Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp    

Toelichting     

Hoofdstuk 1 INLEIDING     

verplicht

Afbeelding 1.1: Ligging van het bestemmingsplangebied

1.1 Bestemmingsplan     

Het bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan. De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels. De toelichting, tenslotte, is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin staan het doel van het bestemmingsplan en de toekomstige ontwikkeling van het gebied. De toelichting gaat in op onderwerpen die voor die ontwikkeling van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur, de uitvoerbaarheid van het plan en relevante milieuaspecten. Alleen de verbeelding in combinatie met de regels zijn juridisch bindend. Volgens bestendige rechtspraak van de Raad van State komt aan de toelichting namelijk geen juridisch bindende betekenis toe.

1.2 Begrenzing van het plangebied     

Het plangebied van bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp ligt in de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van 35,5 ha. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Leidsevaart, aan de noordzijde door de Prins Hendrikstraat, Keizerstraat, Barrevoetstraat, Botermarkt, Verwulft en de Gedempte Oude Gracht, aan de oostzijde door het Spaarne en de Turfmarkt en aan de zuidzijde door de Kamper- en Gasthuissingel en Raamvest.

verplicht

Afbeelding 1.2 Het bestemmingsplangebied

1.3 Aanleiding tot actualisering van het bestemmingsplan     

De huidige bestemmingsplannen die vervangen worden zijn allebei rond de 10 jaar geleden vastgesteld. Op basis van de in de Wro vastgelegde actualisatieverplichting dient het bestemmingsplan voor Heiliglanden/ de Kamp uiterlijk 22 mei 2018 te worden geactualiseerd middels een vaststelling door de raad. Het voorheen geldende bestemmingsplan voor Vijfhoek diende vóór 5 februari 2017 geactualiseerd te worden. Ter voorkoming van mogelijke legesderving heeft de raad op 26 januari 2017 vooruitlopend op een geactualiseerd bestemmingsplan een beheersverordening voor Vijfhoek vastgesteld, waarin de bestaande planologische situatie uit het bestemmingsplan Vijfhoek wordt geconsolideerd en waarmee legesheffing zeker is gesteld voor diensten die verband houden met het bestemmingsplan.

1.4 Doel van het bestemmingsplan     

  • Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp is het opstellen van een actueel planologisch - juridisch kader, waarbinnen de bestaande planologische situatie adequaat wordt geregeld. Het consoliderende karakter van het plan heeft gestalte gekregen door de gedetailleerde bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur en voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden.
  • Het tweede doel van het bestemmingsplan is de bescherming van het beschermde stadsgezicht.
  • Het derde doel van het bestemmingsplan is aan te geven waar (in beperkte mate) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing, zonder dat daarvoor het bestemmingsplan behoeft te worden aangepast.

1.5 Geldende planologische regelingen     

Binnen het plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp gelden de volgende bestemmingsplannen/ beheersverordening.

Naam van het plan Vastgesteld Goedgekeurd
Vijfhoek (beheersverordening) 26 -01-2017
Heiliglanden - de Kamp 22-05-2008 13-01-2009
Facetbestemmingsplan Archeologie 02-07-2009 21-08-2009

Tabel 1 Vigerende bestemmingsplannen op moment van opstellen bestemmingsplan.

Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp zullen de in tabel 1 genoemde plannen, voor het deel dat ligt binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen.

Afwijkende bouwmogelijkheden, zoals die op basis van afgeronde vrijstellings- of ontheffingsprocedures, projectbesluiten en omgevingsvergunningen mogelijk zijn gemaakt zijn ook in dit bestemmingsplan overgenomen.

Sinds 5 december 1990 zijn delen van het plangebied aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in het bestemmingsplan moet worden beschermd (op basis van destijds artikel 36 van de Monumentenwet). Het beschermde stadsgezicht is door middel van een toegesneden regeling in artikel 18 van de regels in combinatie met de verbeelding in het nieuwe bestemmingsplan ingepast.

1.6 Bestemmingsplanprocedure     

Het bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp doorloopt de wettelijke procedure. Het concept ontwerpbestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. Tevens is in het kader van participatie overleg gevoerd met de betrokken wijkraden in het plangebied. Dit zijn de wijkraden Vijfhoek-Raaks -Doelen en Heiliglanden - De Kamp. De gemaakte opmerkingen van de wijkraden en de reacties naar aanleiding van het wettelijke vooroverleg, zijn betrokken bij het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan Vijfhoek/Heiliglanden - de Kamp.

Vervolgens geeft het college van Burgemeester en Wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrij voor tervisielegging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie wordt het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd kunnen door eenieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente organiseert in deze periode een informatiebijeenkomst waarin het bestemmingsplan wordt toegelicht.

Na verwerking van de zienswijzen en mogelijke ambtelijke aanpassingen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.

Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.

1.7 Leeswijzer plantoelichting     

Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door eerst in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard.

In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue.

Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende onderzoeken. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het uitvoeren van onderzoeken en het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig artikel 3.1.6 Bro.

In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied beschreven waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen.

In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting wordt gegeven op de planregels, bedrijvenlijst, verbeelding, en de regeling voor bebouwing.

In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en worden de uitkomsten van overleg toegelicht. De resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn opgenomen in paragraaf 7.2.1.

Hoofdstuk 2 BESCHRIJVING BESTAANDE SITUATIE     

2.1 Korte historische schets     

In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en functionele structuur. Projecten die al in uitvoering zijn worden in dit hoofdstuk meegenomen bij de beschrijving van de huidige situatie.

2.1.1 Vijfhoek     

De Vijfhoek ontleent haar naam aan de samenloop van vijf straten, de eigenlijke Vijfhoek, namelijk de Breestraat, Lange Bogaardstraat, Drapenierstraat, Wolstraat en Lange Raamstraat, Pas met de uitleg van de stad Haarlem in het begin van de 15e eeuw werd de Vijfhoek binnen de bescherming van de stadsmuur gebracht.

Het gebied bleef lange tijd zijn open karakter behouden. Een groot deel ervan was in de 16e eeuw namelijk in gebruik door de lakenindustrie. Ook kwamen in deze periode nog boomgaarden in de Vijfhoek voor. Veelal behoorden deze bij de kloosters, maar ook waren er boomgaarden in eigendom bij burgers uit de stad. Tot de 17e eeuw bleef de Vijfhoek ruim van opzet.

In 1576 werd Haarlem door een verschrikkelijke brand geteisterd. Ook een groot deel van de bebouwing in de Vijfhoek werd hierdoor verwoest. Met de wederopbouw bleef het middeleeuwse karakter van het stratenpatroon in de binnenstad grotendeels gehandhaafd. Om de bevolkingsgroei in 1622 op te vangen werden alle open terreinen bebouwd. Door de bebouwing van de open plekken wijzigde het westelijke deel van de Vijfhoek drastisch. Het landelijke karakter verdween. Het stratenpatroon is hier opvallend regelmatig. Vele rechthoekige bouwblokken zijn te onderscheiden en er ontstonden ook nieuwe verbindingen. Het grootste planmatige project was de stratenaanleg van Jacob van Campen. De bedoeling was de Nieuwe Kerk indirect te verbinden met de Grote Houtstraat. De aanleg van dit plan bleef beperkt en alleen de Kerkstraat werd gerealiseerd.

De in 1657 gegraven Leidse Vaart bood extra mogelijkheden voor dit gebied ten aanzien van de export. Echter, na de bloeiperiode van de 17e eeuw ging het met de Haarlemse textielnijverheid bergafwaarts. De Haarlemse laken-, wol- en linnennijverheid werd vanouds als huisvlijt bedreven. Toen men in Engeland en Frankrijk in de 18e eeuw overging op machinale textielverwerking, bleef men in Haarlem op de traditionele wijze werken. Doordat de buitenlandse fabrieken sneller en goedkoper konden leveren was het Haarlemse product ten dode opgeschreven.

Naast de economische achteruitgang liep ook het inwonertal snel terug. Veel huizen kwamen leeg te staan en vervielen. Tussen 1734 en 1807 werden in verschillende stadswijken meer dan 1200 huizen gesloopt.

De Vijfhoek heeft, vergeleken met de stadsplattegrond van 1628 van Pieter Saenredam, in het begin van de 19e eeuw een groot aantal open terreinen. Ten westen van de Raamgracht is vrijwel alle bebouwing verdwenen. Zo ook tussen de Raamgracht en de Korte- en Lange Lakenstraat en ten zuiden van de Nieuwe Raamstraat en het Nieuwe Kerksplein.

In 1830 vestigde zich op het zgn. muizenveld (tussen de Leidsevaart en de Singel, nu Wilhelminastraat) het bedrijf van de Engelsman Wilson. Het besluit van de gemeenteraad in 1872, dat het lozen van vuil fabriekswater in de stadssingel verbood, had als gevolg dat de fabriek werd gesloten en deels afgebroken.

Tegen het einde van de 19e eeuw verbeterde de Haarlemse economische situatie en groeide het inwonertal. Ten gevolge van de geplande stadsuitbreiding werd met Wilson in 1879 een akkoord getroffen om de resten van de fabriek te slopen. Deze uitbreiding had het ontstaan van de Wilhelminastraat als gevolg doordat de Singelgracht werd gedempt (1881).

Als stimulans voor de opbloei van deze hoek van de stad verrezen aan weerszijden van deze nieuwe ader aanzienlijke behuizing en een aantal planmatig aangelegde straten. Ook ontstond in deze periode het Wilsonsplein als groen plein aangehaakt aan de groenzone van de Raamvest en begrensd door de Leidsevaart. Na de bouw van de Schouwburg aan de Oranjekade/Raamvest in 1914-1918 kreeg het Wilsonplein zijn huidige vorm.

Echter, niet alleen de Singelgracht werd gedempt. Reeds eerder was de vervuiling en de stank van de grachten de aanleiding voor het gemeentebestuur om deze te laten dempen. In de Vijfhoek werden in 1860-1861 de Voldersgracht, de Raamgracht en de Zijdegracht (nu Sophiaplein) gedempt.

Pas tegen het eind van de 19e eeuw kwam er verbetering in de bestaansmogelijkheden in dit gedeelte van de stad. In de periode van circa 1880 tot circa 1920 werd veel van de nog resterende 17e en 18e eeuwse bebouwing gesloopt en door nieuwbouw vervangen. Er werd per pand gebouwd en het ontwerp was steeds afkomstig van een andere meestertimmerman of kleine aannemer. Hierdoor kwam een afwisseling in de bebouwing tot stand. Deze huizen waren in de regel gering van afmeting. Het kleinschalige karakter is in de Vijfhoek goed bewaard gebleven. Vooral in het middengebied is dat nog goed waarneembaar.

2.1.2 Heiliglanden - de Kamp     

De noordelijke bestemmingsplangrens, de voormalige Oude Gracht, was tot in de tweede helft van de 14e eeuw de zuidelijke verdedigingsgrens van Haarlem. De Heiliglanden en de Kamp komen in die tijd binnen de stadsmuren te liggen. Deze nieuwe zuidelijke verdedigingsgrens wordt aanvankelijk de Zuidgracht genoemd, later Buitensingel of Stadssingel en tegenwoordig Kampersingel, Gasthuissingel en Raamsingel.

De buurten de Heiliglanden en De Kamp worden gescheiden door de Kleine Houtstraat. Deze straat loopt langs de oostkant van de strandwal en fungeerde tevens als terpendijk langs het Spaarne. Waar nu De Kamp ligt bevond zich onbeschermd buitendijks oevergebied dat bij tijden onderliep en dan weer droogviel. De Kamp dankt zijn naam aan de afgebakende stukken land of omheinde stukken land, een zogeheten 'campkijn'. Dit betreft een stuk onbebouwd landelijk gebied.

Het Heiligland heeft vermoedelijk zijn naam verkregen naar de Heren van Sint Jan die er land bezaten. Zij verpachten er hofsteden of verwierven er nieuwe bezittingen. Een andere mogelijkheid kan worden herleid uit een akte uit 1315. Het betreft een oorkonde waarin de heer Jacob, bisschop van Zuda, en de broeders van Sint-Jan de helft van het Trudenkamp kopen. Interessant is de passage in de akte dat het perceel zal toebehoren aan het Heilige Land van overzee. Ofwel de opbrengst van het perceel moest ten goede komen aan de bevordering van de christelijke zaak in het Heilige Land. Onbekend is echter waar het Trudenkamp precies gesitueerd was. Anderen relateren de naamgeving met de aanwezigheid van het Minderbroedersklooster. Dit werd gesticht in 1456.

De bebouwings- en bewoningsontwikkeling van de twee wijken zijn vergelijkbaar. Het waren geen rijkeluisbuurten. Er woonden ambachtslieden, kleine neringdoenden en dagloners. Aanvankelijk woonden er nog wat boeren in het gebied en waren er ook de nodige kerkelijke instellingen te vinden. In de kloosters werd onderwijs gegeven, er was zieken- en armenzorg, er bevond zich een oude mannenhuis, er waren weeshuizen, soepkeukens, hofjes en huisjes voor oude vrouwen.

Tijdens het Haarlems Beleg (1572-1573) heeft de stad veel schade geleden. Daarnaast verrichtte de grote brand in 1576 verwoesting aan in de stad. Ook veel huizen in De Kamp en De Heiliglanden ontkwamen niet aan het vuur. Het Elisabeth Gasthuis, gesitueerd aan het Verwulft, ging door de grote stadsbrand verloren. Even na 1581 kreeg het de gebouwen van het voormalige Minderbroedersklooster aan het Groot Heiliglanden toegewezen.

Na de brand werd gezocht naar methoden om dergelijke rampen in de toekomst te voorkomen. Eén van de maatregelen was dat er in de binnenstad geen rietendaken meer mochten worden aangebracht en er harde daken moesten komen van gebakken pannen of leien. Bovendien werden steeds meer houten huizen vervangen door stenen. Dit werd mogelijk door de toenemende welvaart in de Gouden Eeuw.

Ten tijde van de industriële revolutie woonden er in de Heiliglanden en De Kamp dag- en stukloonwerkers, manufactuur- en industriearbeiders evenals kleine middenstanders. Bronnen uit de 18e en 19e eeuw vermelden behoorlijk hoge aantallen steungezinnen, werklozen en andere armlastigen. Vooral De Kamp kreeg in die tijd een slechte naam vanwege prostitutie, dronkenschappen en vechtpartijen. Vanwege die slechte naam kreeg een aantal straten een andere naam: De Voorkamp (De Witstraat), De Achterkamp (Essenstraat), De Kampbreesteeg (Burretstraat) en de Kamperstreeg (De Haasstraat).

In 1853/1854 wordt de oude stadsmuur in dit gebied afgebroken en krijgen de Kampervest en de Gasthuisvest een meer open karakter. In 1859 wordt de Oude Gracht gedempt voornamelijk vanwege de stankoverlast die sterk verergert nadat het spuien van de gracht bemoeilijkt wordt door de drooglegging van de Haarlemmermeer in 1852/1853.

verplicht

Afbeelding 2.1: historische plattegrond

2.2 Beschermd stadsgezicht     

Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Dat betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex art 36 van de Monumentenwet).

Voor het beschermd stadsgezicht is destijds overwogen:

"dat de ontstaansgeschiedenis van Haarlem en de Haarlemmerhout op de strandwal aan het Spaarne in het stratenpatroon herkenbaar bewaard is gebleven, dat de ruimtelijke ontwikkeling grotendeels binnen de structuur en schaal van de begin 17e eeuwse stad heeft plaatsgevonden, dat het bebouwingsbeeld in grote delen van de oude stad nog zeer samenhangend en waardevol is en dat het gebied mitsdien een beeld oplevert dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid en zijn ruimtelijke structurele samenhang".

Het gehele plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp ligt binnen het gebied dat onder nummer 5302 is aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Volgens het aanwijzingsbesluit hebben de volgende specifieke waardes aanleiding gegeven tot die aanwijzing:

  1. De betekenis van het Verwulft als overkluizing tussen de twee takken van de belangrijkste noord-zuid straat is ten gevolge van demping en herprofilering minder herkenbaar, maar blijkt nog altijd uit de duidelijk hogere ligging ten opzichte van de oude gracht. (pag. 15 aanwijzingsbesluit);
  2. De Wilhelminastraat ontleent haar belang als laat negentiende-eeuwse aanleg op de ter plaatse gedempte stadsvest aan het tamelijk eenduidige, voorname karakter van de bebouwing. (pag. 15 aanwijzingsbesluit);
  3. Het beloop van de meeste straten is door de ligging op de strandwal weinig strak. Typerend voor het karakter van de straten in dit deel van de stad zijn de vele kleine richtingveranderingen en lichte krommingen. Op enkele plaatsen (Kleine Houtstraat, Gierstraat) komen sterkere bochten voor. (pag. 15 aanwijzingsbesluit);
  4. Alleen in de Vijfhoek, waar het stratenpatroon sinds de zeventiende eeuw strakker en de verkaveling iets dichter is dan de rest van de oude stad op de westelijke Spaarneoever, is het verschil tussen hoofdstraten en zijstraten gering en komt een aantal kruisende routes voor. (pag. 15 aanwijzingsbesluit);
  5. De pleinruimten die de stad rijk is zijn alle gelegen in de oude stad op de westelijke Spaarneoever. Naast de centrale stedelijke ruimte, die plaats bood aan een aantal marktfuncties, zijn dat de Nieuwe Groenmarkt, bijna een brede straat, en de Botermarkt, aan het eind van de zestiende eeuw aangelegd op de plaats van een voormalig kerkhof en verder twee kerkpleinen, het Begijnehof en het Nieuwekerksplein. De kerk op beide kerkpleinen is zeer excentrisch gelegen. (pag. 16 aanwijzingsbesluit);
  6. Bij de als centraalbouw ontworpen Nieuwkerk is een zekere spanning aanwezig tussen de strakke op symmetrie gerichte opbouw van de kerk en de uiteindelijke ontwikkelde pleinruimte. Aan de oostzijde van de kerk is met de aanleg van de Kerkstraat duidelijker ingespeeld op de architectuur van de kerk. De schaal van de bebouwing aan beide pleinen is klein, vooral aan het Begijnhof. (pag. 16 aanwijzingsbesluit);
  7. De Gedempte Oude Gracht ontleent zijn huidige waarde vooral aan het karakter van de bebouwing erlangs en aan zijn gebogen verloop. De schaal van deze gracht is vooral sinds het kappen van de bomenrijen sterk vergroot;
  8. Zeer bijzonder zijn de poorten in de Heiliglanden, waar de smalle zijstraatjes in enkele gevallen aan een van de uiteinden overbouwd zijn;
  9. Verspreid in de stad is een groot aantal hofjes gelegen, alle op de westelijke Spaarneoever, met een duidelijke concentratie ten westen en zuiden van de Gedempte Oude Gracht-Nassaulaan. De hofjes zijn zeer verschillend van afmeting en variëren van zeer eenvoudig tot rijk van opzet. Kenmerkend voor de hofjes is de grote beslotenheid van de ombouwde hof, de uniformiteit in architectonisch opzicht, soms met een enkele dominant in de vorm van een entreegebouw of regentenkamer en de duidelijke inrichting van het hof, waarvan de aanleg met bestrating en beplanting en in een aantal gevallen een centraal element, zoals een pomp over het algemeen van bijzondere ruimtelijke waarde is.

M.b.t. het bebouwingskarakter:

  1. De panden staan over het algemeen haaks op de straat, de verkaveling draait met de bochten in de straat mee;
  2. De bebouwing in de oude stad bestaat in hoofdzaak uit smalle panden met een breedte van vier tot zes meter. Langs delen van belangrijker straten in de stad (Grote Houtstraat, Gedempte Oude Gracht) en langs het grootste deel van het Spaarne is dit tot acht meter. (pag. 20 aanwijzingsbesluit);
  3. In de noordelijke uitleg en in de uit de negentiende eeuw daterende binnenstadsdelen komen overheersend langskappen voor. Dat geldt ook voor een wijk als de Vijfhoek, waarvan niet onaanzienlijke delen door de achteruitgang van de stad in de achttiende eeuw verpauperd en in de negentiende eeuw vervangen zijn. (pag. 21 aanwijzingsbesluit);
  4. Uitzonderlijke elementen in de oudere bebouwing zijn de hofjes en de Frans Halshuisjes, een reeks huisjes met identieke trapgevels aan het Groot Heiligland;
  5. In de beide Heiliglanden is de ligging van grotere eenheden in de buitenbocht bij het noordelijke einde van straten zeer bepalend voor het ruimtelijk beeld;
  6. Verspreid in de oude stad komen topgevels voor in diverse typen, waaronder een groot aantal trapgevels en klokgevels. De invloed van de afwisseling van top- en lijstgevels en van het voorkomen van topgevels op zich op het ruimtelijk beeld van de straten is juist door het gebogen beloop daarvan groot. Zeer manifest is dat in de bochten van het Groot en Klein Heiligland en in de sterke bocht in de Kleine Houtstraat.

2.3 Ruimtelijke structuur     

2.3.1 Ligging     

Het bestemmingsplangebied Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp maakt deel uit van de binnenstad.

De ruimtelijke structuur van de Haarlemse binnenstad is voor een belangrijk deel van middeleeuwse oorsprong. Het stratenpatroon is sindsdien nauwelijks gewijzigd. Het ontstaan is nog goed zichtbaar in de stad. De oude strandwal langs het Spaarne is de voornaamste drager van de verstedelijking in het plangebied. Noord-zuid liepen verschillende landwegen over de strandwal. Deze hebben zich in de loop der tijd ontwikkeld tot de kenmerkende gekromde straten, waarvan de Grote Houtstraat de belangrijkste is.

De Vijfhoek ligt naast de strandwal in een oorspronkelijk drassig gebied. De ontstaansgeschiedenis van de Vijfhoek is van latere datum. In het bebouwingspatroon zijn kenmerken van de ontginningswijze nog zichtbaar: smalle kleine bouwblokken en een min of meer orthogonaal stratenpatroon met aanvankelijk ook veel waterlopen. Focuspunt in de buurt is het Nieuwe Kerkplein met de Nieuwkerk.

De westkant van de Vijfhoek heeft zijn bestaande vorm pas gekregen in de 19e eeuw. Ruime rechte bouwblokken gevat tussen brede kaarsrechte straten kenmerken deze ontwikkelingsfase. De ingrepen maakten op hun beurt onderdeel uit van een moderniseringsplan voor de binnenstad. In deze tijd zijn ook de Oude Gracht, de Raamgracht en de Vestinggracht gedempt. Kenmerkend voor deze ontwikkelingsfase is de brede beplante Wilhelminastraat met de Stadsschouwburg op het Wilsonplein.

2.3.2 Bebouwing     

Het bebouwingsbeeld in Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp is uitermate gevarieerd, maar heeft zich grotendeels ontwikkeld binnen de oorspronkelijke bebouwingsschaal. Het gebied is dicht bebouwd, waarbij veel binnenterreinen zijn volgebouwd. Kleinschaligheid en geringe maatvoering karakteriseren de bebouwing. Over het algemeen varieert de bouwhoogte van één tot drie bouwlagen met kap. Langs de historische hoofdstraten, de Gedempte Oude Gracht en Grote Houtstraat is de bebouwing over het algemeen hoger en groter van schaal. Panden bestaan hier meestal uit drie bouwlagen en een kap. Langs de oude stadsranden, de Turfmarkt en de Vesten, komen zo nu en dan ook grote panden voor. In de kleinere straten en stegen bevinden zich de kleinere en soms zeer kleine woningen waar vroeger de textielwerkers woonden. Rond de 19e eeuwse Wilhelminastraat treffen we ook hogere bebouwing met een statig karakter aan.

Afwijkingen in structuur en volume worden gevormd door de grote monumentale bouwwerken en openbare gebouwen,zoals de Egelantier, het Frans Halsmuseum, de huisvesting van het ABC en Historisch Museum in het oude Provinciehuis, de Stadsschouwburg en de Nieuwe Kerk.

Enkele straten met afwijkende bebouwing stammen uit de naoorlogse periode. De stadsvernieuwing in de Witstraat en Lange Hofstraat resulteerde in een nieuwbouw van drie lagen. Een verhaal apart is de parkeergarage de Kamp die praktisch geheel los staat van zijn omgeving.

2.3.3 Wegenstructuur     

In het stratenpatroon op de strandwal is een opvallend patroon waarneembaar. De bredere straten lopen noord-zuid door het plangebied en volgen de kromming van het Spaarne. De noord-zuid georiënteerde straten zijn met elkaar verbonden door smallere straten. In Heiliglanden - de Kamp zijn deze oost-west verbindingen voornamelijk stegen en poorten die niet per auto toegankelijk zijn. Deze oost-west straatjes zijn zonder veel wetmatigheid gepositioneerd en geven het plangebied een intieme sfeer. Aan het stratenpatroon van de Vijfhoek ligt een zekere planmatigheid ten grondslag dat samenhangt de ontwikkeling van het gebied. Hier hebben oost-west en noord-zuid straten de zelfde maat en zijn per auto toegankelijk. Terwijl in de oost-west straten kenmerken zich door de aanwezigheid van bedrijvigheid, ligt in de noord-zuid straten het accent op wonen.

Het plangebied wordt ontsloten door gebiedsontsluitingswegen over de Kampervest, Gasthuisvest, Raamvest, Wilhelminastraat en Gedempte Oude Gracht en Turfmarkt. Veel verkeer maakt gebruik van de Turfmarkt om de binnenstad van Haarlem te bereiken. In 2013 is het plein heringericht, waardoor er meer ruimte is gekomen voor verblijf, (water)recreatie en economische activiteit.

De verkeersstructuur van de Haarlemse binnenstad is zo ingericht dat het doorgaand gemotoriseerd verkeer zoveel mogelijk rond het centrum wordt geleid via de zogenaamde parkeerring. De Wilhelminastraat is de enige in het plangebied gelegen weg die onderdeel uitmaakt van de parkeerring. Parkeergarage de Kamp, in het oosten van het plangebied, is één van de grote openbare binnenstadgarages.

2.3.4 Water- en groenstructuur     

Het groen, water en bomen verfraaien en veraangenamen de stad.

Het plangebied is aan drie kanten omsloten door water. Aan de oostkant ligt het Spaarne dat onderdeel uitmaakt van de Haarlemse recreatieve hoofdstructuur. De Kampersingel, Gasthuissingel en Raamsingel, voorheen de historische zuidkant van de binnenstad, zijn verrijkt met een beplant groentalud. Aan de westkant ligt de Leidsevaart.

Al deze waterlopen zijn beplant met bomen. De bomenrijen maken samen met de bomen op de Gedempte Oude Gracht onderdeel uit van de hoofdbomenstructuur. In het straatbeeld van de binnenstad manifesteren zich her en der grote bomen. Soms op straat maar meestal staan ze op binnenterreinen. Door hun omvang en grootte kleuren ze het aanzien van de binnenstad.

De vorm en functie van groen zijn in hoofdzaak historisch bepaald. Dat verklaart het verschil tussen het groen in het oude middeleeuwse deel en het jongere 19e eeuwse deel van de Haarlemse binnenstad. In het middeleeuwse deel liggen de tuinen verstopt op binnenterreinen en in hofjes. De hofjes vormen de belangrijkste toegankelijke groene plekken. De meest in het oog springende hofjes van het bestemmingsplangebied zijn het Proveniershof en de tuin van het Frans Halsmuseum. De Egelantierstuin is geen hof maar een toegankelijk binnenterrein dat gelijk het grootste groengebied in de Heiliglanden is. In de omgeving van de Wilhelminastraat komt relatief meer groen voor. Aangelegd in de 19e eeuw kent dit stadsdeel de grootste erven. In deze periode werd ook het plantsoen op het Wilsonsplein aangelegd. Ook de voortuinen uit deze periode bepalen het groenere aanzicht.

2.4 Functionele structuur     

Functioneel gezien kent Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp een gevarieerd milieu. De combinatie van functies en de historiciteit oefenen een sterke aantrekkingskracht uit. In deze paragraaf worden de functies en de spreiding ervan beschreven. Bezien vanuit de functies op de begane grond, kan in het plangebied globaal een onderscheid gemaakt worden tussen het kernwinkelgebied waar winkels overheersen, de meer gemengde straten waar diverse functies voorkomen en de meer woonstraten of woonblokken, waar het wonen overheerst.

