Plan: | De Woude |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0383.BPW15DeWoude-VS01 |
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moeten bestemmingsplannen eens per 10 jaar worden herzien. De gemeente Castricum heeft in 2015 het Uitvoeringsplan ruimtelijke plannen opgesteld om te blijven voorzien in actuele bestemmingsplannen. In dit Uitvoeringsplan wordt aangegeven welke bestemmingsplannen voor actualisatie in aanmerking komen. Het huidige bestemmingsplan De Woude stamt uit november 2007 en moet daarom uiterlijk in november 2017 zijn herzien. Het is daarmee één van de laatste bestemmingsplannen binnen de gemeente waar nog geen digitaal bestemmingsplan voor opgesteld is dat voldoet aan de actuele standaarden.
Met de actualisatie van het bestemmingsplan voor De Woude wordt gestreefd naar:
Dit nieuw op te stellen bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk een conserverend karakter, zonder redelijke ontwikkelingsmogelijkheden in te perken. Het bestemmingsplan biedt voldoende flexibiliteit als het gaat om kleinschalige uitbreidingen en/ of wijzigingen.
Ligging plangebied
Het plangebied bestaat uit De Woude, een eiland in het Alkmaardermeer en een gedeelte van het Alkmaardermeer rondom het eiland. Het eiland ligt ten zuiden van de provinciale weg N244 en net ten westen van de N246. Naast het eiland is ook een gedeelte van de Kogerpolder in het plangebied opgenomen. Het betreft de gronden ten westen van de N246, maar ten oosten van de Markervaart, het kanaal dat het eiland De Woude scheidt van het vaste land.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Voor het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan De Woude. Dit bestemmingsplan is op 11 mei 2006 vastgesteld, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 9 januari 2007 en onherroepelijk geworden op 14 november 2007. Na die tijd is er een postzegelbestemmingsplan voor de Woude 36a vastgesteld (omzetten agrarisch bedrijf naar woonbestemming) en een wijzigingsplan voor De Stierop 2 (verplaatsen bouwvlak agrarisch bedrijf). Daarnaast zijn er enkele afwijkingsprocedures voor bouwplannen en wijzigingen gevoerd.
Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit een planverbeelding met bijbehorende planregels en een toelichting. De planregels en de planverbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting bestaat uit een planbeschrijving met de relevante onderzoeksresultaten. Tevens wordt hierin verslag gedaan van de maatschappelijke uitvoerbaarheid. De toelichting van dit bestemmingsplan is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Hoofdstuk 1 is de inleiding op het bestemmingsplan. In hoofdstuk 2 wordt het plangebied beschreven en functioneel en ruimtelijk geanalyseerd. In hoofdstuk 3 is het beleid beschreven en wordt het plan getoetst aan relevante omgevingsaspecten. In hoofdstuk 4 wordt een toelichting gegeven op de juridische regeling zoals vertaald in de regels en op de verbeelding. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
Uniek gebied in Nederland
De Woude is een uniek gebied in Nederland. Omdat het een eiland is, is de sfeer op De Woude heel anders dan in de directe omgeving. De cultuurhistorie is overal op het eiland terug te vinden. Het typische landschap van het veenweidegebied is goed herkenbaar door de openheid met nauwelijks opgaande beplanting. Het merendeel van de bebouwing bestaat uit historische lintbebouwing. Een deel van de panden is aangewezen als gemeentelijk monument: 10 in totaal.
Figuur 2.1 Impressie De Woude
Cultuurhistorische en landschappelijke waarden
De cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden ook bevestigd door het feit dat het hele gebied is aangewezen als aardkundig monument en aardkundig waardevol gebied vanuit de provincie Noord-Holland. Verder maakt het onderdeel uit van het Nationaal Landschap Laag Holland en (in het verlengde daarvan) van de bufferzone Veenweidegebied Waterland. Ook is een deel van het gebied onderdeel van de Stelling van Amsterdam.
Natuurwaarden
Daarnaast heeft het gebied belangrijke natuurwaarden. Nagenoeg het hele plangebied (op de kern De Woude en Stierop na) maakt onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)). Vanuit de Provinciale ruimtelijke verordening (PRV) betekent dit dat de gronden een natuurbestemming moeten krijgen of moeten worden voorzien van een wijzigingsbevoegdheid naar natuur. De specifieke waarden die voor het gebied gelden, moeten tot uiting komen in het bestemmingsplan.
Waarden en bestemmingsplan
De bijzondere waarden van het gebied komen hierna uitgebreider aan bod. In dit bestemmingsplan wordt bijzondere aandacht besteed aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van dit unieke gebied. Tevens komt de ecologische/natuurfunctie tot uiting in het bestemmingsplan. Bijna tien jaar na vaststelling van het bestemmingsplan, is het verstandig de werking van de huidige juridische regeling ten aanzien van de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden te evalueren.
Ontstaansgeschiedenis
Historisch hebben de verschillende ontwikkelingsstadia van het landschap zich, als het ware als lagen, over elkaar heen gevoegd tot de huidige situatie van De Woude. Hierbij gaat het om een boeiend samenspel tussen ondergrond, natuurlijke ontwikkeling en menselijke ingrepen.
Rond 4000 v. Chr. nam de zeespiegelstijging af. In deze periode werd langs de kust veel zand afgezet waardoor geleidelijk aan strandwallen ontwikkelden (zie figuur 2.1). De strandwal Uitgeest, Akersloot, Boekel ten westen van het plangebied werd rond 2500 v. Chr. gevormd. In deze periode wordt de kust in westelijke richting opgebouwd. Achter de strandwallen lagen lagere delen die door verminderde afvoermogelijkheden steeds natter werden. Door steeds nattere omstandigheden kon basisveen ontstaan. De ontwatering vond plaats via veenstroompjes in de richting van het Oer-IJ. In een stelsel van veenstroompjes is een knooppunt aan te treffen ter plaatse van het Alkmaardermeer. De Enge Stierop, ten zuiden van de Westwouderpolder, is een overblijfsel van een dergelijke veenstroom.
Figuur 2.2. Het landschap van Castricum van west naar oost (uit: Beeldkwaliteitsplan Buitengebied)
Rond 1500 v. Chr. vormt het Oer-IJ nog de enige verbinding met de zee. Het Oer-IJ stroomde vanaf de rivier de Vecht, langs het huidige Amsterdam naar het westen en noordwesten. De monding in zee lag bij het huidige Castricum, met een zijtak naar het noorden. Door het Oer-IJ werd enerzijds veen weggeslagen en anderzijds klei afgezet over het veen heen. Zo ontstond een Biesboschachtig milieu: een stelsel van sterk meanderende kreken waartussen vele zandige eilandjes. Langs de kreken ontstaan hogere zandruggen (oeverwallen). Vanaf de Romeinse Tijd zijn de hogere gronden (oeverwallen) in de strandvlakte en het binnendeltagebied bewoonbaar geweest en is vanuit de verschillende buurtschappen uiteindelijk de woonkern Castricum ontstaan.
Tot in de late middeleeuwen kan het water tot ver in de oostelijke strandvlakte tussen Limmen en Akersloot en westelijke strandvlakte tussen Bakkum en Limmen binnendringen (Laat Middeleeuwse transgressie). Met het dalen/verdwijnen van het veen in de oostelijke strandvlakte, tussen Limmen en Akersloot, ontstaat ook hier een stelsel van waterlopen dat de naam Die krijgt. In het veengebied ten oosten van Akersloot ontstaan, door het dalen van het land, meren als Schermer en Langemeer (=Alkmaardermeer en Uitgeestermeer). Deze meren worden met het Wijkermeer verbonden door de Crommenije.
Tussen 1150 en 1500 werd een aantal gebieden rond het Alkmaardermeer beschermd tegen de eroderende werking van zee en wind. De Westwouderpolder bleef echter buitendijks (zie figuur 2.3). In de 13e en 14e eeuw werden open waterverbindingen met de zee afgedamd. Na het droogmalen van de vele Noord-Hollandse meren in de 17e eeuw en afsluiting van waterverbindingen met de Zuiderzee kreeg het Alkmaardermeer de belangrijke functie als boezemwater voor grote delen van Noord-Holland. Het is onderdeel van de 'Schermerboezem'. Ten behoeve van de Schermer werd omstreeks 1630 de Markervaart gegraven. De nog niet bedijkte Westwouderpolder kwam hierdoor los te liggen van de Oostwouderpolder. In de Schermerboezem was inmiddels een hoger peil gerealiseerd waardoor het in de 17e eeuw noodzakelijk werd de polders rondom het Alkmaardermeer te bedijken. Zo ook de Westwouderpolder.
Figuur 2.3 Het Alkmaardermeer met daarin het eiland De Woude (uit: Beeldkwaliteitsplan Buitengebied)
Ontginning
De mensen gingen in het veengebied wonen langs de ontginningsbasis. Dit is meestal in de vorm van een dijk of langs de randen van de veenpolders. Zo liggen ook de kernen De Woude en Stierop aan de rand van de polder langs en op een dijk. Vanuit De Woude is de ontginningsrichting oost-west. Vanuit Stierop is de ontginning in noordelijke richting uitgevoerd. Kenmerkend voor dit gebied is de onregelmatige strokenverkaveling.
Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
In de ruimtelijke structuur van het plangebied kan direct het onderscheid worden aangebracht in de smalle oeverstrook langs de Markervaart en het eiland De Woude. De smalle oeverstrook met de belangrijke vaarroute, de Markervaart, vormt de scheiding tussen de Kogerpolder en het gebied van het Alkmaardermeer. Door de hoge ligging van de weg op de dijk zijn de aangrenzende open landschappen ter weerszijden hiervan duidelijk herkenbaar. In de ruimtelijke structuur van het eiland De Woude onderscheiden we als de twee belangrijkste structuurbepalende elementen enerzijds de dorpskern De Woude en anderzijds het open weidegebied van het eiland. Minder structuurbepalend is de kleine bebouwingscluster aan de Stierop.
Figuur 2.4 Topografische kaart De Woude
Het eiland De Woude
Het eiland De Woude ligt tussen het zeer open water van het Alkmaardermeer en de provinciale weg langs de Markervaart. De Westwouderpolder is een open veenweidegebied met nauwelijks opgaande beplanting. Graslanden, sloten met riet en vaarten zijn beeldbepalend in de Westwouderpolder. De openheid die versterkt wordt door de openheid van het Alkmaardermeer, wordt alleen aan de oostkant begrensd door opgaande beplanting langs de provinciale weg.
De polder wordt gescheiden van het Alkmaardermeer door een lage kade waarover een wandelpad loopt. Buitendijks wordt de kade begeleid door rietkragen en een enkel elzen- of berkenbroekbosje. Aan de oostkant van de Westwouderpolder, tussen de dijk en de Markervaart, vindt nog actieve veenvorming plaats. Aan de noordkant van De Woude liggen een jachthaven met camping aan de Markervaart. Ook in Stierop was een kleine camping te vinden met aanlegplaatsen voor bootjes. Deze is niet meer aanwezig, maar de juridisch-planologische mogelijkheid is er nog wel.
Vanaf de weg die van De Woude naar Stierop loopt is het zicht op de open polder erg open (zie figuur 2.5). Maar ook vanuit de dorpskern is de open polder nog goed waarneembaar of voelbaar. Het eiland kent slechts weinig wegen. Enkele smalle weggetjes die de stolpen en woonhuizen ontsluiten en een weg die van De Woude naar Stierop loopt. Deze weg is in eigendom bij het Hoogheemraadschap en gaat voorbij Stierop over in een onverhard wandelpad, dat zijn weg vervolgt over de kade. De gemeente heeft het zakelijk recht om de weg te beheren en te onderhouden. De weilanden worden nauwelijks via wegen ontsloten. Zo zijn er ook nog weilanden die slechts per boot te bereiken zijn.
Het gebied wordt ontwaterd door smallere sloten die afwateren op wat bredere vaarten. De hoofdvaart watert via een gemaal af op de Markervaart. Net ten zuiden van de camping en jachthaven bevindt zich een sluis waarmee ook het waterpeil van de polder geregeld kan worden. Het gebied loopt van noordelijke in zuidelijke richting op. Het peil van het maaiveld varieert tussen de -1.2 m N.A.P. tot - 0.3 m N.A.P. Dit hoogteverschil is niet waarneembaar in het veld. De dijk rondom de polder is het enige waarneembare hoogteverschil in het gebied. De polder is alleen via een pontje over de Markervaart of via bootjes te bereiken. Dit heeft ertoe bijgedragen dat de polder weinig is aangetast. Door de geïsoleerde ligging van de polder is het veenweidegebied tevens een belangrijk leef- of foerageergebied voor weidevogels.
Figuur 2.5 Uitsnede Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (bron: maps/noord-holland.nl)
De dorpskern De Woude
De Woude is binnen de gemeente een geïsoleerd gelegen buurtschap aan de oostkant van het Alkmaardermeer met afwisselende bebouwing langs linten. Ten noorden van de kern ligt een jachthaven. De grootste waarden zijn de kleinschaligheid, de pittoreske uitstraling en de ligging aan het Alkmaardermeer en het buitengebied.
De ruimtelijke structuur van de dorpskern De Woude wordt in hoge mate gekarakteriseerd door het onregelmatige, losse bebouwingspatroon aan het lint. In dit bebouwingspatroon domineert een elftal stolpen het ruimtelijke beeld. Kenmerkend voor de lintbebouwing is de ligging van de oorspronkelijke bebouwing aan brede watergangen. Dit vindt zijn oorsprong in het functioneren van de agrarische structuur van een zogenaamde 'vaarpolder'. Dit heeft tot gevolg gehad dat de bereikbaarheid van de bebouwing via het land lange tijd ondergeschikt is geweest aan de bereikbaarheid vanaf het water. De ontsluitingsweg van de dorpskern heeft meer de kenmerken van een bereikbaarheidspad dan van een reguliere ontsluitingsweg, wat ook blijkt uit het feit dat dit volledig over particuliere eigendommen loopt. Met name de ligging van het pad dat vele particuliere tuinen ontsluit is bijzonder voor het eiland.
