieden – een veenpolder. Vanaf het midden van de 15deeeuw ontstaat er dan een stelsel van polders tussen het Spaarne en het Haarlemmer Meer. Met het graven van de Amsterdamse Trekvaart in 1631-1632 krijgt dit gebied dan steeds meer zijn huidige contouren: ten noorden van de Trekvaart de Veerpolder en ten zuiden daarvan de Zuiderpolder.

Het gebruik is voornamelijk als landbouwgrond. Alleen in het meest westelijk deel van de Zuiderpolder direct grenzend aan de stadsommuring is er al in een vroeg stadium sprake van een ontwikkeling die bepaald werd door de nabijheid van de stad. Daar zijn enkele siertuinen te vinden, scheepswerven, een vuilstortplaats, een 'neeringhrijcke cleerbleeckerije' en het volksschuitenveerhuis met de bijbehorende stallen voor de trekpaarden. Verder kende de Zuiderpolder een tiental boerderijen en enkele molens. Ter plaatse van het huidige Nagtzaamplein stond de molen 'De Bul' en ter hoogte van de Staringstraat stond de molen 'De Koe'. Dan was er ook nog 'De Stadsmolen', later 'Het Kalff' genoemd, in de bocht van de Zomervaart, waar nu het Oosterkerkcentrum is.

Een naam van betekenis was verder het 'Huijs Rustenburgh', een boerenhuis annex herberg ter hoogte van de huidige H.J. Schimmelstraat, gebouwd in 1572-1573 vlak na het beleg van Haarlem op de plek waar de Spanjaarden een belangrijke verdedigingsschans hadden. Jarenlang werd de Zomervaart ook Rustenburgenvaart genoemd.

De belangrijkste bebouwingsconcentratie bevond zich in de zuidwesthoek van de Zuiderpolder, vlakbij de Schalkwijker Poort. Met onder andere een herberg, die tot voor kort nog een opvolger kende met café De Gedienstige Boer aan de Schalkwijkerstraat, en een groepering van woningen, bekend als het Bullehofje, ter plaatse van de huidige Haarlemmermeerstraat. De sterk vooruitspringende rooilijn van de bestaande bebouwing aan de Herensingel verraadt nog altijd die oudere aanleg.

De polder bleef lange tijd een agrarisch gebied. Hoe dunbevolkt de Zuiderpolder was blijkt uit de volkstelling van 1829. Het Haarlemse deel van de polder herbergde toen veertien (boeren)woningen en 96 inwoners. Onder invloed van de toenemende industrialisatie in de 2e helft van de negentiende eeuw, neemt het inwonertal van Haarlem sterk toe. Er ontstaat behoefte aan goedkope arbeiderswoningen. De overheid liet het in eerste instantie aan het particuliere initiatief over om plannen te ontwikkelen. Vanaf 1880 begonnen particulieren terreinen op te kopen ten oosten van de Amsterdamse Poort om woningen te bouwen. Dit was het begin van wat later de Oude Amsterdamsebuurt zou gaan heten. En het was tevens het begin van de bebouwing van het gebied dat de gemeente Haarlem als Zomerzone-Noord betitelt. Het oostelijk gedeelte, vanaf wat nu de van Zeggelenbuurt heet, ligt op grondgebied dat tot 1927 en 1963 de gemeente Haarlemmerliede toebehoorde.

Stedelijke Ontwikkeling

Het plangebied bestaat uit verschillende buurten uit verschillende bouwperioden. Ten westen van de Prins Bernhardlaan ligt de Amsterdamse Buurt waarbinnen onderscheid gemaakt wordt tussen de Oude Amsterdamsebuurt, Potgieterbuurt en van Zeggelenbuurt. Dicht bij de Amsterdamse Poort verrezen vanaf 1883 de eerste woningen (Hofje van Severijnse). Ook aan de Herensingel, Teylerstraat, Haarlemmerliedestraat, Vooruitgangstraat en Zuiderpolderstraat vond woningbouw plaats. De eerste huizen verschilden nauwelijks van die in de oude stadswijken als de Burgwalbuurt. Ze waren klein en gebrekkig.