2.4.1 Het kernwinkelgebied - Centrum     

Het kernwinkelgebied is een gebied met een concentratie van publieksaantrekkende functies. In de hoofdwinkelstraten wordt het beeld sterk bepaald door het landelijk opererende filiaal- en grootwinkelbedrijf. Wonen op de begane grond komt hier niet voor. Rondom de hoofdwinkelstraten bevindt zich een dwaalmilieu met aanloop- en zijstraten, zoals de Gierstraat en Kleine Houtstraat. Ook hier zijn voornamelijk winkels en horecagelegenheden gevestigd. Het onderscheidt zich vaak van de hoofdwinkelstraat door kleinschaligheid, lokaal ondernemerschap, speciaalzaken en ook doordat soms minder sprake is van een aaneengesloten winkelfront. Soms bevinden zich tussen de commerciële functies woonpanden.

Het gebruik en de inrichting van de openbare ruimte is in het kernwinkelgebied voornamelijk gericht op verblijf. Dit houdt in dat er ruimte is voor terrassen, om te winkelen, etc. Tegelijkertijd kunnen delen van de openbare ruimte mede gebruikt worden voor evenementen en (waren)markten. Een groeiend fenomeen in het kernwinkelgebied, dat het recreatieve karakter van het winkelen benadrukt, is de groei van espresso/koffiebars en andere daghoreca die qua openingstijden nauw aansluiten op de winkeltijden. Een overzicht van horecavestigingen is opgenomen in bijlage 6. In het plangebied zijn ook een sexbioscoop en een coffeeshop gevestigd.

2.4.2 Gemengde gebieden     

Buiten het kernwinkelgebied en de binnenstedelijk woonstraten zijn er gebieden die een meer gemengd karakter hebben. Enerzijds vindt men hier een aantal straten met een duidelijk winkelkarakter, zoals de Barrevoetestraat/Keizerstraat in de Vijfhoek. Anderzijds zijn er (delen van) straten waarvan de kwaliteit vooral wordt bepaald door een goede mix van wonen en kleinschalige niet-publieksaantrekkende functies.

In het pand Klein Heiligland 84 is een bedrijfsverzamelgebouw gevestigd met ook allerlei culturele en sociale ondernemingen.

De Wilhelminastraat wordt vooral gekenmerkt door de woonfunctie in combinatie met kantoren. Het gaat hier om grote statige panden die representativiteit uitstralen.

2.4.3 Binnenstedelijk woonmilieu     

Naast het kernwinkelgebied en de gemengde gebieden zijn er in Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp ook een aantal woonstraten of woonblokken aanwezig waar het wonen overheerst, zoals de Witstraat, Raamvest en Oranjekade. Deze gebieden bevinden zich vooral aan de randen van het plangebied. Bijzondere binnenstedelijke woonvormen bevinden zich her en der op binnenterreinen meestal in de traditionele vorm van hofjes.

2.4.4 Maatschappelijke voorzieningen en cultuur     

In het plangebied is een aantal specifieke maatschappelijke- en culturele voorzieningen aanwezig. De meeste aanwezige voorzieningen hebben een bovenwijks karakter.

  • Het plangebied telt twee kerken. De meest monumentale en opvallende kerk is de kerk op het Nieuwe Kerksplein, een ander kerkgebouw bevindt zich aan de Prins Hendrikstraat.
  • Wat betreft kunst- en cultuurvoorzieningen, zijn meerdere locaties van belang. Het plangebied telt twee musea, het Frans Halsmuseum, het Museum Haarlem. De belangrijke culturele voorzieningen zijn de Stadsschouwburg en het architectuurcentrum ABC. Verder zijn er een dansschool, balletstudio en een biljartcentrum gelegen in het plangebied.
  • Wat betreft zorgvoorzieningen is er aan de Wilhelminastraat 27 een gezondheidscentrum gevestigd en is aan het Wilsonsplein een huis van jeugdzorg gevestigd. Verder zijn er verspreid door de buurt diverse praktijken aan huis (o.a. artsen, fysiotherapeuten, pedicuren) gevestigd.
  • Wat betreft welzijnsvoorzieningen zijn er een verenigingsgebouw van "Trou moet Blijcken" en recentelijk het jongerencentrum Flinty's gevestigd in het plangebied. Er is een sociëteit voor alleengaanden gevestigd in de Doelstraat.
  • In de Kleine Houtstraat is een studentenvereniging gevestigd.
  • Er bevinden zich geen basisscholen in het plangebied.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER     

In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke en het rijks- en provinciale ruimtelijk beleid belicht voor zover dat relevant is voor het bestemmingsplan. In dit hoofdstuk worden de beleidskaders belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. Het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van archeologie wordt beschreven in de paragraaf archeologie van hoofdstuk 3. Het rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot water en het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf water van hoofdstuk 3.

3.1 Rijksbeleid     

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Een belangrijk basisprincipe is het leggen van verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het juiste niveau. Rijk, provincie en gemeente zijn verantwoordelijk voor hun eigen belangen. Er is pas sprake van bemoeienis van rijk of provincie met het gemeentelijk ruimtelijk beleid indien dat noodzakelijk is vanwege onderscheiden “nationale”, respectievelijk “provinciale” belangen.

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte     

In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. Het Rijk schetst hierin de ambities voor Nederland in 2040. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Structuurvisies hebben geen bindende werking voor andere overheden dan de overheid die de visie heeft vastgesteld. De nationale belangen uit de structuurvisie die juridische borging vragen, worden daarom geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), de AMvB Ruimte. Deze AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf.

De nationale ruimtelijke belangen omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking, de ontwikkeling van de mainports, het kustfundament, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties met betrekking tot defensiedoeleinden en energieproductie en -voorziening.

Voor onderhavig bestemmingsplan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke “massa” en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen zijn van groot belang. In dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding.

3.1.2 Ladder Duurzame Verstedelijking     

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Het gaat om een nadere motiveringseis die in artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen ten behoeve van een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Bij elke nieuwe stedelijke ontwikkeling moet gemotiveerd worden dat er behoefte is aan deze ontwikkeling. Overheden dienen op grond van het Bro nieuwe stedelijke ontwikkeling standaard te motiveren met behulp van drie opeenvolgende stappen. Deze stappen borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkelingen wordt gekomen. De stappen schrijven geen vooraf bepaald resultaat voor, omdat het optimale resultaat moet worden beoordeeld door het bevoegd gezag dat de regionale en lokale omstandigheden kent. Dit gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke afweging over die ontwikkeling.

De definitie voor een stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1. lid 1 Bro) luidt als volgt: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

In het voorliggende bestemmingsplan is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Bro. De enige meer grootschalige ontwikkeling die met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is de herontwikkeling van de Egelantier, waarvoor in het vigerende bestemmingsplan Heiliglanden- De Kamp reeds een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen.

Voor de vraag of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro van belang is of het gaat om een nieuwe planologische ontwikkeling. Daarbij is het niet van belang of per saldo de omvang van de betreffende functie zal toenemen of niet. Van een nieuwe planologische ontwikkeling is geen sprake bij een continuering van bestaande planologische mogelijkheden waarbij geen uitbreiding van de bebouwing wordt voorzien (zie tevens Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 16 april 2014, zaaknummer 201308833/1/R3).

3.2 Provinciaal beleid     

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040     

De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Het Noord-Hollandse landschap is namelijk gevarieerd, open, heeft hoge cultuurhistorische waarden en is over het algemeen goed bereikbaar vanuit de stad. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap. De identiteit van de landschappen in Noord-Holland zijn daarom in 2040 versterkt met behoud door ontwikkeling en door transformatie. De afwisseling tussen stad en open landschap is duidelijk herkenbaar.

Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.

Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. De structuurvisie en de provinciale verordening vormen enerzijds het toetsingskader voor de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van Noord-Holland (ruimtelijke kwaliteit) en anderzijds de juridische beleidsuitwerking.

Volgens de totaalkaart van de structuurvisie en in de verordening is het plangebied van dit bestemmingsplan aangewezen als "Metropolitaan stedelijk gebied" en "Bestaand Bebouwd Gebied". Voor dit gebied dient het ruimtelijke beleid gericht te zijn op het bevorderen van innovatief ruimtegebruik, intensivering, herstructurering en kwaliteitsverbetering en het realiseren van kennisintensieve en creatieve milieus. Voorliggend bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van de structuurvisie.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening     

De regels van de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vloeien voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040. Met de inwerkingtreding van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 hebben provincies de bevoegdheid gekregen een ruimtelijke verordening vast te stellen. In deze verordening kan de provincie regels stellen met betrekking tot de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, (tijdelijke) afwijkingsbesluiten en beheersverordeningen.

Op 12 december 2016 hebben Gedeputeerde Staten de meeste recente Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld. Deze is per 1 maart 2017 in werking getreden. Door middel van de PRV is de doorwerking naar gemeentelijke bestemmingsplannen geregeld. In de verordening is het provinciale beleid in regels vertaald. Het betreft regels voor de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen binnen het gehele provinciale grondgebied (Hoofdstuk 2, artikelen 5a t/m 8a) en specifiek voor het landelijke gebied van Noord-Holland waarmee een provinciaal belang mee gemoeid is (Hoofdstuk 3, artikelen 13a t/m 18). Daarnaast worden er regels gesteld over thema's die betrekking hebben op de Groene Ruimte (Hoofdstuk 4), de Blauwe Ruimte (Hoofdstuk 5) en Energie (Hoofdstuk 6).

Uitgangspunt is dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen (zoals gesteld in artikel 1.1.1,onder i. Bro) zoals woningbouw, aanleg van bedrijventerrein of kantoren in overeenstemming zijn met regionale afspraken (artikel 5a) Gedeputeerde Staten hebben op 28 februari 2017 nadere regels vastgesteld om deze regionale afspraken te concretiseren. Artikel 2 van deze regels beschrijft waaraan regionale woningbouwafspraken dienen te voldoen. Regionale woningbouwafspraken:

  • betreffen de woningbouwlocaties in kwantiteit, kwaliteit en fasering per gemeente (woningbouwmonitor);
  • geven op kaart de locatie buiten bestaand stedelijk gebied (BSG) aan;
  • worden overeengekomen door de colleges van de gemeenten binnen de regio;
  • zijn onderwerp van monitoring;
  • kunnen worden bijgesteld als daar aanleiding voor is.



Uitgangspunt is dat de regionale afspraken zijn gebaseerd op het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP).

Zoals is gebleken uit paragraaf 3.1.1 worden er in dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk gemaakt als bedoeld in het Bro. Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Provinciale Ruimtelijke Verordening.

3.3 Gemeentelijk beleid     

3.3.1 Structuurvisie openbare ruimte     

Haarlem kent vele netwerken die alle hun claim leggen op de openbare ruimte. Nu nog is voor ieder netwerk een apart beleidsdocument van kracht. Veel netwerken conflicteren met elkaar en in sommige gevallen is zelfs sprake van verdringing. Om tot een juiste afweging te komen is een Structuurvisie openbare ruimte (SOR) opgesteld.

De hoofdkoers luidt: behouden en ontwikkelen van een stedelijk en hoogwaardig woonmilieu. 

Haarlem wil hiermee uitdrukken dat zij een stad wil zijn waar ontmoeting en stedelijk leven centraal staan. Een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving en een stedelijke economisch-culturele diversiteit zijn grondslagen voor een prettige en toekomstbestendige stad.

Hieronder volgt een opsomming van de netwerkstructuren en de betekenis ervan voor het planggebied. In de paragrafen 3.2.6, 3.2.7 en 3.2.8 van dit bestemmingsplan staat het (sectorale) vigerende beleid opgenomen van deze netwerken. 

In verblijfsgebieden die binnen de Vijfhoek en Heiliglanden - de Kamp gelegen zijn, staat de kwaliteit van de openbare ruimte centraal. Hier is de ruimte voor fietsers en voetgangers deels gemengd en deels ontmengd en is de auto ‘te gast’, zo mogelijk in eenrichtingverkeer. In het plangebied ligt parkeergarage de Kamp en nabij het plangebied de parkeergarage de Raaks.

Hoogwaardig Openbaar Vervoer: Voor het netwerk van (hoogwaardig) openbaar vervoer zijn in de stad lijnen opgenomen. De Wilhelminastraat, Turfmarkt en Gedempte Oude Gracht zijn hier onderdeel van.

Fietsstructuur: Er wordt onder andere ingezet op het verder optimaliseren van het fietsgebruik op drukke routes richting het centrum. Optimalisering bestaat uit verbetering van de doorstroming voor de fietsers en het toevoegen van ontbrekende schakels in het fietsnetwerk. Straten die deel uitmaken van het Haarlemse fietsroutenetwerk zijn de Wilhelminastraat, Raamvest, Gasthuisvest, Kampervest, Kleine Houtstraat en Gedempte Oude Gracht. Met uitzondering van enkele doorgaande straten is in het grootste deel van de binnenstad sprake van gedeeld ruimtegebruik. De fietser is hier naast andere verkeersdeelnemers te gast.

Hoofdbomenstructuur: De hoofdbomenstructuur duidt de routes door de stad waar bomen de ruimte wordt gegeven minimaal 80 jaar oud te worden. Door hun leeftijd zijn deze bomen ecologisch waardevoller en domineren ze sterker het straatbeeld. De Wilhelminastraat, Raamvest, Gasthuisvest, Kampervest, Turfmarkt en Gedempte Oude Gracht zijn onderdeel van deze structuur.

Groenstructuur: In de dichte wijken zal worden ingezet op het vergroten van de groen door het verbeteren van het buurtgroen en het inrichten van recreatieve routes naar het buitengebied. Spaarneoever, Raamvest, Gasthuisvest en Kampervest zijn de recreatieve routes langs het plangebied. Het Wilsonplein is de enige groenplek in het plangebied.

Het noordelijk deel van het bestemmingsplan gebied geldt dat er grote kans is op hitte en het zuidelijk deel geldt dat er matige kans is op hitte. Groen en water zorgen dat de hitte minder ernstig is. Gelet op de klimaatverandering is groen belangrijk voor het beperken van hittestress en het bufferen van regenwater.

Waterstructuur: De SOR bevat voorstellen voor het opnieuw introduceren van waterlopen in de stad. Nieuwe waterverbindingen zijn vanuit het oogpunt van kwantiteit of kwaliteit gewenst. Er worden in dit plangebied geen nieuwe waterverbindingen voorgesteld.

3.3.2 Structuurplan Haarlem 2020     

De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Het structuurplan legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die alles te maken hebben met ruimte en de verdeling van ruimte in Haarlem. Relevante speerpunten van beleid voor de binnenstad zijn versterking van de culturele en toeristische wervingskracht, intensiever gebruik van de beschikbare ruimte door functiemenging van wonen en werken en toegankelijkheid.

Het centrum-stedelijk gebied 

Het plangebied wordt aangemerkt als centrumstedelijk gebied. Centrumstedelijke gebieden zijn bij uitstek multifunctioneel en dat moet zo blijven. Het is de ontmoetingsplaats voor winkelen, cultuur en recreatie. In het centrumstedelijk milieu zijn er intensieve en extensieve delen. Om de verscheidenheid van de binnenstad recht te doen, moet met respect worden omgegaan met de rustige woongebiedjes in de binnenstad.

Functiemenging, intensief ruimtegebruik en toegankelijkheid

De aanwezigheid van werkfuncties levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en dynamiek in de stad. Het centrumstedelijk milieu is kansrijk voor functiemenging. Functiemenging betekent een intensiever gebruik van de beschikbare ruimte met ook vormen van gemeenschappelijk gebruik. Kleinschalige functiemenging is mogelijk bijvoorbeeld in de vorm van woon/werkunits, wonen boven winkels of bedrijfsruimten met kantoorfuncties.

Toerisme en cultuur

Versterking van de culturele en toeristische wervingskracht is met name afhankelijk van publieksaantrekkende functies. De bestaande stedelijk toeristisch-culturele voorzieningen dienen versterkt te worden o.a. door uitbreiding van het aanbod van culturele en toeristische voorzieningen. Daartoe worden ook gerekend betere en meer overnachtingsmogelijkheden. Ten tijde van het opstellen van het structuurplan bestond het fenomeen airbnb nog niet. De voorwaarden die gelden voor airbnb zijn dat men maximaal aantal dagen per jaar mag verhuren, de verhuurder op het adres ingeschreven moet staan en ook daadwerkelijk daar moet wonen.

Ter versterking van de toeristisch-recreatieve infrastructuur dienen het Spaarne en zijn oevers beter benut te worden.

verplicht

Afbeelding 3.1 Uitsnede Structuurplankaart

Het bestemmingsplangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp bevat op de structuurplankaart een aantal aanduidingen. Dit zijn:

De parkeergarage(De Kamp) betreft de bestaande garage De Kamp aan de Witstraat. In de omgeving van het bestemmingsplangebied is ook de parkeergarage de Raaks gelegen.

Nieuw parkeergarage(Wilsonsplein) betreft de nieuwe parkeergarage Wilsonsplein aan de Wilsonsplein. Dit beleid is achterhaald, hier komt in de toekomst geen parkeergarage. De ondergrond is gebruikt voor een waterbergbezinkbassin.

Zuidtangent (nu regionet) - deTurfmarkt en Gedempte Oude Gracht is één van de hoofdtracés van het openbaar vervoer. Het is een snelle buslijn die in een ruime ring Haarlem met Amsterdam-Zuidoost - en later IJburg - verbindt. Haarlem en Zuid-Kennemerland dienen een volwaardig onderdeel van het Noordvleugel HOV-systeem te zijn. Ten tijde van het opstellen van het structuurplan wilde Haarlem de Zuidtangent vertrammen. In de recent opgestelde Structuurvisie Openbare Ruimte is deze verbinding inclusief de ambitie om te vertrammen ook opgenomen.

De fietsverbinding Kampervest - Gasthuisvest is één van de nieuwe fietsverbindingen in Haarlem.

verplicht

Afbeelding 3.2; Uitsnede Structuurplankaart

Haarlem is een compacte stad en er zijn daardoor veel bestemmingen op fietsafstand. Daarmee heeft Haarlem een hoge potentie voor fietsgebruik. Om het fietsgebruik te stimuleren is verbetering en uitbreiding van het fietsnetwerk gewenst. Inzet is meer vrij liggende fietsvoorzieningen en verbindingen realiseren of verbeteren tussen stadsdelen onderling en tussen stadsdelen en recreatiegebieden buiten Haarlem.

3.3.3 Ruimtelijke kwaliteit     

In de nota Ruimtelijke Kwaliteit wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp behoort als deel van de historische kern tot het gebied waarvoor een "Beschermende Regie" geldt. Deze is gericht op het behouden en versterken van de zichtbare relatie tussen geschiedenis, (inrichting van de) openbare ruimte, architectuur en functie. Nieuwe ontwikkelingen moeten de bestaande kwaliteiten versterken, repareren en verrijken. De samenhang tussen open en bebouwde ruimte, de functionele relaties, de diversiteit en de maat en schaal mogen niet worden verstoord.

Het gebied maakt deel uit van de gebiedstypering "historische kernen" en is als volgt omschreven:

"Ligging van de kern en loop van de hoofdstraten hangt samen met ondergrond en waterlopen. Aaneengesloten straatwanden, bestaande uit onderling sterk verschillende individuele gebouwen, direct aan straat of dijk. Stenige openbare ruimte met een harde overgang tussen openbaar en privé. Veel historische en monumentale gebouwen met bijzondere detaillering."

Elke nieuwe ontwikkeling zal hierop beoordeeld worden, hiervoor zijn beoordelingscriteria opgesteld.

Langs en door het plangebied lopen ook zgn. lange lijnen. De lange lijnen zijn apart als categorie apart benoemd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Ze verbinden en geven oriëntatie in de stad. De allerbelangrijkste lijn in de stad is natuurlijk het Spaarne. De lange lijnen in het plangebied zijn Turfmarkt ( onderdeel van het Spaarne ), Gedempte Oude Gracht, Grote Houtstraat, Leidse Vaart, Kampersingel, Gasthuissingel en Raamsingel.

De lange lijnen hebben in de Beoordelingkaders Ruimtelijke Kwaliteit een 'bijzondere regie' die uitgaat van een verscherpte aandacht voor de zichtbaarheid aan de lange lijn. De overgang van bebouwing naar openbare ruimte is daarbij van groot belang, omdat de lange lijnen veel bezocht worden. Met andere woorden er zijn veel ogen op gericht.

Nota Dak

De gemeenteraad heeft op 28 juni 2012 de nota Dak vastgesteld. De nota is onderdeel van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de nota Dak is vastgelegd hoe het Haarlemse daklandschap op een duurzame manier kan bijdragen aan behoud en verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en intensivering van ruimtegebruik. In de Nota Dak zijn de kansen en mogelijkheden van de toepassing van zonne-energie uitgewerkt. In het bestemmingsplangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp zijn volgens de Nota Dak mogelijkheden voor zonne-energie maar dit is kwetsbaar in verband met ruimtelijke kwaliteit. In de regels van dit bestemmingsplan is de aanleg van zonnepanelen mogelijk gemaakt rekening houdend met de zichtbaarheid en behoud van cultuurhistorische waarden.

Het plaatsen van kleine windmolens heeft gevolgen voor het beeld. Hogere gebouwen lenen zich met name voor het plaatsen van kleinschalige windmolens. Zonder goede ruimtelijke inpassing kan het toestaan van individuele molens kan leiden tot verrommeling van het stadsbeeld. Met andere woorden voor het plaatsen van een molen is een ontwerp noodzakelijk van betrokken gebouw en van de omgeving. Het plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp is geen gunstig windgebied, de voorzieningen zijn enkel mogelijk op hoge niet monumentale bebouwing en dient zorgvuldig te zijn ontworpen.

Utilitaire voorzieningen: Binnen het beschermd stadsgezicht moeten utilitaire voorzieningen volledig zijn geïntegreerd in het daklandschap en mogen niet zichtbaar zijn vanaf de straat.

In het Handboek Inrichting Openbare Ruimte 2007 (HIOR) is de uitstraling van de binnenstad voor een groot deel vastgelegd. Het doel van de HIOR is een kaderstellende en samenhangende visie op de openbare ruimte. De HIOR bevat daartoe voorschriften voor de inrichting van de kwalitatieve openbare ruimte van de binnenstad die goed beheersbaar en uitvoerbaar is. Het HIOR kan als instrument gebruikt worden voor kwaliteitsverbetering van het bestaande groen in Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp.

3.3.4 Wonen     

Haarlem is een aantrekkelijke stad om in te wonen. De vraag naar woningen in Haarlem blijft onverminderd hoog. De woonvisie Haarlem 2017-2020: “Doorbouwen aan een (t)huis” benoemt drie hoofddoelen. Dat zijn het verbeteren van de beschikbaarheid van woningen voor verschillende doelgroepen, het voorkomen van een tweedeling in de stad en het werken aan een energie-neutrale stad.

Door de populariteit van Haarlem als stad om in te wonen staan de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen onder druk, vooral van sociale huurwoningen. De woonvisie zet daarom in op het vergroten en versnellen van de woningproductie. Door de grote opgave om woningen te realiseren en de ruimtelijke beperking die Haarlem heeft, moet het toevoegen van extra woningen binnen het bestaand stedelijk gebied gebeuren. De prioriteit ligt daarbij op locaties rondom OV-knooppunten en door transformatie van leegstaande panden naar woningbouw. De ambitie is om tot en met 2025 7.500 extra woningen toe te voegen. Hiermee voert Haarlem de afspraken die gemaakt zijn over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) 2016-2020 en de Actie-Agenda 2016-2020 Metropoolregio Amsterdam uit.

De woonvisie zet ook in op de ambitie om Haarlem een ongedeelde stad te laten zijn, met gemengde wijken waar plaats is voor iedereen. Dat gebeurt vooral door het stimuleren van een divers woningaanbod en door ervoor te zorgen dat er verschillende soorten huishoudens (rijk, arm, jong, oud, etc.) samen in dezelfde wijk kunnen (blijven) wonen. Om dat te bereiken is het voornemen om sociale huurwoningen bij te bouwen aan met name de westkant van de stad. Aan de oostkant komen naast sociale huurwoningen ook duurdere woningen ter bevordering van de gewenste gemengde wijken. De opgave geformuleerd in de woonvisie bedraagt 1.200 sociale huurwoningen voor het westelijke deel van de stad en 700 voor het oostelijke deel.

Ook het verduurzamen van zowel de bestaande als de nieuwe woningvoorraad heeft hoge prioriteit in Haarlem. Uitgangspunten daarbij zijn onder andere levensloopbestendig bouwen, flexibiliteit en bij voorkeur aardgasvrij wonen.

Voor het stadsdeel Centrum zijn onderstaande ambities opgenomen

  • Toevoeging van circa 450 woningen.
  • Realisering van gemengde wijken door stedelijk toevoegen van 1.900 sociale huurwoningen in 2025, waarvan circa 1.200 aan de westkant van Haarlem, dat is inclusief het stadsdeel centrum.
  • Uitgangspunt is geen afname van sociale huurwoningen in het centrum. Toevoeging van sociale huurwoningen in het centrum is maatwerk, mogelijkheden voor toevoeging door corporaties zijn beperkt. Verevening met stadsdelen Noord en Zuidwest wat betreft de realisatie van de opgave sociale huurwoningen is mogelijk.
  • Kleinschalige inbreidingen zijn mogelijk.
  • Behoud van de woonfunctie en het corporatiebezit.
  • Vinger aan de pols houden voor tijdelijke vakantieverhuur van woonruimte en short stay.
  • Vinger aan de pols voor leegstand van woningen.
  • Inpassen van nieuwbouw met respect voor het beschermd stadsgezicht van het gehele centrum.
  • Er zijn voor dit stadsdeel tot 2025 ruim 780 huishoudens die naar een geschikte woning voor mensen met een zorgbehoefte moeten doorverhuizen en waarvoor de woningvoorraad in het stadsdeel nu nog geen ruimte biedt. Via nieuwbouw en aanpassing van de bestaande woningvoorraad zouden deze woningen moeten worden gerealiseerd. Dit is in het centrum een grote opgave door de monumentale woningvoorraad.
  • Doorgaan met de aanpak van duurzaamheid, pilot(s) met gasloze nieuwbouw, faciliteren en ondersteunen bewonersinitiatieven en energiecoöperaties. Speciale aandacht voor verduurzaming van aanwezige monumenten.

Het gemeentelijke woningbeleid heeft op dit bestemmingsplan maar een beperkt effect. Dit bestemmingsplan is een behoudend plan.

Wonen boven winkels

Uitgangspunt in het centrum is het bevorderen van Wonen boven winkels. Dit verbetert de veiligheid, vitaliteit en leefbaarheid van de binnenstad. Ook draagt het bij aan het lokaal economische draagvlak voor winkels en bedrijvigheid. Verder wordt de (bouw)technische achteruitgang van de verdiepingen van de winkelpanden voorkomen en de woningvoorraad vergroot.

3.3.5 Economie     

Inzet is versterking van de economie van de stad Haarlem. De Economische Agenda Haarlem Samen Doen uit 2016 moet bijdragen aan een optimaal ondernemingsklimaat, het versterken van sectoren die Haarlem aantrekkelijk maken en de kansen van de nieuwe economie benutten.

De sectoren die Haarlem aantrekkelijk maken zijn detailhandel en horeca, toerisme en de creatieve industrie, kunst en cultuur.

3.3.5.1 Detailhandel     

Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. De aantrekkingskracht op dagjesmensen en toeristen is groot. Een belangrijk deel van het Haarlemse kernwinkelapparaat is gelegen in het plangebied. Haarlem kan zich onderscheiden door de combinatie van speciaalzaken in een historische aangename omgeving met horecagelegenheden. Het beleid van de gemeente heeft tot doel deze positie te verstevigen en te streven naar vergroting van de diversiteit van het winkelaanbod. Er moet plaats zijn voor winkelondersteunende horeca of combinaties van winkels en horeca met terrassen. Versterking van de toeristische en culturele aantrekkingskracht is essentieel om de detailhandel in de binnenstad aan kracht te laten winnen.

In het Haarlemse kernwinkelapparaat is de gemiddelde vestigingsgrootte gering. Dit hangt samen met het historische en monumentale karakter van de Haarlemse binnenstad. Uit de Structuurvisie detailhandel 2012-2022 voor Zuid-Kennemerland blijkt dat de opgave voor de binnenstad is om met behoud van de omgevingskwaliteit, vernieuwing mogelijk te maken. Inpassing van grotere formules (winkelconcepten) is essentieel als voorwaarde om voldoende trekkracht te behouden. In de hoofdwinkelstraten bestaat daartoe de mogelijkheid door uitbreiding naar de bovenverdiepingen mits er (onder andere)geen woningen worden onttrokken en de cultuurhistorische waarden worden behouden. Uitbreiding door samenvoeging van naast elkaar gelegen panden is onder voorwaarden mogelijk, maar wordt beperkt tot maximaal 2 panden.

