direct naar inhoud van 3.2 Provinciaal en regionaal beleid
Plan: Oorgat e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0385.bpOorgatEO-vg01

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Overgangsdocument-Structuurvisie

De Wet ruimtelijke ordening (Wro), die sinds 1 juli 2008 van kracht is geworden, kent niet meer het begrip ‘streekplan’. In plaats daarvoor is nu de ‘structuurvisie’ gekomen. Door de inwerkingtreding van de Wro zouden de streekplannen formeel hun status verliezen. Om de periode tot het in werking treden van de nieuwe structuurvisie te overbruggen is per 3 juni 2008 een overgangsdocument vastgesteld door GS. Bij het overgangsdocument hoort een oplegnotitie.

Door middel van het overgangsdocument hebben de streekplannen de status van structuurvisie gekregen. Tot aan de vaststelling van de nieuwe structuurvisie gelden dus de twee streekplannen van Noord-Holland als structuurvisie (zie hierna paragraaf 3.2.2).

3.2.2 Structuurvisie Noord/Holland 2040 "Kwaliteit door veelzijdigheid" en provinciale verordening

Op 1 juni 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. De nieuwe wet voorziet in een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten. Voor het streekplan komt de provinciale structuurvisie in de plaats. Hierin legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast en moet zij tevens aangeven hoe zij deze visie denkt te realiseren. De Structuurvisie is uitsluitend zelfbindend. Voor de doorwerking van het in de Structuurvisie vastgelegde beleid naar de gemeenten toe staat de provincie diverse juridische instrumenten ter beschikking, zoals een provinciale ruimtelijke verordening.

Het ontwerp van de Structuurvisie Noord-Holland heeft samen met de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 van 22 oktober t/m 2 december 2009 ter inzage gelegen. De Structuurvisie van de provincie Noord-Holland en de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 zijn op 22 juni 2010 door Provinciale Staten vastgesteld, maar nog niet in werking getreden. In totaal zijn circa 100 moties / amendementen ingediend, waarvan er ongeveer 50 zijn aangenomen. De provincie gaat nu aan de slag om al deze aangenomen moties en amendementen te verwerken in de stukken. Als dat klaar is, wordt de vastgestelde Structuurvisie en provinciale ruimtelijke verordening op de internetsite van de provincie gezet.

Op de totaalkaart van de Structuurvisie is het plangebied onderdeel van:

  • de 'Stelling van Amsterdam';
  • bestaand bebouwd gebied (BBG) en onderdeel van een metropolitaan stedelijk gebied en regionale kernen.

Voor de 'Stelling van Amsterdam' zijn de beleidsuitgangspunten:

  • behoud door ontwikkeling;
  • Nationaal Landschap.

Voor BBG en het metropolitaan stedelijke gebied en regionale kernen zijn de beleidsuitgangspunten:

  • innovatief ruimtegebruik;
  • intensiveren en herstructureren;
  • mengen wonen en werken;
  • kwaliteitsverbetering;
  • kennisintensieve creatieve milieus.

De in de Structuurvisie en in de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009 opgenomen bepalingen leveren geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan.

3.2.3 Streekplan en streekplanuitwerking 'Waterlands Wonen'

Het provinciaal ruimtelijke beleid dat van toepassing is voor het bestemmingsplangebied is vastgelegd in het Streekplan Noord-Holland Zuid. Dit streekplan is in april 2003 door Provinciale Staten vastgesteld.

Het bestemmingsplangebied is hierin aangemerkt als bestaand stads- en dorpsgebied en ligt binnen de zgn. ‘rode contour’ (binnenkort Bestaand Bebouwd Gebied genoemd oftewel 'BBG'). Conform de opgave van het streekplan is met dit bestemmingsplan de ligging van die ‘rode contour’ meer definitief bepaald en ligt die ten noorden van het Oorgat e.o. op de plangrens van onderhavig bestemmingsplan.
Belangrijke ruimtelijke opgaven voor de bestaande kernen tot 2020 zijn: ‘intensiveren, combineren en transformeren’ (ICT-opgaven) binnen bestaande kernen, ruimte voor vestiging van bedrijven en woningen voor de Waterlandse behoefte en het handhaven van landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied.Zowel uit oogpunt van cultuurhistorie als landschap geldt dat het gedeelte van het plangebied, dat grenst aan het gebied van het Nationaal Landschap de 'Stelling van Amsterdam', als zeer waardevol wordt gezien. De begrenzing van dit Nationaal Landschap heeft zijn beslag gekregen door middel van een partiele streekplanherziening Noord-Holland Zuid.

