direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Plantage - deelplannen Zuid en Sportbuurt
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Dit bestemmingplan omvat een deel van de herontwikkelingslocatie Plantage de Sniep, gesitueerd tussen de Weespertrekvaart, de Diem en de spoorboog tussen Diemen-Zuid en Weesp. Ten behoeve van de genoemde herontwikkeling is in 2011 het bestemmingsplan 'Plantage de Sniep' opgesteld.

De grenzen van bestemmingsplan 'Plantage de Sniep', dat de hele herontwikkelingslocatie omvat, is aangegeven op onderstaande afbeelding 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0001.png"

Afbeelding 1.1 herontwikkelingslocatie Plantage de Sniep

Het stedenbouwkundig plan voor het gebied Plantage de Sniep voorzag niet in een gedetailleerd ontwerp voor de gehele herontwikkelingslocatie. Een klein deel van Plantage Noord, dat al was gebouwd, kon gedetailleerd worden bestemd. Voor de rest van het plangebied is er destijds voor gekozen om alleen de hoofdstructuur vast te leggen. Binnen deze hoofdstructuur kon per deelgebied een specifieke invulling plaatsvinden. Binnen deze hoofdstructuur was onder andere wel de bouwhoogte bepaald. Het is een globaal bestemmingsplan.

Plantage Zuid

Eerder al werd -na realisatie van de desbetreffende woningen- voor een deel van het plangebied het gedetailleerde bestemmingplan Plantage Zuid 1 vastgesteld. Nu ook de rest van Plantage Zuid is gerealiseerd dan wel vergund, is hiervoor eenzelfde gedetailleerde regeling gewenst.

Voor de overzichtelijkheid is het gewenst dat voor het hele zuidelijk deel van de Plantage één bestemmingsplan gaat gelden. Daarom is 'Plantage Zuid 1' in zijn geheel in voorliggend plan geïntegreerd. Daarbij zijn de regels inhoudelijk ongewijzigd gebleven en is ook de verbeelding nagenoeg identiek overgenomen. Alleen waar een fout op de vigerende verbeelding is geconstateerd, is deze hersteld. Dit betreft de bouwvlakken van enkele woningen aan Ma Retraite die nu -op dezelfde wijze als bij de overige woningen in de wijk- in overeenstemming worden gebracht met het feitelijke hoofdgebouw.

Het resterende -westelijke- deel van Plantage Zuid is nu, in aansluiting op het oostelijk deel, volgens dezelfde systematiek bestemd (Wonen-1, Tuin, Verkeer, Groen).


Sportbuurt

Ook voor de Sportbuurt in Plantage Noord bestaat inmiddels meer duidelijkheid over de te verwachten ontwikkeling dan in 2011. In het westelijk deel is de gemeente overgegaan tot de verkoop van vrije kavels voor woningbouw. De Gemengde bestemming die er nu nog op rust is daarmee achterhaald.

Hetzelfde geldt voor het oostelijk deel van de Sportbuurt waar eveneens vrijstaande (en eventueel 2-onder-1-kapwoningen) zullen worden gerealiseerd. Bovendien zijn voor beide locaties stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, waaraan de bebouwing dient te voldoen. Om die randvoorwaarden te borgen is het gewenst dat beide locaties een woonbestemming krijgen met specifiek op de situatie toegesneden bebouwingsregels.

De Woonhoeve

Op de locatie van de voormalige kwekerij op Kriekenoord is enkele jaren geleden het idee ontstaan voor een Collectief Particulier Opdrachtgeverschap (CPO) project. De initiatiefneemster (Ruimte voor Verschil) had de bedoeling een wooncomplex tot stand te brengen waarbij ruimte is om de eigen woonwensen, zowel binnen als buiten, vorm te geven. Dit plan is verder uitgewerkt in een appartementencomplex met 12 appartementen, met een gemeenschappelijke ruimte, de Woonhoeve. De omgevingsvergunning hiervoor is inmiddels verleend.

De Kersenboom

Brede school De Kersenboom maakt nu nog gebruik van een bestaand gebouw in de wijk. In het bestemmingsplan Plantage van 2011 werd rekening gehouden met nieuwbouw voor de school op een locatie tussen Kriekenoord en de sportvelden. In 2015 heeft de raad de voorkeur gegeven aan een alternatieve locatie op het parkeerterrein bij de sportvelden aan de Sportlaan. Dit terrein bevindt zich net naast het oorspronkelijke plangebied van Plantage de Sniep en heeft nu een sportbestemming. Deze bestemming dient ten behoeve van de brede school gewijzigd te worden in de bestemming 'Maatschappelijk'.


Een groot deel van dit plan betreft dus een nadere detaillering van het oorspronkelijke bestemmingsplan Plantage de Sniep. Er is geen sprake van nieuwe ontwikkelingen anders dan in dat eerdere plan al planologisch mogelijk zijn gemaakt. Voor wat betreft de omgevingsaspecten wordt daarom verwezen naar dat eerdere plan. Anders ligt dat voor de ontwikkeling van brede school de Kersenboom. Hier is wel sprake van een nieuwe -eerder niet voorziene- ontwikkeling. Hiervoor zijn diverse omgevingsonderzoeken uitgevoerd. Deze zijn opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is feitelijk opgeknipt in twee delen. Een gedeelte ten zuiden van de Muiderstraatweg en een gedeelte ten noorden van de Muiderstraatweg. Het zuidelijke gedeelte wordt begrensd door de Weespertrekvaart aan de zuidzijde, door de Blaakkreek aan de westzijde, in het noorden door de Muidertrekvaart en aan de oostzijde door de Slagbaai. Dit gedeelte is reeds ontwikkeld. Het noordelijke deel van het plangebied (in het vervolg aangeduid als Sportbuurt) wordt begrensd door de Iet van Feggelenlaan aan westzijde, Joop Niemanslaan/Sportlaan aan noordzijde, Sportlaan aan oostzijde en Kriekenoord aan zuidzijde.

De plangrenscontouren van dit bestemmingsplan zijn met rood aangegeven op afbeelding 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0002.png"

Afbeelding 1.2 begrenzing plangebied

1.3 Vigerende plannen

Voorliggend plan vervangt een deel van het vigerende bestemmingsplan 'Plantage de Sniep', vastgesteld op 17 februari 2011 en 15 april 2011 in werking getreden. Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen ''Woongebied-1', Woongebied-2', 'Gemengd-1' 'Water' en 'Verkeer'. Daarnaast wordt het bestemmingsplan 'Plantage Zuid 1', vastgesteld op 18 december 2014 door dit plan vervangen.

De nieuwe locatie van de brede school ligt in het vigerende bestemmingsplan Buitengebied. Op de locatie gelden de bestemmingen 'Sport', 'Waarde-Archeologie 3' (deels) en de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' (deels). De nieuwe school past niet in de bestemming Sport. Om de nieuwe school mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

Hoofdstuk 2 Plansituatie

2.1 Status bestemmingsplan Plantage de Sniep

Op 15 april 2011 is het bestemmingsplan voor Plantage de Sniep in werking getreden. Dit plan is gebaseerd op de hoofdlijnen van het stedenbouwkundig plan dat voor het gebied Plantage de Sniep is opgesteld. Voor een groot deel van het plangebied was de exacte invulling (verkaveling, woningontwerp) bij vaststelling van het bestemmingsplan nog niet bekend. Daarom was het nodig om het bestemmingsplan een globaal karakter te geven met ruime planregels. Alleen voor een deel van het gebied dat al gerealiseerd was, is toen wel een gedetailleerde woonbestemming opgenomen.

De keerzijde van de globale planopzet is dat het bestemmingsplan, ook als de bouwplannen eenmaal zijn gerealiseerd, nog steeds diezelfde ruimte biedt, waardoor op dat moment ongewenst geworden ontwikkelingen niet kunnen worden tegengehouden. Het is dan ook wenselijk dat de daadwerkelijke bouwplannen worden vastgelegd in een gedetailleerder bestemmingsplan, met op de feitelijke situatie toegesneden regels. Dit geeft belanghebbenden ook meer rechtszekerheid.

2.2 Voortgang herontwikkeling

Plantage-Zuid
In 2008 is het eerste deelproject binnen Plantage de Sniep gerealiseerd. De volgende deelprojecten (B, E, F en C1) zouden kort daarna starten, maar vanwege de kredietcrisis is deze ontwikkeling vervolgens gestrand. Er is daarom, eerder dan gepland, de overstap naar de zuidzijde van de Muiderstraatweg gemaakt. Deze overstap bood ruimte om de ontwikkelingen aan de noordzijde van de Muiderstraatweg uit te stellen tot de woningmarkt weer wat aangetrokken is.


Ingezet is op het realiseren van goed verkoopbare woningen. Vanaf 2011 zijn op de zuidzijde van Plantage de Sniep de eerste fasen woningen in verkoop genomen en eind 2012 zijn de eerste woningen hier opgeleverd. Vervolgens is dit fasegewijs van oostzijde richting de westzijde doorgezet. Begin 2017 is de verwachting dat alle woningen aan de zuidkant gerealiseerd zijn. Er is gekozen voor het realiseren van rijwoningen, 2-onder-1-kap woningen en enkele vrijstaande woningen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in de gedetailleerde bestemming van de zuidzijde van Plantage de Sniep.