Standplaatsen

Van oudsher heeft de ambulante markt op diverse plaatsen in het plangebied een bijna vanzelfsprekende plaats verworven. Markten complementeren de gevestigde detailhandel en horeca en profiteren van elkaars nabijheid waarmee de aantrekkelijkheid voor bezoekers en toeristen weer vergroot wordt. Doelstelling van beleid is om de markten een locatie te bieden die direct aansluit bij het kernwinkelgebied.

Buiten de ambulante markten zijn in het plangebied voor een aantal plaatsen standplaatsvergunningen uitgegeven. Het standplaatsenbeleid biedt de juridische basis voor het verlenen of weigeren van een standplaatsvergunning. In het standplaatsenbeleid 2010 is een overgangstermijn van 10 jaar opgenomen waarin vaste bouwwerken zonder bouwvergunning nog mogen blijven bestaan. Na de overgangstermijn moeten deze bouwwerken verwijderd worden. Nieuwe standplaatsvergunningen worden voor een periode van 5 jaar uitgegeven en moeten mobiel zijn. De verkoopinrichting moet na sluitingstijd verwijderd worden.

In dit plangebied heeft alleen de kiosk voor verkoop van bloemen op de Grote Houtbrug een bouwvergunning.

In het plangebied komt op de Botermarkt, Grote Houtstraat, Leidsebrug en Korte Houtbrug ambulante handel voor.

3.3.5.2 Hotelbeleid     

Haarlem behoort tot de toeristische top van middelgrote Nederlandse steden. Om aan die top te blijven wil de gemeente meer in de stijgende vraag naar overnachtingsmogelijkheden voor de zakelijke en toeristische bezoekers voorzien. In de in 2012 vastgestelde nota Hotelbeleid wordt dit beleid verder uitgewerkt.

Er blijkt in Haarlem ruimte te zijn voor extra hotelkamers. Primair worden initiatieven voor nieuwe hotels aan de markt overgelaten, maar het beleid is er wel op gericht marktinitiatieven te faciliteren. De binnenstad is met uitzondering van de woonstraten geschikt voor hotellocaties. De ruimtelijke inpasbaarheid is bij nieuwe initiatieven de leidraad.

Daarnaast worden de vestigingsmogelijkheden voor bed & breakfast verruimd en vergemakkelijkt. Zo wordt binnen de woonfunctie de kleinschalige bed & breakfast mogelijk gemaakt, mits deze ondergeschikt is aan de woonfunctie.

De toeristische overnachtingen in hotels, bed and breakfast of airbnb mogen niet resulteren in aantasting van het woonklimaat in de binnenstad in Haarlem. Er worden voorwaarden verbonden aan airbnb verhuur om te zorgen dat er een goed woonklimaat gewaarborgd is. Deze voorwaarden worden niet in het bestemmingsplan geregeld. De voorwaarden die bij opstelling van het bestemmingsplan gelden voor airbnb zijn dat men maximaal 60 dagen per jaar mag verhuren, de verhuurder op het adres ingeschreven moet staan en ook daadwerkelijk daar moet wonen.

3.3.5.3 Evenementen     

Er wordt momenteel nieuw evenementenbeleid opgesteld. Dit beleid is nog niet vastgesteld. Ook de benodigde onderzoeken om het op te kunnen nemen in het bestemmingsplan zijn nog niet gedaan. Zodoende maakt dit bestemmingsplan geen planologisch-juridisch relevante evenementen direct mogelijk. Voor evenementen in het plangebied zal (indien noodzakelijk) een omgevingsvergunning verleend moeten worden om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan.

Conclusie

Het bestemmingsplan staat geen planologisch - juridisch relevante evenementen toe. Evenementen die planologisch-juridisch relevant zijn dienen mogelijk te worden gemaakt met in elk geval een omgevingsvergunning om af te kunnen wijken van het bestemmingsplan.

3.3.6 Maatschappelijk     

In het Structuurplan Haarlem 2020 zijn gebieden aangewezen die in potentie geschikt of kansrijk zijn om (nieuwe) sociaal-maatschappelijke voorzieningen te vestigen of te clusteren. De nota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart (2010) geeft inzicht in de ontwikkeling van aanbod en spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Tevens geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport.

In het kader van duurzaamheid is meervoudig ruimtegebruik uitgangspunt. Zo is er is niet alleen maar sprake van een bouwopgave met uitbreidingsbehoefte. Kansen liggen er om de voorzieningen structuur anders te organiseren waarbij de inzet van multifunctionele accommodaties een belangrijke rol speelt.

verplicht

Afbeelding 3.3; Uitsnede Haarlem Maatschappelijk op de kaart

Uit de kaart 'hoofdstructuur maatschappelijke voorzieningen bestaand en toekomst' zijn de volgende punten belangrijk voor het plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp.

- Zoekgebied kinderopvang.

- Voortgezet (speciaal)onderwijs: Het schoolgebouw aan de gedempte Oude Gracht 118-120 is verkocht en wordt getransformeerd naar woningbouw.

- Kansenlocatie 1e lijns gezondheidscentrum / kleinschalige woonzorg: De Stationsbuurt is zoeklocatie voor een kleinschalige woonzorgvoorziening met steunpunt en een eerstelijns gezondheidscentrum. Een alternatieve locatie is de Egelantier als Stationsbuurt niet voldoende soelaas biedt.

Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) geeft richtlijnen voor de verbetering van de onderwijshuisvesting en heeft als doelstelling te komen tot goede voorzieningen op de juiste locaties. Andere doelen zijn verbreding van de functies van de gebouwen en functionele flexibilisering van de gebouwen.

3.3.7 Verkeer en vervoer     

Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) (2003) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor een periode van 10 jaar. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. In het plan wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. In 2009 is het HVVP geactualiseerd. Deze actualisatie is niet van invloed op het HVVP voor het plangebied. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid.

Daartoe wordt het gebruik van de fiets en het OV, als alternatief voor het autogebruik, verder gestimuleerd en het autoverkeer zoveel mogelijk uit de wijken teruggedrongen.

Langzaam verkeer

Het HVVP gaat uit van het creëren van verblijfsgebieden met een 30 km/uur beperking, waarbij de doorstroming van het verkeer ondergeschikt is. De fiets neemt in het Haarlemse verkeersbeleid een belangrijke plaats in. De fiets moet voor verplaatsingen binnen Haarlem een groter aandeel krijgen en dat moet ertoe leiden dat de auto voor korte afstanden niet behoeft te worden gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten: verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan de fiets boven het autoverkeer en uitbreiding van het fietsnetwerk

Uitgangspunt voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten.

Kinderen verdienen bijzondere aandacht. Deze aandacht richt zich op schoolroutes (gecombineerd met de fiets), de schoolomgeving en de woonomgeving. Maar ook de minder validen en oudere verkeersdeelnemer verdienen extra aandacht. Voor hen worden voorzieningen gerealiseerd op routes en bij inrichting van het openbare gebied. In het HVVP worden daarnaast drie op de fiets gerichte beleidslijnen uitgezet om het fietsgebruik te stimuleren: Verbetering van de bestaande fietsroutes en voorzieningen; bij kruisingen voorrang geven aan fiets boven autoverkeer; en uitbreiding van het fietsnet.

Openbaar vervoer

Het HVVP gaat uit van verbetering van de bereikbaarheid door versterking van het regionale openbaar vervoersnetwerk, een snellere doorstroming van bussen, het waar nodig faciliteren van de bus in wijken, en behoud van de goede multimodale regionale bereikbaarheid (per fiets, openbaar vervoer en auto). Samen met de fiets biedt het openbaar vervoer een alternatief voor autogebruik. De Turfmarkt en Gedempte Oude Gracht zijn opgenomen als bustrace stamlijn. De Wilhelminastraat en in de verlengde daarvan de Wilsonsplein zijn een tracé die nadere uitgewerkt moet worden. Ondertussen is de Wilhelminastraat in de SOR wel opgenomen als bustrace stamlijn (HOV).

Autoverkeer

Het autoverkeer wordt via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de verblijfsgebieden naar de randen van het gebied geleid. Dit houdt in dat het verkeer zo snel mogelijk uit de 30 km-gebieden richting de 50 km/u wegen wordt geleid. Doorgaand verkeer zal zoveel mogelijk langs de rand van de stad worden afgewikkeld.

De Raamvest, Gasthuisvest en Kampervest zijn in het HVVP opgenomen als gebiedsontsluitingswegen B (50 km/uur) voor de verblijfsgebieden. De Wilhelminastraat is opgenomen als gebiedsontsluitingsweg A (50 km/uur) voor het doorgaande verkeer richting de Westelijke randweg als stroomweg gebiedsontsluitingsweg (70 km/uur). Bij stroomwegen wordt niet geparkeerd, zijn er geen bromfietsers op de rijbaan en geen snelheidsbeperkende maatregelen.

Parkeren

De openbare parkeergarage de Kamp ligt in het bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp. De parkeergarage de Raaks ligt in de directe nabijheid van het plangebied.

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen dient in beginsel op eigen terrein te worden voldaan. Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.

Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de Parkeervisie vast waarin de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte.

Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De parkeernormen worden bepaald aan de hand van de functie en de locatie en liggen vast in de Beleidsregels parkeernormen. Het uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen zoals genoemd in het gemeentelijke beleid. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen.

Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel betrekking hebben op het toevoegen van bouwactiviteiten als op het wijzigen van een functie. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Reeds bestaande situaties zijn hiervan uitgezonderd.

De raad heeft een pakket maatregelen ten behoeve van modernisering parkeren vastgesteld. Nieuwe maatregelen waren nodig om het parkeren ook in de toekomst beheersbaar te houden. Het betreffen bijvoorbeeld maatregelen ten aanzien van bezoekersregeling, het vergunningengebied, parkeertijden, parkeertarieven.

3.3.8 Water     

Bestuursakkoord Water

Het Bestuursakkoord Water (2011) vervangt het Nationaal Bestuursakkoord Water (2003 en geactualiseerd in 2008) en het Bestuursakkoord Waterketen (2007). In het Bestuursakkoord Water zetten het rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven in op versterking van de watersector door te investeren in kennis, innovatie en samenwerking. Het doel is een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

Nationaal Waterplan

Vanaf 22 december 2009 is de nieuwe Waterwet ingegaan. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.

In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer. Ook is in dit plan een eerste uitwerking gegeven aan het Deltaprogramma dat wordt opgesteld naar aanleiding van het advies van de Deltacommissie in 2008. Dit programma is gericht op duurzame veiligheid en zoetwatervoorziening.

Provinciale watervisie

Met de Watervisie 2021 zoals vastgesteld op 16 november 2015 geeft de provincie Noord-Holland vervolg aan het provinciale Waterplan 2010-2015. De Watervisie is afgestemd met de Stroomgebiedbeheerplannen uit de Kaderrichtlijn Water. De Watervisie is een strategisch beleidsdocument voor de periode 2016-2012 en beschrijft de ambitie en kaders voor het regionale waterbeheer in Noord-Holland richting 2021 met doorkijk naar 2040. De Watervisie is integraal onderdeel van het strategisch omgevingsbeleid en heeft een directe relatie met de provinciale structuurvisie. In de Watervisie richt de provincie zich op de thema's veilig, schoon en voldoende water en werkt die uit in doelstellingen voor onder andere veilige dijken en duinen, robuuste inrichting van het achterland, rampenbeheersing bij overstromingen, kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater, zoetwatervoorziening en het tegengaan van wateroverlast.

Integraal Waterplan Haarlem

De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan (IWP) Haarlem vastgesteld. Dit plan is in 2014 geactualiseerd. Centrale doelstelling van het IWP is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.

Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water.

Op de visiekaart behorend bij het IWP is de Gedempte Oude Gracht als locatie waar toevoeging van nieuw water vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is. Deze nieuwe watergang is niet opgenomen in de ontwerp Structuurvisie Openbare Ruimte.

verplicht

Afbeelding 3.4 Uitsnede uit visiekaart Water 2050 uit het IWP

Hoogheemraadschap Rijnland

Het hoogheemraadschap van Rijnland is verantwoordelijk voor het watersysteem in haar beheersgebied dat zich uitstrekt van Gouda tot Spaarndam. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is in het plangebied het bevoegd gezag voor het beheer van waterkeringen, oppervlaktewater en (ondiep) grondwater.

De drie hoofddoelen van dit beheer zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water.

Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten en te beheren. Daarbij wil Rijnland dat watergangen en kunstwerken zoals gemalen op orde en toekomstvast worden gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Rijnlands taken en bevoegdheden op het gebied van gezond water betreffen het zuiveren van afvalwater en het reguleren van lozingen op oppervlaktewater. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert Rijnland rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.

In het proces van ruimtelijke planvorming heeft Rijnland een adviserende rol. In de uitvoerings- en beheersfase van ruimtelijke plannen heeft Rijnland een regelgevende rol.

Waterbeheerplan 5 (WBP5): samenwerken aan droge voeten en schoon water

Elke zes jaar leggen waterschappen het beleid en de aanpak die noodzakelijk zijn om de watertaken goed te kunnen uitvoeren vast in een waterbeheerplan. Het WBP5 formuleert de ambities van Rijnland voor bovengenoemde hoofddoelen in de periode 2016 -2021 en werkt deze uit in doelstellingen en maatregelen. Het WBP5 integreert daarbij de actuele hoofdlijnen voor de aanpak voor de Kaderrichtlijn Water (KRW) zoals voorgeschreven door de Europese Unie.

Keur en uitvoeringsregels

Om initiatieven van burgers, bedrijven en organisaties die het watersysteem kunnen beïnvloeden te kunnen reguleren, maakt Rijnland gebruik van de Keur en bijbehorende uitvoeringsregels. Hierin staat waaraan werkzaamheden die invloed hebben op het watersysteem moeten voldoen. Denk hierbij aan handelingen in of nabij:

  • waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden),
  • watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken),
  • andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen)
  • de bodem van kwelgevoelige gebieden

Maar ook aan:

  • Onttrekken en lozen van grondwater
  • Het aanbrengen van verhard oppervlak

De Keur vermeldt expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen. Wie bijvoorbeeld op een waterkering wil bouwen, moet een watervergunning aanvragen bij Rijnland (én een omgevingsvergunning bij de gemeente). In de uitvoeringsregels die bij de Keur horen is dit nader uitgewerkt. De regels zijn te vinden op www.rijnland.net/regels.

Riolering en afkoppelen 

Voor nieuwe ontwikkelingen is het van belang dat er met Rijnland afstemming plaatsvindt over het omgaan met afvalwater en hemelwater. Overeenkomstig het rijksbeleid gaat Rijnland uit van een voorkeursvolgorde voor de omgang met deze waterstromen. Deze houdt in dat allereerst geprobeerd moet worden het ontstaan van (verontreinigd) afvalwater te voorkomen, bijvoorbeeld door het toepassen van niet uitlogende bouwmaterialen en het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en chemische onkruidbestrijding. Vervolgens is het streven vuil water te scheiden van schoon water, bijvoorbeeld door het afkoppelen van hemelwaterafvoeren van gemengde rioolstelsels. De laatste stap in de voorkeursvolgorde is het zuiveren van het afvalwater. De doelmatigheid daarvan wordt vergroot door het scheiden van de schone en de vuile stromen.

Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Haarlem

Het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Programma (VGRP) is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (inclusief grondwaterbeheer) en de visie op riolering (en grondwater) voor de langere termijn worden beschreven. Met het VGRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het VGRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. De nadruk in het VGRP 2014-2017 ligt op onderzoek. Hierdoor kunnen in het opvolgende VGRP (2018 en verder) onderbouwde keuzes gemaakt worden voor de noodzakelijke investeringen, om zo te kunnen blijven voldoen aan de gemeentelijke zorgplicht.

3.3.9 Groen en ecologie     

De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande groene gebieden en lijnen. In het plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp zal worden ingezet op het vergroten van de groenbeleving door het verbeteren van het buurtgroen, het herinrichten van het publieke domein en het verbeteren van de zichtbaarheid van het aanwezige groen. Gelet op de klimaatverandering is het beperken van hittestress en het bufferen van regenwater belangrijk, toevoeging van groen is daarbij belangrijk. In verdichte gebieden zoals het plangebied wordt aanleg van meer buurtgroen lastig. Meervoudig ruimtegebruik met ecologische meerwaarde kan mogelijk worden toegepast door middel van het realiseren van groene daken of groene gevels.

Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand. In het plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp is de hoofdbomenstructuur op stadsniveau geconcentreerd langs de oevers van het Spaarne, Kamper-, Gasthuis- en Raamvest, Gedempte Oude Gracht, Leidsevaart en de Wilhelminastraat. Onderstaand is een kaart opgenomen met de hoofdbomenstructuur.

verplicht

Afbeelding 3.5; Kaart Hoofdbomenstructuur

De gemeente Haarlem beschikt verder over een Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009). Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor het kappen worden verleend voor deze bomen. De Bomenverordening beschermt monumentale bomen.

Dit bestemmingsplan biedt bescherming aan de groeiplaats van alle monumentale bomen in de openbare ruimte die (deels) binnen het plangebied liggen. Op die manier zijn niet alleen de monumentale bomen beschermd op basis van de Bomenverordening, maar op basis van het bestemmingsplan ook de ruimtes die de monumentale bomen nodig hebben om te kunnen groeien. Voor het kunnen vastleggen van alle groeiplaatsen is er een actuele inventarisatie uitgevoerd waarbij bepaald is welke monumentale bomen er in het plangebied zijn op het moment dat het bestemmingsplan is opgesteld. Ook monumentale bomen die buiten het plangebied staan, maar waarvan de groeiplaats deels binnen het plangebied valt zijn daarbij meegenomen.

Zie verder paragraaf 4.8

Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden, en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan, dat een uitwerking is van de Kadernota Duurzaamheid.

Het ecologisch beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is er minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als het beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes. Dit geldt ook voor de bebouwde omgeving, waarin natuurinclusief bouwen bij ruimtelijke ontwikkelingen het uitgangspunt.

Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevindt zich in vijfhoek Heiliglanden De Kamp.

Daarnaast omvat het beleidsplan ook het ecologisch actieplan van de gemeente Haarlem waarin voor de periode van 2013-2022 ambities worden geformuleerd ten aanzien van onder andere het afkoppelen van regenwater en het toepassen gevelgroen. Bij nieuwe relevante ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied wordt het ecologisch beleidsplan Haarlem betrokken.

3.3.10 Archeologie     

De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen over archeologie in Haarlem liggen vast in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.

Bij uitvoering van het gemeentelijk beleid dient tevens rekening gehouden te worden met beschermingsmaatregelen vanuit het Rijk.

Zie ook hoofdstuk 4.11

3.3.11 Duurzaamheid en energie     

Duurzame stedelijke ontwikkeling

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). Toepassen van maatregelen is afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied.

In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering).

De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.

Haarlem Klimaatneutraal

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Voor de eigen organisatie geldt dit al vanaf 2015. Hiertoe heeft de gemeenteraad op 9 oktober 2008 een plan van aanpak vastgesteld. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt door bijvoorbeeld situering en door zonne-energie in combinatie met warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energie maatregelen buiten het gebied.

Nieuwbouw

Bij de nieuwbouw binnen het plangebied dienen minimaal de vaste maatregelen uit de nationale pakketten duurzaam bouwen te worden uitgevoerd. Dit betreft dus zowel utiliteitsbouw, grond- weg- en waterbouw als woningbouw. Daarbij moet gedacht worden aan gunstige oriëntatie op het zuiden voor het toepassen van zonneboilers en (in de toekomst) zonnecellen, compact bouwen en afkoppelen van regenwaterafvoer. Bij voorkeur wordt nu reeds rekening gehouden met een mogelijke verandering van bestemming in de toekomst. Dit staat ook bekend als flexibel bouwen.

Hoofdstuk 4 MILIEU- EN OMGEVINGSASPECTEN     

Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten en de resultaten van de verschillende milieuonderzoeken . Daarbij komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied. Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen of bestaande legale bedrijvigheid, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Pas als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen, nieuwe bedrijfsfuncties (al dan niet in een bestaand bedrijfsgebouw) of een nieuwe wegconstructie - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.

4.1 Milieuzoneringen     

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit.

In de milieuzonering staat de typering van (woon) gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid in (woon)gebieden is gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk.

Categorisering van bedrijven in het plangebied

Het grondgebied van Haarlem is ingedeeld in gebieden of zones. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden (waaronder aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d.). Het plangebied Vijfhoek / Heiliglanden -de Kamp e.o. valt volgens de milieuzonering in de gebiedstypering wonen met een maximaal toegestane hindercategorie B (wonen met overwegend laagbouw in een lage dichtheid). Langs de corridors ofwel doorgaande verkeersroutes is sprake van een menging van wonen en werken. Hierbij past een maximaal toegestane hindercategorie C (corridors/gemengd gebied met hoofdfunctie werken; bedrijven zijn gemengd met woningen en/of werkfuncties langs stadsstructuurwegen). Voor categorie C bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 meter.

Toetsing bestaande bedrijven aan beoogde milieuzonering

Aan de hand van een lijst met bedrijven, vallend onder de Wet milieubeheer (Wm) die binnen het plangebied zijn gelegen (Bijlage 1) is een onderzoek uitgevoerd naar de potentiële hinder daarvan. Per bedrijf is onderzocht welke categorie van toepassing is. Deze categorieën worden bepaald aan de hand van de zoneringlijst. Deze zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft - voor zover passend binnen de bestemming - op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen - voor zover passend binnen de bestemming - worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.

Op onderstaande adressen in het plangebied komen bedrijven voor of vindt gebruik van het perceel plaats die qua ruimtelijke impact overeenkomt met activiteiten met die geschaard kunnen worden in categorie C in de lijst van bedrijfsactiviteiten. Deze functies hebben een maatbestemming gekregen in het voorliggende bestemmingsplan.

  • Kamperstraat 5 (garage)
  • Gasthuisvest 47 (Egelantier)
  • De Witstraat (parkeergarage de Kamp)

Conclusie

Uit de toetsing komt naar voren dat alle aanwezige bedrijven en activiteiten voldoen aan de voorgestane milieuzonering en daarmee positief kunnen worden bestemd. Voor een aantal gebruiksactiviteiten op de hierboven weergegeven adressen is een maatbestemming opgenomen.

Het pand Gasthuisvest 47 was een muziekschool gevestigd, deze zit hier momenteel niet meer. Het is een pand in eigendom van de gemeente die te koop wordt aangeboden. In hoofdstuk 5.4 is opgenomen wat de mogelijke toekomstige ontwikkelingen zijn.

4.2 Geluid     

Normering

In de Wet geluidhinder zijn normen voor weg- rail- en industrielawaai opgenomen om geluidgevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen en scholen) te beschermen tegen geluidhinder. Bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan waarbij het realiseren van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen of de aanleg van een nieuwe bron mogelijk is moet er getoetst worden aan deze normen.

Situatie

Het bestemmingsplan Vijfhoek - Heiliglanden - de Kamp is een overwegend consoliderend bestemmingsplan met een aantal (mogelijke) ontwikkelingen. Dit betekent dat er bij het toevoegen van geluidgevoelige bestemmingen op deze locaties onderzoek naar de geluidbelasting nodig is.

Wegverkeerslawaai

Door het plangebied loopt een aantal verkeerswegen waarvan de Wilhelminastraat de meeste geluidhinder oplevert voor de omgeving. Aan de Wilhelminastraat worden geen nieuwe ontwikkelingen met uitzondering van de plannen die door middel van een omgevingsvergunning in procedure zijn of worden gebracht. Bij deze afzonderlijke plannen wordt een akoestisch onderzoek opgesteld.

Voor het pand aan de Gasthuisvest 47, de Egelantier, wordt een andere bestemming voorzien. Om de haalbaarheid van deze bestemming te beoordelen is een beknopte geluidberekening uitgevoerd. Uit deze berekening blijkt dat de geluidbelasting op de voorgevel maximaal Lden=58 dB bedraagt, inclusief een aftrek artikel 110g Wet geluidhinder. Dit is minder dan de maximale ontheffingswaarde voor wegverkeerslawaai, zodat de bestemming tot geluidgevoelige bestemming mogelijk is. Paragraaf 5.4 gaat nader in op dit milieuaspect in verband met de herontwikkeling van de Egelantier aan de Gasthuisvest 47.

Conclusie

Het aspect geluid levert geen belemmeringen op voor het bestemmingsplan.

4.3 Bodemparagraaf     

In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.

Conclusie

Op grond van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de huidig bekende bodemkwaliteit geen belemmering voor het huidige gebruik, noch voor de vaststelling van het bestemmingsplan. De kaart en toelichting is opgenomen in bijlage 2.

4.4 Waterparagraaf     

Watertoets

Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. Waterbeheerders willen in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken worden bij het proces van ruimtelijke planvorming. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.

De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in onderhavige waterparagraaf van de toelichting bij een bestemmingsplan en van de ruimtelijke onderbouwing van een aanvraag omgevingsvergunning.

In het onderhavig plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland de waterbeheerder. Er heeft met Rijnland in het kader van de Watertoets afstemming plaatsgevonden. Het Hoogheemraadschap van Rijnland is bij het concept ontwerp bestemmingsplan om een wateradvies gevraagd. het Hoogheemraadschap had inhoudelijk geen opmerkingen wel tekstueel om de paragraaf te actualiseren aan de hand van nieuw vastgesteld beleid. Het beleid is opgenomen in hoofdstuk 3.

Oppervlaktewater

Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft aan de westkant de Leidsevaart, aan de zuidkant de Raamsingel, Gasthuissingel en Kampersingel en aan de oostkant het Spaarne. Deze wateren behoren tot het boezemstelsel van het Hoogheemraadschap van Rijnland. De harde kades geven deze wateren een stedelijk aanzicht. In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.

Genoemde wateren hebben niet alleen een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. Ze hebben ook een recreatieve, esthetische en ecologische functie. Het Spaarne vervult daarnaast een functie voor de beroepsvaart. De wateren maken deel uit van verschillende beschreven kanoroutes. Aan het water gekoppelde recreatieve voorzieningen als aanlegsteigers vindt men aan het Spaarne en de Gasthuissingel.

Voor het vergroten van de hoeveelheid oppervlaktewater zijn in het bestemmingsplangebied nauwelijks mogelijkheden. Daarbij dient opgemerkt te worden dat op de plaatsen waar nieuwbouw is voorzien al bestaande bebouwing en/of verharding aanwezig is. Er is dus geen sprake van het uitbreiden van verhard oppervlak. Derhalve is aanleg van oppervlaktewater bij wijze van compensatie niet aan de orde.

Grondwater en drainage

Het gemeentelijk grondwaterbeleid richt zich op het opheffen dan wel voorkomen van grondwateroverlast op openbaar terrein. Dat gebeurt vooral door de aanleg en het beheer van drainagesystemen. De ontwateringsdiepte is over het algemeen voldoende en levert geen aanleiding tot verdergaande maatregelen.

Riolering en afkoppeling

Het plangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als het regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Waterschappen en gemeenten hebben afspraken gemaakt om de vuil emissie van gemengde stelsels te verminderen. Daarbij heeft Haarlem de afgelopen jaren vooral geïnvesteerd in de aanleg van bergbezinkbassins. In het plangebied is een bergbezinkbassins onder het Wilsonsplein aanwezig.

Daarnaast zet de gemeente meer in op het afkoppelen van hemelwater door de aanleg van gescheiden stelsels als vervanging van de gemengde stelsels. Het afkoppelen van hemelwater kan in een bestemmingsplan niet verplicht worden gesteld, maar is geborgd via het Bouwbesluit.

Compensatie

Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt als richtlijn dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m² onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van oppervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.

Dit bestemmingsplan is consoliderend van aard. In het bestemmingsplan wordt in elk geval niet voorzien in een toename van verharding met meer dan 500 m². Er zijn daarom geen compenserende maatregelen opgenomen op het gebied van waterhuishouding.

4.5 Luchtkwaliteit     

In het kader van dit bestemmingsplan is onderzocht in hoeverre de luchtkwaliteitseisen voor de buitenlucht, zoals beschreven in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, in acht worden genomen. Dit onderzoek is als bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.

Het bestemmingsplan Vijfhoek, Heiliglanden- de Kamp is overwegend consoliderend van aard en maakt beperkt nieuwe ontwikkelingen van kantoren of woningen of anderssoortige ontwikkelingen van enige omvang mogelijk die niet reeds ruimtelijk zijn vastgelegd. Op grond daarvan is evident dat sprake is van een 'niet in betekenende mate' invloed op de luchtkwaliteit.

