direct naar inhoud van Artikel 16 Woongebied - 1
Plan: Plantage de Sniep
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0384.BPPlantage-VG01

Artikel 16 Woongebied - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in de vorm van grondgebonden woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mede voor gestapelde woningen;
  • c. ten hoogste 48 zorgwoningen al dan niet gestapeld, met de daarbij behorende gemeenschappelijke voorzieningen;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. verkeer en verblijfsgebieden;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. bovengronds en ondergronds parkeren;
  • g. aan huis gebonden beroep of bedrijf;

met de daarbij behorende:

  • h. erven en tuinen;
  • i. kelders;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • n. bruggen en viaducten.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' niet meer bedragen dan is aangeduid;
  • b. in uitzondering op sub a mag ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' de maximale bouwhoogte van zorgwoningen niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. de verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 5 meter.

16.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij grondgebonden woningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan op het erf;
  • b. het gezamenlijk grondoppervlak van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 50% bedragen van het erf, exclusief zij- en achterpaden, met een maximale oppervlakte van 50 m2;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen gemeten vanuit de achter- en/of zijgevel van het hoofdgebouw mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd +0,25 meter;
  • e. op aan- en uitbouwen zijn balkonhekken toegestaan met een hoogte van niet meer dan 1,0 meter;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • g. het gezamenlijk oppervlak van kelders mag niet meer dan 50% van het erf bedragen;
  • h. de verticale bouwdiepte van kelders mag niet meer dan 5 meter bedragen.

16.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij overige grondgebonden gebouwen:

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan op het erf;
  • b. het gezamenlijk grondoppervlak van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 10% bedragen van het erf;
  • c. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer dan 3,0 meter bedragen;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd + 0,25 meter;
  • e. het gezamenlijk oppervlak van kelders mag niet meer dan 50% van het erf bedragen;
  • f. de verticale bouwdiepte van kelders mag niet meer bedragen dan 5 meter.

16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. in tuinen zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van maximaal 1 meter;
  • b. op erven zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 2 meter voor erf- en terreinafscheidingen;
    • 2. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. buiten tuinen en erven zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan tot een bouwhoogte van:
    • 1. maximaal 8 meter voor palen en masten;
    • 2. maximaal 5 meter voor speeltoestellen;
    • 3. maximaal 3 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.3 Nadere eisen
16.3.1 eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen, met betrekking tot:

  • a. de situering van bouwwerken;
  • b. de situering van de hoofdtoegang van hoofdgebouwen;
  • c. de situering van in- en uitritten;
  • d. de situering van en het aantal parkeervoorzieningen, met inachtneming van artikel 22.3 Parkeernormen.

16.3.2 toepassing

De bevoegdheid onder lid 16.3.1 wordt toegepast met het oog op:

  • a. de gebruiksmogelijkheden:
    • 1. ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
    • 2. in verband met het voorzien in parkeerplaatsen op eigen terrein;
  • b. de verkeersveiligheid:
    • 1. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van verkeersveiligheid, in het bijzonder het benodigde uitzicht op hoeken van wegen, bochten en in- en uitritten niet gewenst is;
  • c. de brandveiligheid:
    • 1. ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is, dient rekening gehouden te worden met het waarborgen, instandhouden c.q. tot stand brengen van een brandveilige situatie en goede bereikbaarheid;
  • d. sociale veiligheid;
  • e. stedenbouwkundig belang.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep of bedrijf gelden de volgende regels:

  • a. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag niet meer dan 30% bedragen van de oppervlakte van het hoofdgebouw tot een maximum van 50 m2;
  • b. de activiteiten mogen geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • c. horeca is niet toegestaan;
  • d. detailhandel is niet toegestaan, uitgezonderd detailhandel in schriftelijke opdracht, zonder levering ter plaatse en ondergeschikte, niet zelfstandige detailhandel;
  • e. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  • f. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van de betreffende woning;
  • g. er is niet meer dan 1 fte in dienstverband extra toegestaan.