Sportbuurt

Inmiddels trekt de woningmarkt weer aan. De interesse voor vrije kavels die worden uitgegeven door de gemeente is fors toegenomen. In het naastgelegen deelgebied worden 28 vrijstaande woningen gerealiseerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in eindbestemmingen voor de woonpercelen in de Sportbuurt. Deze bestemmingen zijn in belangrijke mate gebaseerd op basis van enerzijds het beeldkwaliteitsplan De Sniep Diemen (d.d. 19 oktober 2015) en anderszijds op de "kavelpaspoorten" zoals die gelden voor de vrije kavels "Kriekenoord". Deze kavelpaspoorten zijn opgenomen in bijlage 2 en 1 van deze plantoelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0003.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0004.png"

Afbeelding 2.1: situering vrije kavels Kriekenoord (links) en kavels beeldkwaliteitplan De Sniep (rechts)

De vrije kavels Kriekenoord zijn in hoge mate naar eigen inzicht in te richten en te bebouwen. Weliswaar gelden enkele beperkingen inzake het bebouwen van de voortuin en binnen drie meter van naburige erven, maar vervolgens worden ruime mogelijkheden geboden voor het bebouwen van het perceel.

De kavels opgenomen in het beeldkwaliteitplan worden op een wat andere manier geregeld. De ruimtelijk meest relevante bouw- en inrichtingseisen (ligging, orientatie, oppervlak en hoogte van bebouwing, parkeren) uit het beeldkwaliteitsplan zijn in bestemmingsplan opgenomen. Hier is vooral van belang dat wordt gebouwd in (of op beperkte afstand achter) de roolijnen, zoals deze voor dit woonblok zijn bepaald. Los van deze specifieke ruimtelijke eisen zijn de overige regels redelijk ruim en flexibel, zodat ook binnen dit blok in behoorlijke mate naar eigen inzicht gebouwd kan worden. De welstandscommissie zal vergunningaanvragen vooral toetsen op de aspecten uit het beeldkwaliteitsplan die betrekking hebben op stedenbouwkundige inpassing, vormgeving en uiterlijk aanzien.

De Woonhoeve

De Woonhoeve betreft een plan voor een appartementencomplex met 12 appartementen, met een gemeenschappelijke ruimte. De omgevingsvergunning hiervoor is inmiddels verleend.

De Kersenboom

Voorliggend bestemmingsplan voorziet eveneens in een planologisch-juridisch kader voor een nieuwe locatie van de brede school De Kersenboom. De huidige locatie van de school aan Kriekenoord zal in de toekomst worden herontwikkeld.

De Kersenboom zal worden gerealiseerd op een deel van het parkeerterrein bij Sportpark de Diemen. Dit heeft als voordeel dat ouders en leerkrachten tijdens schooluren gebruik kunnen maken van de parkeervoorziening van het sportpark. Buiten schooltijden is het parkeerterrein beschikbaar voor de sportverenigingen. Er ontstaat een scheiding van langzaam (fiets) verkeer door de wijk, en autoverkeer langs de wijk. Iets wat de veiligheid voor kinderen en hun ouders die op de fiets of te voet naar school gaan, vergroot. Bovendien wordt de school op deze locatie als het ware geïntegreerd met het sportterrein, iets wat ook vanuit de visie op combinatie onderwijs en opvang wordt toegejuicht.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Voorzover de beleidsstukken sinds 2011 niet zijn gewijzigd, kan worden verwezen naar het bestemmingsplan 'Plantage de Sniep' uit 2011. Voorliggend plan past, behoudens de brede school, immers binnen de kaders van dat bestemmingsplan en er worden geen andere woningbouwontwikkelingen gemaakt. Opgemerkt wordt dat binnen het bestemmingsplan 'Plantage de Sniep' wel degelijk een school was bestemd, echter niet op de locatie die middels voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Op het abstractieniveau van voorliggend beleidskader is de school dus reeds getoetst aan het beleid. Ten aanzien van de brede school zijn met name de duurzaamheidsladder en verkeer- en parkeerbeleid relevante thema's voor dit bestemmingsplan. Onderstaand is het verband tussen de duurzaamheidsladder en het parkeerbeleid met de brede school expliciet gelegd. In paragraaf 4.6 is middels een verkeersonderzoek toegelicht hoe de brede school wordt mogelijk gemaakt met voorliggend bestemmingsplan.

3.1 Rijks- en provinciaal beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het besluitgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de 'Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur', de 'Structuurvisie Noord-Holland' en de 'Provinciale Verordening Ruimte'. Deze geven geen specifieke uitgangspunten voor het plangebied. Het beleid vormt geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

Er wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Daarnaast wordt (boven) lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Alleen in de stedelijke regio's met concentraties van topsectoren (waaronder Amsterdam c.a. en Rotterdam c.a.) zal het Rijk afspraken maken met decentrale overheden over de programmering van verstedelijking. De noodzakelijke afstemmming heeft plaatsgevonden in het kader van het bestemmingsplan Plantage de Sniep uit 2011. Hier wordt niet van afgeweken.

Duurzaamheidsladder

De "Ladder voor duurzame verstedelijking" is in de Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR) geïntroduceerd en is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in artikel 3.1.6, lid 2. Het Bro bepaalt dat voor onder meer afwijkingsprocedures ex artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo de daarin genoemde drie treden van de ladder moeten worden doorlopen. De ladder vormt daarmee een bindend toetsingskader voor alle gemeentelijke bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen en provinciale ruimtelijke verordeningen.

Doel van de Ladder voor duurzame verstedelijking is een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden, door een zorgvuldige afweging van de behoefte en locatiekeuze van nieuwe stedelijke ontwikkelingen.

De regionale behoefte aan woningen dient te worden onderbouwd in het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In een plan, dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dient te worden beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De voorgenomen woningbouw in Plantage de Sniep beoogt te voorzien in een regionale behoefte aan woningen.

Bij de ladder worden in principe drie treden doorlopen. Als aan de eerste trede of stap niet wordt voldaan dan zijn de tweede en derde trede in feite niet meer van belang. Het gaat om de volgende treden en onderdelen:

Artikel 3.1.6, lid 2: 

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a. Trede 1: er wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte;
  • b. Trede 2: indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel a, blijkt dat sprake is van een actuele regionale behoefte, wordt beschreven in hoeverre in die behoefte binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, en;
  • c. Trede 3: indien uit de beschrijving, bedoeld in onderdeel b, blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, dan wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Plangebied Plantage Zuid 1

Het plangebied is een binnenstedelijke ontwikkeling, waarover eerder al -vóór 2011- afspraken zijn gemaakt. Van deze afspraken wordt in dit plan niet afgeweken. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in 3.1.6 lid 2 Bro. De feitelijke situatie binnen het plangebied wordt met dit bestemmingsplan vastgelegd.

Brede school

De nieuwe brede school vervangt de huidige school gelegen aan de Kriekenoord. Er is dus in feite sprake van een vervangingsvraag volgend uit een bestaande behoefte. Hieruit blijkt dat er een actuele (regionale) behoefte is aan de brede School (trede 1). Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Er is dus sprake van herstructurering van een voormalig bebouwd gebied (trede 2). Voorgaande in ogenschouw nemende, hoeft niet aan trede 3 getoetst te worden.

3.2 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Diemen

In de structuurvisie van de gemeente Diemen wordt een visie gegeven op hoe de gemeente zich de komende tien tot dertig jaar wil ontwikkelen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0005.png"

Afbeelding 3.1 Plankaart Structuurvisie Diemen

Diemen zal in 2040 een duurzaam, stedelijk dorp zijn op het grensvlak van Amsterdam en de Diemerscheg. Op de plankaart van de structuurvisie is het plangebied aangegeven als nieuwbouwwijk Plantage de Sniep. Met de herontwikkeling van de voormalige meubelboulevard wordt ingezet op stedelijke kwaliteit. Deze herontwikkeling bestaat uit de realisatie van woningen (maximaal 1500), commerciële functies, bedrijvigheid en dienstverlening, maatschappelijke voorzieningen en een brede School. De voorzieningen op Plantage de Sniep zijn echter wel ondergeschikt aan de voorzieningen in Diemen Centrum.

In de structuurvisie is ingezet op een hoog ambitieniveau. Plantage de Sniep krijgt een hoge mate van comfort, veel groen en water, een ruimtelijke opzet en voldoende parkeergelegenheid. De gerealiseerde woningbouw voldoet aan deze criteria.

Parkeerbeleidsplan

In het parkeerbeleid is de volgende ambitie voorgesteld: het parkeerbeleid levert optimale ondersteuning aan alle activiteiten die in Diemen plaatsvinden (sterke wijken en vitale werkgelegenheid) en aan de kwaliteit en het gebruik van de openbare ruimte. Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt ingevolge het parkeerbeleid een op maat gemaakte parkeernormering toegepast.