Belangrijkste kenmerken voor het behoud van de ‘Stelling van Amsterdam’ zijn de voortzetting van de openheid van het landschap. Met dit plan wordt daar rekening mee gehouden. In de bestemmingen zijn regelingen opgenomen waarmee de doorzichten vanaf het Oorgat en de Zeevangszeedijk naar het achter gelegen gebied van de Stelling zoveel mogelijk behouden blijven.Voorts grenst het plangebied aan het Nationaal Landschap ‘Laag Holland’ en valt er voor een deel ook in.Daarnaast hanteert de provincie de streekplanuitwerking ‘Waterlands Wonen’ (2006) als beleid. Hierin is opgenomen dat de bouwopgave voor de regio Waterland in de periode 2000-2020 minimaal 6.000 woningen bedraagt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0385.bpOorgatEO-vg01_0004.gif"

Afbeelding 4: uitsnede Streekplan

Een deel van het programma (50%) komt tot stand door ‘inbreiding’ (Intensiveren, Combineren en Transformeren).De streekplanuitwerking biedt ook bepaalde mogelijkheden voor woningbouw in de hiervoor genoemde bufferzone. Een voorbeeld in het streekplan daarvan zijn de ‘bufferwoningen’, waarbij wel bijzondere eisen worden gesteld aan landschappelijk inpassing. Ook moeten de cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden van het gebied in stand worden gehouden.

3.2.4 Nationale Landschappen

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan Oorgat is te typeren als een uitloper van het verstedelijkte gebied van Edam en bestaat hoofdzakelijk uit lintbebouwing.Inmiddels is het plangebied zodanig aangepast dat het direct aansluit bij of grenst aan het gebied dat eerder op grond van de Monumentenwet is aangewezen als beschermd Stadsgezicht Edam, zodat het daarvan als zondanig geen onderdeel meer uitmaakt.Op grond van de provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland 2009, vastgesteld bij besluit van 15 december 2008, maakt het plangebied op grond van artikel 1 van die verordening en de daarbij behorende kaart 1 onderdeel uit van het 'stedelijk gebied'.Het plangebied grenst gedeeltelijk aan een tweetal zgn. nationale landschappen en maakt daarvan gedeeltelijk ook onderdeel vanuit.Voor zover het gaat om het gebied van het Nationaal Landschap 'Laag Holland' maakt het meest oostelijke deel van het Oorgat daarvan onderdeel uit.

De 'Stelling van Amsterdam', waarvan het fort Edam onderdeel uitmaakt, is in de Nota Ruimte eveneens aangemerkt als een apart Nationaal Landschap. Daarbij is er sprake van een overlap met onder meer het Nationaal Landschap 'Laag Holland'. De 'Stelling van Amsterdam' bestaat uit 3 hoofdonderdelen, te weten:

  • de hoofdverdedigingslijn;
  • de forten
  • de inundatievelden.

Met name de hoofdverdedigingslijn maakt onderdeel uit van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan.Voor beide nationale landschappen zijn er geen extra wettelijke voorwaarden. Wel geldt binnen de grenzen van beide nationale landschappen een extra kwaliteitsbeleid. Dit beleid houdt in dat er extra aandacht moet zijn voor de kwaliteit 'openheid'. Nieuwe, kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen blijven mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of juist versterkt. Bij woningbouw dient daarbij nog een onderscheid te worden gemaakt tussen vervangende nieuwbouw (mag zondermeer) en woningbouw op ICT-locaties (behoud of verbetering kernkwaliteit moet worden aangetoond).