Figuur 2.6 Voorbeeld stolpboerderij
In de ruimtelijke structuur is het onderscheid waarneembaar tussen de meer historisch gegroeide bebouwing aan het lint en de beperkte planmatige ontwikkeling uit de jaren '60 van de vorige eeuw van enkele vrijstaande woningen aan de zuid- en oostzijde van de kern. Vergelijken we de huidige situatie met de plankaart van het oorspronkelijke 'uitbreidingsplan in onderdelen De Woude', dan blijkt dat de opzet van dit plan slechts voor een beperkt deel is uitgevoerd. Met name de wegaansluiting van de Zuidlaan naar de pont en naar de oostzijde is niet gerealiseerd. In het ruimtelijke beeld is deze niet afgeronde structuur van met name de bebouwing aan de Zuidlaan als aparte enclave duidelijk waarneembaar.
De dorpskern ademt een sfeer van ongedwongenheid en ongeordendheid, die verklaarbaar is vanuit de geïsoleerde ligging van een kleine dorpskern op een eiland en het vrijwel ontbreken van overheersende planmatige woningbouwontwikkelingen zoals die meestal in dorpskernen in meer of mindere mate aanwezig is.
In het beeld zijn grote contrasten waarneembaar, bijvoorbeeld tussen een recent gerestaureerde monumentale stolpboerderij en een recreatieperceel met een enkele oude stacaravan. De bebouwingsstructuur van de dorpskern heeft grotendeels nog de kenmerken van de oorspronkelijke agrarische achtergrond, waarbij voor wonen en werken de stolpboerderij de geëigende vorm was. De agrarische ontwikkelingen van de afgelopen decennia -met name de introductie van moderne bedrijfsgebouwen zoals loopstallen voor de veehouderij- is grotendeels aan het dorp voorbij gegaan. Slechts op één plaats buiten de dorpskern treffen we een eigentijdse agrarische bedrijfsvoering aan.
Buurtschap Kogerpolder
In de noordwesthoek van de Kogerpolder, op de plaats waar het Noord-Hollands kanaal uitmondt in het Alkmaardermeer, is een buurtschap gelegen. Dit deel van de Kogerpolder is door de N246 afgesneden van de rest van de Kogerpolder. Historische kenmerken op deze zeer smalle strook van de polder ontbreken dan ook. In het buurtschap is wel de voormalige woning van de bovenmeester, een monument, aanwezig (zie ook paragraaf 2.2.7). De Markervaart ligt aan de westzijde van het buurtschap. Aan de oostzijde van de Markervaart is een haven gelegen.
Nationaal Landschap Laag Holland
Het plangebied is gelegen in Nationaal Landschap Laag Holland. Het Nationaal Landschap Laag Holland is het oer-Hollandse agrarisch cultuurlandschap tussen Amsterdam, Hoorn, Alkmaar en Zaanstad met zijn veenweidegebieden en de dieper gelegen droogmakerijen. Daarbinnen liggen de karakteristieke dijk- en lintdorpen met hun door het landschap gevormde structuur. De veehouderij speelt een belangrijke rol. In het gebied liggen een groot aantal beschermde stadsgezichten zoals Broek in Waterland, Middenbeemster en Westzaan. Dit deel van Noord-Holland staat model voor het beeld dat veel buitenlanders nog altijd van Nederland hebben: weilanden, molens en pittoreske dorpen. Door de hoge natuur- en cultuurwaarden wordt dit landschap beschermd en valt Laag Holland onder het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de provincie. De provincie voert de regie over het behoud, duurzaam beheer en waar mogelijk versterking van de landschappelijk, cultuurhistorische en natuurlijke kernkwaliteiten in dit gebied.
Bij de aanwijzing zijn de voor Laag Holland zeven belangrijkste landschapskenmerken, zogenoemde kernkwaliteiten, geformuleerd, te weten:
Landschappelijke kenmerken
Zowel het water van het Alkmaardermeer, de weidepolders en de droogmakerij Schermer zijn uitgestrekt door hun vlakheid. Het enige reliëf wordt hier gevormd door dijkjes, die vooral in de diepere poldergedeelten een begrenzing van de horizon kunnen vormen.
Het oude veeneiland, de Wouden, is door de Markervaart in tweeën gesplitst. De Oostwouderpolder is opgenomen in de droogmakerij Starnmeer. De Westwouderpolder, gemeente Castricum, is nu een eiland tussen Alkmaardermeer, Markervaart en Stierop. Dit veenweidegebied is uitgestrekt en vlak en open, met bijzonder weinig opgaande beplanting. De beeldbepalende elementen in deze polder zijn de graslanden, sloten met riet en vaarten. Aan het slotenpatroon is nog te zien hoe de ontginning van het veengebied heeft plaats gehad. In de polder zijn nauwelijks verharde paden aanwezig, er zijn zelfs weilanden die uitsluitend over de vaarten te bereiken zijn. De polder wordt ruimtelijk en visueel gescheiden van Akersloot door het Alkmaardermeer. De Westwouderpolder behoort vanouds tot de voormalige gemeente Akersloot. Dit geeft aan dat in het natte veengebied verbindingen over water belangrijker waren dan over land.
Stelling van Amsterdam
Buiten het plangebied ligt het fort Marken-Binnen, onderdeel van de Stelling van Amsterdam (zie figuur 2.7). De Stelling van Amsterdam is in zijn geheel als monument beschermd door de provincie Noord-Holland en de Nederlandse Staat. Sinds 1996 is door de UNESCO het belang van deze historische Nederlandse verdedigingslinie erkend en staat de Stelling op de lijst van UNESCO Werelderfgoed.
Figuur 2.7 De Stelling van Amsterdam (bron: www.stellingvanamsterdam.nl). De rode cirkel duidt de Woude en omgeving aan.
Het fort Marken-Binnen diende ter verdediging van de Markervaart met de daarlangs lopende weg, alsmede de oostelijke oever van de Westwouderpolder en beide oevers van de Stierop. De zuidoosthoek van het plangebied ligt binnen de schootcirkel van het fort. Dit bestaande nog open gebied dient behouden te blijven en heeft daarom waar mogelijk de bestemming Natuur gekregen.
Een belangrijk onderdeel van de bescherming was het onder water zetten van de polders, het inunderen. De Westwouderpolder is zo'n inundatiegebied (zie figuur 2.8).
Figuur 2.8 Uitsnede Informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie (bron: maps/noord-holland.nl)
Erfgoednota
De gemeente heeft de 'Erfgoednota gemeente Castricum' vastgesteld. Mede op basis van deze erfgoednota, streeft de gemeente ernaar 'het verhaal van de plek te verbinden met de agenda van de plek'. In de erfgoednota wordt een nieuwe aanpak geïntroduceerd, die leidt tot een integrale aanpak. Het gebruik van erfgoed staat daarin centraal.
De erfgoednota kan gezien worden als een oplegger op het bestaande erfgoedbeleid (archeologie, monumenten en cultuurhistorie) en is daarmee een waardevolle aanvulling. Het verleden (en dus het verhaal van de gemeente) wordt samen met de ruimtelijke, economische en sociaal culturele opgaves van de gemeente als uitgangspunt gebruikt voor de toekomstige plannen. Dit is uitgewerkt in zogenaamde 'verhaallijnen', waarin de verhalen uit het verleden en de beleidsopgaves samen komen. De verhaallijnen kunnen op deze manier dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen. Uitgangspunt is dat het vertellen van het verhaal als voorwaarde wordt gezien voor investering in het onderzoek.
De geschiedenis van Castricum is te verklaren aan de hand van twee verhaallijnen: Heerlykhyd en Ommestreken. De historie van De Woude is met name te vertellen aan de hand van de verhaallijn van de Ommestreken. In deze verhaallijn komt de eigenheid van de kernen en de landschappen naar voren.
Daarbij is maakbaarheid een belangrijk thema. Verhalen die hier benadrukt worden, gaan over ontginning, zandwinning, waterbeheer en de organisatie in individuele buurtschappen. Dit uit zich in specifieke verkavelingsstructuren en landschapseenheden. Maatschappelijke opgaves waar deze verhaallijn aan relateert, zijn het streven naar ruimtelijke kwaliteit en een open en gevarieerd landschap, een veilige woonomgeving en een stabiel inwonertal met voorzieningen op maat; in 'stenen' en activiteiten, toegespitst op de behoefte aan welzijns-, onderwijs- en culturele voorzieningen van inwoners. In de Erfgoednota worden de vier doelen die met de nieuwe omgangsvorm voor erfgoed worden nagestreefd beschreven: identiteit, integrale aanpak, toepasbaarheid en actualisatie. Voor de Woude zijn de eerste 3 doelen relevant:
Een belangrijke beleidsopgave is de zorg voor een fijne leefomgeving. Daarvoor is het van belang dat inwoners zich verbonden voelen met hun omgeving. En om je te kunnen identificeren met een plek, zijn verhalen nodig. Dat is waarom we de verhaallijnen introduceren en iedereen vragen mee te bouwen aan onze gezamenlijke verhalen. Gemeente en burgers hebben elkaar hierbij nodig.
De gemeente streeft er naar het erfgoed integraal te benaderen. Niet alleen door alle erfgoedonderdelen samen te trekken, maar juist ook door erfgoed te laten bijdragen aan maatschappelijke opgaves vanuit andere beleidsvelden (recreatie, toerisme, economie, sociaal/cultureel). De gemeente wil het verhaal van de plek verbinden aan de agenda van de plek.
Het is voor de gemeente Castricum belangrijk om aantrekkelijk te blijven voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Sociale samenhang en het stimuleren van ondernemers en burgerparticipatie zijn belangrijke doelen van ons gemeentelijk beleid. Erfgoed kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Uitgangspunt bij de omgang met erfgoed wordt 'het vertellen van een verhaal'. Het gebruik van het verhaal wordt daarmee een voorwaarde voor een investering in bijvoorbeeld onderzoek, beheer of behoud van erfgoed. Op die manier kan het erfgoed worden ingezet bij het streven naar ruimtelijke kwaliteit, sociale binding, een prettig vestigingsklimaat en toerisme
Monumenten
De gemeente heeft in De Woude 10 monumenten aangewezen, de bescherming is geregeld via de Erfgoedverordening. In het Monumentenregister zijn de monumenten uitgebreid beschreven. In deze paragraaf zijn de hoofdbeschrijvingen opgenomen.
W1, Kogerpolder 7, categorie 2: woonhuizen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W2, Stierop 2, categorie 1: (stolp)boerderijen en bijgebouwen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W26, Stierop 5, categorie 1: (stolp)boerderijen en bijgebouwen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W3, Woude 1, categorie 2: woonhuizen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W11A, Woude 21D, categorie 1: (stolp)boerderijen en bijgebouwen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W0, Woude 2-4, categorie 8: overige objecten
De cultuurhistorische waarde is hoog:
Het gemaal met bijgebouwen is op de oorspronkelijke plaats aanwezig en goed als zodanig herkenbaar. Voor de polder De Woude is dit gemaal van cruciale betekenis geweest en daarom historisch gezien van sociaal-economische en waterstaatkundige waarde, in samenhang met het erachter gelegen Dampie.
W29, Woude 25, categorie 4: arbeiderswoningen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W14, Woude 29, categorie 1: (stolp)boerderijen en bijgebouwen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W4, Woude bij 1, categorie 8: overige objecten
De cultuurhistorische waarde is hoog:
W22, Woude bij 28, categorie 1: (stolp)boerderijen en bijgebouwen
De cultuurhistorische waarde is hoog:
Monumentwaardige terreinen en landschappelijke structuren
Het Dampje of Dampie (T19) is een strook water en rietland gelegen in de Westwouderpolder (zie figuur 2.9). In het rietland zijn nog insteekjes voor (melk)schuiten te zien. Het Dampje ligt aan de noordwestkant van De Woude, door een dijkje gescheiden van de Markervaart. Zowel het water (meerrestant) als de feitelijke dam zijn in de begrenzing van het terrein opgenomen. De grens ligt op de oostelijke rand van de weg (Woude), het aangrenzend recreatieterrein ligt erbuiten. De hoofdelementen water, rietland en dam zijn sinds 1850 nauwelijks veranderd.
De Hollandse veenweidegebieden zijn in de tijd van de Grote Ontginningen (ca 1000 – ca. 1300) in cultuur gebracht. De ontginning van De Woude vond mogelijk in de 12e eeuw plaats. Het gebied bestond uit twee delen: De Woude en Stierop, dat gedeeltelijk lag ten oosten van de huidige Markervaart. Het in cultuur brengen van de grond leidde tot bodemdaling (klink). Daardoor werd het land vatbaar voor overstromingen en konden meren ontstaan. Een veenrivier die in lengterichting ter plaatse van het Alkmaardermeer stroomde, werd op deze wijze verwijd. Daardoor ontstond het huidige meer. De Woude/Stierop werden nu aan drie kanten omgeven door Alkmaardermeer/Wijde Stierop. Door de aanleg van de Markervaart rond 1630, bedoeld als scheepvaartverbinding Amsterdam – Alkmaar, werd het gebied van De Woude/westelijk Stierop een eiland. De inpoldering van het Starnmeer (voltooid 1643) leidde ertoe dat ook de noordwestelijke uitloper van dat meer werd drooggelegd. Alleen een stukje aan de westkant van de Markervaart bleef bestaan. Toen het eiland De Woude/Stierop werd omkaad, werd het meerrestant van de Markervaart afgesloten met een dam. Hieraan ontleent het water Dampje zijn naam. De dam bleef onbewoond, aan de noordkant werd een watermolen (nu gemaal) gebouwd voor de afwatering van de polder. Het meerrestant kreeg een rol in de afwatering: via het Dampje werd het polderwater van de Kruiakkersloot en Stieroppersloot uitgeslagen op de Markervaart.