In het bestemmingsplan 'Plantage de Sniep' uit 2011 zijn parkeernormen opgenomen: 1.5 parkeerplaats per woning in het middensegment, en 1.7 per woning in het dure segment. Bij realisatie van de woningen in Plantage Zuid is ruimschoots aan de normen voldaan door de aanleg van 1 parkeerplaats op eigen terrein bij de rijwoningen en 1.5 parkeerplaats (dubbele oprit + garage) bij de vrijstaande en 2-onder 1 kap- woningen, aangevuld met openbare parkeerplaatsen langs de weg.

Bij de woningen (vrije kavels) in de Sportbuurt geldt een eis van 2 parkeerplaatsen op eigen terrein. Genoemde parkeernormen zijn in de planregels vastgelegd. De minimale afmetingen van parkeerplaatsen op eigen terrein betreffen:

  • bij één parkeerplaats: 3 bij 5 meter;
  • bij twee parkeerplaatsen naast elkaar: 5 bij 5 meter;
  • bij twee parkeerplaatsen achter elkaar: 3 bij 10 meter.

Voor brede school De Kersenboom zijn 65 parkeerplaatsen en 189 fietsparkeerplaatsen gewenst. In paragraaf 4.6 is beschreven hoe hier aan voldaan wordt.

Beleidsregels ondergronds bouwen

De beleidsnotitie 'Ondergronds bouwen' is opgesteld om tegemoet te komen aan de toenemende vraag naar ondergronds bouwen en om deze ontwikkeling in goede banen te leiden. Gestreefd wordt naar het expliciet vastleggen van ondergronds bouwen in nieuwe planologische regelingen. Onderkelderen van het hoofdgebouw is toegestaan, ongeacht de bestemming. Verder mag een deel van het zij- en achtererf bij de woningen worden onderkelderd. Het gaat hier veelal om kleinschalige ondergrondse ruimtes die net als de bijgebouwen ten dienste staan of ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw. Wel dient per bouwaanvraag bekeken te worden of er nog technische, dan wel andere eisen aan het bouwplan of de bouwwijze gesteld moeten worden.

Conclusie

Het plan voldoet aan het gemeentelijke beleid.

 

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt voor de omgevingsaspecten kort een onderbouwing gegeven. Er wordt aangetoond dat de diverse omgevingsaspecten de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staan.

Bij een groot deel van het plan gaat het slechts om het vastleggen dan wel nader detailleren van de bestaande woonbestemming en gemengde bestemming. Hier worden geen nieuwe ontwikkelingen of functiewijzigingen mogelijk gemaakt. Voor deze plandelen is het gelet op het karakter, de strekking en beperkte ruimtelijke significantie van de herziening niet nodig om nieuw onderzoek te verrichten. Anders is dit voor de brede school De Kersenboom. Hier is wel sprake van een nieuwe -planologisch nog niet voorziene- ontwikkeling. Voor deze specifieke bestemming is dus wel uitdrukkelijk naar de verschillende omgevinsgsaspecten gekeken. Dit hoofdstuk bevat de neerslag van het noodzakelijke onderzoek.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Inleiding

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet rekening worden gehouden met de belangen van gevestigde bedrijven en met een goed woon- en leefklimaat van de leefomgeving. Uitgangspunt is dat milieubelastende en hindergevoelige functies ruimtelijk van elkaar worden gescheiden. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft hiervoor een handreiking opgesteld: de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (2009)

In het kader van de vaststelling van het bestemmingsplan Plantage de Sniep in 2011 is al aangetoond dat bestaande bedrijven in en om het plangebied noch in hun belangen worden geschaad, noch een belemmering vormen voor de woningbouwontwikkeling.

Plansituatie

Dit bestemmingsplan betreft een nadere detaillering van de vigerende globale woonbestemming, de gemengde bestemming en een correctie op de verbeelding van een aantal bouwvlakken. Er worden geen nieuwe woningbouw ontwikkelingen mogelijk gemaakt die een nieuwe beoordeling van het aspect milieuzonering nodig maken. Nieuwe bedrijven die zich in de omgeving van het plangebied hebben gevestigd na de vaststelling van het bestemmingsplan Plantage de Sniep, moeten voldoen aan de vastgelegde afstanden. Bestaande en eventuele nieuwe bedrijven om het plangebied worden niet in hun belangen geschaad en vormen geen belemmering voor de aanwezige woningen.

Brede school

De school is een gevoelige bestemming. In bestemmingsplan Plantage de Sniep in 2011 is aangetoond dat de aanwezige bedrijven in het plangebied van genoemd bestemmingsplan geen belemmering vormen voor de toen beoogde locatie van de brede school. De locatie die middels voorliggend bestemmingsplan wordt bestemd voor de school ligt noordelijker dan deze in bestemmingsplan Plantage de Sniep was beoogd. Dit betekent dat de school verder weg komt te liggen van de bedrijfsactiviteiten die in bestemmingsplan Plantage de Sniep in 2011 zijn bestemd. Een verder weg gelegen bedrijf waar rekening mee gehouden dient te worden is de betonmortelcentrale op bedrijventerrein Diemen. De richtafstand van de centrale tot een gevoelige bestemming bedraagt 300 meter. De afstand tot de locatie van de school zal circa 470 meter bedragen.

Blijkens de VNG-publicatie bedrijven en milieuzonering dient vanwege de geluidhinder van tennisbanen en voetbalvelden een richtafstand te worden aangehouden van 50 m tot gevoelige bestemmingen. De brede school is een gevoelige bestemming. De afstand van de tennisbanen tot de school is kleiner dan 50 meter. In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op het geluid van de tennisbanen ten opzichte van de school en onderbouwd middels een onderzoek. De afstand tot het voetbalveld is eveneens kleiner dan 50 meter. In de praktijk wordt het voetbalveld echter alleen buiten schooltijden gebruikt. Daardoor is het aannemelijk te stellen dat van onaanvaardbare hinder geen sprake zal zijn.

Het geluid van de school zal ter plaatse van de nieuw te realiseren woningen (zijnde een rustige woonwijk) aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit moeten voldoen. De dichtstbij de school gelegen woonbestemming ligt op ongeveer 23 meter. Dit is minder dan de richtafstand van 30 m conform de VNG-richtlijn. Bij een school is het geluid van spelende kinderen en autoverkeer (halen en brengen) maatgevend. Deze zaken vallen echter niet onder het Activiteitenbesluit. Het halen en brengen zal aan de noordzijde van de school plaatsvinden, waardoor de hinder hiervan voor de woningen beperkt zal zijn. De resterende keuzes ten aanzien van de indeling van het schoolgebouw en terrein zijn nog niet gemaakt. Met de richtafstand van 30 meter tussen school(plein) en de te realiseren woningen zal rekening gehouden worden in het ontwerp, net als andere randvoorwaarden.


De conclusie is dat de vestiging van de brede school, met in achtneming van de daartoe gestelde regels, niet leidt tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat ten opzichte van de dichtstbij gelegen woningen.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uit oogpunt van de bedrijven en milieuzonering aanvaardbaar in de zin van bedrijfsactiviteiten. Geluidhinder, zowel van tennisbanen als van (spoor)wegverkeer, wordt nader beschouwd in paragraaf 4.3.

4.2 Luchtkwaliteit

Wettelijk kader

Sinds 15 november 2007 zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2, Wet milieubeheer (Wm)). Artikel 5.16 Wm (eerste lid) geeft aan hoe en onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (opgesomd in het tweede lid) kunnen uitoefenen in relatie tot luchtkwaliteitseisen. Als aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • b. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van een stof;
  • d. een project is genoemd of past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Plansituatie

Wat betreft de in en rond het plangebied optredende emissie, kan worden opgemerkt dat er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, waardoor er geen sprake is van een toename van de luchtverontreiniging. Nieuwe ontwikkelingen die voorzien in een toename met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en bij gelijkmatige verkeersverdeling over twee ontsluitingswegen niet meer dan 3.000 kunnen onder NIBM (niet in betekenende mate) worden geschaard. Met dit plan worden geen nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het gaat om het bestemmen van de feitelijke situatie. De ontwikkeling van de brede school die middels voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, is een ontwikkeling behorend bij de gehele wijk en kan daarom onder NIBM (niet in betekenende mate) worden geschaard .

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het plan ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt. Hiermee wordt voldaan aan artikel 5.16 lid c van de Wet milieubeheer. De luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de bestaande situatie van het plangebied.

4.3 Geluid

Wettelijk kader

In de Wet geluidhinder zijn eisen voor toelaatbare geluidbelasting opgenomen. De geluideisen zijn alleen van toepassing op geluidgevoelige bestemmingen die gelegen zijn binnen de geluidzone van een geluidbron. Een geluidzone is een gebied aan weerszijden van het spoor, van een weg of rond een bedrijven/industrieterrein. Geluidgevoelige bestemmingen zijn woningen, basisscholen, scholen voor voortgezet onderwijs, instellingen voor hoger beroepsonderwijs, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen.