In de loop der tijd verplaatsten de bouwactiviteiten zich in oostelijke richting. Tot de eerste wereldoorlog kwam de woningbouw vooral op particulier initiatief tot stand. Mede door de Woningwet komen daarna veel meer woningen voor rekening van woningbouwverenigingen. Vooral in de eerste jaren na 1920 gaat de woningbouw met sprongen vooruit. In 1927 was het gebied van de huidige Oude Amsterdamsebuurt en Potgieterbuurt op enkele restpercelen na volgebouwd. De uitbouw vindt verder plaats via de van Zeggelenbuurt in de eerste helft van de jaren '30 van de 20e eeuw. Behalve de ruimere stedenbouwkundige en minder stenige opzet kreeg ook de woningbouw gaandeweg een royaler gezicht. Door het uitbreken van de tweede wereldoorlog kwam de uitbouw in 1939 voorlopig tot stilstand.

Met de eerste huizenblokken arriveerden de eerste winkeliers. Zij vestigden zich verspreid door de buurt, meestal in hoekpanden. Aanvankelijk kende de Amsterdamse Buurt geen echte winkelstraat. Pas halverwege de jaren '20 van de vorige eeuw en met name na de tweede wereldoorlog begon de Amsterdamstraat tot winkelgebied uit te groeien. Buiten de winkels kwamen er in de Amsterdamse Buurt ook andere voorzieningen zoals café's, scholen en kerken.

Een bombardement in april 1943 bracht aanzienlijke schade met zich mee. Het verhelpen van de oorlogsschade verkreeg prioriteit in de naoorlogse periode. Begin jaren '50 van de vorige eeuw kwam de uitbouw van de van Zeggelenbuurt weer op gang. De woningbouwprojecten werden steeds grootschaliger. Vooral woningbouwverenigingen en beleggingsmaatschappijen brachten de woningbouw weer op gang. Waar voor de oorlog in overwegende mate eengezinswoningen werden gebouwd, werden nu de portiekflats beeldbepalend. Als typische woonbuurt herbergt de van Zeggelenbuurt nauwelijks concentraties van bedrijvigheid. Een uitzondering vormt het stripje bedrijfsunits aan het Geertruida Carelsenpad uit 1961. De voorzieningen concentreerden zich rond het van Zeggelenplein, aan de oostkant van de buurt. Ten zuiden daarvan werd plaats ingeruimd voor het sportveld van DSK. Midden jaren '60 verscheen op de hoek Prins Bernhardlaan/Amsterdamsevaart nog een kantoortoren. Bouwactiviteiten vonden daarna nog plaats aan de oostkant van de Zomerkade. Vanaf de jaren '70 van de vorige eeuw is onder invloed van de stadsvernieuwing veel oude bebouwing vervangen of gerenoveerd in de Amsterdamse Buurt. De buurt kreeg een nog sterkere woonfunctie waarbij veel bedrijven die niet pasten in het woonmilieu uit de buurt verdwenen. De bebouwing op de kop van de Amsterdamse Buurt bij de Amsterdamse Poort onderging in 1985-1987 een vernieuwing waar woningen, winkels en bedrijven in geïntegreerd werden. Vanaf 1995 heeft structurele aanpak plaatsgevonden van funderingsproblemen in de Oude Amsterdamsebuurt en Potgieterbuurt. Dat heeft geleid tot een aantal compleet vernieuwde straten.

Eind jaren '50 en begin jaren '60 krijgt Parkwijk gestalte. De wijk werd opgezet als zelfstandige eenheid. Dit komt naar voren in het vrij complete voorzieningenniveau. Typerend is de scherpe scheiding tussen woon- en niet-woonfuncties. Het woningbestand bestaat voor tweederde uit etagewoningen en voor éénderde uit eengezinswoningen. Latere ontwikkelingen zijn de torenflats aan de Leonard Springerlaan en het inmiddels al weer vervangen Reinaldahuis langs de Prins Bernhardlaan.

De Zuiderpolder, gebouwd tussen 1986 en 1992, is Haarlems laatste substantiële stadsuitbreiding. Het eindresultaat is een zeer gedifferentieerde bebouwing. Bijna 60% is eengezinswoningen en 34% flatwoningen met daarbinnen weer allerlei differentiaties waarbij ook ruimte was voor zelfbouw experimenten. De Zuiderpolder heeft vrijwel uitsluitend een woonfunctie. Alleen in het middengebied bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen. De komst in 1997 van het station Haarlem-Spaarnwoude, effende het pad voor de ontwikkeling van kantoren aan de noordkant van de Zuiderpolder. De vestiging van een nieuw voetbalstadion in het gebied ten oosten van dit station is van de baan.

Van heel recent zijn de nieuwe woningbouwontwikkelingen op het voormalig terrein van de technische school tussen de Berlagelaan en Amsterdamsevaart, ook bekend onder de naam Haarlemse school, en aan de Prins Bernhardlaan langs het DSK-terrein.