Veel identieke gevallen zullen er in Nederland niet zijn. De situatie is te vergelijken met bij inpoldering binnendijks overgebleven kreekrestanten. Door de specifieke geschiedenis is al met al sprake van hoge zeldzaamheid.
Figuur 2.9 Ligging het Dampje (Uit: Definitieve selectie monumentwaardige terreinen en landschappelijke structuren)
Aardkundige waarden
Het plangebied ligt nagenoeg geheel (exclusief zone langs de N246) in een gebied dat is aangewezen als aardkundig monument en aardkundig waardevol gebied 'Alkmaardermeer en Uitgeestermeer'.
Figuur 2.10 Aardkundige waarden, kaart Bodemvisie (bron: maps.noord-holland.nl)
De gebiedsbeschrijving van dit fenomeen luidt als volgt: Het Alkmaardermeer is een natuurlijk meer dat is ontstaan als gevolg van overstromingen in de dertiende en veertiende eeuw. Het meer is niet ontzand en de natuurlijke contouren zijn behouden gebleven. De Krommenie was vroeger de verbinding tussen de IJe en het Alkmaardermeer. Deze stroom stond onder brakke invloed en is vergroot door afslag van de oevers.
Het gebied heeft een nationale waardering omdat het gebied rondom het Alkmaardermeer en het Uitgeestermeer een landschap toont zoals dat in de Middeleeuwen er waarschijnlijk ook al uit heeft gezien. Het meer geeft inzicht in de ontstaansgeschiedenis en laat een natuurlijk meer zien. Een dergelijk natuurlijk meer is zeldzaam. Het gebied bestaat uit een combinatie van verschillende gave verschijnselen die genetisch nauw met elkaar in verband staan. Daarom heeft het gebied een educatieve en wetenschappelijke waarde.
Voor dit monument is specifiek beleid geformuleerd: het waterpeil van de meren mag niet worden verlaagd. De waterlopen en de vlietlanden aan de oevers mogen niet fysiek worden aangetast. Betreding van de kwetsbare oeverranden is verboden. Bemesting moet worden verboden en de provincie moet toezicht houden op lozingen van water uit de jachthavens. Het grondwaterpeil moet zo hoog mogelijk worden gehouden om het veen in stand te houden. Iedere andere ingreep in het landschap valt onder niet toegestane activiteit.
Bescherming van het aardkundig waardevol gebied vindt plaats via de Provinciale ruimtelijke verordening. De bescherming van het aardkundig monument is geregeld in de Provinciale Milieuverordening.
Archeologische waarden
Het gemeentelijk archeologiebeleid is opgenomen in het beleidsdocument 'Beleidsnota Archeologie gemeente Castricum 2011'. De beleidsnota is definitief vastgesteld op 6 oktober 2011. De gemeente kiest hierin voor een verscherpte aandacht voor, en het stellen van heldere voorwaarden aan, ingrepen in de bodem van de archeologisch meest waardevolle delen van het gemeentelijk bodemarchief, zodanig dat de archeologische zorgplicht in overeenstemming is met andere publieke taken en ambities (landbouw, ruimtelijke ontwikkeling, woningbouw, monumenten, etc.) maar ook met private belangen. Behalve een effectieve en doelmatige invulling van de rol van het bevoegd gezag, onderschrijft gemeente Castricum het rijks- en provinciale streven naar behoud van archeologische waarden in de bodem (behoud in situ). Voor het gehele grondgebied van gemeente Castricum (inclusief zeegebied) is op basis van bureauonderzoek een analyse gemaakt van het gemeentelijke bodemarchief, die vervolgens is vertaald in zeven beleidscategorieën op de maatregelenkaart. Op deze wijze wordt inzichtelijk gemaakt wanneer rekening moet worden gehouden met archeologie bij ruimtelijke planvorming en bodemingrepen, en welke onderzoekseisen en ontheffingen daarbij gelden. Deze worden door middel van dubbelbestemmingen vastgelegd in de bestemmingsplannen.
Het plangebied maakt deel uit van vier geolandschappelijke verwachtingszones. Het grootste deel is gelegen in het veenlandschap. Aan de zuidzijde van het eiland is op twee plaatsen sprake van een kwelderlandschap op veen. Aan de randen van het plangebied ligt de verwachtingszone Noordzee en groot water. De Kogerpolder ligt in de zone water en meerbodems.
Figuur 2.11 Uitsnede archeologische waarden- en verwachtingenkaart Castricum
De eerste twee geolandschappelijke verwachtingszones maken deel uit van het hoofdlandschap 'veenlandschap'. Het veenlandschap bevindt zich in het gebied rond Assendelft, Krommenie en Marken-Binnen. Lokaal kan het veen bedekt zijn met een dunne laag Middeleeuwse klei (0 – 30 cm). Het veen is meestal 1.5 tot 2 m dik. De veenvorming is begonnen in deze regio rond 2500 v. Chr en de veenvorming is doorgegaan tot aan de middeleeuwse ontginningen. Door de ontwatering is het veen na de ontginningen sterk geklonken en is de top van het oorspronkelijke veen verdwenen door oxidatie (vergaan van het veen door blootstelling aan de lucht). De zone water en meerbodems behoort tot de categorie overige landschappen. Dit zijn landschapselementen die vanaf de Late Middeleeuwen tot de tegenwoordige tij door de mens (direct of indirect) zijn gemaakt.
Figuur 2.12 Uitsnede archeologische maatregelenkaart Castricum
Voor de vier verwachtingszones gelden verschillende beleidscategorieën op de maatregelenkaart. Voor het kwelderlandschap op veen en het veenlandschap geldt dat ze vallen onder beleidscategorie 4 op de maatregelenkaart. Er geldt een onderzoekseis indien de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de bodemingreep dieper gaat dan 40 cm –mv. De zone water en meebodems (Markervaart) valt binnen beleidscategorie 5 op de maatregelenkaart. Hier geldt geen onderzoekseis in geval van bodemingrepen. Voor het omliggende water (Alkmaardermeer) geldt dat dit valt onder beleidscategorie 6. Of er noodzaak is voor vooronderzoek bij ingrepen dient bepaald te worden in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Het voorgaande wordt middels de archeologische dubbelbestemmingen Waarde Archeologie 4 en Waarde Archeologie 6 geborgd. Omdat beleidscategorie 5 geen beperkingen kent, wordt deze niet verankerd in de regels van dit bestemmingsplan.
Beschrijving
De bestaande natuurwaarden van de Westwouderpolder zijn zowel op ornithologisch als op botanisch gebied van belang.
Betekenis van het gebied op ornithologisch gebied:
Betekenis van het gebied op botanisch gebied:
Naast vogels komen in het gebied ook vele vissen, amfibieën en kleine zoogdieren voor, waaronder ook beschermde soorten, zoals rugstreeppad, waterspitsmuis en noordse woelmuis. Daarnaast kunnen vleermuizen verblijfplaatsen en leefgebied hebben in het plangebied. Door de geïsoleerde ligging van de polder en een op weidevogels toegesneden beheer van de graslanden hebben de weidevogels zich hier kunnen handhaven. De hoge grondwaterstanden zijn hierbij zeer bepalend. Bij het beheer is de agrariër op het eiland ingeschakeld.
Vanwege het bijzondere belang van het gebied voor de weidevogels is een deel van het gebied als Weidevogelgrasland in open landschap aangewezen (A11.01) (zie figuur 2.13).
Nagenoeg het hele plangebied maakt daarnaast ook deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS), zoals figuur 2.14 laat zien.
Figuur 2.13 Uitsnede kaart Leefgebied open grasland (bron: maps.noord-holland.nl)
Figuur 2.14 Natuurnetwerk Nederland, uitsnede kaart Natuurbeheerplan 2017 (bron: maps.noord-holland.nl, dd. 05-01-2017)
Beheer
Door middel van beheer moeten de huidige natuurwaarden gehandhaafd blijven. In het Natuurbeheerplan geeft de provincie Noord-Holland jaarlijks aan welke beheertypen worden nagestreefd en welke ambities er voor een gebied gelden. Er wordt aangegeven hoe de vegetatie per perceel zich moet ontwikkelen of handhaven.
Figuur 2.15 Natuurbeheertypen, uitsnede kaart Natuurbeheerplan 2017 (bron: maps.noord-holland.nl, dd. 05-01-2017)
De beheertypen in de Westwouderpolder zijn afgestemd op de weidevogels. Nagenoeg de hele polder bestaat uit vochtig weidevogelgrasland of Veenmosrietland en moerasheide en vochtig schraalland (zie figuur 2.15). Als ambitie zijn in de polder enkele percelen aangewezen als wintergastenweide, figuur 2.16.
Figuur 2.16 Ambities, uitsnede kaart Natuurbeheerplan 2017 (bron: maps.noord-holland.nl, dd. 05-01-2017)
Natuur en Water
Zoals uit de beschrijving in paragraaf 2.2 al blijkt, bestaat een groot deel van het plangebied uit onbebouwd waardevol gebied in de vorm van natuur (met agrarisch (natuur)beheer) en water welke dan ook de meest voorkomende vormen van grondgebruik zijn in het plangebied. Extensief dagrecreatief medegebruik, gericht op de natuurbeleving, is daarbij wenselijk.
Recreatie
Naast extensieve dagrecreatie zijn er nog andere vormen van recreatie in het plangebied aanwezig
Dagrecreatieterrein De Woudhaven
In de noordoosthoek van het plangebied bevindt zich dit recreatieterrein gericht op watersporters.Het gebied heeft vele aanlegplaatsen, een kiosk, een speel- en ligweide en een trailerhelling. Maar ook een vuilwaterstation, watertappunt, douche/toiletgebouw (in de zomerperiode) en parkeerplaatsen. In het nabij gelegen snelvaargebied De Deilings kan men waterskiën en snelvaren.
Campings
In het plangebied, op het eiland, zijn twee campings aanwezig. Direct ten noorden van de dorpskern ligt, langs de Markervaart, de camping De Woude met voornamelijk stacaravans en een ligplaats voor een woonboot. Alle plaatsen liggen aan het open water en staan daardoor in verbinding met het Alkmaardermeer. Bij de camping behoort een eetcafé en een bedrijfswoning. Aan de zuidzijde van het eiland was de kleinere camping De 3 Akers aanwezig. Naast passantenplaatsen en vaste standplaatsen kon je hier ook bijzonder overnachten in een pipowagen. De camping is niet langer aanwezig, maar de juridisch-planologische mogelijkheid is er nog wel.
Bed and Breakfast
Op enkele plaatsen komt Bed and Breakfast voor in het plangebied bij woningen. De gemeente heeft hiertoe specifiek beleid (voor de gehele gemeente) ontwikkeld. Zie hiervoor paragraaf 3.1.4.
Overig
Naast de aanlegplaatsen bij dagrecreatieterrein De Woudhaven zijn er op enkele plaatsen nog aanlegplaatsen voor pleziervaart aanwezig, allen gelegen aan de Markervaart.
Wonen
In het dorp De Woude wordt vooral gewoond. Er zijn diverse vrijstaande woningen aanwezig, vooral in de noordwesthoek en de zuidwesthoek van het plangebied. Daarnaast zijn enkele ligplaatsen voor woonboten aanwezig. Deze woningen en ligplaatsen worden conform het vorige bestemmingsplan positief bestemd. Binnen de woonfunctie zijn andere functies gerelateerd aan de woonfunctie, zoals het geval is in heel de gemeente, toegestaan (aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten). Het aantal woningen kan in beginsel niet worden uitgebreid.
Bedrijven
Agrarisch
Aan de zuidzijde van het eiland aan de Stierop 2 is een agrarisch veehouderijbedrijf aanwezig. Het overgrote deel van de gronden op het eiland is in eigendom bij Staatsbosbeheer, deze gronden worden via beheersovereenkomsten beheerd door dit agrarische bedrijf.
Andere bedrijvigheid
Naast het agrarisch bedrijf is nog een bedrijf aanwezig in het plangebied. Dit bedrijf betreft de jachtwerf 't Kombof. Voor het overige is een nutsvoorziening aanwezig en aan de oostzijde van de Markervaart een opslagterrein van het Hoogheemraadschap.
Horeca
Op het eiland zijn twee restaurants aanwezig, namelijk restaurant De Woude bij de camping De Woude en restaurant 't Kombof. Deze restaurants worden conform het vorige bestemmingsplan als zodanig bestemd.
Groen en Verkeer
In de noordoosthoek van het plangebied, rondom de veerhaven, langs het pad op de dijk op het eiland en in het dorpje zijn openbare groenvoorzieningen aanwezig die conform het vorige bestemmingsplan als zodanig worden bestemd.
De verkeersbestemming komt zeer beperkt voor. Daar waar met de auto kan worden gereden is de verkeerbestemming opgenomen. Hetzelfde geldt voor het gebied rondom de veerpont aan de zijde van de Kogerpolder waar tevens parkeerplaatsen, een havenkantoortje en garageboxen aanwezig zijn.