Het toetsingskader voor de ruimtelijke en landschappelijke vormgeving van de 'Stelling van Amsterdam' wordt nader uitgewerkt in het provinciaal beeldkwaliteitsplan 'Stelling van Amsterdam'. De belangrijkste beleidsregels zijn vervolgens vertaald in het Ruimtelijk Beleidskader 'Stelling van Amsterdam' (september 2008). In het Ruimtelijk Beleidskader wordt aangegeven dat het beleid voor het Nationaal Landschap 'Stelling van Amsterdam', zoals vastgelegd in de Partiële streekplanherziening Noord-Holland Zuid, als algemeen kader dient. Ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten rond de 'Stelling van Amsterdam' dienen te worden versterkt. Als planologisch sturingsbeleid worden het Beeldkwaliteitsplan en het Ruimtelijk Beleidskader ingezet die vervolgens weer bouwstenen zijn geweest voor de Structuurvisie van de provincie Noord-Holland.

Drie zoneringen worden binnen het Nationaal Landschap 'Stelling van Amsterdam' onderscheiden, te weten de stellingzone, de kernzone en de monumentenzone. Het gehele Nationaal Landschap is stellingzone. Hier gelden de kernkwaliteiten en beleidslijnen, zoals vastgesteld in de partiële streekplanherziening. Rondom de hoofdverdedigingslijn en de schootscirkels rond de forten geldt een zwaarder regime om het landschap open te houden. Dit is de kernzone. Tenslotte liggen de objecten (zoals het fort) van de stelling in de monumentenzone. Hier geldt het regime van de Monumentenwet en Monumentenverordening.

Nieuwe ontwikkelingen in de kernzone kunnen alleen plaatsvinden, als zij bijdragen aan de kwaliteit van het monumentale landschap. Meer concreet betekent dit, dat ontwikkelingen zijn toegestaan, die:

  • 1. de ruimtelijke samenhang van alle stellingonderdelen versterken c.q. niet in gevaar brengen;
  • 2. niet leiden tot een significant hoger geluidsniveau in de open ruimte;
  • 3. niet leiden tot een significante aantasting van het groen en open landschap.

De beleidslijnen die voor de kernzone gelden, zijn:

  • geen bebouwing toestaan in gebieden die nu nog open zijn. Een uitzondering hierop is incidentele bebouwing om de ruimtelijke kwaliteit van de 'Stelling van Amsterdam' te verbeteren. De bebouwing dient te worden ingepast in het landschap door bijvoorbeeld houtbouw en met respect voor zichtlijnen.
  • verdichting van bestaande bebouwingslinten is toegestaan, mits passend in het landschap en de bestaande bebouwingsintensiteit van het lint.
  • een groene of blauwe zone rond de forten waarborgen op die plaatsen waar die nu nog aanwezig is.

Onderhavig bestemmingsplan is bijna uitsluitend een consoliderend bestemmingsplan en kent geen grootschalige ontwikkelingen, zodat dit plan in dit opzicht in overeenstemming is met zowel het rijks- als provinciale ruimtelijke beleid.

3.2.5 Cultuurhistorische Waardekaart

De provincie Noord-Holland heeft met het project ‘Cultuurhistorische Waardekaart Noord-Holland’ de aanwezige cultuurhistorische waarden van Noord-Holland in kaart gebracht en voorzien van een aantal basisgegevens.Deze waardekaart verdeelt de cultuurhistorische waarden in drie vakgebieden:

  • archeologische waarden: bodemsporen en vondsten uit vroegere tijden, van de prehistorie tot het recente verleden;
  • historisch-geografische waarden: de ontwikkeling van ruimtegebruik;
  • cultuurhistorische-(steden)bouwkundige waarden: zowel individuele gebouwen als stedenbouwkundige structuren.

De waardering van de geïnventariseerde cultuurhistorische kenmerken heeft plaatsgevonden op drie niveaus: ‘zeer hoge waarde’, ‘hoge waarde’ en ‘van waarde’. Een overzicht van de cultuurhistorische waarden in het plangebied is opgenomen in paragraaf .