Plansituatie woongebieden

In het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten of nieuwe geluidsbronnen mogelijk gemaakt anders dan in het bestemmingsplan Plantage de Sniep al was toegestaan, behalve de brede school. De onderzoeken die uitgevoerd zijn ten behoeve van het bestemmingsplan Plantage de Sniep zijn dan ook nog steeds van toepassing. De situatie is niet gewijzigd.

Het plangebied valt binnen de geluidszonering van het aangrenzende bedrijventerrein. Hiervoor is de geluidzone van het bedrijventerrein op de verbeelding weergegeven. Ook wordt de hoogst toelaatbare geluidbelasting vanwege het wegverkeer op een enkele locatie overschreden. Naast het treffen van de geluidreducerende maatregelen zijn voor woningen en overige geluidgevoelige bestemmingen met een overschrijding van de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting hogere waarden aangevraagd. Met betrekking tot het wegverkeerslawaai zijn hogere waarden vastgesteld vanwege de Muiderstraatweg, de Provincialeweg en de Weesperstraat.

Plansituatie Brede school

Ten aanzien van de geluidbelasting op de Brede school zijn onderzoeken uitgevoerd naar het geluid van (spoor)wegverkeer en geluid van de tennisbanen.

Geluid verkeer

Er is een onderzoek uitgevoerd om te bepalen of het nieuwe geluidgevoelige object (de school) volgens de wettelijke bepalingen kan worden gerealiseerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3. De geluidbelastingen zijn berekend op de gevels van het schoolgebouw. Hierbij zijn de bouwgrenzen aangehouden zoals in afbeelding 4.2 is aangegeven middels de rode lijn. De berekeningen zijn uitgevoerd voor een hoogte van 1,5 meter boven de beganegrond-/ verdiepingsvloeren. Voor de school is een verdiepingshoogte van 4 meter aangehouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0006.png"

Afbeelding 4.2 Uitgangspunt begrenzing schoolgebouw in akoestisch onderzoek verkeer (rode lijn)

De nieuwe locatie Bredeschool ligt binnen de wettelijke geluidzone van de A1 Amsterdam - Muiden en de Hoofdspoorweg van ProRail ter hoogte van Diemen - Weesp. De overige wegen (Sportlaan, toekomstige Jan Brediuslaan) hebben geen wettelijke geluidzone vanwege het feit dat er een 30 km/uur regime heerst. Er wordt bij 30 km/uur wegen alleen gerefereerd aan de Wgh en niet getoetst aan de grenswaarden in de Wgh.

Ten gevolge van het wegverkeer op de A1 wordt de voorkeurswaarde van 48 dB overschreden met 1 dB op de tweede en derde bouwlaag. De ten hoogst toelaatbare waarde van 53 dB wordt niet overschreden. Ten gevolge van het railverkeer (spoorlijn Diemen - Weesp) wordt de voorkeurswaarde van 55 dB overschreden met 1 dB op alle bouwlagen. De ten hoogst toelaatbare waarde van 68 dB wordt niet overschreden. De geluidbelasting op de Bredeschool ten gevolge van de 30 km/uur wegen (Sportlaan en Jan Brediusstraat) is ten hoogste 49 dB. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan de milieusituatie ten gevolge van deze 30 km/uur weg op de nieuwbouwlocatie worden beoordeeld als "stedelijk toelaatbaar".

Conform artikel 77 Wgh zijn geluidmaatregelen nader beschouwd. Daarbij is gekeken naar maatregelen bij de bron (stiller wegdek) en naar maatregelen in de overdracht (geluidschermen of -wallen). De A1 ter hoogte van het bouwplan is reeds voorzien van een stiller asfalttype (tweelaags ZOAB) en er zijn schermen aanwezig van 5 meter hoog. Ophoging van deze schermen ten behoeve van de Bredeschool zal stuiten op financiële bezwaren. Aangezien mogelijke maatregelen al aanwezig zijn dienen hogere waarden te worden vastgesteld van ten hoogste 49 dB.

Schermmaatregelen langs het spoor kunnen de geluidbelasting reduceren zodat er geen sprake meer is van overschrijding van de voorkeurswaarde. Er is aan de noordoostzijde van het gebouw slechts een reductie nodig van 1 dB zodat wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 55 dB. Maatregelen dienen getroffen te worden of er dienen hogere waarden te worden vastgesteld van ten hoogte 56 dB.

De maximale geluidbelasting ten gevolge van de 30km/uur wegen is 49 dB. Vanwege deze niet zoneplichtige Sportlaan en Jan Brediuslaan is geen sprake van een onaanvaardbare geluidbelasting. Wel dient de binnenwaarde van 33 dB te worden geborgd.

Geluid tennisbanen

Er is een onderzoek uitgevoerd naar de te verwachten geluidniveaus vanwege het tennispark van TVDZ te Diemen ter plaatse van de beoogde locatie van de brede school. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting in de dagperiode (langtijdgemiddelde) op een groot deel van het terrein (zie afbeelding) 50 db(A) of minder bedraagt. Deze geluidniveaus kunnen in het kader van een "goede ruimtelijke ordening" als acceptabel gekwalificeerd worden. Hier wordt voldaan aan de geluidgrenswaarden van het Activiteitenbesluit (50 dB(A) voor de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus). Het meest westelijke deel van de schoollocatie valt buiten de begrenzing van het afgebeelde onderzoeksgebied. Hier ligt de geluidbelasting hoger dan 50 dB(A). Bij de bouw van de school en het gebruik van de ruimte zal er rekening mee gehouden moeten worden dat in deze zone uitsluitend de niet- geluidgevoelige functies/ruimten zijn toegestaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0007.png"

Afbeelding 4.2 Begrenzing schoolgebouw in onderzoek geluid tennisbanen

In de paragraaf Bedrijven en milieuzonering is reeds opgenomen dat geluid dat geproduceerd wordt door de school in relatie tot de omgeving, en geluid dat geproduceerd wordt door de sportvelden in relatie tot de school geen belemmeringen oplevert voor voorliggend bestemmingsplan.

Conclusie

Ten gevolge van het wegverkeer op de A1 en railverkeer (spoorlijn Diemen - Weesp) worden de voorkeurswaarden beperkt overschreden. Het nemen van maatregelen stuit op bezwaren van ruimtelijke en economische aard. Daarom wordt gelijktijdig met het bestemmingsplan een besluit hogere grenswaarden in procedure gebracht. De vaststelling van het besluit hogere grenswaarden zal plaatsvinden vóór de vaststelling van het bestemmingsplan.

Op een groot deel van het schoolterrein ligt het geluidniveau onder de 50 dB(A). Dit kan voor de school in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' als acceptabel gekwalificeerd worden. Waar de grens van 50 dB(A) wordt overschreden, is in het plan bepaald dat hier geen geluidgevoelige functies gerealiseerd mogen worden.

4.4 Externe veiligheid

De gemeente is verplicht ingevolge de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en het bepaalde in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek te doen naar de externe veiligheid. Daarbij wordt nagegaan aan welke risico’s toekomstige gebruikers van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van een risicobron met gevaarlijke stoffen zijn/worden blootgesteld. De situatie is niet gewijzigd ten opzichte van het bestemmingsplan 'Plantage de Sniep', behalve de nieuwe locatie van de brede school. In dit bestemmingsplan is aangetoond dat de externe veiligheidssituatie in en rondom het plangebied geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Dit bestemmingsplan betreft een nadere detaillering van de vigerende globale woonbestemming, de gemengde bestemming en een correctie op de verbeelding van een aantal bouwvlakken. Er is daarom er geen sprake van een andere invloed op of beïnvloeding door het aspect externe veiligheid.

Om te bepalen of het plangebied een risico vormt voor de omgeving dient bepaald te worden of het plangebied risicobronnen toelaten die onder het Bevi, de Circulaire opslag ontplofbare stoffen voor civiel gebruik, het vuurwerkbesluit of Activiteitenbesluit valt. Aangezien het plan geen risicovolle activiteiten mogelijk maakt, kan worden opgemaakt dat het plangebied geen risico vormt voor de omgeving.

Brede school

Voor de locatie van de brede school is onderzocht of het plangebied (beperkt) kwetsbare objecten toelaat. Het plangebied maakt een brede school mogelijk. Dit is een kwetsbaar object. Om deze reden wordt de bestemming die het plan mogelijk maakt als externe veiligheid relevant beschouwd. Vervolgens is onderzocht of er vanuit het oogpunt van externe veiligheid relevante risicobronnen zijn voor het

plangebied.

Voor het plangebied is het transport van gevaarlijke stoffen over de spoorlijnen Duivendrecht-Diemen en Bijlmer ArenA – Amsterdam Amstel relevant vanuit het oogpunt van externe veiligheid. Dit geldt zowel voor de huidige ligging van de brede school als voor toekomstige ligging. Aangezien de brede school in de toekomstige situatie op meer dan 200 meter is gelegen van deze spoorwegen dient conform het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) enkel ingegaan te worden op de mogelijkheden voor de zelfredzaamheid en rampenbestrijding. Het externe veiligheidsonderzoek en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en rampenbestrijding is opgenomen in bijlage 5.