Daarnaast geven de jaarlijks doorgerekende prognoses aan dat de luchtkwaliteit in het plangebied in de planperiode ruim zal blijven voldoen aan de grenswaarden.

Conclusie

De luchtkwaliteit, vormt daarmee geen belemmering voor het vaststellen van het bestemmingsplan Vijfhoek Heiliglanden De Kamp.

4.6 Externe veiligheid     

Externe veiligheid gaat over risicobronnen (bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken of transportroutes waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd) en risico-ontvangers (personen of objecten die risico lopen). Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobronnen en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten) moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij risicovolle inrichtingen en leidingen gelden wettelijke afstanden, voor vervoer van gevaarlijke stoffen is dat voorlopig nog niet het geval.

Wat betreft de risico-ontvangers maakt de wetgeving onderscheid in kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De kans heeft betrekking op iemand die continu op die plaats aanwezig is. Het PR kan weergegeven worden met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt meestal begrensd door de 1% letaliteitsgrens. Dit is de afstand waarop niet meer dan 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen.

Het plangebied bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. De plaatsgebonden risicocontour 10-6 kan daarmee niet over de planlocatie vallen. Toetsing van grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is, omdat de planlocatie buiten het invloedsgebied valt, niet nodig.

4.7 MER-beoordeling     

Voor dit bestemmingsplan hoeft op grond van de Wet milieubeheer geen milieueffectrapport te worden gemaakt.

Op 1 april 2011 wijzigde het Besluit milieueffectrapportage. De wijziging houdt in dat als nieuwe activiteiten of projecten mogelijk worden gemaakt, een afweging moet plaatsvinden of een m.e.r.-beoordeling nodig is of niet. Een m.e.r.-beoordeling is nodig als niet kan worden uitgesloten dat het betreffende project belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben op grond van de selectiecriteria zoals genoemd in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Die selectiecriteria hebben onder meer betrekking op de omvang van het project, de cumulatie met andere projecten en de aard van de omgeving.

Mede gelet op wat elders in deze toelichting is opgemerkt over de afzonderlijke milieuaspecten, heeft het bestemmingsplan geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu in de zin van het Besluit milieueffectrapportage en de Europese richtlijn.

4.8 Groen     

De groenparagraaf biedt inzicht in de kwaliteit en de kwantiteit van het aanwezige groen binnen het plangebied. Deze paragraaf beschrijft welke effecten dit bestemmingsplan heeft op het aanwezige groen.

Beschrijving plangebied

Er is in het plangebied over het algemeen sprake van een vrij hoge bebouwingsdichtheid waardoor de ruimte voor groen beperkt is. Ondanks de vrij hoge bebouwingsdichtheid zijn er belangrijke groenelementen in het plangebied aanwezig die bijdragen aan het karakter van het plangebied. Belangrijke groenelementen zijn:

  • de Egelantiertuin
  • Wilsonsplein
  • hofje aan de Grote Houtstraat

Bomen

Bomen zijn van invloed op de kwaliteit van de leefomgeving en hebben meerdere betekenissen. Zowel in de belevingssfeer als ruimtelijk, milieutechnisch, ecologisch cultuurhistorisch als educatief zijn bomen van belang. Daarom is een boom het waard om zorgvuldig mee om te gaan.

In een groot deel van het plangebied zijn in meer of mindere mate bomen aanwezig. Een deel van die bomen is onderdeel van de hoofdbomenstructuur. De bomen langs de volgende wegen zijn onderdeel van de hoofdbomenstructuur:

  • de oevers van het Spaarne,
  • Kamper-, Gasthuis- en Raamvest en de
  • Wilhelminastraat
  • Gedempte Oude Gracht
  • Leidsevaart

In de gebieden die deel uitmaken van de hoofdbomenstructuur staat de ontwikkeling van een duurzame bomenstructuur centraal. Het Bomenbeleidsplan geeft aan wat de gewenste boomsoorten zijn en welke maatregelen genomen moeten worden om die gewenste structuur te realiseren. Vanaf 2015 zijn groeiplaatsen van monumentale en waardevolle bomen beschermd in Haarlemse bestemmingsplannen. De bescherming van de monumentale boom zelf is geregeld in een gemeentelijke verordening. Voor dit bestemmingsplan zijn alle monumentale en waardevolle bomen in het plangebied geïnventariseerd. Een monumentale boom is minimaal 80 jaar oud en een waardevolle boom 50 jaar. Ook speciale herdenkingsbomen kunnen monumentaal zijn. Bekende monumentale en waardevolle bomen staan op de monumentale bomenlijst van Haarlem. Als er in dit bestemmingsplan gesproken wordt over monumentale bomen worden daarmee monumentale en waardevolle bomen bedoeld. Dit bestemmingsplan legt groeiplaatsen voor monumentale bomen vast die in de openbare ruimte staan. Bomen op particuliere terreinen die voldoen aan de criteria om monumentaal te worden, zijn niet opgenomen. Hiervoor geldt dat er nog geen beleid is vastgesteld en dat er ook (nog) geen afspraken zijn gemaakt met de eigenaren van de gronden waar deze monumentale bomen staan.

Om de groeiplaats te kunnen bepalen is voor alle monumentale bomen in de openbare ruimte de maximale kroonprojectie onderzocht. Dit is de maximale oppervlakte van de kroon gemeten in het horizontale vlak van een volgroeide boom. Deze is bepaald aan de hand van onderzoek naar maximale groeiverwachting en afhankelijk van het type boom, de huidige leeftijd en de groeiomstandigheden. In het bestemmingsplan is voor de groeiplaats de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' opgenomen. Binnen deze dubbelbestemming geldt een bouwverbod en is een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning). Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het verbod om te bouwen indien de aanvrager met een groentoets aantoont dat de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt aangetast.

Opname van de monumentale bomen in bestemmingsplannen is maatwerk. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden op particuliere gronden. De dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' valt daarom niet over particuliere gronden heen.

Effecten op groen

Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen behoudend plan. Daardoor en door de beperkte ruimte binnen het plangebied valt het karakter van het plangebied nauwelijks te beïnvloeden. De planregels van dit bestemmingsplan zorgen voor een optimale bescherming van het groen in het plangebied. Dit komt in de planregels tot uitdrukking in:

  • de strikte bouwregels binnen de bestemming 'Groen';
  • de opname van de dubbelbestemming 'Waarde- Groeiplaats Monumentale Boom;
  • voor de ontwikkeling van de Egelantier is als randvoorwaarde opgenomen dat het m² groen niet mag verminderen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is een op hoofdlijnen behoudend plan en heeft geen nadelige effecten voor het aspect groen in het plangebied.

4.9 Natuurwaarden     

De Wet natuurbescherming bepaalt dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerwerk, nieuwbouw en planologische ontwikkelingen moet iedereen, naar redelijkheid, mogelijke nadelige gevolgen voor planten en dieren voorkomen en er in elk geval rekening mee houden. Een ontheffing voor het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is echter niet vereist op grond van de algemene zorgplicht.

De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Er is nagegaan of het plangebied binnen een speciale beschermingszone volgens de Wet natuurbescherming valt. Tevens is nagegaan of vanuit het bestemmingsplangebied invloed wordt uitgeoefend op Natura-2000 gebieden in de omgeving.

Het bestemmingsplangebied Vijfhoek Heiliglanden de Kamp maakt geen deel uit van een Natura-2000 gebied en ligt ook niet in de nabijheid van een Natura 2000 gebied. . Het plangebied ligt op minimaal 2500 meter afstand van de duinen van Zuid-Kennemerland en is daarvan gescheiden door stedelijke bebouwing, drukke wegen en watergangen. De bebouwing en het gebruik die het bestemmingsplan mogelijk maken hebben geen significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied.

Soortenbescherming

Ook de soortenbescherming in Nederland ligt wettelijk vast in de Wet natuurbescherming. Het doel is het beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wet natuurbescherming deelt soorten in drie beschermingsregimes in. Dit zijn "het beschermingsregime soorten Vogelrichtlijn", "het beschermingsregime soorten Habitatrichtlijn" en "het beschermingsregime andere soorten". Voor alle regimes geldt dat de beschermde soorten niet verstoord mogen worden. Sommige soorten genieten een striktere bescherming dan andere soorten. Als uit de voorgenomen ingreep blijkt dat verstoring aan de orde is, dan is het aanvragen van een ontheffing bij het bevoegd gezag noodzakelijk.

Er is sprake van een consoliderend bestemmingsplan. De instandhouding van de beschermde soorten is vanwege dit bestemmingsplan dan ook niet in het geding. Een quickscan onderzoek naar ecologie is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.

Toekomstige ruimtelijke ingrepen

Voorafgaand aan eventuele toekomstige ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal wel in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of er daadwerkelijk zwaluwen, vleermuizen en/of andere wettelijk beschermde soorten aanwezig zijn waar rekening mee dient te worden gehouden. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Wet natuurbescherming moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven is welke mitigerende dan wel compenserende maatregelen genomen gaan worden.

Conclusie

Voor het plangebied geldt dat er geen wijzigingen aan de bestaande (planologisch-juridische) situatie worden doorgevoerd als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan. Een quickscan onderzoek naar ecologie is daarom niet noodzakelijk. Geconcludeerd wordt dat de ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving geen belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.10 Cultuurhistorie     

Inleiding

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden. Bij cultuurhistorische waarden gaat het over de positieve waardering van sporen, objecten, patronen en structuren die zichtbaar of niet zichtbaar deel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Voor een volledige inventarisatie van cultuurhistorische waarden is een onderzoek gedaan. Dit onderzoek is als bijlage 4 en 5 bij de toelichting gevoegd. Dit onderzoek gaat ook kort in op het 'beschermde stadsgezicht'.

Beschermd stadsgezicht en monumenten

De bebouwing gelegen in het bestemmingsplan Vijfhoek Heiliglanden De Kamp valt in het beschermd stadsgezicht van Haarlem dat in 1990 is vastgesteld. In het bestemmingsplangebied zijn verschillende panden die vanwege hun cultuurhistorische betekenis bescherming genieten. Het betreft panden die als rijksmonument of als gemeentelijk monument wettelijk zijn beschermd.

De monumenten zijn op de bij dit bestemmingsplan behorende verbeelding weergegeven als orde 1 panden. Naast beschermingsbepalingen o.g.v. het bestemmingsplan is de bescherming tevens geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening.

Beeldbepalende bouwwerken

Het plangebied telt diverse beeldbepalende bouwwerken, de zogenaamde orde 2 panden en/of ensembles. Deze zijn als orde 2 panden op de verbeelding weergegeven.

Bescherming cultuurhistorie in het bestemmingsplan

Voor de bescherming van monumenten geldt het regime van de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Daarnaast wordt de beschermende werking van het 'beschermd stadsgezicht' in het bestemmingsplan ten eerste ingepast door het consoliderende karakter van het plan. Het borgen van cultuurhistorische waarden betekent niet dat er niets meer mag gebeuren. Wel dient rekening gehouden te worden met het beschermwaardige karakter van de omgeving en/of pand. Naast de beschermende functie, geeft dit bestemmingsplan dan ook een toetsingsraamwerk ter begeleiding en sturing van nieuwe ontwikkelingen.

Voor het beschermd stadsgezicht is in het bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' opgenomen.

Hoofdstuk 5 gaat verder in op hoe de gemeente Haarlem nu en in de toekomst de cultuurhistorische waarden van deze panden wil behouden.

4.11 Archeologie     

Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als de op één na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 voor Christus) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 voor Christus) legden de mensen akkers aan en bouwden ze boerderijen. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw na Christus), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat huis(en) op een open plek in een op zandgrond gelegen bos betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is de Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.

Rijkskaart archeologie

Het plangebied staat op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vermeld als een terrein van hoge archeologische waarde. Op de Indicatieve Kaart Archeologische waarden van de Rijksdienst heeft het plangebied voor het grootste deel een hoge en een klein deel een middelhoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden hoog wordt geacht.

Archeologische Beleidskaart Haarlem

Het plangebied Vijfhoek, Heiliglanden en de Kamp is een veertiende eeuwse stadsuitbreiding. Dat wil zeggen dat het in die tijd de toenmalige stad in de richting van het zuiden en westen is uitgebreid en geschikt gemaakt voor bewoning. Daardoor kwamen deze gronden binnen de 'nieuwe' stadsmuren te liggen.

Lange tijd is dit gebied de plek geweest waar de schutters van de stad samenkwamen en oefenden. Maar ook de plek die het stadsbestuur aanwees voor de industrie en nijverheid die vuil en stankoverlast veroorzaakten, zoals de schoenmakers en leerlooiers en de vollers en laken ververs. Ook de dames van lichte zeden werden in de middeleeuwen door het stadsbestuur gedwongen zich hier te vestigen. Lange tijd hebben hier de ramen gestaan waar de lakens tussen gespannen werden om te drogen. Ook was er een groot aantal kloosterterreinen.

De prehistorische vondsten die zijn gedaan tonen aan dat de rijke bewoningsgeschiedenis van dit gebied tot ver voor de middeleeuwen teruggaat. Het grootste deel van het plangebied behoort volgens de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH) tot categorie 1b(paars). Dit zijn gebieden die van bijzonder archeologisch belang zijn voor Haarlem.

Categorie 1b (paars): Voor de historische stadskern van Haarlem hebben archeologische waarnemingen en opgravingen aangetoond dat de stadskern vrijwel overal belangrijke archeologische waarden bevat die teruggrijpen op resten van het prehistorische, pre-stedelijke en stedelijk leven. Het betreft onder meer fundamenten van huizen, ophogingen, afvalkuilen, waterputten, slootvullingen, gebruiksvoorwerpen, gereedschappen en beerputten.

Hier geldt dat bij iedere bodemverstorende activiteit die dieper dan 30 cm onder maaiveld plaatsvindt, dat een waardestellend archeologisch rapport moet worden bijgevoegd bij de vergunning aanvraag. Daarin dient de aan- of afwezigheid van archeologische waarden in voldoende mate te worden vastgesteld.

verplicht

Afbeelding 4.1: Uitsnede Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)

Het westelijk deel van het plangebied behoort volgens de ABH tot categorie 5 (grijs).

Categorie 5 (grijs): Dit geldt voor de gedeelten van het grondgebied van Haarlem die relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt zijn. Hiervoor geldt ook de bovengenoemde voorwaarde, maar dit regime geldt bij bodemverstorende activiteiten van 10.000 m² en groter en dieper dan 30 cm onder maaiveld. De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in het bestemmingsplan opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een omgevingsvergunning kunnen worden verbonden.

4.12 Vliegverkeer     

Met ingang van 1 februari 2003 is het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB) van kracht. Het LIB is gewijzigd vastgesteld in 2014. Het LIB wijst rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aan. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen. De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen. Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:

  • industrie in de voedselsector met extramurale opslag of overslag;
  • viskwekerijen met extramurale bassins;
  • opslag of verwerking van afvalstoffen met extramurale opslag of verwerking;
  • natuurreservaten en vogelreservaten;
  • moerasgebieden en oppervlaktewateren groter dan 3 hectare.

Binnen het plangebied gelden geen beperkingen ten aanzien van bebouwing als bedoeld in artikel 2.2.1 van het LIB. Daarvoor ligt het plangebied te ver van de luchthaven Schiphol af.

Voor het gehele plangebied gelden wel hoogtebeperkingen op basis van artikel 2.2.2 van het LIB. De maximaal toegestane bouwhoogte in meters staat aangegeven op afbeelding x. Deze hoogtematen worden gerelateerd aan de referentiehoogte van de luchthaven die -4.00 meter N.A.P is.

verplicht

Afbeelding 4.2: Hoogtebeperkingen in verband met vliegverkeer

De maximaal toegestane bouwhoogten in het plangebied blijven overal ruim onder de maximale waarden die zijn toegestaan op basis van het LIB.

Binnen het plangebied worden geen vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik als bedoeld in artikel 2.2.3 van het LIB mogelijk gemaakt.

Conclusie

Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LIB.

4.13 Kabels, leidingen, straalpaden en andere belemmeringen     

Er liggen blijkens de kaart “milieubeschermingsgebieden, geluids- en veiligheidszones en technische infrastructuur” zoals genoemd in de provinciale verordening geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het plangebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 VISIE OP HET PLANGEBIED     

Het bestemmingsplan Vijfhoek Heiliglanden De Kamp is een overwegend consoliderend plan. Het uitgangspunt van het bestemmingsplan is het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit. Dit betekent echter niet dat het bestemmingsplan helemaal geen veranderingen toestaat. De mogelijke ontwikkelingen zijn beschreven in paragraaf 5.3 en 5.4.

5.1 Ruimtelijke aspecten     

5.1.1 Beschermd stadsgezicht     

Het gehele plangebied Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp ligt binnen het gebied dat onder nummer 5302 is aangewezen tot beschermd stadsgezicht. Dit betekent dat het bijzondere ruimtelijke karakter van het plangebied op grond van de Erfgoedwet dient te worden beschermd in het bestemmingsplan. Dit betekent dat het beschermen van de bestaande kwaliteiten het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt is. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door:

  1. de historisch gegroeide ruimtelijke hoofdstructuur en de samenhang van de openbare ruimte en de waardering van de kwaliteit van de daaraan gelegen bebouwing;
  2. de schaal en verscheidenheid van de bebouwing;
  3. de verscheidenheid en vervlechting van functies en activiteiten.

In hoofdstuk 2.2 is te lezen welke specifieke waardes, volgens het aanwijzingsbesluit, aanleiding hebben gegeven tot die aanwijzing. De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te "bevriezen". Het plangebied moet kunnen leven.

Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, overstekken e.d. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is het aantal orde 2 panden in het plangebied uitgebreid. Deze nieuwe waardering komt voort uit de actualisering van de waardering van alle afzonderlijke panden. Bijlagen 4 en 5 bevatten een overzicht van de actuele orde 2 panden en de onderbouwing.

De hoofdopzet voor het bestemmen van het beschermde stadsgezicht bestaat uit de volgende elementen:

  • Een dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' waarin gedetailleerde bouwregels zijn opgenomen die de bestaande situatie vastleggen met slechts beperkte ontwikkelingsmogelijkheden;
  • Strakke bouwvlakken op de verbeelding, waarbinnen de hoofdbebouwing

    moet zijn gesitueerd;
  • Om de karakteristieke structuur van de open binnenterreinen en tussen

    panden gelegen tuinen te behouden is voorzien in tuinbestemmingen met

    beperkte bebouwingsmogelijkheden, die doorgaans niet verder reiken dan wat reeds vergunningsvrij op grond van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht is toegestaan;
  • De opname van orde-aanduidingen op de verbeelding en in de planregels. De basis van de orde-aanduidingen is terug te vinden in de bijlagen 4 en 5 van de toelichting (redengevende omschrijvingen);
  • Gelet op de gedetailleerde, strakke bestemmingsregels zijn specifieke

    afwijkingsmogelijkheden opgenomen, die passen bij de aard van het gebied en die tegemoet komen aan karakter van de levende stad.

5.1.2 Stedenbouwkundig instrumentarium / uitgangspunten     

Om de cultuurhistorische waarden in het plangebied zo goed mogelijk te borgen, is het uitgangspunt om voor monumentale en beeldbepalende bouwwerken zoveel mogelijk het bestaande beeld te behouden. Dit wordt bereikt door de voorgevelrooilijn, bestaande hoogte, de bestaande gevelindeling en de bestaande kap- en dakvorm vast te leggen. Daarmee is voor deze bouwwerken de cultuurhistorische waarde verzekerd. Voor het beschermde stadsgezicht is dit van extra groot belang omdat op die manier de ritmiek van de bestaande bebouwing vastligt en ingezet wordt op het behoud van de feitelijk aanwezige en veelal diverse karakteristiek van de gevelwanden.

Ten behoeve van het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied worden de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd.

Voorgevelrooilijn

De voorgevelrooilijn is de lijn waar de weg de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. De voorgevelrooilijn is dus een belangrijke vormgever van de historische kenmerken van het plangebied. Uitgangspunt is dat voor bebouwing in het beschermd stadsgezicht de voorgevel in de voorgevelrooilijn dient te zijn gebouwd.

Bouwvlak

Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten. In het bestemmingsplan zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen.

Parcellering Het plangebied Vijfhoek Heiliglanden de Kamp kenmerkt zich door historische panden. Samenvoegen van panden gaat ten koste van deze structuur en van de bouwhistorische waarden van vooral de historische tussenmuren. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan samenvoeging van gebouwen worden toegestaan.

Voorwaarden:

  1. de individuele panden als zodanig herkenbaar blijven in zowel aanzicht als hoofdstructuur;
  2. niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd;
  3. de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 11 m is;
  4. er geen sprake is van een gang, steeg of ozendrop tussen de panden;
  5. de scheidingsmuur niet geheel verwijderd wordt;
  6. door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt;

Aanvullend gelden bij cultuurhistorisch waardevolle panden (orde-panden) de volgende bepalingen:

  1. de historische bouwmuur dient voor ten minste de helft behouden te blijven;
  2. vanaf de voorgevelrooilijn een muurvlak behouden blijft met een breedte van minimaal de helft van de hoogte van de betreffende muur;
  3. van de muur boven de te maken doorbraak over de gehele lengte minstens 50 cm onder het constructieve plafond behouden blijft;
  4. elke afzonderlijke doorbraak niet breder is dan 2 meter;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouwhistorische waarden van het bouwwerk.
  6. Van de bepalingen onder 7 tot en met 11 kan afgeweken worden als door middel van bouwhistorisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen bouwhistorische waarden in het geding zijn.

Hoogtes Doordat elk pand een individuele goothoogte en dakvorm en nokrichting kent, zit er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten. De bestaande variatie in goothoogte wordt in het bestemmingsplan gewaarborgd door de bestaande goothoogte gedetailleerd vast te leggen. Onder strikte voorwaarden mag hiervan worden afgeweken.

Monumenten kennen wettelijk al een beschermde status. Orde 2 panden (zie ook bijlage 4 en 5) krijgen bescherming met een te handhaven goothoogte.

Daklandschap De kappen van de individuele panden vormen tezamen het daklandschap. Het daklandschap in Vijfhoek - Heiliglanden - de Kamp is bijzonder rijk en afwisselend. Het traditionele zadeldak met de nok haaks op de straat komt daarbij het meeste voor. Het is belangrijk dat de hoofdkarakteristieken gehandhaafd blijven. Uitgangspunt is dan ook dat een gebouw voorzien dient te zijn van een kap en dat de bestaande nokrichting en dakvorm behouden blijven. Waar daken in de loop der tijd verdwenen zijn wordt gepoogd dit weer te herstellen. Dit is een reden om hoogte van bouwwerken in het bestemmingsplan te bepalen aan de hand van de goothoogte, zodat de mogelijkheid open blijft het bouwwerk nog te voorzien van een echte kap. Voorwaarde is de maximale nokhoogte van 4m. en een dakhelling gekoppeld aan een minimale en maximale hellingshoek. Dakkapellen mogen worden opgericht maar hieraan worden stringente eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvlak. Onder bepaalde voorwaarden mogen op (gedeeltelijk) platte daken ook dakterassen en daktuinen worden toegestaan.

Voorwaarden dat een dakterras kan worden toegestaan op een aan- of uitbouw:

  • het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
  • privacyschermen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
  • de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
  • de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
  • voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
  • er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

Voorwaarden dat een dakterras kan worden toegestaan op de hoofdbebouwing:

  • de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
  • de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
  • de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
  • indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak kan van het bovengestelde worden afgeweken;

De ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten zijn meegenomen bij het opstellen van de regels in het bestemmingsplan.

Binnenterreinen

De bouwblokken binnen het beschermd stadsgezicht  hebben allemaal een formele, beschermde buitenkant waardoor de uitstraling wordt bepaald. Ruimte voor flexibiliteit zit in het informele binnengebied. Het gebied tussen de achtergevelrooilijnen  van de (beschermde) hoofdbebouwing.

De grootste krachten van de binnengebieden zijn variëteit en flexibiliteit. De verhoudingen tussen bebouwd en onbebouwd en de hoogteverschillen van de bebouwing spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van bijzondere plekken in de binnengebieden. Flexibiliteit vergroot de aanpasbaarheid voor verschillende functies en draagt daardoor ook bij aan een duurzaam gebruik.

Het gebrek aan kwaliteit van sommige binnengebieden ligt niet zo zeer aan de aanwezigheid van bebouwing in de binnengebieden, maar meer aan de vormgeving en het gebruik van de daken van deze "binnenbebouwing".

Binnengebieden kunnen getransformeerd worden tot gebieden met getrapte groene (toegankelijke) terrassen waar ook energie kan worden gewonnen en een begane grond met tuinen en bomen.

De verhouding tussen een strakke, historische rooilijn aan de buitenzijde en een kleinschalige getraptheid van terrassen, daktuinen en open binnentuinen kan de kwaliteit van de binnengebieden verhogen. Uitgangspunt is om de kwaliteiten te versterken door te bestemmen wat er staat met meer ruimte voor flexibiliteit, te vergroenen en te verduurzamen door een beter gebruik van de daken. In dit bestemmingsplan worden dakterrassen, daktuinen en zonnepanelen op bebouwing in een binnengebied gefaciliteerd.

De ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten zijn meegenomen bij het opstellen van de regels in het bestemmingsplan.

Tuinen

In een sterk verstedelijkt gebied als de historische binnenstad zijn beperkt tuinen aanwezig. De weinige tuinen die er zijn vervullen een belangrijke rol in het aanzien en beleving. Het aanzien en karakter van de historische tuinen, hofjes en voortuinen worden dan ook beschermd.

5.2 Functionele aspecten     

Kernwinkelstraten – Centrum

Een gebied met een concentratie van publieksaantrekkende functies, waarin detailhandel en dienstverlening overheersen. Behoud dan wel versterking van de winkelfunctie in dit gebied is belangrijk uitgangspunt. Dit geldt zeker de hoofdwinkelstraat Grote Houtstraat. Op de begane grondlaag dient de aaneengesloten plint van winkels en publieksgerichte (winkelachtige) functies gehandhaafd te worden. De woonfunctie is alleen op de hoger gelegen verdiepingen toegestaan. Zonder aantasting van de historische omgeving en de waarde van panden, kan onder bepaalde voorwaarden in de hoofdwinkelstraten ruimte geboden worden voor een doorkoppeling van de winkelfunctie op de begane grond naar de bovenliggende verdieping om middelgrote winkelvestigingen mogelijk te maken.

De historische binnenstad kenmerkt zich vooral door kleinschalige historische panden. Samenvoegen van panden gaat ten koste van deze fijnmazige structuur en van de bouwhistorische waarden van vooral de historische tussenmuren.

Dwaalmilieu- Centrum

Rondom de hoofdwinkelstraten bevindt zich een dwaalmilieu met aanloop- en zijstraten (bv. Gierstraat, Botermarkt, Kleine Houtstraat). Ook hier zijn voornamelijk winkels en horecagelegenheden gevestigd. Het onderscheidt zich vaak van de hoofdwinkelstraten door kleinschaligheid, lokaal ondernemerschap, speciaalzaken en ook doordat soms minder sprake is van een aaneengesloten winkelfront. Belangrijk is om dit milieu te handhaven. Daarbij wordt wel de bestaande woonfunctie in deze straten gerespecteerd. In principe is geen doorkoppeling van de winkelfunctie naar de bovenverdieping mogelijk. Uitgangspunt is wonen op de verdiepingen.

Het is gewenst dat de winkels in de toekomst vooral gehandhaafd blijven in de (kern)winkelstraten. In het plan wordt alleen ruimte geboden voor de vestiging van detailhandel op nieuwe locaties die dicht tegen de winkelstraten aanliggen, het zogeheten dwaalmilieu. In het vorige bestemmingsplan was detailhandel reeds mogelijk gemaakt voor deze panden.

Het gaat om de volgende straten:Keizerstraat, Barrevoetestraat, Breestraat, Doelstraat 13- 50, Kerkstraat, Korte Houtstraat, Cornelisstraat, Gasthuisvest, Gedempte Oude Gracht.

In de raadsvergadering van 14 juni 2018 is een amendement aangenomen om voor alle panden waar in het vorige bestemmingsplan detailhandel mogelijk is, de detailhandel weer opnieuw mogelijk te maken. Dit is waar nodig verwerkt op de verbeelding en in de regels . Het amendement is opgenomen als bijlage 13.