Maatschappelijk
Het kerkje, in gebruik als dorpshuis De Kemphaan, en het gebouw van de brandweer zijn de enige als maatschappelijk aan te duiden functies in het plangebied en worden als zodanig bestemd.
Eiland De Woude is een zeer bijzonder gebied. De landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden hangen nauw samen. Het gebied is ontstaan als een veenpolder. Diverse ontwikkelingen in de geschiedenis hebben ervoor gezorgd dat het eiland een aparte entiteit heeft gehouden. Dit landschap, in combinatie met de rust, heeft ervoor gezorgd dat De Woude een uitermate geschikt leefgebied voor diverse weidevogels vormt. De natuurwaarden maken het gebied eveneens bijzonder.
Behoud van deze bijzondere waarden is van groot belang. Het is niet wenselijk om nieuwe ontwikkelingen toe te staan, tenzij deze bijdragen aan het behoud en versterking van de aanwezige waarden. Het bestemmingsplan is dan ook in beginsel conserverend van aard. Er is op dit moment geen sprake van ontwikkelingen die zodanig concreet zijn dat er in het bestemmingsplan rekening mee wordt gehouden.
Daarnaast kan de verhaallijn Ommestreken dienen als inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen die nu niet worden gefaciliteerd door het voorliggende bestemmingsplan, maar die zich wel op enig moment kunnen aandienen tijdens de planperiode en die dan afzonderlijk worden afgewogen. Uitgangspunt is dat het vertellen van het verhaal als voorwaarde wordt gezien voor investering in het onderzoek. Ontwikkelingen moeten aansluiting vinden bij de verhaallijn.
Buurtschap Kogerpolder is door de beperkte omvang en geïsoleerde ligging ten westen van de provinciale weg van minder grote landschappelijke en cultuurhistorische waarde en bezit geen bijzondere natuurwaarde. Er is wel sprake van een archeologische waarde en zoals voor het hele plangebied geldt, is er sprake van cultuurhistorisch erfgoed. Bij mogelijk nieuwe ontwikkelingen die zich tijdens de planperiode aandienen zal met dit verschil ten opzichte van het eiland De Woude rekening worden gehouden.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren en op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden. In deze Structuurvisie laat het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's, onder andere de Nota Ruimte, Structuurvisie Randstad 2040 en de Nota Mobiliteit. Het Rijk stelt heldere ambities voor Nederland in 2040, die inspelen op de (inter)nationale ontwikkelingen die de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven bepalen. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Het Rijk formuleert in de Structuurvisie drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door de provincie en vooral de gemeente
Barro
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere pkb's met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden. Het besluit is op 30 december 2011 in werking getreden.
De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd. Het merendeel van de regels legt beperkingen op, daarin is een gradatie te onderkennen. Deze zijn geformuleerd als een 'ja-mits', een 'ja, voor zover', een 'nee-tenzij', een 'nee-als' of een stringente 'nee' bepaling.
Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan betreft een conserverend bestemmingsplan voor een bestaand gebied. Het plan kent een bescherming van de voorkomende waarden en nationale belangen worden niet geschaad.
Structuurvisie Noord-Holland 2040
Op 21 juni 2010 is de provinciale structuurvisie "Structuurvisie Noord-Holland 2040" vastgesteld. In 2015 is de Structuurvisie voor het laatst bijgewerkt, inclusief de besluiten over Wind op Land van 15 december en 2 maart 2015. De structuurvisie geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Noord-Holland. De provincie is veelzijdig, met een aantal belangrijke economische motoren van Nederland, bruisende steden, natuurparken, het strand en open grasland vol weidevogels. Dit bijzondere karakter wil de provincie bewaken. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen als globalisering, klimaatverandering en trends zoals vergrijzing en krimp die een grote ruimtelijke impact hebben. In de structuurvisie beschrijft de provincie hoe en op welke manier ze met deze ontwikkelingen en keuzes omgaat en schetst ze hoe de provincie er in 2040 moet komen uit te zien. De provincie heeft drie hoofdbelangen die samen de ruimtelijke hoofddoelstelling vormen van de provincie Noord-Holland. Deze drie hoofdbelangen zijn: Ruimtelijke kwaliteit, Duurzaam Ruimtegebruik en Klimaatbestendigheid. Onder deze hoofdbelangen vallen een twaalftal onderliggende provinciale ruimtelijke belangen. Deze belangen zijn uitgewerkt en hieraan zijn instrumenten gekoppeld die door de provincie worden ingezet om deze tot uitvoering te brengen. De volgende belangen zijn onderscheiden:
In de provinciale structuurvisie is het plangebied grotendeels weergegeven als landschap van veenweide en droogmakerijen en in de zuidwesthoek tevens als onderdeel van de Stelling van Amsterdam.
Figuur 3.1 Uitsnede Structuurvisie en uitsnede legenda
Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV)
De Provinciale Ruimtelijke Verordening is het aangewezen instrument als het gaat om algemene regels omtrent de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen. De PRV vloeit voort uit het Uitvoeringsprogramma van de Provinciale Structuurvisie. In dit uitvoeringsprogramma is aangegeven voor welke onderdelen van beleidsdoelstellingen (provinciale belangen) uit de visie de verordening als algemene regel noodzakelijk is voor de doorwerking van het provinciale ruimtelijke beleid. Naar aanleiding van nieuwe wetgeving en/of provinciaal beleid wordt de PRV regelmatig aangepast. Op 12 december 2016 hebben Provinciale Staten een wijziging van de PRV vastgesteld. De geconsolideerde versie van de PRV met deze wijziging is in werking getreden op 1 maart 2017. Vanaf 1 maart wordt niet meer gesproken over bestaand bebouwd gebied, maar over bestaand stedelijk gebied (als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening).
Het plangebied is in de PRV grotendeels aangeduid als landelijk gebied. Het bestaand stedelijk gebied omvat het 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Voorts is het gebied aangeduid als onderdeel van de Stelling van Amsterdam, als aardkundig waardevol gebied, als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur en als gebied voor gecombineerde landbouw. Rondom het eiland en ten westen van de N246 bevindt zich een regionale waterkering.
Provinciaal Waterplan 2010-2015
Het Provinciaal Waterplan 2010-2015 'Beschermen, Benutten, Beleven en Beheren', vastgesteld op 16 november 2009 door Provinciale Staten, beschrijft de kaders voor waterbeheer in Noord-Holland. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning hoe er met water omgegaan wordt, voornamelijk bij ruimtelijke ontwikkeling. Binnen deze kaders treffen vooral waterschappen en gemeenten maatregelen om de burgers te beschermen tegen wateroverlast en watertekort en om de waterkwaliteit te verbeteren. De belangrijkste thema's zijn veiligheid, waterkwaliteit, waterkwantiteit, grondwater en de rol van de provincie. In het Provinciaal Waterplan wordt aangegeven wat de provincie van andere overheidsorganen, waaronder gemeenten, verwacht. Van gemeenten wordt verwacht dat zij ruimte in hun ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, reserveren voor de verbetering van primaire waterkeringen en in overleg met de waterkeringbeheerders kansen voor ruimtelijke kwaliteit en andere functies op of langs de primaire waterkering creëren. Ook dienen zij in het bestemmingsplan rekening te houden met maatregelen die voortvloeien uit watertekortopgaven en aanwezige cultuurhistorische waarden in het plangebied. Vroegtijdig overleg met het waterschap is noodzakelijk bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP)
Het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 (PMP) is op 15 december 2014 door Provinciale Staten vastgesteld. In het PMP staan de milieudoelen van de provincie Noord-Holland. Ook wordt daarin beschreven hoe die moeten worden gerealiseerd en binnen welke termijn. In het plan stelt de provincie voor in te zetten op meer duurzame, gezonde en veilige ontwikkelingen en het stimuleren van innovatieve oplossingen voor milieuopgaven. In het plan zijn een viertal integrale opgaven geformuleerd: gezonde stad en mobiliteit, visie op de ondergrond, circulaire economie en transitie duurzame energie. Om dit te realiseren wordt door de provincie actief gestuurd op diverse doelstellingen op het terrein van geur, geluid, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard waarbij de cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden beschermd. Ook de aanwezige regionale waterkering is ter bescherming voorzien van een passende dubbelbestemming (zie ook paragraaf 3.4). Het bestemmingsplan is dan ook niet in strijd met de Provinciale ruimtelijke verordening, het Provinciaal Waterplan en het Provinciaal Milieubeleidsplan. Toetsing van het bestemmingsplan aan sectorale milieuaspecten zoals water, bodem, luchtkwaliteit en externe veiligheid is onderdeel van paragraaf 3.3 en 3.4. Het plan voldoet daarmee aan het gestelde in de provinciale beleidskaders.
Ontwikkelingsvisie Recreatiegebied Alkmaarder en Uitgeestermeer
In de visie, opgesteld in opdracht van het Recreatieschap Alkmaarder en Uitgeestermeer actualiseert het recreatieschap het beleid en wordt de voorgestelde ontwikkelingsrichting van het recreatiegebied beschreven. Voorop in de visie staat behoud van het laagdrempelige karakter van het recreatiegebied en behoud van natuur en landschap. Naast investeringen in de kwaliteit van het gebied is een belangrijke vraag in welke mate er ruimte moet worden geboden voor nieuwe ontwikkelingen, waarin ook private partijen een rol kunnen spelen.
In de visie wordt beschreven hoe het vergroten van de recreatiewaarde van het Alkmaarder- en Uitgeestermeer het meest kansrijk is. Zo worden er vier deelgebieden onderscheiden die een ontwikkelingspotentieel hebben:
Ieder deelgebied heeft een eigen karakter, van rust en natuur tot sport georiënteerd. De visie zet vooral in op ruimte creëren voor gewenste ontwikkelingen (wegnemen tegenstrijdige beleidskaders). Daarbij beschrijft de visie enkele van de gewenste ontwikkelingen zoals het realiseren van natuurvriendelijke oevers, recreatiestranden en diverse voorzieningen (sanitair, horeca, etc.).
Ontwikkelingen gericht op onderhavig plangebied, zoals het realiseren van een fietspad rond het eiland, zijn in dit bestemmingsplan nog niet meegenomen. Pas op het moment dat ontwikkeling concreet worden zal in juridisch-planologische zin waar mogelijk invulling worden gegeven aan de ontwikkelingen.
Toeristische-recreatieve visie Regio Alkmaar 2025
De regio Alkmaar bestaat uit 7 gemeenten, te weten: Alkmaar, Bergen, Castricum, Heiloo, Heerhugowaard, Langedijk en Uitgeest en kent veel aantrekkelijke parels voor de bezoeker. Oude steden en dorpen, kunst en cultuur, water, natuur, strand en duinen en bijzondere verhalen. Voor de bezoeker is de samenhang tussen al deze parels van groot belang. Het maakt de regio nog aantrekkelijker voor de toerist en de recreant. Het Alkmaarder- en Uitgeestermeer met de bijbehorende jachthavens en watersportvoorzieningen, maar ook het Nationaal Landschap Laag Holland zijn belangrijke onderdelen van het toeristisch-recreatieve aanbod in de regio. Recreatieve-toeristische activiteiten van gebiedsbeheerders (zoals agrariërs) moeten behouden blijven om de 'typisch hollandse' identiteit, gevormd door het samenspel van landschappen en voorzieningen, van de regio te behouden.
De huidige recreatieve voorzieningen aanwezig in het plangebied zoals de jachthaven met camping aan de Markervaart en de kleinere camping met aanlegplaatsen voor bootjes in Stierop blijven middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk. Zoals aangegeven zijn ontwikkelingen gericht op het versterken van het toeristisch-recreatieve karakter van De Woude geen onderdeel van dit bestemmingsplan. Pas op het moment dat een concrete ontwikkeling zich aan doet, zal in juridisch-planologische zin waar mogelijk en wenselijk invulling worden gegeven aan de beoogde ontwikkeling.
Regionale Woonvisie Regio Alkmaar 2013-2020
De regio Alkmaar bestaat uit de gemeenten Alkmaar, Bergen, Castricum, Graft-De Rijp, Heerhugowaard, Heiloo, Langedijk, en Schermer. De regionale woonvisie legt kaders vast voor de lokale woonvisies van de gemeenten en geeft richting voor afspraken met marktpartijen. Daarbij wordt voldoende ruimte overgelaten om op de lokale behoefte in te spelen. De woonvisie geeft richting en zorgt ervoor dat gemeenten van elkaar weten wat ze doen en waar ze elkaar kunnen aanvullen en versterken. Hiermee wordt voorkomen dat onderlinge concurrentie ontstaat en kansen in de regio onbenut blijven. Kansen die de regio samen met marktpartijen moet zien te benutten.
De regionale woonvisie geeft inzicht in de diverse woonmilieus in de regio. Het wonen in Castricum wordt daarbij aangemerkt als 'Centrum Dorps' en 'Dorps'. De woningvoorraad bestaat met name uit eengezins koopwoningen. Het ontwikkelingsbeeld stelt dat de minimale woningopgave voor de regio Almaar tot 2020 10.000 woningen omvat. Er is sprake van een woningtekort in de regio. Dit komt met name voort uit een continue bevolkingsgroei en toename van het aantal huishoudens door gezinsverdunning. Wat er in de regio de komende jaren aan woningbouwproductie gerealiseerd wordt, is vastgelegd in het RAP (Regionaal Actie Programma, voorjaar 2012). Tot 2020 betreft dit ca. 13 à 14.000 woningen. Qua aantallen kan dit de kwantitatieve behoefte faciliteren.