Over het onderzoek heeft afstemming plaatsgevonden met de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. De regionale brandweer heeft namens de Veiligheidsregio advies uitgebracht. De brandweer heeft geadviseerd een aantal maatregelen te nemen die de gevolgen van een calamiteit kunnen beperken. Deze maatregelen hebben vooral betrekking op de wijze van uitvoering van bouw- en inrichtingsplannen, op voorlichting over en voorbereiding op een mogelijk ongeval en liggen buiten de directe invloedssfeer van het bestemmingsplan.

Daarnaast heeft de brandweer geadviseerd om Plantage Zuid en de brede schoollocatie tweezijdig (onafhankelijk) bereikbaar te maken. Dit is wel planologisch relevant. Het is juist dat de toegang tot Plantage Zuid op dit moment beperkt is tot één brug. Het aantal bruggen zal echter uitgebreid worden tot drie bruggen, zodat de gewenste bereikbaarheidsgraad hier is gegarandeerd. Met de aanleg van de bruggen wordt dit jaar nog begonnen, medio 2017 zijn ze naar verwachting gereed. De brede school beschikt over 1 hoofdtoegangsweg (Sportlaan). In het verlengde van de Jaap Havekottelaan wordt een voet/fietsbrug aangelegd. Deze verbinding kan desgewenst geschikt gemaakt worden voor gebruik door hulpverleningsdiensten.

Conclusie

De brede school is een kwetsbaar object in het kader van externe veiligheid. Relevante risicobronnen zijn op meer dan 200 meter van de school gelegen. Het bestemmingsplan is daarom vanuit oogpunt van externe veiligheid aanvaardbaar. Met het advies van de brandweer wordt rekening gehouden bij de bestuurlijke besluitvorming en de verdere uitwerking van de (bouw)plannen.

4.5 Bodemkwaliteit

Wettelijk kader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Plansituatie

Ten aanzien van de delen van het plangebied van voorliggend bestemmingsplan die reeds in bestemmingsplan 'Plantage de Sniep' uit 2011 zijn behandeld, voorziet laatstgenoemde plan in de onderbouwing van het aspect bodemkwaliteit.

Brede school

Voor de nieuwe locatie van de brede school is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, opgenomen in bijlage 6. In de bodem zijn geen verhoogde gehalten aangetroffen, in het grondwater zijn wel licht verhoogde concentraties aangetroffen. De milieuhygiënische bodemkwaliteit is voldoende onderzocht en de resultaten vormen geen belemmering voor de realisatie van de Brede school en naaste omgeving. Vervolgonderzoek is niet noodzakelijk.

Conclusie

Het bestemmingsplan is uit oogpunt van de bodemgesteldheid aanvaardbaar. De bodem is geschikt voor de beoogde functie.

4.6 Verkeer en parkeren

Voor een goede ruimtelijke ordening is een goede verkeersafwikkeling en een veilige verkeersontsluiting van alle modaliteiten van belang. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden, omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Plangebied

Dit bestemmingsplan betreft een nadere detaillering van de vigerende globale woonbestemming, de gemengde bestemming en een correctie op de verbeelding van een aantal bouwvlakken. Deze bestemmingen worden nader gedetailleerd naar de huidige feitelijke situatie en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt, behalve de nieuwe locatie van de brede school. Het zuidelijk gedeelte van plangebied wordt op een aantal plaatsen ontsloten op de Muiderstraatweg. Het noordelijke gedeelte van het plangebied wordt via de Kriekenoord en vervolgens via de Sportlaan, Trekschuit en Het Pontveer ontsloten op de Muiderstraatweg.

Brede school

Voor de locatie van brede school De Kersenboom is zowel een verkeersonderzoek als een parkeeronderzoek uitgevoerd, opgenomen in bijlage 7 en 8. De grootste parkeer- en verkeersdruk bij kinderdagverblijven en basisscholen ontstaan door het brengen en halen van kinderen. De hoeveelheid auto's die hiermee gemoeid is, is mede afhankelijk van de grootte van de school (aantal kinderen), hoeveel kinderen begeleid naar school komen, hoeveel kinderen met de auto worden gebracht.

Verkeer

Om de verkeersgeneratie te bepalen is gebruik gemaakt van de rekentool verkeersgeneratie van het CROW. Op basis van de rekentool wordt verwacht dat er 555 autoritten per openingsdag extra zullen plaatsvinden op de Sportlaan. Deze autoritten zullen weinig tot geen hinder ondervinden door de kruising van de Jan Brediuslaan met de Sportlaan. Het verkeer in de woonblokken E en F zullen voornamelijk (80%) via het zuiden (Kriekenoord) de woonwijk verlaten de overige 20% zal via de Jan Brediuslaan de woonwijk verlaten. De omvang van dit verkeer is naar verwachting zo klein dat het effect op de Sportlaan te verwaarlozen is. Bovendien zal geen verkeer vanaf de Sportlaan de Jan Brediuslaan inrijden omdat het een eenrichtingsweg betreft.

Parkeren

Voor de brede school de Kersenboom zijn, uitgaande van CROW-normen, ongeveer 65 parkeerplaatsen (23 voor de onderbouw, 22 voor de bovenbouw en 20 voor de werknemers) en 189 fietsparkeerplaatsen nodig. Voor de berekening is uitgegaan van een hoog percentage halen en brengen met de auto (volgens de normen), op basis van de huidige praktijk is dit een realistische aanname. Gezien het dubbelgebruik met de parkeerplaatsen van de sportvoorziening levert een hoger percentage halers/brengers geen problemen op. In het huidige programma zijn er voldoende parkeergelegenheden aanwezig in de omgeving. Ook het aantal fietsparkeervoorzieningen (190) in het huidige programma voldoet aan de norm (189).

Conclusie

Het bestemmingsplan is uit oogpunt van verkeer en parkeren aanvaardbaar.

4.7 Water

Wettelijk kader

De watertoets - zoals deze in het kader van ruimtelijke plannen dient te worden uitgevoerd - is het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt uitgevoerd binnen de bestaande wet- en regelgeving op het gebied van ruimtelijke ordening en water. De watertoets vormt de verbindende schakel tussen het waterbeheer en de ruimtelijke ordening. Op basis van de waterparagraaf wordt een wateradvies aangevraagd bij het waterschap. In dit kader worden dan ook alle relevante waterhuishoudkundige aspecten meegenomen in het onderhavige plan.

Dit bestemmingsplan betreft slechts een nadere detaillering van de vigerende globale woonbestemmingen, de gemengde bestemmingen en een correctie van een aantal bouwvlakken. Binnen de vastgelegde kaders van de globale woonbestemming is inmiddels een deel van de wijk gerealiseerd. Deze inrichting is opnieuw in nauw overleg met Waternet uitgevoerd. In voorliggend plan wordt deze inrichting planologisch vastgelegd. Er is een watertoets uitgevoerd voor de locatie van de brede school.

Brede school

Peilbeheer en watersysteem

Met het oog op de waterhuishouding is een notitie opgesteld, welke is opgenomen in bijlage 9 van deze toelichting. In deze paragraaf zijn de hoofdpunten en conclusies van deze notitie vermeld.

De Keur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht (AGV) is gericht op het beschermen van de water aan- en afvoer, de bescherming tegen wateroverlast en overstroming en op het beschermen van de ecologische toestand van het watersysteem.

In het deel van het plangebied waar de brede school ontwikkeld zal worden, zal 477 m² aan oppervlaktewater gedempt worden. Daarnaast wordt 2.249 m² extra verharding aangelegd. Dit dient gecompenseerd te worden door het creëren van nieuw oppervlaktewater in hetzelfde peilvak. Dempingen dienen 100% gecompenseerd te worden en toename aan verhard oppervlak met minimaal 10%. De benodigde compensatie bedraagt 447 + 225 = 672 m². Binnen het peilvak zal 1.218 m² oppervlaktewater gerealiseerd worden. Dit is weergegeven in afbeelding 4.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.0384.BPplantage2-VG01_0009.png"

Afbeelding 4.3 Bestaande en toekomstige situatie (inclusief compensatie)

Afvalwater en hemelwater 

De gemeente is verantwoordelijk voor de inzameling en het transport van stedelijk afvalwater en voor de inzameling en verwerking van afvloeiend hemelwater (Wet milieubeheer en Waterwet).

In de Waterwet is ook vastgelegd dat de gemeente de zorg heeft voor het treffen van maatregelen in openbaar gebied om nadelige gevolgen van de grondwaterstand (in samenhang met de bestemming) te voorkomen of te beperken. In het gemeentelijk rioleringsplan van de gemeente Diemen (Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Diemen 2014 - 2018) zijn bovenstaande zaken vastgelegd.

Het vuilwater op het sportpark wordt middels een pompgemaal afgevoerd naar het hoofdstelsel. Ook de nieuw te bouwen school wordt aangesloten op het huidige pompgemaal.