Inperking detailhandel

Voor de straten verder gelegen van de (kern)winkelstraten wordt detailhandel alleen mogelijk gemaakt op de locaties waar ten tijde van het opstellen van het bestemmingsplan detailhandel gevestigd is. In het vorige bestemmingsplan was hier op meerdere locaties wel detailhandel mogelijk gemaakt. Dit wordt gedaan om verdere uitbreiding van verspreid liggende winkels te voorkomen in verband met de wens om detailhandel te concentreren. Dit betekent dat voor panden, die niet meer in gebruik zijn als winkel en waarvoor evenmin te verwachten is dat deze panden in de nabije toekomst alsnog deze functie krijgen, de bestemming wijzigt. Deze panden behouden weliswaar een brede bestemming maar dan zonder de detailhandelsfunctie. Dit ter versterking van de bestaande structuur van de detailhandel in dit stadsdeel en Haarlem als geheel.

Het gaat om de volgende straten: Sophiaplein, Korte Wolstraat, Wilsonplein, Gedempte Raamgracht, Gedempte Voldersgracht, Drapenierstraat, Wolstraat, Doelstraat 1-14, Nieuwe Kerksplein, Kampervest 1-9 en 33-41.

Omdat in de raadsvergadering van 14 juni 2018 een amendement is aangenomen om voor alle panden waar in het vorige bestemmingsplan detailhandel mogelijk is dit weer opnieuw mogelijk te maken, is ook in bovenstaande straten de detailhandel weer opgenomen waar het in het vorige bestemmingsplan mogelijk was. Dit is verwerkt waar nodig verwerkt op de verbeelding en in de regels. Het amendement is opgenomen als bijlage 13.

Gemengde gebieden

Buiten het kernwinkelgebied en de binnenstedelijk woonstraten zijn er gebieden die een meer gemengd karakter hebben. Deze menging van functies blijft mogelijk waarbij de bestaande planologisch-juridische rechten veelal het uitgangspunt zijn. In veel van deze panden wordt op dit moment gewoond. In verband met de gewenste flexibiliteit blijft voor een groot aantal panden in zekere mate uitwisselbaarheid tussen diverse functies mogelijk. Bij functiemenging gaat het vaak om functies als (lichte) bedrijvigheid of vormen van dienstverlening. Voor de verdiepingen is de woonfunctie het uitgangspunt.

Rand van de wijk – enkelvoudige bestemming Wonen of Kantoren

De binnenstad is een zeer aantrekkelijk woonmilieu voor bepaalde bewonersgroepen. De woonfunctie blijft dan ook in het nieuwe plan behouden. De enkelvoudige woonbestemming is mogelijk gemaakt voor hofjeswoningen, stadsvernieuwingpanden en aan de randen van het bestemmingsplangebied. Een specifiek karakter heeft de Wilhelminastraat en Mauritsstraat waar een gemengd kantoor/woonmilieu bestaat.

Bescherming van de woonfunctie is van groot belang voor de levendigheid en sociale veiligheid in en rond de binnenstad. Voor de verdiepingen is de woonfunctie uitgangspunt en deze wordt gestimuleerd.

Ondergeschikt aan de woonfunctie

Werken aan huis kan een bijdrage leveren aan het plaatselijk (met name dienstverlenend) voorzieningenniveau. In woningen is het mogelijk om onder voorwaarden een aan-huis-verbonden-beroep uit te oefenen of gastouderopvang of bed & breakfast aan te bieden. Dit kan economische ontwikkeling in de buurt stimuleren. Het starten van een onderneming is hierdoor namelijk heel laagdrempelig.

Horeca op maat bestemmen

Het aantal legaal aanwezige horecagelegenheden binnen het plangebied is vastgelegd. De grootste horecaconcentratie is gelegen aan de Botermarkt. Voor het realiseren van een nieuwe horecagelegenheid op een locatie waar dat nu nog niet is toegestaan zal een aparte afweging gemaakt dienen te worden. Horecabedrijven zijn via een aanduiding opgenomen op de verbeelding. Daarbij worden verschillende categorieën onderscheiden. Behorend bij de detailhandel zijn (ondergeschikte) horeca-activiteiten toegestaan.

Op een aantal locaties was in het vorige bestemmingsplan horeca mogelijk die niet meer mogelijk zijn gemaakt in het huidige bestemmingsplan. In de bijlage 6 is een overzicht opgenomen met alle panden die een horecabestemming hebben.

Voor onderstaande adressen is geen horeca meer mogelijk gemaakt omdat deze panden herontwikkeld zijn. In de raadsvergadering van 14 juni 2018 is een amendement aangenomen om voor alle panden waar in het vorige bestemmingsplan horeca mogelijk is, weer opnieuw horeca mogelijk te maken. Voor onderstaande panden is daarom ook in dit bestemmingsplan horeca mogelijk gemaakt. Dit is waar nodig verwerkt op de verbeelding en in de regels. Het amendement is opgenomen als bijlage 13.

  • Gedempte Raamgracht 68 (zit al meer dan 10 jaar geen horeca meer)
  • Klein Heiligland 72 (woningbouwvergunning afgegeven)
  • Kleine Houtstraat 76 (zit al meer dan 10 jaar geen horeca meer)
  • Kleine Houtstraat 78 (zit al meer dan 10 jaar geen horeca meer)
  • Kleine Houtstraat 118 (op last van burgemeester in 2009 gesloten en daarna nooit meer horeca vergunning afgegeven))
  • Lange Bogaardstraat 11 en 13 (woningbouwvergunning afgegeven)
  • Nieuw Heiligland 3 (woningbouwvergunning afgegeven)
  • Nieuw Heiligland 10 (zit al meer dan 10 jaar geen horeca meer)

Botermarkt 27 en 29

In het bestemmingsplan Oude Stad is abusievelijk voor het pand Botermarkt 27 geen horecabestemming opgenomen terwijl hier wel horeca toegestaan was. Dit is hersteld in dit bestemmingsplan. De eigenaar heeft een verzoek ingediend voor uitbreiding van horeca naar Botermarkt 29, hier is positief op gereageerd. Voor deze panden is de horeca 3 bestemming opgenomen.

Doelstraat 29

Aan de Doelstraat 29 is een bestaande coffeeshop gevestigd. Op basis van rechtspraak kan een coffeeshop in planologisch opzicht niet in een bestemmingsplan worden opgenomen (zie bijvoorbeeld Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, ECLI:NL:RVS:2004:AO7946). Deze activiteit is namelijk op grond van de Opiumwet verboden. Dat wil vanuit het Nederlandse gedoogbeleid niet zeggen dat deze activiteit niet kan bestaan.

Overeenkomstig het vigerende bestemmingsplan is een horeca-3 bestemming mogelijk op deze locatie. Zolang hier een coffeeshop gevestigd is mag hier geen café gerund worden. Dit is zo geregeld in de (exploitiatie)vergunning voor de coffeeshop op basis van het (Haarlemse) gedoogbeleid.

Aan de Kleine Houtstraat 77 is een sexbioscoop (met besloten huis) gevestigd.

Maatschappelijke- en culturele functies

De bestaande maatschappelijke functies liggen verspreid door het plangebied. Binnen gemengde bestemmingen worden maatschappelijke voorzieningen mogelijk gemaakt. De grotere maatschappelijke functies zoals religieuze gebouwen zijn via de enkelvoudige maatschappelijke bestemming mogelijk gemaakt.

Het plangebied telt twee musea, het Frans Halsmuseum, het Museum Haarlem. De belangrijke culturele voorzieningen zijn de Stadsschouwburg en het architectuurcentrum ABC. Deze functies zijn met de enkelvoudige bestemming cultuur en ontspanning mogelijk gemaakt.

Andere maatschappelijke- en culturele functies die via een aanduiding op de verbeelding mogelijk gemaakt zijn, zijn:

  • Haerlems studentengidt Kleine Houtstraat 74 (vl)
  • Trou moet Blijcken Grote Houtstraat 115 (vl)
  • Sociëteit voor alleengaanden, Doelstraat 52 (vl)
  • Beschermd wonen, Wilsonsplein 19 (zw)
  • Balletstudio Klein Heiligland 66 aanduiding (co)
  • Dansschool Cornelissteeg 7-9 aanduiding (co)
  • Biljart centrum Klein Heiligland 88 (co)

5.2.1 Openbare ruimte     

Binnen de op de verbeelding opgenomen bestemmingen bestaat ruimte om zo nodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Ter bescherming van de parken en groenvoorzieningen is ervoor gekozen terughoudend te zijn qua bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming verkeer is ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen), goede inrichting voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-km/u-zones), stallingmogelijkheden voor fietsen en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen.

Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan, zoals vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

Het gebruik en de inrichting van de openbare ruimte is in het kernwinkelgebied voornamelijk gericht op verblijf. Dit houdt in dat er ruimte is voor terrassen, om te winkelen, slenteren etc. Tegelijkertijd kunnen delen van de openbare ruimte mede gebruikt worden voor evenementen en (waren)markten.

5.3 Ontwikkelingen     

Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt onderstaande ontwikkelingen mogelijk die reeds op basis van een verleende omgevingsvergunning mogelijk zijn.

  • Gedempte Oude Gracht 118- 120: bestemming wijzigen naar Wonen (31 woningen vergund); bouwdossier 2014-08563
  • Gierstraat 16 – 18: bestemming wonen op begane grond aan de achterzijde (t.b.v. 2 woningen) mogelijk maken. Het bouwplan betreft het realiseren van 2 woningen op de begane grond in een ruimte die eerst in gebruik was als winkel en magazijnruimte met fietsenberging. Tevens dakterras op 2e verdieping). Zie bouwdossier 2014-08510. Bestaande dakterrassen nog ergens in regels verwerken;
  • Gierstraat 60-64: Het legaliseren van de opslag ter plaatse van de achtergevel Gierstraat 64; Bouwdossier 2014-201403139
  • Grote Houtstraat 161: (Subway)- broodjeszaak; opnemen aanduiding H1. Bouwdossier 2015-02414
  • Wilhelminastraat 26: uitbreiding woning, past in bestemmingsplan: bouwdossier 2017-02090:
  • Korte Houtstraat 6: het veranderen van een opslagruimte naar en woonruimte op het perceel Korte Houtstraat 6 ZW te Haarlem. Bouwdossier 2013-01517.
  • Nieuw Heiligland 3-5: Het realiseren van Appartementen aan het Nieuw Heiligland 3-5, voorheen restaurant "de Ark. Opnemen bestemming wonen (5 appartementen). Bouwdossier 2016-02025
  • De Witstraat 1: Voor dit perceel is een tijdelijke omgevingsvergunning (10 jaar) verleend voor een horecapaviljoen. Omdat het hier om een tijdelijke situatie gaat hoeft deze niet in het bestemmingsplan geregeld te worden.

Ook zijn een aantal ontwikkelingen opgenomen waar nog geen bouwvergunning voor afgegeven is.

Essenstraat 20-22

Dit betreft een braakliggende hoekkavel. De kavel krijgt in dit bestemmingsplan een gemengde bestemming. De benodigde onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 7.

verplicht

Stedenbouw

  • Om het knijpen van de Essenstraat richting Gedempte Oude Gracht te compenseren zal de ontwikkeling zich met name richten op de Turfmarkt en Kampervest. Vanuit beide straten is de locatie zichtbaar.
  • De voorgevelrooilijn is een belangrijke vormgever van de historische kenmerken van de omgeving. Uitgangspunt is dat voor bebouwing in het beschermd stadsgezicht de voorgevel in de voorgevelrooilijn dient te zijn gebouwd.
  • De invulling van de kavel dient bij te dragen om bezoekers/ passanten de buurt in te lokken. Dit kan door middel van de verschijningsvorm van het gebouw en de functie van de begane grond.
  • De omgeving kenmerkt zich door historische panden. Samenvoegen van panden gaat ten koste van deze structuur en van de bouwhistorische waarden van vooral de historische tussenmuren. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan samenvoeging van gebouwen worden toegestaan.
  • Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten. In het bestemmingsplan zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen.
  • Doordat elk pand in de omgeving een individuele goothoogte en dakvorm en nokrichting kent, zit er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten. De bestaande variatie wordt in het bestemmingsplan voortgezet door de goothoogte gedetailleerd vast te leggen. Onder strikte voorwaarden mag hiervan worden afgeweken.
  • De kappen van de individuele panden in de omgeving vormen tezamen het daklandschap. Het daklandschap in het omliggende gebied is bijzonder rijk en afwisselend. Het traditionele zadeldak met de nok haaks op de straat komt daarbij het meeste voor. Het is belangrijk dat de hoofdkarakteristieken gehandhaafd blijven. Uitgangspunt is dan ook dat qua bestaande nokrichting en dakvorm aangesloten wordt op de omgeving. Dit is een reden om hoogte van bouwwerken in het bestemmingsplan te bepalen aan de hand van de goothoogte, waarboven een kap kan worden gerealiseerd met maximale nokhoogte van 4m.
  • Dakkapellen mogen worden opgericht maar hieraan worden eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvlak.

Functioneel

  • Twee (binnen)stadswoningen met als atelier of werkruimte bruikbare begane grond. Op een kavel van 55m² en 47m²
  • 20m² buurtfietsstalling, naast Haasstraat 12, waarvan het dak te gebruiken is als dakterras van de hoekwoning.

Invulling van plinten, overgang openbaar/privé

  • De inrichting van de plinten, de entrees en de overgang van openbaar naar privé bepalen de sfeer op straat en daarmee het dagelijks functioneren en aantrekkelijkheid van het openbaar gebied. Open inrichting van de begane grond, bijdrage aan het tot leven wekken van de Essenstraat.

Parkeren

  • Bouwplan moet voldoen aan de Haarlemse parkeerverordening. De parkeerverordening bepaald ook te verwachte parkeervraag.

    Op deze plek is het ruimtelijk niet mogelijk het parkeren op eigen terrein op te lossen. Vanuit ruimtelijke overwegingen is niet wenselijk (en mogelijk) om extra parkeerruimte in het openbaar gebied te cremeren. De toekomstige eigenaren zullen de benodigde parkeerplaatsen moeten huren in “de Kamp”

5.4 Toekomstige ontwikkelingen     

In dit bestemmingsplan is een aantal ontwikkelingen voorzien, waarvan duidelijk is dat die binnen de planperiode van dit bestemmingsplan (10 jaar) tot uitvoering zullen komen, maar die nog niet voldoende zijn uitgekristalliseerd om daarvoor een directe bouwtitel op te nemen. Voor deze mogelijke ontwikkelingen is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Indien er kan worden voldaan aan deze voorwaarden is het college bevoegd de bestemming te wijzigen.

Egelantier (Gasthuisvest 47)

De Egelantier was een cultureel centrum dat in eigendom is van de gemeente Haarlem. Het cultureel centrum bood ruimte aan 45 amateurkunstorganisaties die er een locatie huren. Naast oefen- en speelruimten beschikt de Egelantier over een theaterzaal met 55 stoelen en een zeventiende eeuwse Regentenkamer. Het gebouw waarin de Egelantier is gevestigd is in 1871-1873 in neoklassieke stijl als hoofdgebouw van het Elisabeths Gasthuis waarbij oudere elementen in het nieuwe hoofdgebouw werden opgenomen. De moderne entreepartij is gebouwd naar ontwerp van stadsarchitect Wiek R.

De Egelantier staat op de lijst om verkocht te worden. Het is nog niet helemaal duidelijk wat de toekomstige ontwikkeling wordt. Daarom is voor de Egelantier het huidig recht opgenomen door de bestemming “Cultuur en Ontspanning te geven. En er ook een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om gewenste toekomstige bestemmingen mogelijk te maken. Om regie te houden op de toekomstige ontwikkelingen is ervoor gekozen om het via een wijzigingsbevoegdheid mogelijk te maken. Gezien de locatie en uitstraling van het complex wordt hierbij gedacht aan de bestemmingen wonen (beperkt) en hotel.

Transformatie naar de hotelfunctie was reeds mogelijk gemaakt in het oude bestemmingplan. Een van de beleidsdoelen van Haarlem het versterken van de toeristische wervingskracht van het centrum door onder andere meer verblijfsmogelijkheden. De uitstraling van het pand en de locatie (verkeerstechnisch) aan de Kampervest leent zich ook goed voor een dergelijke functie.

Transformatie naar de woonfunctie was ook reeds mogelijk gemaakt in het oude bestemmingsplan. Dit is beperkt in het nieuwe bestemmingsplan, er wordt gestuurd op een hotelontwikkeling met beperkt wonen.

Dit pand leent zich er goed voor dat het een combinatie van bovenstaande functies wordt. Er is een nota van uitgangspunten opgesteld voor de ontwikkeling van de Egelantier. Deze nota (2016/501465) is vastgesteld door het college op 20-12-2016. Op 28-02-2017 is de nota van uitgangspunten besproken in de gemeenteraad. Hierbij is de motie: "Egelantier economische en sociaal verantwoord verkocht" aangenomen.

In de motie wordt uitgegaan van een hoofdfuntie van hotel (>55%) met de mogelijkheid tot culturele en maatschappelijke functies. Tevens dienen er door de aangenomen motie kleine woningen te worden gerealiseerd.

De nota van uitgangspunten biedt mogelijkheden voor verbetering van de rooilijn aan de achterzijde. Het is mogelijk om de later aangebouwde vleugels en ophoging te slopen en op een betere manier terug te bouwen.

De toekomstige ontwikkelingen worden getoetst aan onderstaande aspecten:

  • behoud en renovatie van de monumentale delen van de Egelantier zoals opgenomen in 8;
  • bouwkundige verduurzaming van de gebouwen;
  • geen extra parkeerdruk in deze omgeving;
  • behoud van monumentale bomen, geen nieuwe bebouwing onder de projectie van de bladerkroon;
  • nieuwe functie beschikt over voldoende overdekte fietsparkeerplaatsen in eigendom

Voor het openbare gedeelte van de tuin is een gebrek aan sociale controle in het verleden ervaren als knelpunt. Dit heeft met name te maken met verschillende “achterkant-situaties” die grenzen aan de tuin. De nieuwe plannen voor de Egelantier worden ook getoetst op aspecten die van invloed zijn op de Egelantierstuin.

  • het aantal vierkante meters openbaar groen van de Egelantiertuin mag niet afnemen of behoud van het bestaande groenoppervlak in de Egelantierstuin;
  • geen achterkanten, gesloten gevels Egelantierstuin toe;
  • bevordering van het gebruik van de Egelantierstuin overdag;
  • verbeteren toegankelijkheid van de Egelantierstuin, toegangen en deuren naar tuin toegestaan m.u.v. hoofdingangen;
  • verbeteren (toe)zicht en sociale veiligheid in de Egelantierstuin;

Milieuonderzoeken

Voor de aspecten geluid, parkeren bodem en luchtkwaliteit is nagegaan of de verwachting is dat met deze wijziging voldaan kan worden aan een goede ruimtelijke ordening.

Geluid

Indien de Egelantier gedeeltelijk een woonbestemming krijgt, dient een akoestisch onderzoek te worden opgesteld. In de bijlagen 9 en 10 is een verkennend akoestisch onderzoek opgenomen waaruit blijkt dat een woonbestemming tot de mogelijkheden behoort. Voor de hotelfunctie is geen akoestisch onderzoek vereist.

Parkeren en verkeer

Er kan een hotel gerealiseerd worden van ongeveer 70 kamers. Een hotel draagt bij aan het economisch functioneren van de binnenstad. Hotelgasten hebben geen recht op een parkeervergunning, waarmee men relatief voordelig op straat kan parkeren. De tarievenstructuur van het parkeerbeleid bevordert het gebruik van openbare parkeergarages. De openbare parkeergarages zijn aangelegd met als doel het economisch functioneren van de binnenstad te ondersteunen.  Hotelkamers komen daarmee in aanmerking voor het ontheffingscriterium.

De verkeersgeneratie is sterk afhankelijk van het aantal sterren. Een budget hotel heeft 1,3 verkeersbewegingen per 10 kamers. Een 5 sterren hotel genereert wel 17 verkeersbewegingen pr 10 kamers per etmaal. Uitgaande van het laatste genereert een 5 sterrenhotel met 70 kamers ca. 120 verkeerbewegingen per etmaal extra. De verkeerbewegingen van het huidige complex mogen hiermee verrekend worden. De Egelantier is gelegen langs de hoofdstructuur van Haarlem.

Bij de functie wonen ontstaat er extra behoefte aan parkeerplaatsen. Het beleid verlangt dat dit op eigen terrein wordt opgelost. Dat is naar verwachting in of onder het bestaande pand onmogelijk. Vrijstelling kan alleen als men voor deze woningen afziet van het recht op parkeervergunning. Wat betreft verkeergeneratie (volume) zullen 70 extra woningen ca. 350 extra verkeersbewegingen per etmaal opleveren. De verkeerbewegingen van het huidige complex mogen hiermee verrekend worden.

De verwachting is dat een hotel van deze omvang (eventueel in combinatie met woningen ) gerealiseerd kan worden op deze locatie.

Bodem

De beoordeling bodemkwaliteit is opgenomen in 11. De kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering vormt voor de functies in het bestemmingsplan. De functies (commerciële functies, wonen, hotel) die in de wijzigingsbevoegdheid worden genoemd zijn al in het bestemmingsplangebied aanwezig en worden niet geraakt door de huidige bodemkwaliteit. De functies kunnen zonder ingrepen aan de bodem worden gerealiseerd in de bestaande bebouwing. Indien een uitbreiding van de bebouwing nodig is dan dient een milieutechnisch bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Luchtkwaliteit

De beoordeling luchtkwaliteit is opgenomen in 12. De luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de invulling van De Egelantier met woningen, zorgwoningen, hotelfunctie of combinaties daarvan. De effecten op de luchtkwaliteit voldoen aan het NIBM-criterium en er wordt tevens zeer ruim voldaan aan de grenswaarden.

Klein Heiligland 84

Dit betreft het oude bedrijfspand van de gemeente Haarlem. Op het pand blijft een gemengde bestemming van toepassing, waarbij (zorg)wonen en een hotel mogelijk wordt gemaakt. De wijzigingsbevoegdheid naar hotel wordt verlengd.

Bij de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is het betreffende gebouw qua volume en rooilijn als afwijkend van de karakteristiek beoordeeld. Dit gegeven biedt eventueel kansen voor het ontsluiten van de achterhuizen aan de Grote Houtstraat. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen naar een hotel. Deze wijzigingsbevoegdheid was ook opgenomen in het vigerende bestemmingsplan.

Het gebouw zal de komende jaren gebruikt worden als bedrijfsverzamelgebouw.

Kampervest 31

Het gebouw aan de Kampervest 31 is een vrijstaand pand uit 1859 en heeft de status van gemeentelijk monument. Het pand heeft een woonbestemming met aan weerszijde een tuin. De tuin en maaiveld zien er armoedig uit. Sinds jaar en dag is het oppervlak betegeld en in gebruik als parkeerterrein. Al jaren bestaat er de wens om de buurt aantrekkelijker te maken als woon en werkomgeving, te vergroenen en meer te betrekken bij de omringende stad. Herontwikkeling van Kampervest 31 kan hier toe bijdragen. In het verleden is met de eigenaar en omwonenden besproken de parkeerplekken om te vormen tot theetuin, waarbij ook het hoofdgebouw een horecabestemming zal krijgen. Hoewel een horecabestemming op het eerste gezicht lijkt af te wijken van het terughoudende beleid ten aanzien van uitbreiding van horeca buiten het concentratiegebieden, worden de kansen op gebied van economische versterking, toeristische wervingskracht en uitstraling groter geacht. Aan de herbestemming van Kampervest 31 zijn wel voorwaarden verbonden.

De bedoeling is dat het pand opgeknapt en verbouwd wordt met aan beide zijkanten een serre-achtige uitbreiding en een volgens de architect nog nader door te werken uitbreiding aan de achterkant ten behoeve van een restaurant en theeschenkerij met boven een studio en een twee-kamerappartement.  Verder zal het aan beide kanten van het pand gelegen onbebouwde, volledige bestrate en tot voor kort voor autoparkeren gebruikte terrein heringericht worden als tuin en terras  met groenaanplant en bomen. Ook het oude klassieke hekwerk zal dan weer in luister worden hersteld.

Hoofdstuk 6 JURIDISCHE ASPECTEN     

In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de wijze waarop de gewenste ruimtelijke en functionele ontwikkeling van het plangebied juridisch is vertaald.

6.1 Inleiding     

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen.

De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals wonen, bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. Deze onderdelen zijn bindend voor de burger. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting is niet juridisch bindend, maar wordt als handvat en beleidskader/interpretatiekader voor het bestemmingsplan gebruikt.

6.2 Juridische planopzet     

Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.

Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.

De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.

  • Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
  • Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
  • Hoofdstuk 3 Algemene regels;
  • Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

6.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.



Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.

6.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels     

Met een bestemming wordt tot uitdrukking gebracht welke gebruiksdoelen of functies, met het oog op een goede ruimtelijke ordening, aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend en of en zo ja deze gronden mogen worden bebouwd. Een bestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak op de verbeelding. De bestemmingen worden gescheiden door bestemmingsgrenzen. Binnen de aangegeven (hoofd)bestemming(en) zijn tevens bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals bijvoorbeeld verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen. Onder parkeervoorzieningen wordt ook fietsparkeren in de vorm van fietsenstallingen verstaan.

6.2.2.1 Bestemmingen     

Artikel 3 , Bedrijf

Bestaande nutsgebouwen met een oppervlakte groter dan 10 m² zijn bestemd als Bedrijf. Kleinere nutsvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen andere bestemmingen. Als bestemming 'Bedrijf' is in dit bestemmingsplan de nutsvoorziening aan de Doelstraat opgenomen.

Artikel 4 en 5, Centrum 1 en Centrum 2

De centrumbestemmingen betreffen het gebied binnen de Haarlemse binnenstad die in paragraaf 5.2 zijn omschreven in het Kernwinkelstraten - Centrum en het Dwaalmilieu- Centrum.

  • Centrum 1

Kenmerk van de Centrum 1 bestemming is een aaneengesloten front van winkels en publieksgerichte functies. Op de begane grond komt de woonfunctie niet voor. De Centrum 1 bestemming is voorbehouden aan de hoofdwinkelstraten binnen het kernwinkelgebied van Haarlem, de zogenaamde A-locaties. In dit bestemmingsplan is dat de Grote Houtstraat. Op de begane grond is sprake van een aaneengesloten front van winkels en andere publieksgerichte functies. Voor een kelder geldt dat gebruik is toegestaan zoals op de begane grond. Een supermarkt is enkel toegestaan op de locatie waar de aanduiding (su) is opgenomen. De herensociëteit is mogelijk gemaakt met de aanduiding (vl) op de verbeelding.

(sc-c1)

Met het oog op versterking van de winkelfunctie wordt via een ontheffingsmogelijkheid eventuele uitbreiding van de winkelfunctie naar bovenliggende verdiepingen mogelijk gemaakt. Wonen boven winkels blijft uitgangspunt. Voorwaarden om de begane grond functie op de verdieping toe te staan:

  • het is een kwalitatieve verbetering;
  • het is ten behoeve van een noodzakelijk uitbreiding van winkelverkoopvloeroppervlakte. Niet ten behoeve van opslag voor de winkel;
  • er blijft voldoende levendigheid in dat deel van de straat in de avonduren (voldoende ogen op de straat);
  • er worden geen woningen onttrokken;
  • cultuurhistorische waarden worden niet aangetast.

Op plekken waar de begane grondfunctie reeds op de verdieping is toegestaan, is dit op de verbeelding is aangegeven. Verder zijn de bovenverdiepingen bestemd voor wonen.

(h <1) (h<-2) h<-3)

Reeds bestaande legale horecavoorzieningen worden gerespecteerd en zijn opgenomen op de verbeelding. Binnen de detailhandel is daaraan verbonden en ondergeschikte horeca toegestaan tot niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken. De bestaande supermarkt is via een aanduiding mogelijk gemaakt.

  • Centrum 2 (C2)

De straten die wel behoren tot het kernwinkelgebied, maar meer als aanloopstraten naar en nevenstraten van de hoofdwinkelstraten, hebben de bestemming Centrum 2 gekregen. Deze straten zijn belangrijk voor het beleven van het kernwinkelgebied en dienen dan ook hun winkelkarakter te behouden. In de Centrum 2 bestemming zijn op de begane grond dezelfde functies toegestaan als onder Centrum 1. In vergelijking met de bestemming Centrum 1 is in de bestemming Centrum 2 op de bovenverdieping alleen wonen is toegestaan. Voor de locaties waar dit reeds het geval is, is de aanduiding (sc-c2) opgenomen.