3.2.6 Leidraad Landschap en Cultuurhistorie

De Structuurvisie van de provincie Noord-Holland en de provinciale ruimtelijke verordening Noord-2009 zijn op 22 juni 2010 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld. De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie is een onderdeel van het uitvoeringsprogramma van de structuurvisie en beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende Noord-Hollandse landschappen. Gemeentelijke bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe ontwikkelingen in het landelijke gebied dienen rekening te houden met deze karakteristieke eigenschappen.

De Leidraad Landschap en Cultuurhistorie geeft aan welke kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang zijn. Provinciale Staten willen dat deze kwaliteiten op een zorgvuldige wijze worden meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen waar nut en noodzaak van zijn onderbouwd. Het betreft ontwikkelingen, zoals woningbouw, bedrijfsontwikkeling, natuur- en recreatieprojecten, infrastructuur etc. Of veranderingen wel of niet plaatsvinden is eigenlijk geen discussiepunt, het gaat om de wijze waarop, de mate waarin en de vormgeving ervan. De provincie gebruikt deze leidraad bij de ontwikkeling van eigen ruimtelijke plannen en bij de beoordeling van de ruimtelijke kwaliteit van gemeentelijke plannen.

De Provincie Noord-Holland wordt gekenmerkt door een rijk bodemarchief, waarvan de bewaarcondities over het algemeen gunstig zijn. Dat maakt dat bijna de gehele provincie een potentiële archeologische verwachting heeft. In het licht van de structuurvisie, waarbij de provincie haar eigen belang formuleert, is een aantal gebieden in Noord-Holland aan te wijzen die een bovenregionale archeologische waarde vertegenwoordigen. Deze gebieden bevatten waardevolle archeologische vindplaatsen en vertegenwoordigen in het algemeen een of enkele periodes en daarmee de kenmerkende bewoningsgeschiedenis van het gebied. Samen vormen deze gebieden een staalkaart van de vroege bewoningsgeschiedenis van Noord-Holland. Deze geschiedenis is ook vandaag de dag vaak nog af te lezen in het huidige landschap. Waterland is één van de tien gebieden die van provinciaal belang zijn.

Gemeenten zijn wettelijk verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen voldoende rekening te houden met de te verwachte archeologische waarden en de bekende archeologische waarden (conform artikel 38a van de Monumentenwet). Onderhavig bestemmingsplan is overwegend conserverend van aard. Voor zover sprake is van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is in de planregels met onderhavig aspect rekening gehouden. In dit verband wordt kortheidshalve verwezen naar artikel 11 van bedoelde planregels.

3.2.7 Provinciale monumenten

Binnen het plangebied bevinden zich op dit moment 2 provinciale monumenten:

  • een gedeelte van de Zeevangszeedijk, voor zover het de kadastrale percelen, sectie G, met de nummers 732 t/m 735 omvat;
  • de zeesluis, waarbij het gaat om de kadastrale percelen, sectie B, met de nummers 363, 364, 1036, 1037, 1045, 1072 en 1073.

Deze monumenten hebben een gebiedsaanduiding ‘provinciaal monument’ uit de categorie overig van de SVBP 2008 op de verbeelding gekregen. Ook hier betreft het een signaleringsfunctie. In de planregels behoeft geen regeling te worden opgenomen, omdat de monumenten reeds beschermd worden via de Provinciale Monumentenverordening Noord-Holland 2005.

3.2.8 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met karakter)

Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijke gebied te bewaren vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringen van woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame, vitale regio met een herkenbaar eigen karakter.

Met betrekking tot het plangebied worden het Oorgat en de Zeevangszeedijk gerekend onderdeel uit te maken van de zogenaamde 'Kernen', die direct grenzen aan dan wel onderdeel uitmaken van het Nationaal Landschap 'Laag Holland' en van de 'Stelling van Amsterdam'. Het voorliggende bestemmingsplan is overwegend conserverend van karakter en houdt in die zin rekening met het geformuleerde beleid van deze visie. In de regiovisie zijn overigens verder geen nieuwe initiatieven beschreven, die een nadere uitwerking vragen in onderhavig bestemmingsplan.