Grondwater

De zorgplicht grondwater is in de wet (Ww art. 3.6) als volgt geformuleerd: “het in het openbaar gemeentelijk gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken, voor zover het treffen van die maatregelen doelmatig is en niet tot de zorg van het Waterschap of de provincie behoort.”

In bestaande en nieuw te ontwikkelen gebieden is het noodzakelijk de bovengrondse bestemming af te stemmen op de (toekomstige) grondwaterstand, zodanig dat grondwateroverlast voorkomen wordt.

De brede school wordt op -1.40 t.o.v. NAP aangelegd. Hierbij is het polderpeil van de Diemerpolder (-1.90 t.o.v. NAP) en de daaraan gerelateerde ontwateringseis van 50 cm als uitgangspunt genomen.

Wateradvies waterbeheerder

De watertoets is een iteratief proces dat de waterhuishoudkundige effecten als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied in beeld brengt en aangeeft hoe omgegaan wordt met eventuele negatieve effecten. Over de te treffen maatregelen vindt overleg plaats met Waternet/AGV.

Conclusie

Binnen het peilvak worden dempingen en de toename aan verharding als gevolg van de aanleg van de Brede school gecompenseerd. Over de te treffen maatregelen vindt overleg plaats met Waternet/AGV.

De regels ter bescherming van de waterstaatsbelangen uit het plan 'Plantage de Sniep' worden gecontinueerd. Zo is de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering overgenomen uit het bestemmingsplan 'Plantage de Sniep'.

4.8 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Situatie plangebied

Dit bestemmingsplan betreft slechts een nadere detaillering van de vigerende globale woonbestemmingen, de gemengde bestemming en een correctie van een aantal bouwvlakken voor het deel van het plangebied dat reeds is getoetst in bestemmingsplan 'Plantage de Sniep'. Voor dit deel van het plangebied is derhalve geen sprake van directe verstoring van ecologische en natuurwaarden in het kader van de Flora en Faunawet of de Natuurbeschermingswet, zoals is aangetoond in bestemmingsplan 'Plantage de Sniep'.

Brede school

Voor de locatie van de brede school is een quickscan Flora en faunawet uitgevoerd, opgenomen in bijlage 10 bij deze toelichting.

Om mogelijke effecten op beschermde soorten op de locatie van de brede school te kunnen bepalen is allereerst bepaald welke beschermde soorten mogelijk voorkomen. Dit zijn vleermuizen (gewone en ruige dwergvleermuis, laatvlieger), algemene vogelsoorten, zoals ekster en merel (soorten met jaarrond beschermde nesten komen niet broedend in of nabij het plangebied voor) en het voorkomen van de vissoorten kleine modderkruiper en bittervoorn is niet uit te sluiten.

Verlies van verblijfplaatsen, of essentieel foerageergebied of vliegroutes van vleermuizen is niet aan de orde. Negatieve effecten op vleermuissoorten zijn uitgesloten.

Er kan niet worden uitgesloten dat negatieve effecten op broedvogels en vissoorten aan de orde zijn indien geen maatregelen worden genomen. Mitigerende maatregelen zijn nodig om deze effecten te beperken of te voorkomen. Door het nemen van mitigerende maatregelen zijn netto effecten op de eventueel voorkomende soorten broedvogels volledig uit te sluiten. Deze mitigerende maatregelen zijn opgenomen in de quickscan Flora en faunawet in bijlage 10. Ten aanzien van vissen is het echter waarschijnlijk dat er een tijdelijke achteruitgang van kwaliteit en hoeveelheid leefgebied is; dit is een overtreding van de Flora- en faunawet. Daarmee is ontheffingsplicht aan de orde. Indien de maatregelen worden genomen zoals aanbevolen is ontheffingverlening door bevoegd gezag zeer waarschijnlijk. Aanvullend onderzoek (schepnet-bemonstering) naar het voorkomen van vissoorten is uitgevoerd om duidelijkheid te krijgen over de aanwezigheid van beschermde vissen, de effecten en ontheffingsplicht. Daarbij zijn geen beschermde vissoorten aangetroffen. De waterbodems hebben een dikke baggerlaag en zijn waarschijnlijk tamelijk zuur door bladval van de bomen die er tot voor kort stonden. Alleen de zuidelijke watergang maakt deel uit van een groter systeem, de andere slootdelen zijn geïsoleerd. De aanwezigheid van bittervoorn en kleine modderkruiper kan daarom worden uitgesloten.

Conclusie

Negatieve effecten op vleermuissoorten zijn uitgesloten. Er kan niet worden uitgesloten dat negatieve effecten op broedvogels en vissoorten aan de orde zijn, indien geen maatregelen worden genomen. Door het nemen van mitigerende maatregelen zijn netto effecten op de eventueel voorkomende soorten broedvogels volledig uit te sluiten. Ten aanzien van vissen is aanvullend onderzoek uitgevoerd om vast te stellen of beschermde vissoorten aanwezig zijn. In het uitgevoerde aanvullend vissoortenonderzoek is vastgesteld aanwezigheid van beschermde vissoorten is uitgesloten. Het bestemmingsplan is uit oogpunt van ecologie aanvaardbaar.

4.9 Archeologie en Cultuurhistorie

Wettelijk kader

Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Ter implementatie van het Verdrag van Malta is op 1 september 2007 de Wet op de Archeologische Monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is vastgelegd dat gemeenten in het kader van ruimtelijke ordening ook rekening dienen te houden met het archeologisch erfgoed. In dat kader dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan inventariserend archeologisch onderzoek te worden gedaan, zodat in het plan - indien nodig - een passende regeling kan worden getroffen om aanwezige archeologische waarden te beschermen. In het kader van de modernisering van de Monumentenwet is in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen dat in een bestemmingsplan niet alleen een beschrijving moet staan op welke wijze rekening gehouden wordt met aanwezige of te verwachten monumenten in de grond (archeologie), maar ook met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Situatie plangebied

Voor het plangebied worden in de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie geen archeologisch waardevolle gebieden aangewezen. De gemeentelijke archeologie kaart van de gemeente Diemen laat zien dat er ter plaatse van plangebied geen archeologische waarden zijn die bewerkstelligen dat daar rekening mee moet worden gehouden. Wel ligt langs het plangebied een archeologisch waardevol gebied, dat is opgenomen in zowel de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie, als op de gemeentelijke archeologiekaart. Er worden echter geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die van invloed zijn op de archeologische en cultuurhistorische waarden.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen ten aanzien van archeologie en cultuurhistorie.

4.10 Kabels en leidingen

In het plangebied ligt aan de oostzijde langs het spoor een ondergrondse 150 kV hoogspanningsleiding, ter hoogte van Blaakkreek. Deze vormt geen risico voor de ontwikkelingen. Er is een dubbelbestemming opgenomen, waaraan beschermende bepalingen zijn gekoppeld in de planregels.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan is een ruimtelijk besluit, waarin de regels voor het gebruik en het bebouwen van gronden worden vastgelegd. In een bestemmingsplan wordt door middel van bestemmingen en aanvullende aanduidingen aangegeven op welke gronden welke functies toegestaan zijn en hoe deze gronden bebouwd mogen worden.

Het bestemmingsplan is een digitaal bestand in gml-formaat, waarin geometrisch bepaalde planobjecten zijn vastgelegd. Technisch gezien is een bestemmingsplan zodoende een verzameling objecten (zoals bestemmingsvlakken), waaraan informatie (zoals ligging en naam) is gekoppeld. Om het plan te kunnen raadplegen zijn in feite drie onderdelen van belang:

  • een digitale en analoge verbeelding van de geometrisch bepaalde planobjecten (verbeelding);
  • de juridisch bindende regels van het bestemmingsplan (planregels);
  • een bijbehorende toelichting (plantoelichting).

Het bestemmingsplan kan geraadpleegd worden door middel van computersoftware; in ieder geval via de internetpagina www.ruimtelijkeplannen.nl. Met de software kunnen verschillende kaarten van het bestemmingsplan opgeroepen worden door het aan- of uitvinken van planobjecten. Door interactie met het kaartbeeld worden de regels van de betreffende bestemmingen weergegeven. Ook kan de toelichting worden opgeroepen.

Om de vergelijkbaarheid te bevorderen bestaat er een landelijke standaard voor de verbeelding van bestemmingsplannen (SVBP2012). De toepassing van de SVBP2012 is verplicht. Hiermee wordt geborgd dat alle bestemmingsplannen overeenkomen voor wat betreft kleurgebruik, naamgeving, gebruik van arceringen en dergelijke.

Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de koppeling tussen de regels en de verbeelding. In de volgende paragraaf staat uitgelegd welke systematiek voor dit bestemmingsplan gehanteerd is en hoe de eigenschappen van het plangebied zich hebben vertaald in de toegekende bestemmingen. De paragraaf daarna geeft een korte toelichting per artikel van de planregels. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de handhaving van het bestemmingsplan.