In tegenstelling tot bij Centrum 1 komt op de begane grond de woonfunctie wel in beperkt mate voor. Het betreft hier bestaande woningen die binnen deze bestemming worden gerespecteerd. Waar dat het geval is, is een maatbestemming toegekend; (w). De overige verdiepingen zijn voor wonen bestemd. Dit is in het kader van het beleid 'Wonen boven winkels' gedaan. Er is in Centrum 2 geen ontheffingsmogelijkheid opgenomen om de begane grond functie op de verdieping mogelijk te maken.

(h <1) (h<-2) h<-3)

Ook de bestaande legale horecavoorzieningen (categorie 1, 2, 3) zijn met een aanduiding in het plan positief bestemd. Binnen de detailhandel is daaraan verbonden en ondergeschikte horeca toegestaan tot niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken.

Binnen deze bestemming zijn tevens bij de bestemming behorende voorzieningen toegestaan, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen. Onder parkeervoorzieningen wordt ook fietsparkeren in de vorm van fietsenstallingen bedoeld.

Artikel 6 , Cultuur en ontspanning

De in het plangebied aanwezige musea zijn conform de SVBP bestemd binnen de hoofdgroep 'Cultuur en Ontspanning. Ook de schouwburg valt binnen deze bestemming, middels een specifieke aanduiding. Binnen deze bestemming zijn in het algemeen multifunctionele ruimten ten behoeve van cursussen, exposities, expressionele opvoeringen, en het gebruik als praktijkruimte toegestaan. Voor alle toegestane functies geldt dat ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca onder voorwaarden mogelijk is.

Voor de stadsschouwburg is de aanduiding (sco-scb) opgenomen en voor de musea (mu)

Artikel 7 en 8, Gemengd 2 en Gemengd 3

De straten die niet behoren tot het kernwinkelgebied of de uitgesproken woonstraten, hebben een bestemming Gemengd. Deze bestemming heeft tot doel de beperkte ruimte in het plangebied optimaal te gebruiken en functiemenging mogelijk te maken ter bevordering van de leefbaarheid van de buurt.

Er is in dit bestemmingsplan gebruik gemaakt van meerdere bestemmingen 'Gemengd'; Gemengd 2 en Gemengd 3.

(h <1) (h<-2) h<-3)

Binnen de gemengde bestemmingen zijn de bestaande legale horecavoorzieningen (categorie 1, 2, 3) zijn met een aanduiding in het plan positief bestemd. Binnen de detailhandel is daaraan verbonden en ondergeschikte horeca toegestaan tot niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken.

Gemengd 2 (GD-2): Wonen en diverse uitwisselbare functies.

Kenmerkend van de Gemengd 2 (GD 2)- bestemming is dat het om (woon) panden gaat waar op de begane grond naast wonen ook publieksgerichte en niet- publieksgerichte dienstverlening toegestaan. Waar werkfuncties zijn toegestaan moeten zij passen binnen de categorie A en B van de zoneringslijst bedrijfsactiviteiten. Waar bestaande legale bedrijven zitten die niet binnen categorie A of B vallen is gewerkt met een maataanduiding op de verbeelding en een specifieke regeling in de regels.

De toegestane functies trekken over het algemeen nauwelijks tot geen publiek aan. Binnen deze bestemming is een aantal functieaanduidingen opgenomen om op bepaalde locaties op de begane grond extra functies toe te staan of functies juist uit te sluiten. Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan of via een aanduiding op de verbeelding is mogelijk gemaakt dat de begane grond functies ook op de verdieping zijn toegestaan (sgd-gd2).

Binnen de bestemmingen 'Gemengd 2' zijn in dit plangebied de functies :

- Wonen; in een woning is het toegestaan om een aan-huis-verbonden beroep uit te oefenen, gastouderopvang of een bed & breakfast te realiseren.

- Bedrijven; als er geen functieaanduiding over bedrijvigheid is opgenomen, dan zijn bedrijven en bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in de categorieën A en B van de zoneringslijst toegestaan. Bij de functieaanduiding (b) is een bedrijf toegestaan uit een hogere hindercategorie.

- Dienstverlening: het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publiekgerichte dienstverlening. Hieronder vallen bijvoorbeeld praktijkruimte bedoeld voor paramedische dienstverlening, een kapper of een kantoor.

verplicht- Maatschappelijke voorzieningen; hieronder vallen educatieve, levensbeschouwelijke, medische en sociaal- medische en sociaal - culturele voorzieningen. Ter plaatse van de aanduiding (co) is bijvoorbeeld een balletschool toegestaan.

Gemengd 3 (GD-3): Wonen en diverse uitwisselbare functies inclusief detailhandel.

In Gemengd 3 zijn alle functies uit Gemengd 2 toegestaan en in tegenstelling tot de bestemming 'Gemengd - 2' is binnen de bestemming "Gemengd -3' detailhandel mogelijk op de begane grond. Een supermarkt is niet toegestaan. Voor de detailhandelsfunctie geldt dat ondergeschikte horeca mogelijk is onder bepaalde voorwaarden.

Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan of via een aanduiding op de verbeelding is mogelijk gemaakt dat de begane grond functies ook op de verdieping zijn toegestaan (sgd-gd3).

Ter plaatse van de aanduiding (co) zijn bijvoorbeeld een yoga, dansschool, biljartruimte etc toegestaan

Ter plaatse van de aanduiding (pg) is een parkeergarage toegestaan

Ter plaatse van de aanduiding (vl) is een studentenvereniging toegestaan

Ter plaatse van de aanduiding (sco-sb) is een sexbioscoop met een besloten huis toegestaan

Artikel 9 Groen

De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken deel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' zijn ook waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, verblijfsvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, warmte-koudeopslag en warmte-koudetransport toegestaan.

Artikel 10 Maatschappelijk

De bestemming maatschappelijk wordt gehanteerd voor bestaande bouwwerken of gronden die geheel gebruikt worden ten behoeve van onderwijs, zorg- en welzijn, religie, levensbeschouwelijke en sociaal- culturele voorzieningen. Daarnaast wordt aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en/of horeca toegestaan onder bepaalde voorwaarden.

Er zijn maatschappelijke activiteiten die qua schaal en/of hinder voor de omgeving (geluid, parkeren) maatwerk verlangen, zoals bijvoorbeeld voor kinderdagverblijven. Het maatwerk vindt altijd plaats door middel van een aanduiding binnen de bestemming maatschappelijk. Binnen deze bestemming zijn alleen de specifiek in de regels aangegeven activiteiten toegestaan.

Artikel 11 t/m 13 Tuin

De bestemming Tuin is hoofdzakelijk bedoeld voor tuinen (en erven) en behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen de bestemming Tuin worden drie typen onderscheiden, namelijk Tuin 1, 2 en 3.

  • Tuin 1 (T-1)

Het groen in het plangebied wordt ten behoeve van het beschermd stadsgezicht zoveel mogelijk beschermd door de opgenomen groenbestemming enerzijds en verschillende tuinbestemmingen anderzijds. De op de verbeelding voor 'Tuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen deze bestemming zijn slechts erkers, tuinen en verhardingen toegestaan. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan met name bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. De Tuin 1 bestemming is in dit bestemmingsplan daarnaast ook opgenomen voor (historische) tuinen en binnenplaatsen bij monumentale gebouwcomplexen (hofjes). Dit is gedaan om de openheid en het groen van deze binnengebieden zoveel mogelijk te behouden. Onder nader omschreven regels mogen bouwwerken van lichte constructie zoals erfafscheidingen worden opgericht. Zwaardere bouwwerken (bv. bergingen) zijn niet toegestaan. De hoogte van erfafscheidingen mag max. 1 m bedragen.

Parkeren in tuinen met bestemming "Tuin 1" is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

  • Tuin 2 (T-2)

De op de verbeelding voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen, de zogeheten erven. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog. Legale bebouwing die hoger is dan 2,5 meter of meer dan 50% bedraagt van het bestemmingsvlak wordt via een aanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan op aan- en uitbouwen.

Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin 2' is toegestaan in gebouwde voorzieningen en tevens waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.

  • Tuin 3 (T-3)

De op de verbeelding voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 procent worden bebouwd. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 4 meter bedragen; de bouwhoogte van bijgebouwen en van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen. Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan op aan- en uitbouwen.

Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin 3' is toegestaan in gebouwde voorzieningen en tevens waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.

Artikel 14 Verkeer

De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming "Verkeer". In de regels wordt de bestemming 'Verkeer' zodanig ruim omschreven dat wijzigingen in de openbare ruimte doorgevoerd kunnen worden zonder dat het bestemmingsplan gewijzigd hoeft te worden. Binnen deze bestemming zijn groen-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder kunstwerken, kunstobjecten, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, reclame-uitingen, warmte-koudeopslag en warmte-koudetransport. Ook terrassen, standplaatsen, en uitstallingen worden mogelijk gemaakt. Waar en of deze geplaatst worden, wordt geregeld in de benodigde vergunningen.

Tenzij anders aangegeven op de verbeelding mag de oppervlakte van gebouwen (met uitzondering van autostalling) niet meer bedragen dan 10 m² en de hoogte niet meer dan 3 meter.

Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zo nodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen).

Met de aanduiding (sh-tt) zijn de overdekte terrassen aan de Botermarkt mogelijk gemaakt.

Artikel 15 Water

De in het plangebied voorkomende waterlopen, waterwegen en waterpartijen, en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, verkeer over water, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals bruggen, sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers, gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behoudens waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven.

Voor het oprichten van een steiger is een omgevingsvergunning van de gemeente én een keurvergunning van het Hoogheemraadschap van Rijnland nodig.

Artikel 16 Wonen

De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor wonen worden gebruikt. Wonen is overigens ook mogelijk binnen de in het plangebied aanwezige bestemmingen Gemengd 2 en 3 en binnen de bestemmingen Centrum 1 en 2.

Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen deze bestemming toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m². Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Voorts is gastouderopvang en bed & breakfast toegestaan onder nader opgenomen voorwaarden.

Begeleid wonen en zorgwoningen

Begeleid wonen wordt als passend binnen de woonfunctie gezien. Onder begeleid wonen wordt verstaan: vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

Zorgwoningen worden in beginsel niet als passend binnen de woonfunctie gezien. Onder een zorgwoning wordt verstaan: een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één of meer personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn. Binnen het plangebied vindt binnen de bestemming Wonen op één plaats wonen in deze vorm plaats, namelijk op het adres Wilsonplein 19. Dit perceel heeft op de verbeelding een specifieke aanduiding gekregen voor het wonen in de vorm van een zorgwoning (zw).

6.2.2.2 Dubbelbestemmingen     

Artikel 17 Waarde – Archeologie

De aanwezige archeologische verwachtingswaarden - zie ook paragraaf 4.11 - worden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden. In het bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - de Kamp komen de categorieën 1b, 5 en 6 voor.

In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Daarin hebben voor de historische stadskern van Haarlem archeologische waarnemingen en opgravingen aangetoond dat de stadskern vrijwel overal belangrijke archeologische waarden bevat. Gezien de aard van de archeologische waarden dient de aanvrager van een bouw- en/of aanlegvergunning bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak groter dan 0 m² en dieper dan 30 cm onder maaiveld, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen. Voor categorie 5 geldt een lichter regime. Hier gelden de eisen pas bij bodemroerende activiteiten met een oppervlak van 10.000 m² en dieper dan 30 cm onder maaiveld. Voor categorie 6 (water) gelden geen bestemmingsplanregels ter bescherming van archeologische waarden.

Artikel 18 Waarde – beschermd stadsgezicht

De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem (zie ook paragraaf 5.1.1). Het doel van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bestemmingen vastgelegd.

Ten behoeve van de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Behoud, bescherming en waar mogelijk versterking van het straat- en bebouwingsbeeld.
  • Instandhouding en/of herstel van de monumenten en beeldbepalende gebouwen. Deze zijn op de verbeelding respectievelijk aangegeven als orde 1 (rijksmonumenten en gemeentelijke monumenten) en als orde 2 (beeldbepalende gebouwen).
  • Bij beeldbepalende gebouwen (orde 2) dienen specifieke waarden van het pand (zoals opgenomen in de redengevende omschrijving (bijlagen 4 en 5 van de toelichting) binnen de gevelwand behouden te blijven. Bij verbouwing heeft een restauratieve aanpak van de straatgevels en de kap de voorkeur.
  • Voor ensembles en seriebouw geldt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen moet worden gehandhaafd. Bij verbouwingen waarbij het beeld van gevel en/of kap wordt gewijzigd, dient dat in de afzonderlijke gebouwen zodanig te gebeuren dat de samenhang in het ensemble niet wordt verstoord. Daarom moet een bouwkundige ingreep worden afgestemd met de overige gebouwen in een ensemble of een serie identieke gebouwen.

Artikel 19 Waarde – Groeiplaats monumentale boom

In het bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' inclusief een bouwverbod en een aanlegvergunningstelsel opgenomen.

Binnen deze dubbelbestemming is geen nieuwe bebouwing mogelijk. Er kan met een omgevingsvergunning afgeweken worden van het verbod om te bouwen indien uit een zogenaamde groentoets blijkt dat de groeiplaats van de boom niet onevenredig wordt aangetast.

Daarnaast is voor een aantal werken of werkzaamheden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden (aanlegvergunning) vereist.

Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom' geheel of gedeeltelijk te verwijderen. Het verwijderen van de dubbelbestemming kan alleen als de bescherming van de groeiplaats niet langer nodig is of er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang.

6.2.2.3 Nadere eisen     

Binnen de dubbelbestemming Waarde- archeologie is een bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) nadere eisen te stellen aan de gebruiks- en bouwregels indien uit onderzoek is gebleken dat beschermenswaardige archeologische resten c.q. aanwezig zijn.

Daarnaast is er binnen de dubbelbestemming Waarde beschermd- stadsgezicht een bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) nadere eisen te stellen aan de bouwregels.

Eisen kunnen gesteld worden aan:

Bestemming: Nadere eisen ten aanzien van:
Waarde - archeologie - situering

- de inrichting van de gronden

- het gebruik van de gronden
Waarde - beschermd stadsgezicht - plaats en afmetingen van de bebouwing

- nokrichting

- kap- en dakvorm

- dakhelling

- indeling en vormgeving van de bebouwing

Bij de uitoefening van de bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Zie voor de omschrijving van deze criteria hieronder bij paragraaf 6.2.2.4.

6.2.2.4 Afwijken van de bouwregels     

Binnen verschillende bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om van bepaalde bouwregels af te mogen wijken.

6.2.2.4.1 Criteria bij afwijken van bouwregels     

Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt aan een aantal criteria getoetst.

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

  1. Het straat- en bebouwingsbeeld

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient te worden gestreefd naar het in stand houden dan wel tot stand brengen van een, in stedenbouwkundig opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld. In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • een goede hoogte-breedteverhouding tussen de bebouwing onderling en een samenhang in bouwvorm / architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is.
  • behoud dan wel versterken van de aanwezige trends.

In beschermd stadsgezicht is behoud van het straat- en bebouwingsbeeld belangrijk. Het oorspronkelijk patroon van straten en bebouwing is praktisch nog geheel aanwezig. Bij de toetsing van aanvragen tot afwijking wordt gekeken of de aanvraag afbreuk hieraan doet. Hier wordt gekeken naar:

  • oriëntatie van panden ten opzichte van de straat;
  • samenhang met de belendende panden;
  • samenhang met de overige omliggende panden;
  • behoud dan wel versterken van de aanwezige trends. Hieronder vallen in ieder geval ensembles en seriebouw.

  1. De cultuurhistorische waarden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden dan wel versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, dan wel uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.

Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:

  • de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
  • de Nota Dak;
  • de parcellering;
  • de aanwezigheid van ensembles en seriebouw;

  1. De privacy en bezonning van de omwonenden

Voor de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden of tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding en de aanwezigheid van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naarmate de invloed van het gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden.

  1. De verkeerssituatie ter plaatse

Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe- of afname van parkeren en de doorstroming

  1. De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.

  1. De brandveiligheid en rampenbestrijding

Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de brandveiligheid en rampenbestrijding, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed. Dit criterium speelt een rol bij afwijkingsbevoegdheden en/of nadere eisen waar bijvoorbeeld smallere ontsluitingen door kunnen ontstaan. Denk aan brandpaden of smalle verkeersbestemmingen, waar door de bouw van uitbouwen, serres e.d. een beperking kan ontstaan voor de toegankelijkheid van de brandweer en/of overige gemeentelijke diensten (afvalinzameling e.d.).

6.2.2.4.2 Specifieke afwijkingen binnen Waarde - beschermd stadsgezicht     

Binnen de dubbelbestemming Waarde - beschermd stadsgezicht is een

bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om van de bouwregels af te mogen wijken ten behoeve van de volgende onderdelen:

  • Afwijkende kap of dakvorm: herstel of verbetering conform Nota Dak. Een schilddak (schuine zijden aan alle kanten) of een plat dak met afgeschuind dakschild zijn standaard toegestaan. Afwijkingen daarvan zijn mogelijk bij herstel of verbetering. Iemand die bijvoorbeeld een zadeldak of mansardekap wil realiseren of vervangen, kan dat niet via de direct toegestane bouwregels waarin alleen een schilddak of plat dak met afgeschuind dakschild is toegestaan. Hiervoor is een nadere afwijking voor noodzakelijk. Hierbij wordt getoetst aan de uitgangspunten van de Nota Dak. Onder herstel van de kapvorm wordt verstaan: het realiseren van een kap of dakvorm zoals deze was ten tijde van de oorspronkelijke bouw. Van verbetering is sprake indien voldaan wordt aan alle volgende voorwaarden: de bezonningsituatie verslechtert niet onevenredig, installaties en leidingen worden weggewerkt, bouwwerk en kap vormen een eenheid en de kap voldoet aan de criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit / Nota Dak.

  • Samenvoegen van gebouwen: vanwege cultuurhistorische belangen is het samenvoegen van panden in beginsel ongewenst. Uit oogpunt van de stedelijke dynamiek is verandering van parcellering en pandindeling van alle tijden. Daarom kan onder voorwaarden aan het samenvoegen van panden worden meegewerkt. Doel is de invloed op de gevelindeling, de parcellering en het straatbeeld beperkt te houden. Voor orde- 1 panden (Rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten) gelden op basis van de Erfgoedwet beschermende bepalingen. Omdat dergelijke bepalingen niet gelden voor orde- 2 panden (beeldbepalende panden, niet beschermd op basis Erfgoedwet of provinciale of gemeentelijke monumentenverordening zijn in dit lid aanvullende bepalingen opgenomen, o.a. ter bescherming van historische binnenmuren.

  • Dakkapellen moeten voldoen aan de eisen uit de Nota Dak. Afwijkingen zijn mogelijk bij enkele specifieke bouwkundige situaties, zoals een afwijkende vloerhoogte ten opzichte van de goot of vanuit het karakter van de kap, die om een afwijkende dakkapel vragen. De Nota Dak heeft als uitgangspunt dubbelgebruik van elk plat dak. Afwijking is onder voorwaarden mogelijk op hoofdbebouwing. Dat hangt samen met terughoudendheid in de beïnvloeding van het straatbeeld en de privacy van omwonenden.

Tabellen

Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden met afwijkingsmogelijkheden.

verplicht

verplicht

6.2.2.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Binnen verschillende bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om af te wijken van de gebruiksregels.

6.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels     

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel

Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels

Deze bepaling geeft algemene regels met betrekking tot ongewenst gebruik van gronden die in alle gevallen van toepassing zijn, tenzij dit in de specifieke gebruiksregels expliciet alsnog wordt toegestaan.

Ook wordt er een koppeling gelegd tussen de regels van het bestemmingsplan en de Beleidsregels parkeernormen van de gemeente Haarlem. De parkeernormen liggen niet vast in het bestemmingsplan maar in de gemeentelijke beleidsregels. Het voordeel daarvan is dat het bestemmingsplan niet gewijzigd hoeft te worden wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de Beleidsregels parkeernormen volstaat daarvoor. In de gemeentelijke beleidsregels is aangegeven wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen staan omschreven in het parkeerbeleid. Als er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de Beleidsregels parkeernormen zoals die gelden op het moment van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn een tweetal wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

In lid 1 is de wijzigingsbevoegdheid voor de Egelantier opgenomen. Het gaat om de mogelijke herontwikkeling die is omschreven in paragraaf 5.4. De voorwaarden waaronder van de voor het college opgenomen wijzigingsbevoegdheid gebruik mag worden gemaakt zijn in dit artikel opgenomen. Voor het opstellen van een wijzigingsplan geldt de uniforme voorbereidingsprocedure van de Awb, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen 8 weken na afloop van de ter inzage legging een besluit moeten nemen. Daarna volgt beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het wijzigingsplan gaat deel uit maken van het bestemmingsplan (moederplan). Met de wijziging van de bestemming vervalt de onderliggende bestemming uit het moederplan.

Er is een nota van uitgangspunten opgesteld voor de ontwikkeling van de Egelantier. Deze nota (2016/501465) is vastgesteld door het college d.d. 20-12-2016.

In lid 2 is de wijzigingsbevoegdheid naar hotel voor het perceel Klein Heiligland 84 opgenomen. Ook hier gaat het om een wijzigingsbevoegdheid die al bestond op basis van het voorgaande bestemmingsplan. Zie ook hiervoor paragraaf 5.4.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels

Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de grootschalige basiskaart Haarlem (GBKH), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, in het kader van nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschrijdend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering of een andere functie van bouwwerken.

Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%. Ook is in dit artikel de zogenaamde toverformule opgenomen. In de diverse bestemmingen is opgenomen wat voor die bestemming in elk geval als strijdig gebruik moet worden aangemerkt. De toverformule houdt een afwijkingsmogelijkheid in voor het bevoegd gezag voor specifiek benoemde gebruiksverboden in het plan. Strikte toepassing zou anders leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken.

Artikel Overige regels

De leden 24.1 en 24.2 van de regels leggen een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de Beleidsregels parkeren van de gemeente Haarlem. De parkeernormen liggen niet vast in het bestemmingsplan maar in de gemeentelijke beleidsregels. Het voordeel daarvan is dat het bestemmingsplan niet gewijzigd hoeft te worden wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de Beleidsregels parkeernormen volstaat daarvoor. In de gemeentelijke beleidsregels is aangegeven wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen staan omschreven in het parkeerbeleid. Als er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de Beleidsregels parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

6.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels     

Artikel 25 Overgangsregels

Het overgangsrecht is van toepassing op bestaande situaties (gebruik en/of bebouwing) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan niet passen binnen het nieuwe plan.

Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Ook bouwwerken die basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden, worden onder het overgangsrecht geschaard.

Het overgangsrecht is nadrukkelijk niet bedoeld voor bouwwerken die een gebruik kennen dat onrechtmatig is op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal.

Artikel 26 Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.

Bijlage 1 bij de regels Zoneringslijst

De Zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m² ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m²) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet milieubeheer (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.

Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de zoneringslijst. Bedrijven met een hogere milieuhindercategorie zijn slechts toegestaan waar dat nader is aangeduid op de verbeelding.

6.3 Hoofdopzet verbeelding     

6.3.1 Inventarisatie plangebied     

In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.

De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen ten behoeve van de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:

  • bouwblokonderzoek (2014);
  • daarnaast zijn er meerdere locatiebezoeken gebracht aan het plangebied door de kerngroep(leden) om specifieke situaties te controleren c.q. in beeld te krijgen;
  • analyses gemaakt van de luchtfoto's uit 2016 en de 360° foto's zoals beschikbaar via het gemeentelijke interne informatienetwerk Stroomlijn;
  • waar nodig is ten behoeve van dit bestemmingsplan het gemeentelijke bouwarchief geraadpleegd met bouwvergunningen, omgevingsvergunningen en vrijstellingen/ontheffingen/afwijkingen.

Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.

6.3.2 Opbouw verbeelding     

De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:

  • de bestemmingen;
  • de dubbelbestemmingen;
  • bouwvlakken;
  • diverse aanduidingen.

Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.

De bestemmingen: Op de verbeelding zijn in verschillende kleuren de bestemmingen weergegeven. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. In de regels is per bestemming aangegeven wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die betreffende bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: wonen, groen, verkeer. Ook worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is, zoals Centrum of Gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.

De dubbelbestemmingen: Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan veelal een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een arcering. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' gericht op de bescherming van het stadsgezicht en de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.

Bouwvlakken: Bouwvlakken zijn een essentieel onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen veelal ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt echter vaak een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waar er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.

In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. Over het algemeen zijn de bebouwingsgrenzen van de vigerende bestemmingsplannen overgenomen. Daar waar met een ontheffing is afgeweken van het vigerend beleid is de nieuw ontstane situatie opgenomen.

Aanduidingen: Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming nader of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP) opgenomen:

  1. functieaanduidingen;
  2. bouwaanduidingen;
  3. maatvoeringsaanduidingen;
  4. gebiedsaanduidingen.

1.Functieaanduidingen: Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van het gebruik. Het is daarbij doorgaans niet wenselijk of mogelijk om de betreffende functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking.

2. Bouwaanduidingen: Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van de bouwmogelijkheden. Het is daarbij doorgaans niet wenselijk of mogelijk om de betreffende bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Een voorbeeld van een bouwaanduiding is: 'onderdoorgang'. Indien een bepaalde bouwaanduiding niet voorkomt in de SVBP is het mogelijk de volgende zinsnede toe te passen: 'specifieke bouwaanduiding - [omschrijving specifieke bouwaanduiding]'. Dit leidt dan bijvoorbeeld tot de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - opbouw'. De in Haarlem meest gebruikte specifieke bouwaanduiding hangt samen met het beschermd stadsgezicht en de daarbij toegepaste 'ordes'. Dit zijn: 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' (voor monumenten), 'specifieke bouwaanduiding - orde 2' (voor beeldbepalende panden ouder dan 50 jaar) en 'specifieke bouwaanduiding - orde 3' (voor niet-beeldbepalende panden ouder dan 50 jaar).

3. Maatvoeringsaanduidingen: Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.

In situaties waarbij siergevels dieper zijn dan 2,5 meter wordt dit op de verbeelding aangegeven met twee maatvoeringsaanduidingen met verschillende hoogtes in één bestemming. Indien de diepte minder bedraagt dan 2,5 meter wordt dit ondervangen in de 'Wijze van meten' onder de inleidende regels.

Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:

  • te handhaven goot-/bouwhoogte (orde 1, 2)
  • een maximale goot-/bouwhoogte (bijgebouwen hoger dan 3 meter)
  • minimale of maximale goothoogte (orde 3 en nieuwbouw)
  • minimale of maximale goot- en bouwhoogte (orde 3 en nieuwbouw)

De opgenomen maten zijn in hele meters en naar boven afgerond.

  • Te handhaven goothoogte: Voor panden die op de verbeelding zijn aangegeven als orde 1 en 2 wordt de aanduiding goothoogte opgenomen. In de regels staat omschreven dat de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te blijven. Op de verbeelding worden hoogtematen naar boven afgerond. Dus 5,3 m of 5,8 m wordt allebei 6 m. In het beschermd stadsgezicht is een verspringende bouw-/goothoogte een essentieel onderdeel van straat- en bebouwingsbeeld. Het kan zijn dat er 4 panden naast elkaar op de plankaart zijn aangegeven met een goothoogte 6 terwijl in werkelijkheid de hoogtes tot maximaal 0,9 m verspringen.
  • Te handhaven bouwhoogte: In enkele gevallen is een orde 1 of 2 pand plat afgedekt en al zo hoog dat een kap niet meer kan worden toegestaan. In die gevallen wordt het bouwvlak voorzien van een maatvoeringsaanduiding 'bouwhoogte'. In de regels staat omschreven dat de bestaande bouwhoogte gehandhaafd dient te blijven. Op de verbeelding worden hoogtematen naar boven afgerond. Dus 5,3 m of 5,8 m wordt allebei 6 m.
  • Maximale bouwhoogte: De aanduiding maximale bouwhoogte wordt gebruikt in de tuinbestemmingen wanneer de maximale hoogte van 3 meter wordt overschreden. De daadwerkelijke bouwhoogte is opgenomen.
  • Minimale en maximale goothoogte: De aanduiding minimale maximale goothoogte wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimale goothoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximale bouwhoogte is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.
  • Minimale en maximale bouw- en goothoogte: Net als bij de aanduiding minimale- maximale goothoogte wordt deze aanduiding alleen gebruikt bij orde 3 bebouwing. Deze aanduiding wordt gebruikt bij bebouwing met een hoofdzakelijk platte afdekking. Afdekken met een kap wordt op deze manier ook mogelijk gemaakt.