Uit de woningmarktanalyse blijkt dat de gemeenten in de regio Alkmaar, waaronder ook gemeente Castricum, met een grote wijziging in bevolkingssamenstelling te maken zullen gaan krijgen. Het algemene beeld is dat de regio vergrijst en dat dit de komende jaren zal leiden tot meer ‘zorgvragers’. Ook ligt er de komende jaren een bouwopgave voor starters. Voor starters is de locatie van de woning en prijs erg belangrijk en voor de ouderen de kwaliteit van de woning. Daarnaast zijn nabijheid van het centrum en voldoende zorgmogelijkheden ook aandachtspunten voor de hiervoor genoemde woongroepen.
Dit bestemmingsplan maakt geen woningbouw mogelijk. Het plan schaadt de regionale belangen niet.
Regionaal Waterplan Bergen, Castricum, Heiloo
In het regionale waterplan staat de watervisie en de hoofdlijnen van wat de gemeenten Bergen, Castricum, Heiloo en Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier op het gebied van waterbeheer en allerlei waterfacetten van plan zijn in de periode tot en met 2016, met een doorkijk naar 2050. De hoofddoelstelling van het regionaal waterplan is het streven naar een goed functionerend, veilig en ecologisch gezond watersysteem dat aansluit bij de identiteit van het unieke landschap binnen het plangebied. Daarbij wordt gestreefd naar het vergroten van de belevingswaarde en het creëren van voldoende plaats voor natuur en recreatie. Het waterplan gaat niet in op de veiligheid van de zeewaterkeringen.
Conclusie
In dit bestemmingsplan zijn de bestaande toeristisch-recreatieve voorzieningen op De Woude wederom als zodanig bestemd. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en biedt bescherming aan de voorkomende natuur-, cultuurhistorische en landschappelijke waarden. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt op bijvoorbeeld het gebied van woningbouw of recreatie. Het bestemmingplan is dan ook niet in strijd met het regionale beleid.
Structuurvisie Buiten Gewoon Castricum 2030
Op 4 december 2014 heeft de gemeenteraad een geactualiseerde structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie brengt alle beleidsterreinen bijeen waarop de gemeente actief is. In de structuurvisie wordt een beeld gegeven van wie de gemeente is en waar zij wil staan in 2030.
Bijna 10 jaar geleden begon de gemeente met de toekomstdiscussie onder de noemer Buiten Gewoon Castricum. Op drukbezochte bijeenkomsten discussieerden vele inwoners mee over de vraagstukken van de toekomst en de opgaven van nu. Dat leidde tot de strategische visie Buiten Gewoon Castricum, die in 2010 is geactualiseerd. Intussen staat de wereld niet stil en ook de Castricumse samenleving blijft in beweging. Daarom is het nodig om van tijd tot tijd stil te staan bij de keuzes die gemaakt zijn: passen ze nog bij de actuele situatie of onze verwachtingen van de toekomst? Daarom worden iedere vier jaar de keuzes opnieuw tegen het licht gehouden. Niet om telkens een drastische ommezwaai te maken, wel om waar nodig bij te sturen als de tijd daarom vraagt.
In de structuurvisie zijn speerpunten en beleidscriteria geformuleerd. De speerpunten bestaan uit een open en gevarieerd landschap met behoud van erfgoed, een stabiel inwonertal met voorzieningen op maat en bevorderen van recreatie en toerisme. Voor dit bestemmingsplan zijn de speerpunten een open en gevarieerd landschap met behoud van erfgoed en recreatie en toerisme van belang. Door de wijze van bestemmen, waarbij de landschaps- en natuurwaarden worden beschermd en de recreatieve mogelijkheden positief worden bestemd, worden de kaders hiervoor geschapen. Het unieke veenlandschap met de kenmerkende strokenverkaveling en de bijzondere natuur- en weidevogelgebieden kunnen op deze wijze behouden blijven. Het bestaande erfgoed (waaronder de diverse stolpboerderijen) gelegen langs de linten is door het conserverend bestemmen ook beschermd.
Door alle speerpunten heen gelden twee belangrijke uitgangspunten: duurzaamheid en co-productie. Concreet voor dit bestemmingsplan betekent dit dat duurzaamheidsaspecten mogelijk gemaakt moeten worden. Zo kunnen zonnepanelen op daken van woningen worden gerealiseerd. Door het conserverende karakter van het bestemmingsplan was er een beperkte noodzaak voor co-creatie. Wel zijn ter voorbereiding op dit plan gesprekken gevoerd met partners zoals de dorpsraad, Staatsbosbeheer, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en anderen.
Vereveningsregeling gemeente Castricum
De gemeente Castricum wil enerzijds de ruimtelijke kwaliteiten van het buitengebied (open, groen en aantrekkelijk) behouden, maar wil anderzijds het buitengebied niet 'op slot zetten'. Uitgangspunt is 'ontwikkelen met kwaliteit'. Ontwikkelingen in het buitengebied zijn mogelijk als deze bijdragen aan de kwaliteit van het gebied. Toch kunnen zich situaties voordoen, waar het bestemmingsplan niet of onvoldoende op is toegesneden. Het kan gaan om ontwikkelingen, die uit oogpunt van vitaliteit van het platteland en/of uit algemeen maatschappelijk oogpunt wenselijk worden geacht, maar die desondanks strijdig zijn met vigerende bestemmingsbepalingen.
Voor dergelijke ontwikkelingen is een zogeheten vereveningsinstrument in het leven geroepen (2013). Deze biedt de mogelijkheid een bijzondere ontwikkeling in beginsel toe te laten onder de voorwaarde, dat gelijktijdig als compensatie een ‘groene’ ontwikkeling plaats moet vinden. Het doel is dat de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied gelijk blijft of zelfs wordt verbeterd. De gemeente gaat bij de verevening uit van een, in de omgevingskwaliteit te investeren, bedrag van circa 25% van de berekende meerwaarde van de beoogde ontwikkeling.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen nieuwe 'rode' ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De genoemde vereveningsregeling is daarmee niet direct van toepassing op dit plangebied.
Kadernota Buitengebied 2010
De gemeenteraad heeft op 10 juni 2010 de Kadernota Buitengebied gemeente Castricum vastgesteld. De Kadernota Buitengebied beschrijft welke onderdelen uit de structuurvisie Buiten Gewoon Castricum in het bestemmingsplannen met buitengebied worden vertaald en hoe dat gebeurt. Daarbij worden verschillende relevante thema's uit de strategische visie uitgediept.
Het buitengebied van Castricum kent belangrijke natuur- en landschapswaarden en cultuurhistorische waarden. Het landelijk gebied van Castricum is een overwegend open landschap waarin strandwallen en duinenrijen de horizon begrenzen. De rijke en zeer diverse geschiedenis is op verschillende punten nog af te lezen in het landschap. Jarenlang agrarisch beheer heeft de historische patronen van dit overwegend open landschap in beperkte mate veranderd. Het is ook een aantrekkelijk woon- en recreatiemilieu, door het karakter van de verspreid liggende woonkernen.
Het gemeentebestuur wil het buitengebied open, groen en aantrekkelijk houden door middel van:
De Woude is onderdeel van het weidevogelleefgebied en onderdeel van het Nationaal Landschap Laag Holland. Het gebied kent daarnaast diverse monumenten en aardkundige waarden. De Woude is onderdeel van een zogenaamde overgangszone. Dit zijn gebieden waar is geconstateerd dat steeds meer percelen buiten direct agrarisch gebruik raken. Deze situatie brengt een risico mee van geleidelijke verwaarlozing of verrommeling van het landschap ter plekke of het ontstaan van initiatieven die geen gebondenheid met het buitengebied hebben. Om dit te voorkomen, is een beeldkwaliteitsplan voor het buitengebied opgesteld. Op basis van dit afwegingskader kan bepaald worden wat zeker niet en wat wel toegestaan kan worden vanuit de ambitie 'ontwikkelen met behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit'.
Beeldkwaliteitsplan Buitengebied (2010)
Het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied maakt onderdeel uit van de Kadernota Buitengebied. Het opstellen van een beeldkwaliteitsplan is door de provincie verplicht gesteld om de ruimtelijke kwaliteit bij functieveranderingen te waarborgen. Het beeldkwaliteitsplan beschrijft de ruimtelijke kenmerken van het buitengebied. Het beeldkwaliteitsplan schept kaders en ambities voor ruimtelijke ontwikkelingen passend binnen de identiteit van een gebied. In het beeldkwaliteitsplan wordt vanuit de geschiedenis van het landschap gekeken hoe het landschap er nu uitziet. De analyse van de ordening van het landschap is vertaald naar een schatkaart die beeldend de belangrijke landschapstypen en beeldbepalende kenmerken weergeeft. De schatkaart is de basis voor het advies dat gegeven wordt over toekomstige ontwikkelingen. De visiekaart vormt de leidraad voor behoud van bestaande kwaliteiten en de motivatie waarom en de wijze waarop nieuwe ontwikkelingen kunnen worden ingepast. Het toetsingskader benoemt de spelregels waaraan ontwikkelingen in het gebied moeten voldoen.
De Woude is omschreven als een beschermd gebied, waar geen ontwikkelingen kunnen worden toegelaten die het karakter van het eiland aantasten. Uitbreidingen zijn daarom niet mogelijk. Op enkele plaatsen is een visuele opwaardering van de woonkern gewenst, bijvoorbeeld rond de jachtwerf.
Figuur 3.2 Uitsnede beeldkwaliteitsplan overgangszones
Het bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt, in lijn met de Kadernota Buitengebied en het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied, geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Het karakter van De Woude blijft op deze wijze behouden.
Wonen in de Heerlykhyd tussen Zee en Meer, Lokale Woonvisie Gemeente Castricum 2014-2030
In de lokale woonvisie schetst de gemeente haar visie op het wonen in de gemeente Castricum. Deze visie is een actualisatie van de Lokale Woonvisie 2009-2030. De kaders van de Regionale Woonvisie 2013-2020 en van de structuurvisie Buiten Gewoon Castricum 2030 zijn verwerkt.
De speerpunten in de lokale woonvisie 2014-2030 zijn:
Deze uitgangspunten resulteren in drie beleidsopgaven, namelijk:
Een voldoende en gedifferentieerd woningaanbod biedt de mogelijkheid om een gewenste wooncarrière te maken binnen de gemeente en draagt bij aan een evenwichtige bevolkingsopbouw.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe woningbouw mogelijk ten opzichte van het vorige bestemmingsplan. Geconcludeerd wordt dat de woonvisie geen consequenties heeft voor dit plan.
Welstandsnota 2013
In de welstandsnota wordt onderscheid gemaakt tussen welstandsvrije gebieden en gebieden waarvoor een bijzonder, een welstandsluw of een regulier welstandsregiem geldt. Voor de gebieden waarvoor een bijzonder, welstandsluw of regulier welstandsregime geeft de welstandsnota gebiedsgerichte welstandscriteria.
Voor elk welstandsgebied waarop gebiedgericht welstandsbeleid van toepassing is, zijn in de welstandsnota de gewenste welstandsniveaus benoemd. In de bijzondere gebieden is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de ruimtelijke kwaliteit gewenst. In de reguliere welstandsgebieden streeft de gemeente naar handhaven van de kwaliteit met oog voor de vrijheid van de burger. In welstandsluwe gebieden wordt ruimhartig bekeken of een plan geen wezenlijke afbreuk doet aan zijn omgeving en wordt niet gelet op de verfijning van het bouwwerk op zich. In de welstandsvrije gebieden kunnen burgers zelf verantwoordelijkheid nemen en hun belangen tegen die van omwonenden afwegen.
De Woude kenmerkt zich vooral door gevarieerde en veelal vooroorlogse bebouwing langs groene straten. De grootste waarde van het eiland is de kleinschaligheid, de pittoreske uitstraling en de ligging aan het Alkmaardermeer en het buitengebied. Bijzondere elementen zijn de verspreid voorkomende voorzieningen als de kerk en de gebouwen van de jachthaven. De waarde is gelegen in het afwisselende beeld van de gegroeide structuur met overwegend kleinschalige bebouwing. Vrijstaande dorpsachtige woningen worden daarbij afgewisseld met boerderijen. Voortuinen komen veel voor. Bouwwerken zijn door hun ligging, vorm, architectuurstijl en bouwperiode cultuurhistorisch waardevol. Hierop is er sprake van een bijzonder welstandsniveau ter hoogte van het dorp De Woude. Criteria zijn gebaseerd op het behouden van de ruimtelijke kwaliteit. Voor de rest van het plangebied buiten het dorp De Woude is er sprake van een regulier welstandsniveau.
Figuur 3.3 Uitsnede Welstandsnota
Cultuurnota 2012
In de cultuurnota 'Een gastvrije kustgemeente met een rijk historisch achterland' is de culturele status van de gemeente uiteengezet en zijn de belangrijkste trends en ontwikkelingen die van invloed zijn op de vraag en het aanbod op cultureel vlak weergegeven. De cultuurnota geeft inzicht in het aanbod van voorzieningen en verenigingen op het gebied van onder andere film, amateurkunst en kunsteducatie. Een bijzondere categorie van erfgoed zijn de beschermde monumenten en de archeologische dan wel aardkundige monumenten. Het is de doelstelling van de gemeente om de archeologische waarden in situ te behouden of bij een bodemingreep te beschermen.
De gemeente wil gezamenlijk het cultureel aanbod en landschap zichtbaar en beleefbaar maken door de krachten te bundelen van de gemeente, ondernemers, culturele instellingen en organisaties, de toeristisch-recreatieve sector, onderwijs en de inwoners. De gemeente wil gastvrij en innovatief zijn. Gastvrij door cultuur en toerisme te verbinden, innovatief door erfgoed en historie vanuit een nieuw of ander perspectief te belichten. Het belang van cultuur voor de samenleving is, dat het mensen ontwikkelt én verbindt.