5.2 Indeling

Het bestemmingsplan is opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Hierin zijn regels opgenomen over onder andere de indeling van de planregels en de naamgeving van bestemmingen. De bestemmingen sluiten aan bij het vigerende plan 'Plantage de Sniep'. De planregels kennen standaard vier hoofdstukken.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen over de wijze van meten bij de toepassing van de planregels.

Lid 2.3 de oppervlakte van een bouwwerk: regelt tevens hoe de oppervlakte van een bouwwerk gemeten moet worden ingeval van een bouwwerk zonder gevelvlakken, bijvoorbeeld een carport. In dat geval geldt de neerwaartse projectie van de buitenzijde van het dak of de afdekking als oppervlakte.

Lid 2.5 ondergeschikte bouwdelen: bevat een specifieke uitzondering, die relevant is voor het bouwen binnen de bestemming Wonen - 2. Binnen deze bestemming zijn - op de verbeelding - rooilijnen aangegeven. Deze rooilijnen mogen niet worden overschreden door gebouwen en ook niet door ondergeschikte bouwdelen. Deze bepaling is mede van belang voor (en opgenomen in) Artikel Wonen - 2 en Artikel 17 Algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De bestemming Groen geldt voor de grotere groenzones in het woongebied Plantage Zuid. Kleinere groenvoorzieningen zijn niet afzonderlijk bestemd, maar opgenomen in de bestemming Verkeer.

Artikel 4 Maatschappelijk

De bestemming Maatschappelijk geldt voor de locatie van de brede school. Binnen de bestemming is behalve onderwijsvoorzieningen ook kinderopvang toegestaan. In ondergeschikte mate zijn voorts andere (maatschappelijke) functies toegestaan, waaronder sport- en spelvoorzieningen, kantoor en verenigingsleven. Een gedeelte van het bouwvlak is voorzien van een functieaanduiding, waarbinnen geen geluidgevoelige functies zijn toegestaan, dit in verband met de ligging nabij de tennisbaan.

Artikel 5 Tuin

De bestemming Tuin geldt voor de voortuinen van de meeste kavels. Met deze bestemming wordt nadrukkelijk aangegeven dat voortuinen in functioneel opzicht niet hetzelfde zijn als erven. In beginsel zijn hier geen gebouwen toegestaan. Het plan bevat één uitzondering op deze regel en dat betreft de tuin bij het appartementencomplex de Woonhoeve (zie Artikel Wonen - 4). Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bergingen toegestaan, behorende bij deze appartementen. De oppervlakte van het aanduidingsvlak en de maximum goot- en bouwhoogte zijn afgestemd op de voor dit complex reeds verleende omgevingsvergunning. Verder mogen alle als Tuin bestemde gronden in ondergeschikte mate worden gebruikt voor parkeren op eigen terrein, onder meer om aan de gestelde parkeernormen te kunnen voldoen. Ook zijn toegangswegen en -paden mogelijk om de woning te kunnen bereiken. Tot slot geldt binnen de bestemming Tuin een algemene maximum bouwhoogte voor bouwwerken van maximaal 1 m. Ook ten aanzien van deze bepaling is een uitzondering opgenomen, namelijk voor hogere erfafscheidingen, zoals bepaald in het beeldkwaliteitsplan. De locaties van de hogere erfafscheidingen zijn op de verbeelding aangegeven.

Artikel 6 Verkeer

De bestemming Verkeer geldt voor de wegen en straten in het plangebied en daarnaast voor bepaalde voet- en fietspaden en verblijfsgebieden. De bestemming is gericht op de afwikkeling van het bestemmingsverkeer.

Artikel 7 Water

De bestemming Water geldt voor het vaarwater van de Weesper- en Muidertrekvaart. Ook aan andere structurele waterlopen die voor de waterhuishouding van belang zijn, is de waterbestemming toegekend. Kruisend verkeer is mogelijk middels bruggen en duikers. In verband met de aanwezigheid van ligplaatsen in een deel van de Muidertrekvaart zijn ook afmeervoorzieningen in water toegestaan.

Alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn als bebouwing toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen.

Algemeen bestemmingen Wonen

In de regels zijn vier verschillende bestemmingen voor wonen opgenomen. Hierna worden de verschillen tussen deze bestemmingen toegelicht. Voor alle woonbestemmingen geldt dat naast wonen in ondergeschikte mate ook de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf is toegestaan. Daaraan zijn regels verbonden om te waarborgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning. Behalve woningen zijn binnen de woonbestemmingen voor grondgebonden woningen ook erven en tuinen toegestaan, alsmede kelders, parkeervoorzieningen en toegangswegen en -paden.

Bij alle woonbestemmingen zijn parkeernormen opgenomen. Bij Wonen - 1 zijn, vanwege de verschillende woontypologieën, verschillende normen opgenomen. Deze normen hebben betrekking op het totale parkeeraanbod (op eigen terrein en aan de openbare weg samen). Ditzelfde geldt voor de bij Wonen - 4 opgenomen norm: hier wordt op eigen terrein één parkeerplaats per appartement gerealiseerd. De resterende 6 parkeerplaatsen zijn in het openbaar gebied beschikbaar. Bij de vrije kavels is afgesproken dat op eigen terrein 2 parkeerplaatsen beschikbaar moeten zijn. Parkeerplaatsen op eigen terrein mogen zowel binnen de bestemming Wonen als binnen de bestemming Tuin worden aangelegd.

Artikel 8 Wonen - 1

De bestemming Wonen - 1 geldt voor de kavels in Plantage Zuid. De regels in deze bestemming komen in hoofdzaak overeen met die uit het bestemmingsplan Plantage Zuid-1. Op een enkel punt behoeft de regeling nadere toelichting. De goothoogte van de voorgevel is maatgevend voor de voorgeschreven maximum goothoogte. Daarmee wordt de stedenbouwkundige uitstraling en straat- en bebouwingsbeeld vastgelegd. Dat dit aan de achterzijde soms wat uitbreidingsruimte biedt past in het beleid om bewoners aan de achterzijde meer vrijheid te geven ten aanzien van woninguitbreiding. Bij een aantal woningtypes maakt een dakkapel in de vorm van een verhoogde goot deel uit van het oorspronkelijk ontwerp. Specifiek hiervoor is op sommige plaatsen een - beperkte - overschrijding van de goothoogte toegestaan.

Ook bij de waterwoningen aan Leliendaal is de voorgevel maatgevend voor de goothoogte. Hier heeft de bestaande achtergevel echter deels een hogere goot. Om dit bestaande ontwerp te legaliseren is een specifieke bouwaanduiding opgenomen.

Artikel 9 Wonen - 2

De bestemming Wonen - 2 geldt voor de vrije kavels tussen de Jaap Havekottelaan en de Sportlaan. Omdat de beoogde stedenbouwkundige opzet maar vooral de beeldkwaliteit van dit gebied anders is dan bijvoorbeeld Plantage Zuid, is gekozen voor een eigen bestemming. Een gedeelte van de kavels is overigens bestemd als Tuin. Binnen de bestemming wordt onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen enerzijds en bijgebouwen en overkappingen anderzijds.

Het specifieke karakter van deze bestemming komt voort uit het Beeldkwaliteitsplan De Sniep van 19 oktober 2015. De in dit beeldkwaliteitsplan aangegeven rooilijn is in deze bestemming overgenomen, met de daarbij behorende regels inzake de maximum afstand van voorgevel tot rooilijn. Overschrijding van deze (op de verbeelding aangegeven) rooilijn nooit is toegestaan, ook niet door ondergeschikte bouwdelen. Voor het overige zijn binnen de bestemming relatief ruime kavels en bouwvlakken opgenomen, met bijbehorende (ruime) bebouwingsmogelijkheden.

Binnen de bestemming is voorts bepaald dat op het onbebouwde deel van een bouwperceel minimaal twee parkeerplaatsen moeten worden aangelegd en in stand worden gehouden.

Zie verder bijlage 1 voor een nadere impressie.

Artikel 10 Wonen - 3

De bestemming Wonen - 3 geldt voor het woongebied met vrije kavels, gelegen ten westen van de Jaap Havekottelaan. Met het oog op de te bieden flexibiliteit voor de inrichting en bebouwing van deze kavels is gekozen voor een eigen woonbestemming. De bouwregels van de bestemming sluiten qua inhoud en opbouw aan bij het "kavelpaspoort" dat bij uitgifte van de kavels wordt verstrekt. Een kavelpaspoort geeft het ruimtelijk kader aan waarbinnen een particuliere bouwer de kavel naar eigen idee kan inrichten en vormgeven.

Ten eerste zijn regels opgenomen voor de mate waarin het perceel bebouwd mag worden. Zo gelden er beperkingen voor het bouwen binnen een afstand van 3 m tot een naburig perceel. Ten tweede zijn regels opgenomen voor de situering en bouwhoogte van hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen.

Daarnaast zijn er maxima gesteld aan de bouwhoogte en situering van bijgebouwen en overkappingen.