4. Gebiedsaanduidingen: Gebiedsaanduidingen zijn op de verbeelding opgenomen om voor een op de verbeelding afgebakend gebied een specifieke regeling op te kunnen nemen. Het kan daarbij bijvoorbeeld gaan om een wijzigingsgebied, waarvoor de bestemming gewijzigd kan worden. Dit wordt op de verbeelding opgenomen met de gebiedsaanduiding 'Wro-zone - wijzigingsgebied'. Een ander voorbeeld is de gebiedsaanduiding voor een vrijwaringszone, zoals de 'Vrijwaringszone - zichtlijn'. Op de verbeelding zijn de gebiedsaanduidingen herkenbaar door hun schuine roodgekleurde arceringen.

6.4 Trends     

Er zijn geen trends in dit plangebied.

Hoofdstuk 7 UITVOERBAARHEID     

In dit hoofdstuk wordt de financiële en maatschappelijke haalbaarheid van het plan beschreven.

7.1 Economische uitvoerbaarheid     

7.1.1 Grondexploitatie     

Behoudens de ontwikkelingslocaties zoals beschreven in paragraaf 5.4 voorziet het bestemmingsplan niet in grote stedenbouwkundige veranderingen in het plangebied. De ontwikkeling en invulling van die gebieden vindt - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente in dit plan stelt - plaats voor risico van de marktpartij. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.]

In artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan ook een exploitatieplan moet vaststellen als het kostenverhaal bij ontwikkelingen, zoals aangegeven in niet is verzekerd.

Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe bouwplannen mogelijk als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro. Er is dus geen plicht tot het vaststellen van een exploitatieplan. Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.

Onder kostenverhaal wordt verstaan het verhalen van de kosten van grondexploitatie van een gebied op de verschillende eigenaren in het gebied. In een exploitatieplan kan worden geregeld hoe algemene kosten voor een project, zoals kosten voor grondexploitatie en voorzieningen van openbaar nut, op de exploitant(-en) worden verhaald. Een exploitatieplan is echter niet verplicht indien er geen bouwplannen worden toegevoegd of het verhaal van kosten ‚anderszins verzekerd is. Dat laatste is het geval als de gemeente en de ontwikkelaar een zgn. anterieure overeenkomst hebben gesloten.

7.1.2 Planschade     

Tot slot is door middel van een planschaderisicoanalyse de kans op mogelijke planschade onderzocht. 'Planschade', is de schade die iemand lijdt doordat hij of zij in een planologisch nadeliger situatie is gekomen als gevolg tussen de nieuwe (onvoorziene) planologische situatie en de bestaande/ oude situatie. De conclusie uit het onderzoek is dat er een zeer beperkte kans is op planschade. Het aspect planschade staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan niet in de weg.

7.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

7.2.1 Wettelijk vooroverleg     

Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het concept van het (ontwerp)bestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties:

  1. Hoogheemraadschap van Rijnland;
  2. Provincie Noord - Holland;
  3. Ministerie van Infrastructuur en Milieu;
  4. Rijkswaterstaat;
  5. Brandweer Kennemerland;
  6. Koninklijke Horeca Nederland Afdeling Haarlem;
  7. Kamer van Koophandel kantoor Amsterdam;
  8. Gasunie
  9. Milieufederatie Noord-Holland;
  10. Alliander;
  11. Liander;
  12. Waternet;
  13. MKB Haarlem;
  14. Rover
  15. Haarlem Groen
  16. Vereniging Haerlem;
  17. Fietsersbond;
  18. Haarlemse Bomenwachters.

De volgende instanties hebben schriftelijk een reactie ingediend:

  1. Rijnland
  2. Rijkswaterstaat
  3. Gasunie.

Rijnland heeft aangegeven inhoudelijk geen opmerkingen te hebben. Wel dienen de in het concept ontwerpbestemmingsplan opgenomen teksten in paragraaf 3.2.7. geactualiseerd te worden conform de meegestuurde bijlage.

Rijkswaterstaat en Gasunie hebben aangegeven inhoudelijk geen opmerkingen te hebben.

In het kader van de participatie met de wijkraden is het concept ontwerpbestemmingsplan gelijktijdig met het wettelijk vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro aan de wijkraden verzonden.

7.2.2 Zienswijzen     

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 30 november 2017 tot en met 10 januari 2018 ter inzage gelegen en is tegelijkertijd elektronisch beschikbaar gesteld via de landelijke website (www.ruimtelijkeplannen.nl).Van het ter inzage leggen en het elektronisch beschikbaar stellen is op 29 november 2017 mededeling gedaan in het huis-aan-huisblad de Haarlemmer, in de Staatscourant en op de site met de officiële bekendmakingen van de gemeente www.overheid.nl.

Gedurende deze periode kon iedereen een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan bij de gemeenteraad naar voren brengen. Het eindverslag van deze zienswijzeprocedure maakt onderdeel uit van het raadsbesluit tot vaststelling van dit bestemmingsplan.

7.3 Handhaving     

Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.

Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.

Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij digitaal op. Aldus draagt het college zorg voor de handhaving van de bestemmingsplanregels.

Regels     

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Aan-huis-verbonden-beroep:     

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch of daarmee gelijk te stellen activiteiten niet zijnde detailhandel, dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.2 Aanbouw en uitbouw:     

een aangebouwd gebouw behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.3 Aanduiding:     

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid op de verbeelding, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:     

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanlegvergunning:     

omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.6 Achtergevelrooilijn:     

bebouwingsgrens aan de van de weg afgekeerde zijde van het bebouwingsvlak.

1.7 Antenne-installatie:     

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 Archeologisch deskundige:     

professioneel archeoloog die op basis van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologische onderzoek uit te voeren en programma's van eisen op te stellen en te toetsen.

1.9 Archeologisch onderzoek:     

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarde binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.10 Archeologisch rapport:     

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.11 Archeologisch waardevol gebied:     

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.12 Archeologische waarde:     

vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.13 Bebouwing:     

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage:     

een op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 Bed & breakfast:     

het tegen betaling verstrekken van logies met ontbijt binnen de (bedrijfs)woning met behoud van de woonfunctie, waarbij het aanbod zich beperkt tot maximaal 2 kamers en 4 slaapplaatsen.

1.16 Bedrijf:     

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.17 Bedrijfswoning:     

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 Begane grond:     

een bouwlaag waarvan het vloerniveau (nagenoeg) ter hoogte van het aansluitende peil ligt.

1.19 Begeleid wonen:     

vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.20 Beschermd stads- of dorpsgezicht:     

stads- of dorpsgezicht dat door het daartoe bevoegde gezag, ingevolge artikel 35 van de Monumentenwet 1988 is aangewezen.

1.21 Bestaande (situatie)     

  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

1.22 Bestemmingsgrens:     

de grens van een bestemmingsvlak.

1.23 Bestemmingsplan:     

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.24 Bestemmingsvlak:     

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.25 Bijbehorend bouwwerk:     

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.26 Bijgebouw:     

een gebouw dat, zowel in bouwkundige als in functionele zin ondergeschikt is aan en ten dienste staat van een hoofdgebouw.

1.27 Bouwen:     

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.28 Bouwgrens:     

de grens van een bouwvlak.

1.29 Bouwlaag:     

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

1.30 Bouwperceel:     

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.31 Bouwperceelgrens:     

de grens van een bouwperceel.

1.32 Bouwvlak:     

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijn toegelaten.

1.33 Bouwwerk:     

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.34 Bruto vloeroppervlak (bvo):     

de totale vloeroppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten, met inbegrip van de bouwconstructie, bergingen,trappenhuizen, interne verkeersruimten, magazijnen, dienstruimten et cetera, met uitzondering van balkons, galerijen, parkeer- en stallingsvoorzieningen.

1.35 Cultuurhistorische waarde:     

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.

1.36 Dakhelling:     

de hoek die een dakvlak maakt met het horizontale vlak.

1.37 Dakkapel:     

een zich in een dakvlak bevindende uitbouw.

1.38 Dakopbouw:     

een extra bouwlaag boven de goot met een platte afdekking.

1.39 Dakterras:     

een met een omheining afgezette buitenruimte op een gebouw.

1.40 Detailhandel:     

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met uitzondering van horeca en supermarkt.

1.41 Dienstverlening:     

het verlenen van diensten in de vorm van publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening.

1.42 Ensemble:     

twee of meer gebouwen die samen een bouwkundige eenheid vormen, waarbij de suggestie wordt gewekt dat het één gebouw betreft.

1.43 Garagebox:     

afgeschermde ruimte die dient voor het stallen van voertuigen en/of als berging.

1.44 Gastouderopvang     

gastouderopvang als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, die een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.45 Gebouw:     

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.46 Hoofdgebouw:     

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.47 Horeca 1:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken, zoals lunchrooms, ijssalons, koffie/theehuizen, broodjeszaken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.48 Horeca 2:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes, snackbars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.49 Horeca 3:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals (eet)cafés en bars en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.50 Horeca 4:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk logies per nacht verstrekken met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken en het houden van bijeenkomsten/vergaderingen/congressen.

1.51 Horeca 5:     

horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken verstrekken en gericht zijn op dansen en beluisteren van muziek, zoals dancings en discotheken en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

1.52 Horecaschip:     

een zich op het water bevindend object dat (nagenoeg) geheel dient als horecabedrijf.

1.53 Hoveniersbedrijf:     

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.54 Kampeermiddel:     

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, camper of een caravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen voor recreatief nachtverblijf.

1.55 Kap:     

een uitwendige scheidingsconstructie onder een hoek met het horizontale vlak.

1.56 Kunstwerk:     

civieltechnisch werk voor de infrastructuur van wegen, water, spoorbanen,waterkeringen en/of leidingen niet bedoeld voor permanent menselijk verblijf.

1.57 Lessenaarsdak:     

een dakvorm die bestaat uit slechts één dakvlak of dakschild die onder een zekere helling is aangebracht.

1.58 Loketverkoop in de voorgevel     

het aanbieden en verkopen van producten aan publiek door middel van een uitsparing in de voorgevel.

1.59 Nieuwbouw:     

nieuwbouw betreft bouwwerken jonger dan 50 jaar.

1.60 Niet- publieksgerichte dienstverlening     

het verlenen van diensten zonder rechtstreeks fysiek contact met het publiek.

1.61 Oeverlijn:     

de scheidingslijn tussen water en land.

1.62 Onderdoorgang/overbouwing:     

een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het bouwvlak een doorgang mogelijk is, waarboven bebouwing mag worden opgericht.

1.63 Orde 1 bouwwerken:     

orde 1 betreft bouwwerken die beschermd zijn op grond van de Erfgoedwet, de provinciale of gemeentelijke Monumentenverordening.

1.64 Orde 2 bouwwerken:     

orde 2 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die op grond van hun architectonische kwaliteit, op grond van hun plaats in de stedenbouwkundige structuur of als toonaangevend element behoudenswaardig zijn.

1.65 Orde 3 bouwwerken:     

orde 3 betreft bouwwerken ouder dan 50 jaar die geen architectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben.

1.66 Peil:     

  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het plaatselijk gemiddelde waterpeil;

1.67 Plan:     

het bestemmingsplan Vijfhoek/ Heiliglanden-De Kamp met identificatienummer NL.IMRO.0392.BP1120007-VA01 van de gemeente Haarlem.

1.68 Plat dak:     

een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden ten opzichte van het horizontale vlak.

1.69 Praktijkruimte     

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.70 Prostitutie:     

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.71 Publieksgerichte dienstverlening     

het verlenen van diensten met rechtstreeks contact met het publiek in de vorm van zakelijke, consumentverzorgende, openbare en (para)medische dienstverlening inclusief ondergeschikte nevenfuncties.

1.72 Seksbioscoop:     

een inrichting voor het doen plaatsvinden van film - en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard.

1.73 Seksinrichting:     

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een (raam) prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een besloten huis, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.74 Seriebouw:     

twee of meer gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd.

1.75 Sloopvergunning:     

omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid , onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.76 Societeit     

een besloten gezelligheidsvereniging.

1.77 Supermarkt     

een specifieke vorm van detailhandel in de vorm van een zelfbedieningszaak in goederen met (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan algemene en verse levensmiddelen (eventueel aangevuld met huishoudelijke artikelen) met een verkoopvloeroppervlakte van 500m² of meer.

1.78 Verbeelding:     

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen ruimtelijke informatie.

1.79 Verkoopvloeroppervlakte:     

het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.80 Voorgevelrooilijn:     

de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak.

1.81 Voorzieningen van openbaar nut:     

voorzieningen ten behoeve van openbare verlichting, telecommunicatie, gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse kabels en leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.82 Waterberging:     

een aangewezen gebied waarbinnen incidenteel of permanent het teveel aan water wordt vastgehouden op het ene moment totdat er water nodig is op een later moment.

1.83 Wet:     

de Wet ruimtelijke ordening.

1.84 Woning:     

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van een huishouden.

1.85 Woonschepenligplaats:     

de op de verbeelding aangegeven ruimte, waarop een woonschip ligplaats mag hebben.

1.86 Woonschip:     

een vaartuig, uitsluitend of in hoofdzaak als woning gebruikt of tot woning bestemd.

1.87 Zorgwoning:     

een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten     

2.1 Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:     

afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte onderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen. Siergevels zoals trapgevels, halsgevels, klokgevels en lijstgevels worden niet meegerekend bij het bepalen van de bouwhoogte.

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenzijde van de laagstgelegen vloer.

inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

breedte dakvlak bij dakdoorbreking

de meetlijn wordt gelegd op de helft van de hoogte van de dakdoorbreking.

2.2 Overschrijden bouwgrenzen     

Het is toegestaan de in dit plan aangegeven bouwgrenzen te overschrijden ten behoeve van:

  1. stoepen, stoeptreden, funderingen, plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen en dergelijke ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 0,5 m;
  2. gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en dergelijke onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10 % van de breedte van de aangrenzende straat en met een maximum van 1 m. Deze werken mogen niet lager gelegen zijn dan 4,2 m boven de rijweg met inbegrip van een strook van 0,6 m breedte ter weerszijde van de rijweg, dan wel 2, 2 m boven een fiets- en/of voetpad;
  3. hijsinrichtingen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m en deze werken niet lager zijn gelegen dan 5 m;
  4. siergevels, waarbij de achterliggende kap wel moet voldoen aan de regels van de betreffende bestemming. boven peil.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Bedrijf     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

Begane grond

  1. voorzieningen van openbaar nut;
  2. de bij de bestemming behorende verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

Overige verdiepingen

  1. de functie genoemd in artikel 4.1.2. onder c.

3.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Bedrijf gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

Artikel 4 Centrum - 1     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum -1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

4.1.1 Begane grond     
  1. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30 % van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  2. publieksgerichte dienstverlening;
  3. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  4. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  5. horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3;
  6. maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in artikel 10.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  7. een sociëteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  8. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'supermarkt';
  9. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
4.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen, zoals bedoeld in 16.1onder a;
  2. de functies genoemd in 4.1.1 onder a tot en met f, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - centrum 1';
  3. een societeit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven;
  4. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.

4.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum - 1' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
  3. loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel is niet toegestaan maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden;



Strijdig gebruik

  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1.2 en de functies genoemd in lid 4.1.1 op de overige verdiepingen toestaan.
  2. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. invloed op de omgeving in vergelijking met de al toegestane functies;
    2. effecten op ( bestaande winkelstructuur en) het voorzieningenniveau;
    3. de verkeerssituatie ter plaatse;
    4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Centrum - 2     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Centrum- 2 ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.1.1 Begane grond     
  1. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30 % van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken;
  2. publieksgerichte dienstverlening;
  3. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  4. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  5. horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  6. maatschappelijke voorzieningen zoals bedoeld in artikel 10.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  7. wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  8. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
5.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
  2. de functies genoemd in 5.1.1 onder a tot en met f, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van centrum - centrum 2';
  3. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.

5.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Centrum-2' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

5.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
  3. loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel is niet toegestaan maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden;



Strijdig gebruik

  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 6 Cultuur en ontspanning     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. een museum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding museum;
  2. een schouwburg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van cultuur en ontspanning - schouwburg;
  3. multifunctionele ruimten ten behoeve van cursussen, exposities, expressionele opvoeringen, en het gebruik als praktijkruimte;
  4. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel ten dienste van deze voorzieningen tot niet meer dan 20 % van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100 m²;
  5. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden horeca-activiteiten tot en met categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen tot niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat deze voorzieningen ter plaatse van de specifieke aanduiding schouwburg tot een maximum van 600 m² zijn toegestaan;
  6. de bij de bestemming behorende verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

6.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

Artikel 7 Gemengd - 2     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

7.1.1 Begane grond     
  1. wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -1 tevens de volgende bedrijven of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan:

- autoplaatwerkerijen, met de SBI-code 45204 A

  1. publieksgerichte en niet-publieksgerichte dienstverlening;
  2. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  3. horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3';
  4. maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel 10.1;
  5. de functies zoals genoemd in artikel 6.1 onder c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  6. een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  7. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30 % van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  8. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
7.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
  2. de functies genoemd in 7.1.1, onder c tot en met h uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gemengd 2';
  3. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.

7.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 2' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

7.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;



Strijdig gebruik

  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 8 Gemengd - 3     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

8.1.1 Begane grond     
  1. wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
  2. bedrijven of bedrijfsactiviteiten van categorie B, zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst;
  3. detailhandel met daaraan ondergeschikte en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30 % van het brutovloeroppervlak, zonder terras en zonder het schenken van alcoholische dranken, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - terrastuin daaraan ondergeschike en daarmee verbonden horeca van categorie 1, tot niet meer dan 30% van het brutovloeroppervlak met terras en met het schenken van alcoholische dranken is toegestaan;
  4. publieksgerichte als niet-publieksgerichte dienstverlening;
  5. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  6. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  7. horeca t/m categorie 3, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' en met dien verstande dat dit gebruik op het perceel Gedempte Raamgracht 78 uitsluitend in de kelder is toegestaan;
  8. maatschappelijke voorzieningen zoals genoemd in artikel 10.1;
  9. de functies zoals genoemd in artikel 6.1 onder c. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  10. een seksbioscoop en een besloten huis, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van cultuur en ontspanning - seksbioscoop';
  11. een sociëteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verenigingsleven';
  12. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de overige verdiepingen, verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.
8.1.2 Overige verdiepingen     
  1. wonen zoals bedoeld in artikel 16.1 onder a;
  2. bijbehorende voorzieningen, zoals voorzieningen ten behoeve van de functies op de begane grond.

8.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Gemengd - 3' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

8.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;
  3. loketverkoop van voedsel of drinken in de voorgevel is niet toegestaan maar dient minimaal 3 m daarachter plaats te vinden;

Strijdig gebruik

  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 9 Groen     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. openbare groenvoorzieningen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. bij de bestemming behorende waterlopen en waterpartijen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers en speelterreinen.

9.2 Bouwregels     

  1. de bouwhoogte van 'bouwwerken geen gebouw zijnde', mag niet meer dan 3 m bedragen;
  2. de oppervlakte per 'bouwwerk geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 10 m² bedragen;
  3. de diepte van een (ondergronds) bouwwerk mag niet meer dan 7,0 m bedragen.

9.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik van gronden voor het parkeren van motorvoertuigen.

Artikel 10 Maatschappelijk     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. educatieve, levensbeschouwelijke, medische en sociaal- medische en sociaal - culturele voorzieningen;
  2. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden horeca-activiteiten tot en met categorie 2 ten dienste van deze voorzieningen tot niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak tot een maximum van 100 m²;
  3. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel ten dienste van deze voorzieningen tot niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak, tot een maximum van 100 m²;
  4. een kinderdagverblijf met bijbehorende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  5. de bij de bestemming behorende verkeers- , parkeer- en groenvoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen, water, tuinen, erven en terreinen.

10.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'maatschappelijk' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

Artikel 11 Tuin - 1     

11.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
  3. bijbehorende voorzieningen zoals fietsenberging/cubes, speeltoestellen, en erfafscheidingen.

11.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 1' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  2. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen.

fietsenberging

  1. het realiseren van een fietsenberging in de voor- of zijtuin mag onder de volgende voorwaarden:
    1. er is geen achterom aanwezig bij de woning;
    2. de diepte van de voor- of zijtuin is minimaal 2,5 meter;
    3. de hoogte van de berging/cube mag maximaal 1,4 meter bedragen;
    4. de oppervlakte van de berging mag maximaal 20% van de oppervlakte van de voor- of zijtuin bedragen met een maximum van 4 m²;
    5. de gevels van de berging evenwijdig aan de voorgevel, mogen maximaal 30% van de breedte van die voorgevel beslaan.

11.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder a en toestaan dat erfafscheidingen worden verhoogd tot maximaal 2 m.

11.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 , gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen, met uitzondering van die gronden met de aanduiding 'parkeerterrein'.

Artikel 12 Tuin - 2     

12.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Tuin - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
  3. parkeren binnen bebouwing;
  4. parkeren, anders dan bedoeld onder c., uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  5. bijbehorende voorzieningen zoals fietsenberging/cubes, speeltoestellen, en erfafscheidingen.

12.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 2' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

12.2.1 Alle bouwwerken     
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, mag (per tuin per adres) niet meer bedragen dan 50% van de gronden met een maximum van 40 m², tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.

12.2.2 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag op een afstand van niet meer dan 2,5 m gemeten vanaf de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3 m bedragen.

12.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet dan 3 m bedragen.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

12.3 Afwijken van de bouwregels     

kap op bijgebouw

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.2 en toestaan dat de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m mag bedragen, waarbij boven de goot mag worden afgedekt met een kap met een maximum hoogte van 2 m.

dakterrassen

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.2.3 en toestaan dat:
    1. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd;

afwijkingscriteria

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden;
    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

12.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21, gelden met betrekking tot het gebruik zoals genoemd in lid 1 onder c. het volgende:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

  1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
  3. dakterrassen voor horeca.

Artikel 13 Tuin - 3     

13.1 Bestemmingsomschrijving     

De op de verbeelding voor 'Tuin - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en verhardingen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing;
  2. bijbehorende bouwwerken ten dienste van het hoofdgebouw;
  3. parkeren binnen bebouwing;
  4. bijbehorende voorzieningen zoals fietsenberging/cubes, speeltoestellen, en erfafscheidingen.

13.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Tuin - 3' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

13.2.1 Alle bouwwerken     
  1. de gronden mogen volledig worden bebouwd;
  2. de diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen.
13.2.2 Gebouwen     
  1. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag voor zover op een afstand van niet meer dan 2,5 m van de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan 0,3 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw met een maximum bouwhoogte van 4 m, gemeten vanaf het aansluitend peil, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven;
  2. de bouwhoogte van overige aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangegeven.

13.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. de hoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, waaronder speeltoestellen, mag niet dan 3 m bedragen.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

13.3 Afwijken van de bouwregels     

bouwhoogte bijgebouw

  1. het bepaalde in 13.2.2 en toestaan dat de bouwhoogte van een bijgebouw wordt verhoogd naar maximaal 4 m.

dakterrassen

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.3 en toestaan dat een dakterras met een grotere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.

afwijkingscriteria

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in 13.3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden;
    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

13.4 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van: wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

  1. bijgebouwen als zelfstandige woning;
  2. onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
  3. dakterrassen voor horeca.

Artikel 14 Verkeer     

14.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. straten, wegen, pleinen, voet- en fietspaden;
  2. een gebouwde parkeervoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeergarage';
  3. ongebouwde parkeervoorzieningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsgebied' parkeervoorzieningen zijn uitgesloten;
  4. terrassen, standplaatsen (voor ambulante handel);
  5. een kiosk, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - kiosk';
  6. een terrastuin, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - terrastuin;
  7. bruggen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  8. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, speelvoorzieningen, kunstwerken, kunstobjecten, waterberging, bergbezinkbassins, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers, reclame-uitingen, voorzieningen voor de waterhuishouding.

14.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

14.2.1 Gebouwen     
  1. voor de parkeergarage geldt dat:
    1. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde uitsluitend mogen worden gerealiseerd in het op de verbeelding aangegeven bouwvlak;
    2. de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
    3. de verticale diepte van de parkeergarage mag niet meer dan 2 m bedragen;
  2. voor het overige mogen er uitsluitend kiosken en gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van kiosken en gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut mag niet meer dan 3 m bedragen;
  4. de oppervlakte van kiosken en gebouwen ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut mag niet meer dan 10 m² bedragen.
14.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde     
  1. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 12 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige 'bouwwerken geen gebouw zijnde' mag niet meer dan 3 m bedragen;

Artikel 15 Water     

15.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterberging, waterbeheer en waterhuishouding;
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. verkeer te water;
  4. aanmeervoorzieningen, aanlegsteigers, (passanten)ligplaatsen;
  5. waterstaatkundige voorzieningen, zoals bruggen, taluds en oevers, sluizen, stuwen, steigers, dammen, kademuren, duikers, gemalen en overige kunstwerken;
  6. bij de bestemming behorende groenvoorzieningen en kunstobjecten.

15.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Water' mogen 'bouwwerken geen gebouw zijnde' worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

  1. de bouwhoogte van gemalen mag niet meer dan 3 m bedragen en de oppervlakte mag niet meer dan 15 m² bedragen;
  2. de bouwhoogte van meerpalen mag maximaal 3,5 m bedragen;
  3. de bouwhoogte van bruggen mag maximaal 5 m bedragen;
  4. de lengte van een steiger, gemeten langs de waterlijn, mag niet meer dan 5 m bedragen;
  5. de breedte van een steiger, gemeten haaks op de waterlijn, mag niet meer dan 1/10 van de breedte van het oppervlaktewater bedragen;
  6. de oppervlakte van een steiger mag maximaal 5 m² bedragen indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tot 20 m, maximaal 10 m² indien gesitueerd in oppervlaktewater met een breedte tussen de 20 en 50 m
  7. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 1 m bedragen.

15.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken:

  1. ligplaats voor hotel- en horecaschepen;
  2. woonschepenligplaats.

15.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2 en een afwijkende maatvoering toestaan.

afwijkingscriteria

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4 onder a of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden;
    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 16 Wonen     

16.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in woningen zoals bedoeld in artikel 1.84, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, gastouderopvang, bed&breakfast of begeleid wonen;
  2. wonen in zorgwoningen zoals bedoeld in artikel 1.87, uitsluitend ter plaatse van de specifieke aanduiding 'zorgwoning';
  3. horeca van categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  4. horeca t/m categorie 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  5. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen en bestaande onderdoorgangen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.

16.2 Bouwregels     

Binnen de bestemming 'Wonen' gelden de bouwregels zoals aangegeven in artikel 18.

16.3 Specifieke gebruiksregels     

Naast de algemene gebruiksregels genoemd in artikel 21 gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  1. een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  2. het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en/of bed & breakfast mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met een maximum van 50 m²;



Strijdig gebruik

  1. Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c. Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van:
  1. het gebruik van onbebouwde gronden voor het parkeren van motorvoertuigen;
  2. bijgebouwen als zelfstandige woning.

Artikel 17 Waarde - Archeologie     

17.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde- Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

17.2 Bouwregels     

  1. In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) gelden de volgende regels:
    1. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie 1b' dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 meter onder maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    2. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie' 5 dient de aanvrager van een omgevingsvergunning waarvan bodemverstorende bouwwerkzaamheden deel uitmaken, in geval de oppervlakte van het project meer dan 10000 m² betreft en de bouwwerkzaamheden dieper dan 0,30 m onder het maaiveld plaatsvinden, een waardestellend archeologisch rapport te overleggen;
    3. ter plaatse van de aanduiding 'Waarde - archeologie 6' gelden geen archeologische verplichtingen.

  1. Aan een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' kunnen de volgende voorschriften worden verbonden;
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.

  1. Het bepaalde in 17.2 onder 1, is niet van toepassing op een bouwplan dat betrekking heeft op vervanging van een reeds bestaand bouwwerk waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut.

17.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden die vallen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse beschermings- waardige archeologische resten aanwezig zijn. Toepassing van de bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

17.4 Afwijken van de bouwregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 17.2 onder 1, met inachtneming van de voor de betrokken bestemmingen geldende (bouw)regels.
  2. Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in dit lid, wordt verleend indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van:
    1. nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of als er, mede naar het oordeel van de gemeentearcheoloog, geen archeologische waarden te verwachten zijn;
    2. andere informatie heeft aangetoond dat door bodemverstoringen op de betrokken locatie geen archeologische waarden verstoord zullen worden.