In voorliggend plangebied bevinden zich meerdere gemeentelijke monumenten. Ook zijn er diverse archeologische waarden aanwezig die middels de regels van dit bestemmingsplan bij eventuele bodemingrepen beschermd worden. De huidige recreatieve voorzieningen aanwezig in het plangebied zoals de jachthaven met camping aan de Markervaart, dagrecreatieterrein De Woudhaven en de kleinere camping met aanlegplaatsen voor bootjes in Stierop blijven middels dit bestemmingsplan juridisch-planologisch mogelijk. Andere culturele voorzieningen zijn niet aanwezig en worden ook niet mogelijk gemaakt.
Bed and Breakfast beleid
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van Bed and Breakfast is vastgelegd in het beleidsdocument "Bed and Breakfast – beleid, Castricum 2009". In dit beleid wordt onder een 'Bed and Breakfast' verstaan: een kleinschalige overnachtingsaccommodatie voor toeristische doeleinden gericht op een kortdurend verblijf en het serveren van ontbijt. De volgende voorwaarden voor een Bed and Breakfast zijn geformuleerd:
Dit beleid is vertaald in de regels van dit bestemmingsplan.
Notitie Accommodatiebeleid
Aanleiding voor het opstellen van de Notitie Accommodatiebeleid gemeente Castricum waren verschillende zichtbare ontwikkelingen en trends, zoals de toenemende vergrijzing en ontgroening van de gemeente en een verschuiving van taken en verantwoordelijkheden bijvoorbeeld op het gebied van de jeugdzorg. In de accommodatienota is een integrale visie opgenomen op het gebied van maatschappelijke voorzieningen zoals onderwijs, kunst en cultuur, sport en welzijn. Het voorzien in voldoende en een op de bevolkingssamenstelling afgestemd aanbod aan maatschappelijke voorzieningen is van belang om ontmoetingsplaatsen te behouden voor diverse activiteiten.
De Woude is een kleine gemeenschap met zo'n 165 inwoners, excentrisch gelegen binnen de gemeente Castricum. De centrale voorziening op De Woude is een kerkje 'De Kemphaan', welke wordt gebruikt voor diverse sociaal-culturele activiteiten. De Kemphaan wordt geheel privaat gefinancierd en in stand
gehouden. Er wordt over het algemeen gebruik gemaakt van basisvoorzieningen (onderwijs, welzijn, zorg, sport) in dichterbij gelegen gemeente(n). In de notitie zijn geen knelpunten of kansrijke ontwikkelingen aangegeven ten aanzien van accommodaties in De Woude. Het bestemmingsplan is conserverend van aard en voorziet in behoud van het kerkje de Kemphaan en het gebouw van de brandweer. De ontwikkeling van andere maatschappelijke voorzieningen wordt niet voorzien.
Erf- en perceelsafscheidingen
De gemeente heeft haar beleid voor erf- en perceelafscheidingen vastgelegd in een beleidsnotitie (2004). In dit bestemmingsplan is de beleidsnotitie vertaald naar bouwregels voor bouwwerken geen gebouw zijnde. In de beleidsnotitie is onderscheid gemaakt in een drietal situaties, namelijk:
In de beleidsnotitie is bepaald dat een erf- perceelafscheiding aan de voorzijde van woningen niet hoger mag zijn dan 1 meter. Voor achtererven en zijerven achter de voorgevel van een woning, geldt dat de hoogte van een erf- perceelafscheiding in principe 2 meter mag bedragen en dat de erf- perceelafscheiding geplaatst mag worden tot aan de perceelsgrens. Dit geldt evenwel niet zondermeer voor zij- en achtererven die aan een openbare weg of het openbaar groen grenzen. Daar mogen alleen erf- perceelafscheidingen tot een hoogte van 2 meter worden geplaatst als de afstand tot de openbare weg en/of het openbare groen groter of gelijk is aan 1 meter. Op afstanden kleiner dan 1 meter tot de openbare weg of openbaar groen mogen alleen erf- perceelafscheidingen groter dan 1 meter en maximaal 2 meter worden geplaatst als de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving niet onaanvaardbaar wordt aangetast en de verkeersveiligheid ter plaatste is gegarandeerd (uitzicht op kruisende wegen mag niet worden belemmerd).
Paardenbakken
Particulieren en agrariërs beschikken steeds vaker over stukken grond in het buitengebied met als doel daar dieren te weiden. Bij de woning is dan soms hobbymatig een paardenrijbak gesitueerd, een omheinde plaats waar paarden rond kunnen lopen. Deze ontwikkeling is kleinschalig en denkbaar langs de hele binnenduinrand en randen van de strandwallen. Regulering van met name de paardenrijbakken, verlichting en hekwerken is gewenst. Een goede landschappelijke inpassing en het voorkomen van hinder voor de omgeving zijn daarbij de belangrijkste aandachtspunten. Om die reden heeft de gemeente beleid opgesteld voor het al dan niet toestaan van paardenbakken.
Dit beleid is vertaald in het bestemmingsplan 'Buitengebied Castricum'. Hobbymatige paardenhouderij (gebruik en paardenbakken) is in dit bestemmingsplan toegestaan binnen de bestemmingen Agrarisch (binnen bouwvlak) en Agrarisch met Waarden (binnen bouwvlak) tot maximaal 5 paarden en onder voorwaarden. Buiten het bouwvlak is de aanleg van paardenbakken en gebruik voorts mogelijk na afwijking en onder voorwaarden. Na afwijking is het tevens mogelijk paardenbakken te realiseren in de bestemming Wonen. De paardenbak mag ten alle tijden maximaal 1.200 m2 bedragen, moet gelegen zijn op een afstand van 25 meter van gevoelige functies, achter het verlengde van de voorgevel van de voorste bebouwing en geen afbreuk doen aan de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteiten.
In het voorliggende plan wordt niet aangesloten op dit beleid. Er zijn geen gronden binnen het plangebied met een agrarische bestemming. Daarnaast is het door de aard en schaal van de gronden met een woonbestemming in het plangebied en het open karakter van het landschap niet wenselijk dat paardenbakken, met bijbehorende voorzieningen, gerealiseerd kunnen worden.
Groenbeleid
Groenbeleid is verwoord in het "Groenbeleidsplan Gemeente Castricum 2007-2020", dat in juli 2007 is vastgesteld. Over het plangebied wordt gesteld dat De Woude van oudsher slechts een klein deel openbare ruimte kent en weinig tot geen openbare ruimte heeft in dit bestemmingsplan.
Bomenbeleidsplan 2015-2024
Op 17 september 2015 is het Bomenbeleidsplan 2015-2024 vastgesteld. De volgende beleidsdoelstellingen zijn hierin opgenomen:
Als er in Castricum bomen worden geplant dan dient er bovenal gekozen te worden voor beheerbare bomen, dat wil zeggen kiezen voor kwalitatieve, duurzame bomen die tot wasdom kunnen komen en zich kunnen ontwikkelen in de tijd. Hierbij is het doel het behoud en versterken van een gezond, gevarieerd, duurzaam en kwalitatief hoogwaardig bomenbestand. Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De bestaande bomen zijn binnen de verschillende bestemmingen toegestaan. Hierdoor staat dit bestemmingsplan de uitvoerbaarheid van het bomenbeleidsplan niet in de weg.
Integrale verkeers- en vervoersplan
In het integrale verkeers- en vervoersplan voor de gemeente Castricum is de verkeerssituatie in alle kernen van Castricum in beeld gebracht. Het plan, dat in 2004 is vastgesteld, geeft op hoofdlijnen richtingen voor het verkeersbeleid van de gemeente Castricum in de komende tien jaar, met een doorkijk naar mogelijke ontwikkelingen en maatregelen op de nog langere termijn (2030).
De verkeersfunctie is in de plangebied zeer ondergeschikt. Slechts een klein deel van het eiland is met de auto bereikbaar (via een veerpont).
Nota Parkeernormen Castricum 2013
Deze nota biedt de kaders voor het regelen van parkeerbepalingen in bestemmingsplannen. Door de parkeernormen en de bijbehorende systematiek vast te leggen, is vooraf duidelijk op welke wijze parkeren deel uitmaakt van een ruimtelijke ontwikkeling. Om te voorkomen dat bij de ontwikkeling van een locatie of bij functieverandering de parkeerdruk wordt afgewenteld op de omgeving, worden parkeernormen opgelegd. Uitgangspunten bij de parkeernormering zijn dat:
Voor het bepalen van de parkeernorm wordt uitgegaan van de kencijfers parkeren uit CROW-publicatie 317. Vervolgens wordt de bovengrens als vertrekpunt gehanteerd voor het bepalen van de parkeernorm. In de regels van dit bestemmingsplan is een parkeerbepaling opgenomen die verwijst naar de uitgangspunten uit de nota. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 is de parkeerbepaling uit Bouwverordening namelijk komen te vervallen.
Conclusie
Dit bestemmingsplan is in lijn met de gemeentelijke beleidsdocumenten. Het bestemmingsplan is op het gebied van gemeentelijk beleid uitvoerbaar.
Het eiland is bereikbaar via de N246 met een veerpont. Op het eiland zelf is slechts zeer beperkt autoverkeer aanwezig, uitsluitend voor de ontsluiting van de woningen op het eiland. Op de oeverstrook zijn twee parkeerterreinen aanwezig. Het merendeel van de bewoners van het eiland maakt dagelijks gebruik van de pont om met de auto van en naar huis te gaan. De auto's worden vrijwel overal op het eigen erf geparkeerd omdat openbare parkeerplaatsen op het eiland ontbreken. Over de waterkering die het gehele eiland begrenst loopt een wandelroute.
De provincie Noord-Holland heeft besloten de N246 te gaan herinrichten. Dit om de verkeersveiligheid te bevorderen en de doorstroming van het verkeer te verbeteren. De N246 wordt verkeersveiliger ingericht door de aanleg van een rotonde tussen de Middelweg en de Kogerpolder en de pont bij De Woude. Daarnaast wordt er een parallelweg aangelegd waar de huidige drie aansluitingen op de N246 op aansluiten. Deze herontwikkeling zal mogelijk worden gemaakt middels een omgevingsvergunning. De uitvoering van de herontwikkeling staat gepland voor 2017-2018.
Beleid en normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Onderzoek en conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Hierdoor zal de vaststelling van dit bestemmingsplan geen belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).
Onderzoek
Toelaatbaarheid
Er is zijn twee bedrijven in het plangebied aanwezig. Jachtwerf 't Kombof en een agrarisch veehouderijbedrijf. Daarnaast is een nutsgebouw in het plangebied aanwezig en aan de oostzijde van de Markervaart is een opslagterrein van het Hoogheemraadschap aanwezig. Het plangebied wordt gekenmerkt door natuur, water, rustige recreatie en woningen. Vanwege het rustige karakter worden nieuwe volwaardige bedrijfsbestemmingen niet wenselijk geacht en worden uitsluitend de bestaande bedrijfsactiviteiten als zodanig bestemd. Het nutsgebouw krijgt een specifieke aanduiding evenals het opslagterrein. Op de jachtwerf en het agrarisch veehouderijbedrijf wordt hierna ingegaan.
Jachtwerf
De jachtwerf, gelegen aan de Woude 4, biedt winterstalling aan boten, repareert schepen en heeft voor deze werkzaamheden een houtzagerij. Hierdoor wordt deze jachtwerf ingeschaald in milieucategorie 3.1 op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (bijlage 1). Hiervoor geldt op basis van de VNG-publicatie een richtafstand van 50 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen deze richtafstand is één woning aanwezig. Het gaat hierbij om een bestaande situatie die historisch zo gegroeid is. In de huidige bedrijfsvoering dient het bedrijf reeds rekening te houden met de bestaande woning. Ter plaatse van de woning zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Agrarisch veehouderijbedrijf
Aan de Stierop 2a is een agrarisch veehouderijbedrijf gelegen. Het bedrijf wordt ingeschaald in milieucategorie 3.2. Hiervoor geldt op basis van de VNG-publicatie een richtafstand van 100 m ten opzichte van een rustige woonwijk. Binnen deze richtafstand is één woning anders dan de bedrijfswoning en een deel van een camping aanwezig. Het gaat hierbij om bestaande situaties die historisch zo gegroeid zijn. In de huidige bedrijfsvoering dient het bedrijf reeds rekening te houden met de bestaande woning en camping. Ter plaatse van de woning en de camping zal dan ook sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bed and Breakfast
Binnen de bestemming Wonen is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om (onder voorwaarden) een Bed & Breakfast mogelijk te maken. Mits aan de afwijkingsvoorwaarden wordt voldaan, levert een dergelijke bedrijfactiviteit geen overlast op voor de directe omgeving.
Conclusie
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een consoliderend plan. Nieuwe hinderveroorzakende en gevoelige functies worden niet direct mogelijk gemaakt. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat door de zonering aan de hand van de Staat van Bedrijfsactiviteiten de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Bij de aanwezigheid van horecavoorzieningen is het van belang dat ter plaatse van woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat horecavoorzieningen op een gewenste locatie hun bedrijf kunnen uitoefenen. Vergelijkbaar met de zonering van bedrijfsactiviteiten wordt daarbij gebruikgemaakt van een Staat van Horeca-inrichtingen (SvH). De SvH bestaat uit een lijst van horeca-activiteiten die is gerangschikt naar mate van hinderlijkheid waarbij vooral is gekeken naar het aspect geluidshinder en de verkeersaantrekkende werking van de onderscheiden categorieën. De Staat is opgenomen in bijlage 2 van de planregels
Onderzoek
Toelaatbaarheid
In het plangebied zijn horeca-activiteiten niet algemeen toelaatbaar. Bestaande horecavestigingen zijn restaurant De Woude bij de camping De Woude en restaurant 't Kombof. Deze restaurants worden conform het vorige bestemmingsplan dan ook aangeduid of bestemd voor horeca. Alleen de bestaande horeca categorie of lager is toegestaan. Hiermee worden enerzijds de bestaande rechten van de aanwezige horeca beschermd en anderzijds wordt voorkomen dat hinder ontstaat ter plaatse van omliggende woningen.