Binnen de bestemming is voorts bepaald dat op een bouwperceel minimaal twee parkeerplaatsen moeten worden aangelegd en in stand worden gehouden. Parkeerplaatsen in garages worden meegeteld. Zie verder bijlage 2 voor een nadere impressie.

Artikel Wonen - 4

De bestemming Wonen - 4 geldt voor een perceel aan de Joop Niemanslaan, waarop een appartementengebouw is toegestaan (de Woonhoeve). De bestemming is opgezet aan de hand van de omgevingsvergunning, die voor dit perceels reeds is afgegeven. Het hoofdgebouw is alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Op het erf geldt de gebruikelijke aan-, uit en bijgebouwenregeling.

Artikel 12 Leiding - Hoogspanning

De dubbelbestemming Leiding – Hoogspanning geldt voor de gronden ter plaatse van de 150 kV hoogspanningsleiding. Behoudens de mogelijkheid van afwijken mogen de gronden uitsluitend gebouwd worden ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daar waar de beide dubbelbestemmingen elkaar overlappen gelden in de eerste plaats de regels van de dubbelbestemming Waterstaat – Waterkering.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

De dubbelbestemming Waterstaat – waterkering geldt voor de gronden waar een primaire waterkering is gelegen en heeft onder meer ten gevolge dat voor een aantal werkzaamheden een omgevingsvergunning is vereist. De bescherming van de waterkering is primair. Wanneer de dubbelbestemming Waterstaat – waterkering samenvalt met de dubbelbestemming Leiding – Hoogspanning, gaan de bepalingen van de dubbelbestemming Waterstaat – waterkering voor.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is bedoeld om te voorkomen een cumulatie van bebouwing optreedt waardoor de maximale maatvoering in het bestemmingsplan (bijvoorbeeld maximaal vloeroppervlak) in totaliteit wordt overschreden.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

In dit artikel is het verboden gebruik opgenomen. Onder andere het gebruik van gronden voor ligplaatsen voor woonboten in ieder geval beschouwd als een verboden gebruik van gronden en/of water.

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn een algemene aanduidingen opgenomen. Er is geregeld dat ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' ‘geen geluidgevoelige bestemmingen mogen worden opgericht. Deze bepaling is opgenomen in het bestemmingsplan vanwege het industrieterrein ten zuiden van het plangebied.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het bevoegd gezag kan afwijken van de regels van het plan voor het in geringe mate afwijken van de bestemmingsgrenzen, maatvoeringen, dan wel van de gestelde parkeernormen. Voor een toelichting op lid 17.1.2 zie hetgeen hiervoor is opgemerkt bij Artikel 2 Wijze van meten en Artikel 9 Wonen - 2.

Artikel 18 Overige regels

In dit artikel is geregeld dat voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere regelgeving, de andere regelgeving geldt zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van bestemmingsplan Plantage - deelplannen Zuid en Sportbuurt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

In dit artikel staan de regels van overgangsrecht die op grond van het Besluit ruimtelijke ordening in elk bestemmingsplan verplicht moeten worden opgenomen. Op de peildatum, te weten dat datum van inwerkingtreding van het nieuwe plan, mag bebouwing of gebruik in strijd met het nieuwe plan onder bepaalde voorwaarden worden voortgezet of gewijzigd.

Artikel 20 Slotregel

In de slotregel staat op welke wijze de regels van het bestemmingsplan Plantage - deelplannen Zuid en Sportbuurt kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan.

Volgens de Wet ruimtelijke ordening moet de gemeenteraad een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval geen sprake (artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening).

Onder een bouwplan wordt verstaan onder meer de bouw van een of meerdere woningen en hoofdgebouwen, uitbreidingen van gebouwen en verbouwingen.

Voorliggend bestemmingsplan betreft voor het plangebied exclusief de brede school bestaand bebouwd gebied en er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De economische uitvoerbaarheid is reeds aangetoond in bestemmingsplan 'Plantage de Sniep'. Hierin is geconcludeerd dat het plan in financieel opzicht in voldoende mate gewaarborgd is.

Brede school

De gronden ter plaatse van zowel de oorspronkelijke als de nieuwe- in voorliggend plan opgenomen- nieuwbouwlocatie van de school zijn in eigendom van de gemeente. Voor de bouw van de Brede School de Kersenboom was door de gemeenteraad een krediet beschikbaar gesteld. Voor zover er extra kosten moeten worden gemaakt in verband met de nieuwe locatie worden deze gedekt uit de toekomstige inkomsten op de oorspronkelijk geplande, nu voor andere ontwikkeling vrijkomende, nieuwbouwlocatie.

Ook de economische uitvoerbaarheid van dit deel van het bestemmingsplan is derhalve voldoende gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Overleg artikel 3.1.1. Bro
De volgende instanties zijn over het voorontwerp bestemmingsplan geinformeerd in het kader van vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro:

1. Waternet

2. Brandweer Amsterdam-Amstelland

3. Liandon Tennet

4. GGD

Van de onder 1 t/m 3 genoemde overlegpartners is een reactie ontvangen


1. Waternet

Geadviseerd wordt in de waterparagraaf concreet in te gaan op het vloerpeil van de brede school, dat gebaseerd zou moeten zijn op het peil in de Diemerpolder. Dit om wateroverlast in de toekomst te voorkomen.


Reactie

De school wordt op -1.40 t.o.v. NAP aangelegd. Hierbij is het polderpeil van de Diemerpolder (-1.90 t.o.v. NAP) en de daaraan gerelateerde ontwateringseis van 50 cm als uitgangspunt genomen. Conform het verzoek van Waternet wordt dit expliciet benoemd in de Waterparagraaf. De toelichting is op dit punt aangepast.


2. Brandweer Amsterdam-Amstelland

De regionale brandweer heeft namens de Veiligheidsregio advies uitgebracht op het gebied van externe veiligheid.

De kans op een ongeval met vervoer gevaarlijke stoffen is klein, maar niet onmogelijk. De gevolgen voor het plangebied zijn afhankelijk van het ongevalsscenario. Het gemeentebestuur dient zich, bij de vaststelling van het bestemmingsplan bewust te zijn van die gevaren.

Tevens wordt geadviseerd een aantal maatregelen te nemen die de gevolgen van een calamiteit kunnen beperken. Deze maatregelen hebben vooral betrekking op de wijze van uitvoering van bouw- en inrichtingsplannen, op voorlichting over en voorbereiding op een mogelijk ongeval en liggen buiten de directe invloedssfeer van het bestemmingsplan.

Het advies om Plantage Zuid en de brede schoollocatie tweezijdig (onafhankelijk) bereikbaar te maken is wel planologisch relevant. Het is juist dat de toegang tot Plantage Zuid op dit moment beperkt is tot 1 brug. Het aantal bruggen zal echter uitgebreid worden tot 3, zodat de gewenste bereikbaarheidsgraad hier is gegarandeerd. Met de aanleg van de bruggen wordt dit jaar nog begonnen, medio 2017 zijn ze naar verwachting gereed.

De brede school beschikt over 1 hoofdtoegangsweg (Sportlaan). In het verlengde van de Jaap Havekottelaan wordt een voet/fietsbrug aangelegd. Deze verbinding kan desgewenst geschikt gemaakt worden voor gebruik door hulpverleningsdiensten.


De paragraaf externe veiligheid in deze toelichting is op basis van dit advies aangepast. Het gemeentebestuur zal dit advies verder bij de vaststelling van het plan in het kader van de integrale belangenafweging meenemen.


3. Liandon

Liandon wijst op de aanwezigheid van 50 en 150 kV hoogspanningskabels in het plangebied en op de vereiste minimale afstand voor heiwerkzaamheden.

Reactie
De aanwezigheid van de betreffende leidingen is bekend. De 50 kV leiding is niet zodanig planologisch relevant dat dit een specifieke regeling in het plan rechtvaardigt. Waar het tracé van de 150 KV hoogspanningsleiding zich in het plangebied bevindt (ter hoogte van Blaakkreek) is een dubbelbestemming opgenomen, waaraan beschermende bepalingen zijn gekoppeld (artikel 11). Wij gaan er van uit dat hiermee planologich voldoende rekening is gehouden met de opmerking van Liander.


Inspraak

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft van 29 april tot en met 27 mei voor inspraak ter inzage gelegen. Op 17 mei is bovendien een inloopbijeenkomst gehouden in de wijk.


De kennisgeving hiervan is gepubliceerd in het Diemer Nieuws en is tevens toegezonden aan diverse belanghebbenden, waaronder de ontwikkelaar, betrokkenen bij de brede school, de sportclubs, Pantar en de bewonersverenigingen. Ook de raadsleden zijn geïnformeerd.


De inloopbijeenkomst is bezocht door een tiental belangstellenden. Vragen zijn ter plekke beantwoord. Van de mogelijkheid tot het indienen van een inspraakreactie is geen gebruik gemaakt. Ook verder zijn er geen (schriftelijke) inspraakreacties ontvangen.


De inspraak heeeft derhalve geen aanleiding gegeven het bestemmingsplan aan te passen.