17.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
    4. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    5. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    6. diepploegen;
    7. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    8. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    9. het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  1. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. de oppervlakte- en de dieptemaat niet overschrijden, behorende bij de categorie 'Waarde - archeologie' genoemd in 17.2 die voor die gronden van toepassing is;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een ontgrondingvergunning;
    3. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning, zoals in 17.4 bedoeld, is verleend;
    4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

  1. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager aan de hand van een waardestellend archeologisch rapport aantoont dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel dat de aanwezige archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

  1. ter bescherming van betrokken archeologische waarden kunnen aan de aanlegvergunning voorwaarden worden verbonden gericht op:
  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen in die zin, dat de verbeelding wordt gewijzigd door van één of meerdere bestemmingsvlakken de begrenzing te veranderen of de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie' toe te voegen of te verwijderen, of deze bij een ander archeologiecategorie, zoals vermeld in 17.2 , in te delen, als archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

Artikel 18 Waarde - Beschermd stadsgezicht     

18.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en de uitbouw van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

18.2 Bouwregels     

In aanvulling en met voorrang op het bepaalde bij de andere voorkomende bestemming(en) gelden voor bouwwerken de volgende regels, met dien verstande dat voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten de dan aanwezige maten, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel gelden.

bouwvlak / voorgevelrooilijn / gevelindeling

  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
  3. gebouwen mogen niet worden samengevoegd;
  4. voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' en met uitzondering voor gebouwen op binnenterreinen;
  5. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen 'orde 1 en orde 2' dient de bestaande gevelindeling gehandhaafd te blijven

goothoogte / bouwhoogte / ondergronds bouwwerk

  1. voor bouwvlakken met daarin opgenomen de specifieke bouwaanduiding orde- 1 of orde- 2 dient de bestaande goothoogte en/of bestaande bouwhoogte gehandhaafd te blijven;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'minimale - maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogten te worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte - maximale bouwhoogte' dient de kap binnen de aangegeven goot- en bouwhoogte te worden gebouwd;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan;
  7. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;

kap / nokrichting / vorm

  1. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting, kap of dakvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen en dergelijke;
  2. in overige gevallen dient indien boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, gebouwd te worden binnen de contouren van een kap of een zadeldak waarvan:
    1. de maximale hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de (maximale) goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
    2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 45 en niet meer dan 70 graden. Bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen;

dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  1. dakkapellen mogen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak worden opgericht, mits:
    1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 50% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de dakkapel in of binnen 0,5 meter van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 meter en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
    4. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
    5. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,9 meter bedraagt.
    6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen .

dakkapellen in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  1. dakkapellen mogen worden opgericht in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits:
    1. de dakkapel een maximale breedte heeft van 2,5 meter, waarbij de breedte nooit meer mag bedragen dan 60% van het dakvlak;
    2. de onderzijde van de dakkapel minimaal 0,5 meter en maximaal 1,0 meter boven de dakvoet wordt geplaatst;
    3. de afstand van de bovenzijde van de dakkapel tot de nok minimaal 0,5 meter bedraagt;
    4. de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de zijkant van het dakvlak minimaal 0,5 meter bedraagt. In geval van een dwarskap bedraagt de afstand van de zijkant van de dakkapel tot de voorgevel minimaal 2,5 meter;
    5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 meter tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 60% van het dakvlak bedraagt.

dakterras

  1. een dakterras is toegestaan, mits:
    1. gesitueerd op een aan- of uitbouw;
    2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    3. privacyschermen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

Collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking

  1. collectoren voor warmteopwekking of panelen voor electriciteitsopwekking zijn toegestaan mits:
    1. niet zichtbaar vanaf het openbaar toegankelijk gebied;
    2. geplaatst op een dak;
    3. op een schuin dak de zonnecollectoren of de zonnepanelen:
      • aan alle kanten binnen het dakvlak blijven;
      • in of direct op het dakvlak worden geplaatst;
      • dezelfde hellingshoek hebben als het betreffende dakvlak.
    4. op een plat dak de zonnecollectoren of de zonnepanelen zover van de dakrand verwijderd blijven als de hoogte van de collector of het paneel;
    5. ze één geheel vormen met de installatie voor het opslaan van water respectievelijk het opwekken van elektriciteit. Indien dit niet het geval is dient die installatie binnen in het betreffende gebouw te worden geplaatst.

18.3 Nadere eisen     

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen, de nokrichting, kap- en dakvorm, dakhelling en de indeling en vormgeving van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de cultuurhistorische waarden;
  3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
  4. de verkeerssituatie ter plaatse;
  5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

18.4 Afwijken van de bouwregels     

kap / vorm

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 onder q. en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het (historisch) daklandschap betreft.

samenvoegen (parcellering)

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 18.2 onder e en toestaan dat gebouwen, worden samengevoegd ten behoeve van functies passend binnen de bestemming, mits:
  1. de individuele panden als zodanig herkenbaar blijven in zowel aanzicht als hoofdstructuur;
  2. niet meer dan twee gebouwen worden samengevoegd;
  3. de totale voorgevelbreedte van twee gebouwen maximaal 11 m is;
  4. er geen sprake is van een gang, steeg of ozendrop tussen de panden;
  5. de scheidingsmuur niet geheel verwijderd wordt;
  6. door het samenvoegen van de gebouwen het aantal opgangen naar bovenwoningen niet afneemt;

Aanvullend gelden ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'orde -2 de volgende bepalingen:

  1. de historische bouwmuur dient voor ten minste de helft behouden te blijven;
  2. vanaf de voorgevelrooilijn een muurvlak behouden blijft met een breedte van minimaal de helft van de hoogte van de betreffende muur;
  3. van de muur boven de te maken doorbraak over de gehele lengte minstens 50 cm onder het constructieve plafond behouden blijft;
  4. elke afzonderlijke doorbraak niet breder is dan 2 meter;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouwhistorische waarden van het bouwwerk.
  6. het bevoegd gezag kan afwijken van de bepalingen onder 7 tot en met 11 als door middel van bouwhistorisch onderzoek kan worden aangetoond dat er geen bouwhistorische waarden in het geding zijn.

dakopbouw / gootverhoging

  1. het bepaalde in lid 2 onder n en toestaan dat de (maximale) goothoogte van gebouwen wordt overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking of met een afdekking onder een hoek van maximaal 20 graden, mits:
    • het gebouwen betreft die op de verbeelding niet zijn aangeduid als 'orde -1 of orde -2;
    • de hoogte van de extra bouwlaag boven de maximale goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • gebouwd wordt binnen de contour mede gevormd door dakvlakken met een maximale hellingshoek van 70 graden;
    • de zijgevel gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden of recht wordt opgetrokken binnen de contour.

dakkapellen

  1. het bepaalde in lid 2 onder r en s en toestaan dat:
    • een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    • een dakkapel in of binnen 0,5 m van de nok geplaatst wordt;
    • de afstand tot de dakvoet meer dan 1,0 m bedraagt;
    • een dakkapel in of binnen 0,9 m van de zijkant van het dakvlak geplaatst wordt;

dakkapellen in het voordakvlak of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak

  1. het bepaalde in lid 2 onder r en toestaan dat:
    • een dakkapel in de goot breder wordt dan 1/3 van het voor- of een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak, mits de maximale breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het dakvlak met een maximale breedte van 2,5 m;
    • een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt.

dakkapellen in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak / dakdoorbreking tussen twee aaneengesloten gebouwen

  1. het bepaalde in lid 2 sub f,g, j, l, m en r en toestaan dat een gootverhoging ten behoeve van een dakdoorbreking of dakkapel tussen twee aaneengesloten gebouwen is toegestaan, mits:
    • geplaatst in een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
    • de bovenzijde van de dakuitbreiding niet hoger is dan de bouw/ nokhoogte van naastgelegen gebouw - 0, 5 m;
    • de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de diepte van het hoofdgebouw;
    • wordt gebouwd op een afstand van ten minste 2 m gemeten vanaf de voor- en achtergevel;
    • de afstand van de bovenzijde van de dakdoorbreking tot de nok minimaal 0,5 m bedraagt.

dakterras

  1. het bepaalde in lid 2 onder h, i, j, k, m, p, q, t en toestaan dat een dakterras wordt gesitueerd op de hoofdbebouwing met (een gedeeltelijk) plat dak, mits:
    • de afscheiding op een afstand van minimaal 2 m van de dakrand aan de voorzijde wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van minder dan 20 m;
    • de afscheiding op een afstand van minimaal 4 m van de voorgevel wordt geplaatst bij een straatprofielbreedte van meer dan 20 m;
    • de afscheiding aan de achterzijde 2 m voor de dakrand aan de achterzijde wordt geplaatst.
    • indien er een architectonische aanleiding is voor een dakterras zoals een borstwering of een doorgetrokken dakvlak kan van het bovengestelde worden afgeweken;

  1. het bepaalde in lid 2 onder t en een dieper dakterras toestaan, mits gesitueerd op een aanbouw in de rooilijn, voorzien van een afscheiding met een maximum hoogte van 1,5 m aan de zijde van de openbare weg.

afwijkingscriteria

  1. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in dit lid of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden;
    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    6. de brandveiligheid en rampenbestrijding.

18.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

  1. het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bebouwing ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'orde -2' geheel of gedeeltelijk te slopen of te veranderen (sloopvergunning); het aantasten of vernietigen van cultuurhistorische en/of beeldbepalende elementen van orde-2 gebouwen wordt gelijkgesteld met het geheel of gedeeltelijk slopen van bouwwerken;
  2. de onder a bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien uit een bouwhistorisch onderzoek blijkt dat de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van het bouwwerk niet op een onaanvaardbare wijze worden verstoord, mede in relatie tot het straatbeeld en de omgeving.
  3. alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wint het bevoegd gezag advies in bij de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit omtrent de mogelijke aantasting van de cultuurhistorische en/ of beeldbepalende waarden van de bebouwing;
  4. het bepaalde onder a is niet van toepassing op:
    1. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die het normale onderhoud betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
    2. sloopwerkzaamheden en/of verbouwingswerkzaamheden die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

Artikel 19 Waarde - Groeiplaats monumentale boom     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Waarde- Groeiplaats monumentale boom' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van de groeiplaats van monumentale bomen.

19.2 Bouwregels     

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat het verboden is om op deze gronden te bouwen.

19.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2, mits de groeiplaats van de monumentale boom niet onevenredig wordt geschaad. Dit dient door de aanvrager te worden aangetoond door een groentoets.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

  1. Voor de volgende werken of werkzaamheden is een aanlegvergunning vereist:
    1. aanbrengen van gesloten oppervlakteverhardingen;
    2. bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld;
    3. het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;
    4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
    5. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
    6. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen;
    7. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;
    8. het wijzigen van de grondwaterstand en/of waterhuishouding door bevloeiing, (bron)bemaling, drainage of andere wijze.

  1. Geen aanlegvergunning is vereist voor werken of werkzaamheden die:
    1. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
    2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan krachtens een verleende vergunning;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    4. plaatsvinden op het moment dat de monumentale boom niet meer aanwezig is;
    5. werken en/of werkzaamheden, die strekken ter behoud of het herstel van de monumentale waarden van de boom.

  1. Een aanlegvergunning wordt in ieder geval verleend indien:
    1. de waarde die de boom monumentaal of waardevol maakt niet langer aanwezig is en deze niet kan worden hersteld;
    2. de boom niet in onevenredige mate worden aangetast; waarbij de gemeente desgewenst aan de aanvrager kan verzoeken een onderzoek aan te leveren waarin dit aangetoond wordt ;
    3. de mogelijkheden voor het behoud van de boom niet worden verkleind.

19.5 Wijzigingsbevoegdheid     

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Groeiplaats monumentale boom':

  1. geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien:
    1. bescherming van de betreffende monumentale boom niet langer noodzakelijk is, omdat:
      • de boom niet meer aanwezig is;
      • de levensverwachting van de betreffende monumentale boom minder dan 10 jaar bedraagt;
    2. zwaarwegende maatschappelijke belangen dit vergen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 20 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing.

Artikel 21 Algemene gebruiksregels     

21.1 Strijdig gebruik     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken voor:

  1. prostitutie en seksinrichtingen, anders dan bedoeld in artikel 8.1.1 onder j;
  2. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud. 

Artikel 22 Algemene aanduidingsregels     

22.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1     

Het bevoegd gezag kan het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro wijzigen in die zin, dat de gronden ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 1 geheel of gedeeltelijk worden gewijzigd ten behoeve van de volgende functies:

  1. wonen, waaronder tevens wonen in zorgwoningen worden verstaan;
  2. horeca 4;
  3. maatschappelijke voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 10.1;
  4. multifunctionele ruimten ten behoeve van cursussen, exposities, expressionele opvoeringen, en het gebruik als praktijkruimte;
  5. aan de onder b, c en d in dit lid genoemde functies ondergeschikte en daarmee verbonden horeca-activiteiten tot en met categorie 3 ten dienste van deze voorzieningen;
  6. aan de onder b, c en d in dit lid genoemde functies ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel ten dienste van deze voorzieningen;

met dien verstande dat:

  1. het bedrijfsvloeroppervlak (bvo) t.b.v. horeca 4 minimaal 55% van het totale bvo bedraagt;
  2. er minimaal 10 woningen worden gerealiseerd, die uitsluitend zijn toegestaan aan de zijde van de Egelantierstuin;
  3. herontwikkeling plaats vindt met inachtneming van de monumentale en cultuurhistorische waarden, zoals beschreven in bijlage 8 van de toelichting;
  4. het bestaande groenoppervlak van de Egelantierstuin behouden blijft;
  5. bestaande groeiplaatsen van monumentale bomen behouden blijven;
  6. voorzieningen voor laden en lossen uitsluitend zijn toegestaan aan de zijde van de Kleine Houtstraat;
  7. het bepaalde in artikel 17 van toepassing is;
  8. het bepaalde in artikel 24 van toepassing is.

22.2 Wetgevingszone-wijzigingsgebied 2     

Het bevoegd gezag kan het plan overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro wijzigen in die zin, dat de gronden met de bestemming ter plaatse van de aanduiding wro-zone - wijzigingsgebied 2 geheel of gedeeltelijk worden gewijzigd ten behoeve van de functie horeca 4: met dien verstande dat:

  1. er geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden zal plaatsvinden;
  2. er geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu zal plaatsvinden;
  3. er geen onevenredige aantasting van de bestaande winkelstructuur en het voorzieningenniveau zal plaatsvinden;
  4. er geen onevenredige aantasting van de monumentale waarden zal plaatsvinden;
  5. het bepaalde in artikel 17 van toepassing is;
  6. het bepaalde in artikel 24 van toepassing is.

Artikel 23 Algemene afwijkingsregels     

  1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van:
    1. de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, oppervlakten en bebouwingspercentages met ten hoogste 10%;
    2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    3. de in het plan aangegeven bouwgrenzen voor het realiseren van balkons, luifels, erkers, buitentrappen of andere ondergeschikte delen van een gebouw tot een maximum van 1,75 m;
    4. van de in het plan aangegeven hoogten ten behoeve van centrale technische voorzieningen waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 20% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
    5. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat er WMO-voorzieningen zoals stallingen van scootmobielen worden gerealiseerd mits:
  1. de hoogte van de voorziening niet meer bedraagt dan 1,4 m;
  2. de oppervlakte van de voorziening niet meer bedraagt dan 4 m².

  1. Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning als genoemd in artikel 23 lid 1, sub a tot en met e voorwaarden stellen met betrekking tot de situering en toetsen of geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van:
    1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de cultuurhistorische waarden;
    3. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    4. de verkeerssituatie ter plaatse;
    5. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    6. de brandveiligheid en rampenbestrijding;

Artikel 24 Overige regels     

24.1 Parkeren, laden en lossen     

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of het gebruiken van gronden of bouwwerken geldt dat overeenkomstig de gemeentelijke “Beleidsregels parkeernormen” zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag in voldoende mate ruimte moet zijn aangebracht en in stand worden gehouden op eigen terrein voor:

  1. het parkeren van auto's;
  2. het laden of lossen van goederen.

24.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 24.1 overeenkomstig de afwijkingsmogelijkheden die zijn vastgelegd in de in dat lid bedoelde “Beleidsregels parkeernormen”.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 25 Overgangsrecht     

25.1 Bouwen     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

25.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

25.3 Uitzondering overgangsrecht bouwwerken     

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

25.4 Gebruik     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

25.5 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 4 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

25.6 Verboden hervatten gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 4 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

25.7 Uitzondering overgangsrecht gebruik     

Lid 4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 26 Slotregel     

Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan Vijfhoek / Heiliglanden - De Kamp.

Bijlagen bij de regels     

Bijlage 1 Zoneringslijst     

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is milieuzonering een standaardinstrument voor de ruimtelijke ordening. Milieuzonering is bedoeld om indicatief te beoordelen in hoeverre de woon, werk en recreatieve functies, of (indirect) verkeer, belemmeringen voor elkaar opleveren. Het doel is deze eventuele hinder of belemmeringen te voorkomen in nieuwe situaties en teverhelpen of te beperken in bestaande situaties.

Toepassing milieuzonering

Om de afweging of een bestemming ergens wel of niet past te kunnen maken biedt milieuzonering handvatten (een gebiedstypering en een bedrijvenlijst). De kaart van Haarlem is opgedeeld in gebieden die zich van elkaar onderscheiden door de (mate van) aanwezige functies en is gebaseerd op de situatie in 2001.

Gebiedstypering

Het toenemend intensief en doelmatig ruimtegebruik vraagt om een integrale benadering van de kwaliteit van de leefomgeving. Door te weten waar theoretisch welke bedrijfsactiviteiten en welke duurzaamheidmaatregelen mogelijk zijn, wordt het ruimtelijk plannen eenvoudiger. Zodoende is één integrale kaart en typeringsomschrijving ontwikkeld. In de praktijk bevat het plangebied van een bestemmingsplan meestal meer gebiedstypen en is ieder plangebied weer uniek. Dit is van groot belang voor de ruimtelijke indeling van verschillende functies. In de gebiedstypologie is vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Haarlem terug te vinden. De hoofdgroepen wonen, werken en natuur & recreatie geven de belangrijkste functie binnen een gebiedstype weer. (De tabel typeert op hoofdlijnen. De verfijning dient plaats te vinden op bestemmingsplanniveau).

Typologie Omschrijving Maximaal toegestane bedrijfscategorie
A Wonen
Overwegend laagbouw in een lage dichtheid Dichtheid < 40 w/ha B
Overwegend laagbouw in een hoge dichtheid Dichtheid = 40 w/ha B
Flatwijk = 50% van het aantal woningen zijn flatwoningen B
Stedelijke centra Historisch centrum en moderne C
B Werken
Corridors/ Gemengd gebied Hoofdfunctie is werken. Bedrijven zijn gemengd met woningen. Werkfuncties langs stadsstructuurwegen. C
Bedrijvigheid Bedrijven geconcentreerd in een gebied C of D
C Natuur en recreatie
Stadsnatuur Alle stedelijke parken en plantsoenen n.v.t.
Dagrecreatie Recreatie gericht op ontspanning voor minder dan een dag Recreatie-

gebonden
Buitengebied/ natuurontwikkeling Landelijke gebied met en zonder woningen B (gebieds- gebonden)

Ad A Wonen

Voor de drie eerstgenoemde woontypologieën zijn in principe categorie B bedrijven altijd toegestaan. Wel kan via het bestemmingsplan besloten worden om in afzonderlijke wijkdelen of straten slechts categorie A bedrijven toe te staan. Feitelijke juridische vastlegging van een dergelijke milieuzonering vindt plaats in bestemmingsplannen. Daarom blijft het onderscheid tussen categorie A en B bestaan. Tot de vierde woontypologie “stedelijke centra” worden de vergrote binnenstad gerekend.

Ad B Werken

Wat betreft de typering 'corridors/gemengd gebied' geldt dat corridors doorgaande routes/verkeersassen met openbaar vervoer zijn, die en verbinding vormen met het centrum (of centrum Schalkwijk) met nadruk op de werkfunctie. Hiertoe wordt de direct nabij gelegen bebouwing links en rechts gerekend. Categorie C bedrijven zijn hier toegestaan. Voor deze bedrijven geldt in principe een indicatieve afstand van 50 meter. De typering van het achterliggende gebied en de bijbehorende toegestane bedrijfscategorieën zijn bepalend voor de toegestane milieuhinder aan de achterzijde van bebouwing in een corridor. In het bestemmingsplan zullen de details nader worden bepaald. Tussen woonwijken en corridors kan nog een tussenvorm herkend worden, wijkontsluitingswegen, die om reden van vereenvoudiging niet apart is getypeerd. Langs deze wegen overheerst de woonfunctie, maar de verkeersintensiteit is relatief hoog en ook hier rijdt veelal openbaar vervoer. Categorie C bedrijven zijn niet ondenkbaar langs wijkontsluitingswegen, maar het aantal dient duidelijk lager te liggen dan in corridors.

Ad C Natuur en recreatie

Onder stadsnatuur” worden naast openbare parken ook begraafplaatsen gerekend. Onder 'dagrecreatie' wordt naast groengebied buiten de stad ook sport gerekend. In deze gebiedstypen kunnen gebiedsgebonden activiteiten worden toegestaan en kan eventueel horeca ook een plek krijgen. Voor het “buiten-/ natuurontwikkelingsgebied” geldt dat gebiedsgebonden bedrijfsactiviteiten tot categorie B zijn toegestaan. In sommige gevallen zal categorie C toelaatbaar zijn, afhankelijk van de nabijheid van gevoelige bestemmingen en de verkeersaantrekkende werking.

Bedrijvenlijst

De door bedrijven veroorzaakte mate van hinder is weergegeven in een categorie indeling, daarbij geldt hoe lager het categoriecijfer des te minder hinder een bedrijf oplevert. De categorieën A en B zijn in principe in de hele stad Haarlem toegestaan. Voor een specifieke locatie (zoals een woonwijk in lage dichtheid) kan bepaald worden dat alleen een categorie A of geen bedrijvigheid is toegestaan. Bedrijven van categorie C en D (en in uitzonderlijke gevallen E) dienen per definitie nader beoordeeld te worden op de daadwerkelijke hinder (in relatie tot de geplande locatie) door de afdeling milieu. Dit geldt voor alle nieuwe bestemmingsplannen.

Steeds meer bedrijven vallen onder Algemene Maatregel van Bestuur en zijn niet meer vergunningplichtig. Er zijn dus minder bedrijven waaraan specifieke eisen kunnen worden gesteld via een vergunning. Voor een deel wordt dit ondervangen met de preventieve werking van het instrument milieuzonering. Daarmee is milieuzonering een belangrijk instrument. De bedrijvenlijst (milieuzoneringslijst) garandeert deze preventieve werking voldoende.

Zoneringslijst - staat bedrijfsactiviteiten - functiemenging
SBI-

CODE
OMSCHRIJVING
- Cate-gorie
15 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN  
151 Slachterijen en overige vleesverwerking:  
151 - vleeswaren- en vleesconservenfabrieken, p.o. < 200 m² B
1552 Consumptie-ijsfabrieken, p.o. < 200 m² B
1581 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen, v.c. < 2500 kg meel/week B
1584 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:  
1584 - Cacao- en chocoladefabrieken- vervaardigen van chocoladewerken met p.o. < 200 m² B
1584 - Suikerwerkfabrieken zonder suiker branden, p.o. < 200 m² B
1593 t/m 1595 Vervaardiging van wijn, cider e.d. B
17    
17 VERVAARDIGING VAN TEXTIEL  
174, 175 Vervaardiging van textielwaren B
176, 177 Vervaardiging van gebreide en gehaakte stoffen en artikelen B
18    
18 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT  
181 Vervaardiging kleding van leer B
20    
20 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.  
203, 204, 205 Timmerwerkfabrieken, vervaardiging overige artikelen van hout, p.o. < 200 m² B
205 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken B
22    
22 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA  
221 Uitgeverijen (kantoren) A
2222.6 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen B
2223 Grafische afwerking A
2223 Binderijen B
2224 Grafische reproduktie en zetten B
2225 Overige grafische aktiviteiten B
223 Reproduktiebedrijven opgenomen media A
24    
24 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN  
2442 Farmaceutische produktenfabrieken:  
2442 - verbandmiddelenfabrieken B
26    
26 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN  
2615 Glasbewerkingsbedrijven B
262, 263 Aardewerkfabrieken:  
262, 263 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW B
267 Natuursteenbewerkingsbedrijven:  
267 - indien p.o. < 2.000 m² B
2681 Slijp- en polijstmiddelen fabrieken B
28    
28 VERVAARD. VAN PRODUKTEN VAN METAAL (EXCL. MACH./TRANSPORTMIDD.)  
281 - gesloten gebouw, p.o. < 200 m² B
284 Smederijen, lasinrichtingen, bankwerkerijen e.d., p.o. < 200 m² B
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. > 200 m² C
2852 Overige metaalbewerkende industrie, inpandig, p.o. <200m² B
287 Overige metaalwarenfabrieken n.e.g.; inpandig, p.o. <200 m² B
30  
30 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS  
30 Kantoormachines- en computerfabrieken B
33    
33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN  
33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. B
36    
36 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.  
361 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² A
362 Fabricage van munten, sieraden e.d. B
363 Muziekinstrumentenfabrieken B
3661.1 Sociale werkvoorziening B
40    
40 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER  
40 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:  
40 - < 10 MVA B
40 Gasdistributiebedrijven:  
40 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A A
40 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C B
40 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:  
40 - blokverwarming B
41    
41 WINNING EN DITRIBUTIE VAN WATER  
41 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:  
41 - < 1 MW B
45    
45 BOUWNIJVERHEID  
45 Aannemersbedrijven met werkplaats, b.o. < 1000 m² B
50    
50 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS  
501, 502, 504 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven B
5020.4 Autobeklederijen A
5020.5 Autowasserijen B
503, 504 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires B
51    
51 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING  
511 Handelsbemiddeling (kantoren) A
5134 Grth in dranken C
5135 Grth in tabaksprodukten C
5136 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk C
5137 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen C
514 Grth in overige consumentenartikelen C
5148.7 Grth in vuurwerk en munitie:  
5148.7 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton B
5153 Grth in hout en bouwmaterialen:  
5153 - algemeen C
5153 - indien b.o. < 2000 m² B
5153.4 zand en grind:  
5153.4 - indien b.o. < 200 m² B
5154 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:  
5154 - algemeen C
5154 - indien b.o. <2.000 m² B
5156 Grth in overige intermediaire goederen C
5162 Grth in machines en apparaten, exclusief machines voord de bouwnijverheid C
517 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. C
52    
52 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN  
5551 Kantines A
5552 Cateringbedrijven B
60    
60 VERVOER OVER LAND  
6022 Taxibedrijven B
6024 Goederenwegvervoerbedrijven (zonder schoonmaken tanks), b.o. < 1.000 m² C
603 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen B
61, 62    
61, 62 VERVOER OVER WATER / DOOR DE LUCHT  
61, 62 Vervoersbedrijven (uitsluitend kantoren) A
63    
63 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER  
6321 Autoparkeerterreinen, parkeergarages C
6322, 6323 Overige dienstverlening t.b.v. vervoer (kantoren) A
633 Reisorganisaties A
634 Expediteurs, cargadoors (kantoren) A
64    
64 POST EN TELECOMMUNICATIE  
641 Post- en koeriersdiensten C
642 Telecommunicatiebedrijven A
642 zendinstallaties:  
642 - FM en TV B
642 - GSM en UMTS-steunzenders B
65, 66, 67    
65, 66, 67 FINANCIELE INSTELLINGEN EN VERZEKERINGSWEZEN  
65, 66, 67 Banken, verzekeringsbedrijven, beurzen B
70    
70 VERHUUR VAN EN HANDEL IN ONROEREND GOED  
70 Verhuur van en handel in onroerend goed A
71    
71 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN  
711 Personenautoverhuurbedrijven B
712 Verhuurbedrijven voor transportmiddelen (excl. personenauto's) C
713 Verhuurbedrijven voor machines en werktuigen C
714 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. C
72    
72 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE  
72 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. A
72 Switchhouses B
73    
73 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK  
732 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek A
74    
74 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING  
74 Overige zakelijke dienstverlening: kantoren A
7481.3 Foto- en filmontwikkelcentrales C
7484.4 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. A
85    
85 GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG  
8512, 8513 Artsenpraktijken, klinieken en dagverblijven A
8514, 8515 Consultatiebureaus A
853 Verpleeghuizen B
9001 rioolgemalen B
91    
91 DIVERSE ORGANISATIES  
9111 Bedrijfs- en werknemersorganisaties (kantoren) A
9133.1 Buurt- en clubhuizen B
93    
93 OVERIGE DIENSTVERLENING  
9301.3 Wasverzendinrichtingen B
9301.3 Wasserettes, wassalons A
9302 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten A
9303 Begrafenisondernemingen: uitvaartcentra A
9304 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden B
9305 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. A