Horeca-inventarisatie
De bestaande horeca in het plangebied behoort tot categorie 2 uit de Staat van Horeca-inrichtingen. Gelet op het rustige karakter van de omgeving is zwaardere horeca niet wenselijk.
Ontwikkelingen
Het bestemmingsplan is overwegend consoliderend van aard. Met het plan worden dan ook over het algemeen geen nieuwe hinder veroorzakende of hinder gevoelige horecafuncties mogelijk gemaakt.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er door middel van de horecazonering aan de hand van de Staat van Horeca-inrichtingen sprake zal zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de woningen in het plangebied. Het aspect horeca staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
In onderhavig bestemmingsplan wordt de bestaande situatie vastgelegd en de bestemmingsregeling geactualiseerd. Nieuwe ontwikkelingen worden niet mogelijk gemaakt.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de bodemgesteldheid ter plaatse van het plangebied gegeven. De bodem ter plaatse van het plangebied bestaat volledig uit kleidek op veen.
Figuur 3.2 Bodeminformatie (bron: Bodemdata)
Op enkele locaties in het plangebied heeft eerder onderzoek plaatsgevonden naar de staat van de bodem. Uit deze onderzoeken is gebleken dat plaatselijk nader onderzoek of sanering noodzakelijk kan zijn in geval van ontwikkelingen.
Figuur 3.3 Onderzoeksinformatie bodem (bron: Bodemloket)
Uit de Bodemkwaliteitskaart en bodemfunctieklassenkaart (14M1136.RAP001, d.d. juli 2015) blijkt dat verder het overgrote deel van het plangebied de bodemfunctieklasse Landbouw/Natuur heeft. Dit houdt in dat ter plaatse vrijwel alle gehalten aan verontreinigende stoffen in de bodem voldoen aan de Achtergrondwaarden (AW2000).
Conclusie
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het aspect bodem speelt dan verder ook geen rol.
Beleid en normstelling
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidsniveau op de gevels van geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt via een formele procedure vastgelegd.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) artikel 74 hebben alle wegen een geluidszone. Uitzondering hierop zijn woonerven en 30 km/uur gebieden. De zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en of een weg binnen of buitenstedelijk is gelegen. Voor de bepaling van de maximale vast te stellen geluidbelasting houdt de Wet geluidhinder rekening met de ligging van de geluidgevoelige bestemmingen en wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied.
Onderzoek en conclusie
Binnen het bestemmingsplan worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Tevens worden geen nieuwe wegen mogelijk gemaakt waarbinnen bestaande geluidsgevoelige functies zijn gelegen. Het aspect geluid vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 3.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt geen ontwikkelingen mogelijk die van invloed zijn op de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit kan daarom achterwege blijven.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is wel een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool (www.nsl-monitoring.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat in 2015 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof direct langs de N246 (als maatgevende doorgaande weg langs het plangebied) ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen langs deze weg bedragen 20,1 µg/m³ voor NO2, 21,5 µg/m³ voor PM10 en 13,2 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedraagt 10 dagen. Omdat direct langs deze weg aan de grenswaarden wordt voldaan, zal dit ook ter plaatse van het gehele plangebied het geval zijn. Concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt.
Conclusie
Er wordt geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit de vaststelling van het plan niet in de weg staat. Uit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefmilieu ter plaatse.
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Met het inwerking treden van het BEVT vervalt de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water.
Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute. Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.
Beleidsvisie Externe Veiligheid 2014 gemeente Castricum
De gemeente Castricum heeft een beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. De beleidsvisie beschrijft hoe de gemeente Castricum omgaat met externe veiligheid. Deze beleidsvisie geeft de mogelijkheid om op gestructureerde wijze gewogen keuzes te maken als het gaat om externe veiligheid in samenhang met de ruimtelijke ontwikkelingen. Het ambitieniveau in de beleidsvisie is leidend bij een verhoogd groepsrisico.
Onderzoek
Grenzend aan de oostkant van het plangebied is de N246 gelegen. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Het maatgevende invloedsgebied voor het groepsrisico bedraagt 355 m. Het plangebied is hierbinnen gelegen. De PR 10-6 risicocontour bedraagt 0 m. Voor het groepsrisico geldt dat deze kleiner is dan 0,1* de oriënterende waarde. Tevens zijn in de omgeving van het plangebied een LPG-tankstation een twee ondergrondse buisleidingen aanwezig. Deze buisleidingen BP-1329 (TAQA) en A-563 (Gasunie) liggen op respectievelijk 800 en 1.100 meter van het plangebied. De invloed van beide buisleidingen reikt niet over het plangebied. Binnen het plangebied bevinden zich geen zogenaamde Bevi-inrichtingen. Deze en andere risicovolle activiteiten kunnen daarnaast niet verrijzen in het plangebied gezien het consoliderend karakter.
Aangezien het plan consoliderend van aard is, worden er binnen het invloedsgebied van de N246 geen personen toegevoegd en is er geen sprake van een toename van het groepsrisico. Hierdoor is een berekening van het groepsrisico niet noodzakelijk. Een verantwoording van het groepsrisico is wel nodig. Bij deze verantwoording zal aandacht besteed worden aan de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg zal hierover advies gevraagd worden aan de veiligheidsregio Noord-Holland Noord.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
Beleid en normstelling
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
Onderzoek en conclusie
Aan de oostkant van het plangebied ligt een rioolleiding binnen het plangebied. Deze leiding wordt samen met de zakelijke rechtstrook van 4 meter aan beide zijden op de verbeelding opgenomen. Binnen deze zone mogen geen gebouwen worden gerealiseerd om onderhoud aan de leiding mogelijk te houden. De aanwezigheid van de leiding vormt geen belemmering voor de vaststelling van het plan.
Verder zijn er geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Tevens geldt dat met aanwezige overige planologisch gezien niet-relevante leidingen (zoals rioolleidingen, leidingen nutsvoorzieningen, drainageleidingen) in of nabij het plangebied geen rekening hoeft te worden gehouden. Er wordt geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen de vaststelling van het plan niet in de weg staat.
Waterbeheer en watertoets
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Regio/gemeente:
Waterschapsbeleid
In het Waterprogramma 2016 – 2021 wordt antwoord gegeven op de vragen:
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) presenteert in het Waterprogramma het beleid, de maatregelen, de programma's en de projecten die ze in de periode 2016 – 2021 gaan uitvoeren. Het Hoogheemraadschap bouwt voort op de regionale Deltavisie en verankert de landelijke Deltabeslissingen. Met dit Waterprogramma wordt richting gegeven aan het waterbeheer tussen 2016 en 2021. Dat is nodig, want de klimaatverandering en de veranderende maatschappij dwingen tot aanscherping en heroverweging van onze keuzes. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Veranderende patronen in communicatie en participatie in de maatschappij vragen grotere betrokkenheid en intensievere dialoog met de partners en belanghebbenden. Bovendien zijn er steeds meer partijen betrokken bij het waterbeheer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk.
Huidige situatie
Algemeen
Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse van het plangebied uit kleidek op veen. In het gehele plangebied is sprake van grondwatertrap II. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m onder maaiveld ligt en dat de gemiddeld laagste grondwaterstand varieert van 0,5 tot 0,8 m onder het maaiveld.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied zijn diverse primaire, secundaire en tertiaire watergangen aanwezig. Deze watergangen beschikken over een beschermingszone die is gekoppeld aan de breedte van insteek tot insteek van het oppervlaktewaterlichaam. De beschermingszones variëren van 1 tot 3 m. Binnen deze zones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied is gelegen binnen deze beschermingszones.
Veiligheid en waterkeringen
Binnen het plangebied is een regionale waterkering aanwezig. Het plangebied ligt dan ook binnen de kern- en beschermingszone van de aanwezige regionale waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is grotendeels aangesloten op de aanwezige gemeentelijke riolering.
Toekomstige situatie
Algemeen
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk consoliderend van aard. Er worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Dit betekent dat geen grootschalige functieveranderingen en/of herinrichtingen zijn gepland. Binnen de vorige bestemmingen bestaat wel de mogelijkheid tot kleinschalige ontwikkelingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om het bouwen van aan- of bijgebouwen (al of niet omgevingsvergunningplichtig) of het aanleggen van paden of verhardingen. Vanwege de consoliderende aard van het bestemmingsplan en het feit dat deze niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen, wordt de waterhuishouding niet verstoord.
Als in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden, is het uitgangspunt dat de waterhuishoudkundige situatie niet mag verslechteren. Dit betekent bijvoorbeeld dat de waterhuishouding kan worden verbeterd door het afkoppelen van schoon verhard oppervlak, hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Dit betekent ook dat toename van het verharde oppervlak en/of dempingen binnen het gebied moeten worden gecompenseerd. Ook combinaties met andere functies zoals groen en recreatie liggen voor de hand. Door de aanleg van natuurvriendelijke en ecologische oevers wordt bijvoorbeeld meer waterberging gerealiseerd. Daarnaast is het van belang om bij eventuele ontwikkeling diffuse verontreinigingen te voorkomen door het gebruik van duurzame, niet-uitloogbare materialen (geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen), zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Eventueel benodigde maatregelen worden in overleg met de waterbeheerder vastgesteld.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het hoogheemraadschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de Keur. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het hoogheemraadschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de Keur. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Water en Waterstaat in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan wordt het buitendijkse oppervlaktewater in het plangebied bestemd als 'Water' en het binnendijkse oppervlaktewater als 'Water - Natuur'. Kleinere binnendijkse waterwegen zijn opgenomen binnen de bestemming van de omliggende gronden, in dit geval 'Natuur'. Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Conclusie
Dit bestemmingsplan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) ingetreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland (voormalige EHS) de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Beleid en normstelling
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Provinciale vrijstellingen Noord-Holland
Per 3 oktober 2016 hebben Provinciale Staten de provinciale regels onder de Wet natuurbescherming vastgesteld, deze zijn per 1 januari 2017 in werking getreden. In de provincie Noord-Holland gelden vrijstellingen van de verboden van de wet voor het verrichten van handelingen door de eigenaar of de grondgebruiker in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied. De vrijstelling is van toepassing op een groot deel van de Tabel 1-soorten uit de Flora- en faunawet, dus de meest algemene soorten amfibieën en zoogdieren. Voor de kleine marterachtigen - bunzing, hermelijn en wezel - geldt echter geen vrijstelling meer.
Situatie plangebied
Gebiedsbescherming
Zoals in paragraaf 2.2.2 al beschreven maakt het plangebied onderdeel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Vanwege het bijzondere belang van het gebied voor de weidevogels is een deel van het gebied als Weidevogelgrasland in open landschap aangewezen (A11.01) (zie figuur 2.13).
Het plangebied ligt op korte afstand van de Natura 2000-gebieden Eilandspolder en Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder.
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard, er worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Het wordt dan ook uitgesloten dat natuurlijke kenmerken en waarden worden aangetast door dit bestemmingsplan. De Wet natuurbescherming en het natuurbeleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere Ravon, www.telmee.nl, www.verspreidingsatlas.nl en www.waarneming.nl). In paragraaf 2.2.2 is een uitgebreide beschrijving van de natuurwaarden opgenomen. In tabel 3.2 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) aanwezig zijn en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Het plangebied is geschikt voor algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën. Deze soorten vinden leefgebieden in de weilanden, groenstroken en tuinen. Hier kan ook de beschermde ringslang voorkomen. De ringslang is een watergebonden slang. Ringslangen leggen hun eieren in compost, bladhopen en in mestvaalten. In de watergangen kunnen soorten als kleine modderkruiper en bittervoorn voorkomen, deze soorten zijn niet beschermd onder de Wet natuurbescherming. In de nattere delen van het plangebied komt de rietorchis voor, die tevens niet beschermd is onder de Wet natuurbescherming. In de bebouwing en oudere, grotere bomen kunnen vaste verblijfplaatsen en/of nesten van vleermuizen en broedvogels aanwezig zijn. De rugstreeppad heeft een voorkeur voor zandige terreinen met een betrekkelijk hoge dynamiek, zoals de duinen, de uiterwaarden van de grote rivieren, opgespoten terreinen, heidevelden en akkers, maar wordt ook op klei- en veengronden aangetroffen (braakliggende terreinen). Noordse woelmuis komt voor in hoge vegetaties met vooral grasachtige planten en heeft een duidelijke voorkeur voor natte terreinen, zoals moeras, rietland, moeras, vochtige duinvalleien en periodiek overstroomde terreinen. Waterspitsmuis komt voor in en langs schoon, niet te voedselrijk, vrij snel stromend tot stilstaand water met een behoorlijk ontwikkelde watervegetatie en ruig begroeide oevers met voldoende schuilgelegenheid. De soort komt voor bij beken, rivieren, sloten, plassen en daar waar grondwater opwelt. Overige beschermde soorten, zoals ongewervelden stellen zeer hoge eisen aan hun leefgebied, het plangebied voldoet niet aan deze eisen.
Tabel 3.2 Naar verwachting aanwezige beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime (niet limitatief)
Het bestemmingsplan is consoliderend van aard. Er worden geen concrete ontwikkelingen voorzien. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Het bestemmingsplan maakt echter altijd indirect (kleine) ontwikkelingen mogelijk. Hieronder is aangeven waar bij deze mogelijke toekomstige ontwikkelingen rekening moet worden gehouden.
Conclusie
Het bestemmingsplan leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding, zodat verbeelding en planregels in onderlinge samenhang dienen te worden bezien en toegepast.
Voor dit bestemmingsplan is de landelijk verplichte Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen editie 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan is opgezet conform de systematiek die in het Handboek Bestemmingsplannen van de gemeente is beschreven.
Verbeelding
Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. In de planregels zijn verwijzingen opgenomen naar deze aanduidingen, waardoor verklaard wordt wat de betekenis van deze aanduidingen is. Ten aanzien van de aanduidingen is een onderscheid te maken naar functieaanduidingen, bouwaanduidingen en maatvoeringsaanduidingen. Tevens zijn bouwvlakken opgenomen op de verbeelding. Per bestemming is de betekenis van het bouwvlak opgenomen.
Planregels
De planregels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
De Inleidende regels (artikelen Begrippen en Wijze van meten) van de planregels bevat de inleidende regels van het bestemmingsplan. Hierin worden de in de regels van het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd. Met deze artikelen wordt de interpretatievrijheid van de regels beperkt, hetgeen de rechtszekerheid ten goede komt.
Bedrijf
In het plangebied komen vier bedrijfsbestemmingen voor. De nutsvoorziening in het noordwestelijk deel van het plangebied is specifiek aangeduid als nutsvoorziening. Het opslagterrein van het Hoogheemraadschap is eveneens specifiek aangeduid, net als het gemaal ter hoogte van de Woude 36b. De jachtwerf 't Kombof is de enige bedrijfsbestemming in het plangebied en is specifiek bestemd voor een jachtwerf; andere bedrijven zijn ter plaatse niet toegestaan. Op de verbeelding wordt de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van het vorige bestemmingsplan.
Groen
De openbare groenvoorzieningen in het plangebied zijn als Groen bestemd. Binnen deze bestemming zijn ook voet- en fietspaden, speelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan. Het speelterrein in de dorpskern is eveneens binnen de bestemming Groen opgenomen met een specifieke aanduiding.
Horeca
De bestaande horecavestigingen zijn restaurant De Woude bij de camping De Woude en restaurant 't Kombof. Deze twee horecabedrijven zijn bestemd als Horeca. Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van het vorige bestemmingsplan.
Maatschappelijk
De maatschappelijke voorzieningen in het plangebied (De Kemphaan en het gebouw van de brandweer) hebben de bestemming Maatschappelijk. Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd evenals de goot- en bouwhoogten op basis van het vorige bestemmingsplan.
Natuur
Het grootste gedeelte van het plangebied heeft de bestemming Natuur gekregen. Het agrarisch bedrijfsperceel dat een grote rol speelt bij het natuurbeheer heeft een specifieke aanduiding en een bouwvlak gekregen. Het pand van Staatsbosbeheer valt tevens binnen de bestemming Natuur. Omdat deze qua oppervlakte kleiner is dan 100 m2, past dit binnen de bouwregels voor overige gebouwen. Voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. Bovendien zijn bepaalde werken en werkzaamheden aan een omgevingsvergunning verbonden. De waardevolle rietkragen zijn, conform het vorige bestemmingsplan, specifiek aangeduid.
Recreatie - Dagrecreatie
Recreatieterrein De Woudhaven en de oeverstroken hebben de bestemming Recreatie - Dagrecreatie gekregen. Hier is watergerichte dagrecreatie toegestaan. Beperkte bebouwing is toegestaan ten behoeve van sanitaire voorziening, een horecavoorziening ten behoeve van een cafetaria, snackbar of daarmee vergelijkbare voorziening en een opslagruimte. Voor het overige zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.
Recreatie - Verblijfsrecreatie
Deze bestemming is opgenomen voor de twee kampeerterreinen waarbij op camping De Woude stacaravans zijn toegestaan en centrale voorzieningen. De voormalige camping De 3 Akers is uitsluitend bestemd voor het toeristisch kamperen, centrale voorzieningen zijn hier toegestaan in het bouwvlak. De bouwmogelijkheden zijn afgestemd op het vorige bestemmingsplan.
Tuin
In het plangebied komen voortuinen voor, deze zijn bestemd als Tuin. Dit geldt ook voor een aantal zijtuinen. Met deze bestemming wil de gemeente de groene inrichting bevorderen en een zekere mate van openheid waarborgen. Op gronden met deze bestemming zijn alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en erkers (behorende bij de aangrenzende woningen in de bestemming Wonen) toegestaan. Aan de bouwmogelijkheden voor erkers zijn nadere voorwaarden gesteld met betrekking tot maximale diepte, hoogte en dergelijke.
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden in de bestemming Tuin in principe niet toegestaan, tenzij het bestaande legale aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn, zoals de bestaande schuur aan de Stierop 1.
Verkeer
De bestemming Verkeer is opgenomen voor de wegen in het plangebied. Op het eiland is dit maar zeer beperkt. Ook nabij de veerpont is de bestemming Verkeer opgenomen, waarbij de parkeerplaatsen en het kantoortje van de pontdienst specifiek zijn aangeduid. Binnen de bestemming zijn wegen en straten, wandel- en fietspaden, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen toegestaan, alsmede waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen.
Water en Water-Natuur
Het meeste water in het plangebied is bestemd voor Water-Natuur vanwege de hoge natuurwaarden. De Markervaart heeft een reguliere bestemming Water toegekend gekregen. De aanwezige ligplaatsen voor woonboten, waaronder één recreatieve woonboot, zijn specifiek aangeduid. Hetzelfde geldt voor de aanlegsteigers in de Markervaart en voor de waardevolle rietkragen. Ter hoogte van restaurant De Woude is het bestaande drijvend terras ter hoogte van het voormalige pontje van Akersloot ook als zodanig bestemd.
Wonen
De bestemming Wonen is toegekend aan alle gronden waarop zich woningen bevinden (behoudens de woonboten). Het aantal toegestane woningen is beperkt tot het bestaande aantal, dat wil zeggen één woning per bouwvlak. Dit met uitzondering van de woningen (stolpboerderijen) die reeds gesplitst zijn, hier zijn ten hoogste twee woningen per bouwvlak toegestaan. Er is één bouwvlak in het plangebied waarvan nog geen gebruik is gemaakt. Hier kan nog één nieuwe woning gebouwd worden.
Binnen de bouwregels wordt een onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Van al deze bouwwerken is in artikel 1 van de planregels een omschrijving opgenomen. Voor deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten en omvang. Alleen voor hoofdgebouwen zijn de goot- en bouwhoogte op de verbeelding aangeduid. De hoofdgebouwen mogen alleen binnen de bouwvlakken die op de verbeelding zijn weergegeven, worden gebouwd. Zowel de goot- en bouwhoogten als de bouwvlakken zijn gebaseerd op het vorige bestemmingsplan dan wel de bestaande vergunde situatie.
Voor de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen geldt dat deze zowel in als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, maar alleen op zij- en achtererf op ten minste 1 m achter het verlengde van de voorgevel. Erkers mogen wel op het voorerf. Voor het voorerf gelden veelal de bepalingen van de bestemming Tuin.
De maximale omvang van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt buiten het bouwvlak 100 m², afhankelijk van de grootte van het bouwperceel. Daarnaast is het maximale bebouwingspercentage van 50% van het bouwperceel mede, en in veel gevallen vooral, bepalend voor de omvang van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen.
De planregels bieden daarnaast de mogelijkheid tot het bieden van mantelzorg in een afhankelijke woonruimte en tot het uitoefenen van een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit. Het gaat hierbij om dienstverlenende beroepen op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied. Belangrijk is dat de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat de ruimtelijke uitwerking of uitstraling in overeenstemming is met de woonfunctie.
Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het houden van een Bed and Breakfast, een en ander zoals in paragraaf 3.1.4 beschreven.
Dubbelbestemmingen
Leiding-Riool
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de rioolleiding die van de Provinciale weg N246 onder de Markervaart, via de Woude naar de plaats De Woude loopt. De leiding heeft een zakelijke rechtsstrook van 4 meter aan weerszijde van de leiding. Bebouwing op de onderliggende bestemmingen is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot aantasting van de leiding. Hetzelfde geldt voor werken en werkzaamheden.
Waarde-Archeologie 4
Deze dubbelbestemming legt naast de geldende regels voor de aanwezige basisbestemming extra regels op aan de bestemde gronden. Voor gronden met een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4 geldt een onderzoekseis indien de bodemverstorende ingreep groter is dan 500 m2 en de bodemingreep dieper gaat dan 40 cm –mv. Het gehele plangebied met uitzondering van het Alkmaardermeer en de Markervaart kennen de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4.
Waarde-Archeologie 6
Deze dubbelbestemming legt naast de geldende regels voor de aanwezige basisbestemming extra regels op aan de bestemde gronden. Voor gronden met een dubbelbestemming Waarde-Archeologie 6 geldt dat in overleg met de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed bepaald moet worden of vooronderzoek bij ingrepen noodzakelijk is. Op de delen van het plangebied die onderdeel zijn van het Alkmaardermeer is deze dubbelbestemming opgenomen.
Waterstaat-Waterkering
Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de beschermingszone van de waterkering rondom het eiland. Bebouwing op de onderliggende bestemmingen is uitsluitend toegestaan indien dit niet leidt tot aantasting van de waterkering. Hetzelfde geldt voor werken en werkzaamheden.
Het hoofdstuk Algemene regels bevat de overige regels, zoals de anti-dubbeltelregel, de algemene bouwregels, de algemene gebruiksregels, de algemene afwijkingsregels en de algemene wijzigingsregels.
In de regels zijn bepalingen opgenomen ten aanzien van parkeren. Door de inwerkingtreding van de 'Reparatiewet BZK 2014' (Staatsblad 2014, 458) per 29 november 2014 vervallen de stedenbouwkundige bepalingen, waaronder de parkeerbepaling, in de Bouwverordening. De regeling van de parkeerbepaling uit de Bouwverordening is daarom materieel overgenomen in dit bestemmingsplan. Deze regeling verwijst voor de bepaling van de parkeernormen naar de Nota Parkeernormen Castricum 2013.
Het hoofdstuk overgangs- en slotregels bevat de overgangs- en slotregels.
Het bestemmingsplan is grotendeels consoliderend van aard. Het bestemmingsplan maakt geen directe ontwikkelingen in de zin van artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening mogelijk. Wel zijn er enkele, uit het vorige plan overgenomen, wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Hiermee is geen sprake van gemeentelijk kostenverhaal en is bovendien de economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan De Woude gewaarborgd.
Ter voorbereiding op dit bestemmingsplan zijn gesprekken gevoerd met diverse partners in het plangebied zoals de dorpsraad, Staatsbosbeheer, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en het Recreatieschap Alkmaarder- en Uitgeestermeer.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft vanaf donderdag 10 december 2015 tot en met 20 januari 2016 ter inzage gelegen. Binnen deze periode was het mogelijk om, op grond van de Inspraakverordening Castricum, een inspraakreactie in te dienen Tegelijkertijd is het voorontwerp bestemmingsplan in het kader van artikel 3.1.1. Bro aan overlegpartners voorgelegd.
Op woensdag 16 december 2015 is een inloopbijeenkomst georganiseerd in het kerkje De Kemphaan op De Woude. Alle huishoudens binnen het plangebied zijn door middel van een brief uitgenodigd voor deze inloopbijeenkomst. Tijdens deze inloopbijeenkomst kreeg men de gelegenheid om het bestemmingsplan in te zien en kon men vragen stellen aan een van de vertegenwoordigers van de gemeente. Tevens werd de gelegenheid geboden om mondelinge inspraakreacties in te dienen.
In totaal zijn binnen én buiten de termijn negen inspraakreacties ontvangen en zeven overlegreacties van instanties. Tevens zijn tijdens de inloopbijeenkomst mondelinge opmerkingen gemaakt. De nota van inspraak en overleg is bijgevoegd in bijlage 1. Ten behoeve van de beantwoording van de inspraakreacties is een advies over de natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarde van de rietkragen opgesteld. Deze is bijgevoegd in bijlage 2. Op dit advies zijn tevens reacties ontvangen. Een antwoord op deze reacties is opgenomen in memo, bijgevoegd in bijlage 3.
Het ontwerpbestemmingsplan en de daarbij behorende nota van inspraak en overleg is op 16 maart 2017 in een raadsactiviteit behandeld. Voor de raadsactiviteit waren de indieners van de inspraakreacties uitgenodigd. Met en tussen de aanwezigen heeft een discussie plaatsgevonden om opvattingen ten aanzien van het bestemmingsplan te vernemen.
Hierna heeft het college van burgemeester en wethouders op 18 april 2017 ingestemd met het ontwerpbestemmingsplan 'De Woude'. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 18 mei 2017 tot en met 28 juni 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om zowel mondeling als schriftelijk, een zienswijze omtrent het ontwerpbestemmingsplan naar voren te brengen.
Voorafgaand aan de terinzagelegging is op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening een kennisgeving geplaatst in de Staatscourant en het Nieuwsblad voor Castricum. De kennisgeving is gelijktijdig toegezonden aan het Rijk, de provincie Noord-Holland, het Hoogheemraadschap en andere overleginstanties.
Over het ontwerpbestemmingsplan zijn twee zienswijzen ingediend. In de nota zienswijzen (bijlage 4) zijn de ingekomen zienswijzen kort samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie.