Plan: | Villagebieden 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0376.BPVillageb2013-1144 |
Hierna wordt ingegaan op de belangrijkste bestemmingen in het plangebied.
Agrarisch en Agrarisch met waarden
In het plangebied zijn nog enkele percelen in agrarisch gebruik. Het betreft hoofdzakelijk onbebouwde gronden. Aan deze onbebouwde gronden is de bestemming Agrarisch met waarden toegekend. Het oprichten van gebouwen is op deze gronden niet toegestaan. Enkele van deze onbebouwde gronden, de akkers op de hoek van de Bussummerweg en de Enghlaan, zijn oorspronkelijke enggronden. Deze engen zijn opgenomen binnen de bestemming Natuur (zie hierna).
In het plangebied komen voorts nog drie specifieke agrarische functies voor. Het betreft een siertteeltbedrijf (Melkweg), een boomkwekerij in kerstbomen (Naarderweg) en een hobbymatige agrarische functie in combinatie met een hoveniersbedrijf en het wonen (zwaluwenweg 2b). Deze specifieke functies zijn opgenomen binnen de bestemming Agrarisch en zijn tevens specifiek aangeduid. Dit houdt in dat uitsluitend de huidige functies zijn toegestaan. Alleen op het perceel aan de Zwaluwenweg zijn gebouwen aanwezig. Het perceel is op de planverbeelding voorzien van een bouwvlak. De bebouwingsmogelijkheden zijn gebaseerd op de systematiek van het vigerende bestemmingsplan.
Binnen de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden is tevens een vergunningenstelsel opgenomen om onder andere het verharden, afgraven en ophogen van gronden tegen te gaan.
Bedrijf
In het plangebied komen geen bedrijven voor. Ter plaatse van het nu nog aanwezige autobedrijf Koen wordt overeenkomstig het geldende bestemmingsplan rekening gehouden met woningbouw (zie paragraaf 3.6). Wel zijn op enkele locaties nutsvoorzieningen aanwezig met een grotere oppervlakte dan 15 m². Deze nutsvoorzieningen zijn opgenomen in de bestemming Bedrijf. Binnen het op de planverbeelding aangegeven bouwvlak is de bouw van gebouwen toegestaan. De goothoogte is aangegeven op de planverbeelding.
Cultuur en Ontspanning
De drie ateliers tussen de Schapendrift en de Eemnesserweg zijn bestemd tot Cultuur en Ontspanning. De kunstenaars die deze ateliers (tijdelijk) gebruiken kunnen eveneens (tijdelijk) bij deze ateliers wonen. In artikel 1 (Begrippen) is opgenomen dat bij een atelier geen detailhandel en/of exposities kunnen plaatsvinden. Hoewel geen sprake is van ontspanning binnen het gebruik van deze bestemming, dienen volgens SVBP2008 ateliers bestemd te worden voor Cultuur en Ontspanning.
Groen
Voor de Oranjewei is de bestemming Groen opgenomen. Het onderscheid met de groenvoorzieningen uit de bestemming Verkeer is, dat in deze bestemming het structurele groen is opgenomen. Naast het feitelijke groen zijn binnen deze bestemming ook speelvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan evenals evenementen.
Bebouwing is uitsluitend toegestaan in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (zoals bijvoorbeeld rioolgemalen, nutsvoorzieningen en straatmeubilair), tot een maximumhoogte van 3 m, met uitzondering van straatmeubilair, zoals lantaarnpalen, etc.
Horeca
De bestemming Horeca is toegekend aan de bestaande horecavestiging aan de Schapendrift. De vestiging heeft een bestemming 'op maat' gekregen. Gelet op het overwegende woonkarakter van het plangebied, is het niet wenselijk dat het aantal vestigingen uitgebreid wordt of dat op de bestaande locatie een horecavestiging in een zwaardere milieucategorie wordt gevestigd. Voor de bebouwing is een (globaal) bouwvlak opgenomen waarbinnen de bebouwing moet worden gerealiseerd. De omvang van het café-restaurant is in de regels exact vastgelegd, afgestemd op de huidige omvang van het huidige gebruik.
Kantoor
De bestemming Kantoor is opgenomen voor twee kantoren in het plangebied. In de bestemmingsregels wordt de bouw van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogelijk gemaakt. De maximale goot- en bouwhoogte staan op de planverbeelding aangegeven.
Leiding - Gas
Aan weerszijden van de gasleidingen in Crailo is een zakelijke strook van 4 m opgenomen. Binnen deze zone is het uitsluitend toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen met een maximale hoogte van 3 m. Tevens is een aanlegstelsel opgenomen voor werkzaamheden in de grond. Een omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden wordt alleen verleend wanneer door de werkzaamheden het belang van de leiding niet onevenredig wordt geschaad.
Maatschappelijk
Voor de maatschappelijke voorzieningen is de bestemming Maatschappelijk opgenomen. De betreffende locaties worden in het bestemmingsplan vastgelegd met bouwvlakken. Rekening houdend met deze bepalingen en de opgenomen goot- en bouwhoogte, is een andere invulling bij bijvoorbeeld herstructurering mogelijk, zonder dat een ontheffing of wijziging van het bestemmingsplan noodzakelijk is.
Natuur
Het natuurgebied Mauvezand en de voormalige engen die bebost zijn krijgen de bestemming Natuur met de aanduiding 'bos'. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud van de aanwezige natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden in de vorm van bos. Tevens zijn de voormalige engen, die een open agrarisch karakter hebben binnen de bestemming Natuur opgenomen met de aanduiding 'agrarisch'. Het behoud van het open en cultuurhistorische waardevolle karakter met agrarisch medegebruik staat hier voorop. Op deze gronden mag niet worden gebouwd. Tevens is een vergunningenstelsel opgenomen om onder andere het afgraven en ophogen van gronden en het kappen van bomen tegen te gaan.
Recreatie - Dagrecreatie
Onder de bestemming Recreatie - Dagrecreatie wordt de (winter)ijsbaan 'Rust Wat' opgenomen. Voor deze locatie is tevens de aanduiding 'Cultuurhistorische waarden' opgenomen, waaraan een aanlegstelsel is gekoppeld. Tevens wordt een klein deel van het sportpark van de gemeente Laren (voor zover dit in het plangebied is gelegen) binnen de bestemming opgenomen. Deze gronden zijn voorzien van de aanduiding 'Sportvelden'. De betreffende locaties worden in het bestemmingsplan vastgelegd zonder bebouwingsmogelijkheden.
Tuin
In tegenstelling tot de achtererven en sommige gedeelten van zijerven (zie bestemming Wonen) bij woningen, zijn de voortuinen behorende bij de woningen, niet onder de bestemming Wonen opgenomen, maar apart bestemd als Tuin. Pergola's zijn tot een hoogte van 2 m toegestaan. Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn tot een hoogte van 1 m toegestaan. Als specifieke gebruiksregel is opgenomen dat het gebruik van gronden voor paardenbakken, paardrijbanen, paardenmestplaten, tennisbanen, zwembaden en overige zwemvoorzieningen niet is toegestaan. Dit mede om het groene karakter te behouden.
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor de bouw van niet-gesloten terreinafscheidingen en toegangspoorten met een maximale hoogte van 2 m. Zie tevens bestemming Wonen.
Voor de gronden met de bestemming Tuin is een vergunningenstelsel opgenomen mede om het natuurlijke en landschappelijke karakter te behouden. Belangrijk is hierbij dat het groene, bosrijke en reliëfrijke karakter zo veel mogelijk wordt behouden. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders verschillende werken of werkzaamheden uit te voeren, zoals het ophogen of egaliseren van de bodem, het aanbrengen van verharding of het verwijderen van bomen. Onder bepaalde voorwaarden is geen vergunning noodzakelijk, bijvoorbeeld als de oppervlakte aan verharding minder bedraagt dan 10% van het perceel samen met de verharding op de gronden met de bestemming Wonen. Tot slot is bepaald dat de BEL-commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit adviseert over het al of niet verlenen van een vergunning als bedoeld.
Verkeer, Verkeer - Rijksweg, Verkeer - Verblijfsgebied
Wegen met een 50 km/h-regime behouden de bestemming Verkeer. De overige wegen, overwegend 30 km/h-wegen, krijgen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied gericht op de beoogde functie. In het plangebied zijn op een aantal plaatsen onverharde wegen gelegen. Deze wegen worden op de planverbeelding aangeduid met de aanduiding specifieke vorm van verkeer-onverhard. Ter plaatse van deze aanduiding mogen uitsluitend onverharde wegen worden aangelegd.
Verder vallen binnen deze bestemmingen de openbare ruimten en de groenvoorzieningen die niet worden gerekend tot het structurele groen van het gebied. Binnen deze bestemming is uitwisselbaarheid van verschillende functies in het openbare gebied toegestaan.
Een klein gedeelte van de A1 maakt tevens onderdeel uit van dit plangebied. Hiervoor is de bestemming Verkeer - Rijksweg opgenomen.
Waarde - Archeologie
Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen in een gedeelte van het plangebied moet worden gezocht naar beschermings- en inpassingmogelijkheden van eventuele archeologische waarden.
In het plangebied gelden verschillende archeologische verwachtingswaarden. Dit is gebaseerd op de gemeentelijke archeologische beleidskaart. De verwachtingswaarden zijn vertaald naar twee dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie. Zie voor een toelichting paragraaf 3.4. Bouwen is op deze gronden in beginsel uitsluitend toegestaan met een omgevingsvergunning. Voor kleine gebouwen of gebouwen zonder hei- of graafwerkzaamheden, is geen omgevingsvergunning noodzakelijk. Op de gronden met deze medebestemming dient in beginsel verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Indien uit onderzoeken blijkt dat geen sprake is van archeologische waarden, dan is geen omgevingsvergunning noodzakelijk.
Water
De Gooiergracht in het zuiden van het plangebied is opgenomen als water. Binnen de bestemming zijn slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale hoogte van 3 m.
Wonen
De meest voorkomende functie/bestemming in het plangebied is de functie wonen.
Gebruik
Naast de woonfunctie zijn mogelijkheden opgenomen voor het uitoefenen van een beroep-aan-huis. Onder een beroep-aan-huis wordt verstaan het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, die door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning inclusief aan- en uitbouwen worden uitgeoefend.
Tevens wordt in de bestemmingsregels toegestaan dat binnen de woonbestemming onder een aantal voorwaarden kleinschalige bedrijvigheid kan worden uitgeoefend. Het betreft hier activiteiten waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend. Het gaat hier om bedrijvigheid die verenigbaar is met de woonfunctie en welke niet leidt tot aantasting van de woonkwaliteit. De oppervlakte die gebruikt mag worden voor een beroep-aan-huis of kleinschalige bedrijvigheid is aan een maximum gebonden om te voorkomen dat het woonkarakter wordt verdrongen door de niet-woonfunctie (maximaal 30% van het gezamenlijke vloeroppervlak met een maximum van 100 m²).
In de regels is een bepaling opgenomen (lid 18.5.1 onder e) waarin regels zijn gesteld over de afstanden van de beroepen-aan-huis en de kleinschalige bedrijvigheid. Deze worden gelijk gesteld aan de afstandsmaten tussen aan- en uitbouwen en perceelsgrenzen. Op deze manier wordt voorkomen dat bij vergunningvrij gebouwde aan- en uitbouwen die op een kleinere afstand tot de perceelsgrenzen worden gebouwd, deze activiteiten niet in deze aan- en uitbouwen kunnen worden uitgevoerd (of in het gedeelte van de aan- en uitbouwen die niet aan deze regels voldoet).
Binnen de woonbestemming zijn tevens gastenverblijven toegestaan in hoofdgebouwen. Op een aantal locaties in het plangebied zijn al gastenverblijven in bijgebouwen gevestigd. Op basis van de vigerende bestemmingsregeling zijn deze locaties met een aanduiding op de planverbeelding opgenomen.
Bebouwingsmogelijkheden
De algemene wijze van bestemmen gaat uit van het principe dat de voortuinen en gedeelten van zijtuinen (grenzend aan de openbare weg) een tuinbestemming krijgen en de resterende gronden de bestemming Wonen. Dit sluit aan bij de ontwikkelingen in de wetgeving, met name met betrekking tot de voor- en achterkantbenadering. De goot- en bouwhoogte van de hoofdbebouwing worden vastgelegd op de planverbeelding. Voor de grondgebonden woningen wordt uitgegaan van een algemene toelaatbare goothoogte van 4 m en een bouwhoogte van 9 m. In de bestemmingsregels is opgenomen dat voor 40% van de omtrek van de gevel een hogere goothoogte is toegestaan met een maximale goothoogte van 5 m. Deze regeling komt overeen met de huidige vigerende bestemmingsplannen. De goot- en bouwhoogte van gestapelde woningen wordt afgestemd op de situatie die ter plaatse mogelijk wordt geacht. Voor beeldbepalende panden en monumenten geldt dat de goot- en bouwhoogte niet mag worden gewijzigd.
Ten behoeve van de woonfunctie mogen op de percelen, naast hoofdgebouwen, tevens aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd.
De verschillende bouwpercelen zijn op de verbeelding aangegeven door middel van bestemmingsvlakken. Per bestemmingsvlak is één woning toegestaan. Voor enkele bestemmingsvlakken is het maximumaantal woningen aangeduid op de planverbeelding. Het betreft hier met name aaneengebouwde woningen of percelen waarop nog onbenutte bouwmogelijkheden rusten.
Wanneer de bouwmogelijkheden benut worden (of door nieuwbouw of door vervangende bouw), moet de woning binnen het bestemmingsvlak worden gerealiseerd, met dien verstande dat de in het bestemmingsplan opgenomen afstanden tot perceelsgrenzen en andere bepalingen in acht dienen te worden genomen. In enkele gevallen kunnen voor de grotere percelen de afstanden die zijn opgenomen in het bestemmingsplan het karakter van de omgeving aantasten. Daarom is in het bestemmingsplan opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn om voor percelen groter dan 2.500 m² nadere eisen te stellen aan de situering van de woning.
Om het groene karakter van het gebied te handhaven, worden de uitbreidingsmogelijkheden ten aanzien van woningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelimiteerd. Aangezien de percelen in omvang variëren, wordt de oppervlakte gerelateerd aan de omvang van de percelen, zodat de uitbreiding van de bebouwing niet ten koste gaat van het aanwezige groen. Tevens dienen de gebouwen enige afstand tot de perceelsgrenzen in acht te nemen. Ook de afstanden tot de perceelsgrenzen die aangehouden dienen te worden, worden gerelateerd aan de omvang van de percelen. In de bestemmingsregels wordt de mogelijkheid opgenomen om in specifieke gevallen van deze afstanden af te wijken met een ontheffing. Het gaat hier uitsluitend om situaties waarbij de bestaande afstand reeds kleiner is dan is toegestaan op grond van de regeling. De afstand tot de zijdelingse perceelgrenzen mag nooit minder worden dan 3 m en daarbij niet kleiner worden dan de bestaande afstand, indien de tegenoverliggende afstand kleiner is dan toegestaan en de som van de in acht te nemen afstanden wordt overschreden. Bovendien dient de kleinere afstand aan de andere zijde van het perceel gecompenseerd te worden (geldt niet voor smalle percelen).
De maximale breedte van het hoofdgebouw (de woning) is voorts gerelateerd aan de breedte van een perceel. De breedte van het hoofdgebouw mag maximaal de helft zijn van het (bouw)perceel. Sommige woningen zijn of worden schuin op het perceel gesitueerd. Voor het meten van de breedte van de woning wordt uitgegaan van het verlengde van de gevel die naar de voorzijde is gericht. Verder zijn niet alle percelen rechthoekig. Voor het meten van de breedte van een perceel wordt uitgegaan van de breedte van de bestemmingsgrens die het dichtste naar de weg toe is gekeerd. Deze regel geldt niet voor woningen die in de huidige situatie al breder zijn. Uitbreidingen van deze hoofdgebouwen in de breedte zijn alleen toegestaan als deze uitbreidingen 5 m achter de voorgevel worden gerealiseerd.
Van de totale te bebouwen oppervlakte op een perceel is de voor bijgebouwen te benutten oppervlakte aan een maximum gebonden. Dit om oneigenlijk gebruik van deze bijgebouwen tegen te gaan, zoals kantoren, gastenverblijven, zelfstandige en permanente bewoning en daarmee samenhangende verharding. De goot- en bouwhoogte voor bijgebouwen is in het algemeen gesteld op maximaal 3 m respectievelijk 5 m. Ter plaatse van de aanduiding 'specifiek bouwaanduiding-bijgebouwen-2' is een goot- en bouwhoogte van 4 m en 7 m toegestaan. Om bijgebouwen en overkappingen niet teveel in het oog te laten springen, is verder bepaald dat deze ten minste 5 m achter de voorgevel van een woning mogen worden gerealiseerd.
Voor het perceel Naarderweg 25a is een aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' opgenomen. Voor dit perceel gelden andere regels ten aanzien van goot- en bouwhoogte, oppervlakte en kapvorm, vanwege de ligging van het gebied. De regeling komt overeen met het bestemmingsplan Villagebieden 2012.
In een aantal gevallen kan het voorkomen dat één perceel gedeeltelijk gelegen is binnen de gemeente Blaricum en deels binnen de gemeente Huizen of Laren. Voor het bepalen van het totale te bebouwen oppervlakte van het perceel, dient in dergelijke gevallen het gehele perceel in acht te worden genomen en niet alleen dat gedeelte van het perceel dat gelegen is binnen de gemeentegrenzen van Blaricum.
Monumenten en beeldbepalende panden
Voor de in het plangebied voorkomende rijks- en andere monumenten alsmede beeldbepalende panden, geldt een bijzondere regeling. Deze panden zijn op de planverbeelding aangegeven met de aanduiding 'karakteristiek'. Dergelijke panden mogen niet worden uitgebreid of (uiterlijk) worden veranderd. Wel is er een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om uitbreiding of verandering wel toe te staan. Uiteraard dienen daarbij de reguliere maten (hoogte, afstanden, oppervlakte en dergelijke) in acht te worden genomen. Voor de monumentale panden is voorts afgeweken van de algemene maximale goothoogte van 4 m en de algemene maximale bouwhoogte van 9 m. De bestaande hoogten zijn bij deze panden als maximum genomen en als zodanig op de planverbeelding aangegeven. Tot slot is voor de beeldbepalende panden via een vergunningenstelsel een sloopverbod opgenomen. Dit laatste is niet opgenomen voor monumenten, aangezien deze via de aanwijzing als monument voldoende zijn beschermd.
Voor de beeldbepalende panden is per pand een beschrijving opgenomen in de bijlage van de regels. Bij wijziging of sloop wordt advies gevraagd aan de BEL-commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit. Deze commissie geeft advies op basis van de omschrijvingen die in de bijlage zijn opgenomen.
Voor gebouwen die in de toekomst worden aangewezen als rijksmonument, gemeentelijk monument of beeldbepalend pand, is een wijzigingsregel opgenomen waardoor voor deze panden eveneens de aanduiding 'karakteristiek' kan worden opgenomen op de planverbeelding. Voor beeldbepalende panden kan eventueel de omschrijving in de bijlage van de regels worden gewijzigd, mocht blijken dat deze niet meer actueel zijn of dat deze niet overeenkomt met de feitelijke situatie.
Zwembaden en tennisbanen
Binnen deze bestemming zijn zwembaden alsmede andere zwemvoorzieningen en tennisbanen uitsluitend op het achtererf toegestaan, voor zover een afstand van 10 m in acht wordt genomen tot de perceelsgrenzen. Voor percelen met een breedte kleiner dan 25 m wordt een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de afstand tot de perceelsgrens te verkleinen tot 7 m. De oppervlakte van zwembaden mag op een perceel niet meer dan 100 m² bedragen. De bouwhoogte ten hoogste 0,5 m. Voor overdekte zwembaden gelden de bepalingen voor bijgebouwen. De oppervlakte van een tennisbaan mag niet meer bedragen dan 18 bij 36 m, rekening houdend met de standaardmaten van een tennisbaan inclusief uitloopgebied. De hoogte van hekwerken ten behoeve van de tennisbanen mag maximaal 4 m bedragen.
Erfafscheidingen en toegangspoorten
Voor erf- en perceelsafscheidingen en toegangspoorten wordt in het bestemmingsplan een specifieke regeling opgenomen. Gezien de grote impact van erf- en perceelsafscheidingen (inclusief toegangspoorten) op het straatbeeld, wordt bepaald dat erf- en terreinafscheidingen en toegangspoorten zijn toegestaan tot een hoogte van 1 m. Zodoende is gewaarborgd dat het open beeld niet wordt aangetast. Erf- en terreinafscheidingen tot een hoogte van 2 m zijn onder voorwaarden mogelijk. Daarbij zijn diverse criteria van belang, waarbij met name het terugliggen ten opzichte van de perceelsgrenzen, het inplanten met hagen en de transparantie van belang is. In het bestemmingsplan Villagebieden uit 2009 was dit als een ontheffingsmogelijkheid opgenomen. Aangezien is gebleken dat deze ontheffing altijd wordt verleend (als aan de voorwaarden wordt voldaan) is het nu als rechtstreeks bouwrecht opgenomen.
Omdat deze regeling tevens relevant is voor de gronden met de bestemming 'Tuin' is de regeling ook opgenomen in de bestemmingsregeling van deze bestemming.
Samenvoegen percelen
In algemene zin is het binnen deze plansystematiek niet mogelijk om percelen samen te voegen. Samenvoeging kan immers leiden tot meer massal bouwen. Indien dat laatste niet zo is, dan wel sprae is van minder woningen - al dan niet in combinatie met minder massal bouwen - kan in voorkomende gevallen medewerking worden verleend.
Dubbele bewoning van woningen
Binnen de bestemming is het mogelijk om een woning geschikt te maken voor bewoning door meer dan één huishouden. De belangrijkste voorwaarde bedraagt de minimale inhoud van het hoofdgebouw. De inhoud dient minimaal 1.000 m³ te bedragen en uit het oogpunt van voldoende ruimte voor parkeren, privacyoverwegingen en verhouding bebouwd/onbebouwd, is dubbele bewoning alleen toegestaan bij hoofdgebouwen, waarbij de oppervlakte van het hoofdgebouw niet meer bedraagt (of kan bedragen) dan 30% van de oppervlakte van het totale perceel. Een andere voorwaarde is dat na het toestaan van dubbele bewoning van een woning, niet meer aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen worden opgericht dan is toegestaan op basis van één woning. Bij het geschikt maken van monumenten voor dubbele bewoning geldt daarnaast de voorwaarde dat advies van de BEL-commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit wordt gevraagd.
De huidige situaties waarin dubbele bewoning voorkomt, zijn aangeduid op de planverbeelding.
Gebouwen die reeds in het verleden geschikt zijn gemaakt voor dubbele bewoning komen niet meer in aanmerking voor splitsing.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Ter bescherming van het kenmerkende landschappelijke en cultuurhistorische waardevolle reliëf, wordt voor het hele plangebied binnen de woonbestemming een stelsel opgenomen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. In dit aanlegstelsel wordt bepaald dat voor bepaalde werken en werkzaamheden, zoals het afgraven of ophogen van gronden, het kappen van beplantingen en het verharden van gronden in hoofdzaak niet is toegestaan. Hiervoor is een zogenoemde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden vereist, die alleen wordt verleend als het waardevolle karakter niet onevenredig wordt aangetast. Onder bepaalde voorwaarden is geen vergunning noodzakelijk, bijvoorbeeld als de oppervlakte aan verharding minder bedraagt dan 10% van het perceel en minder dan 100 m² samen met de verharding op de gronden met de bestemming Wonen. Tot slot is bepaald dat de BEL-commissie voor Ruimtelijke kwaliteit adviseert over het wel of niet verlenen van een omgevingsvergunning.
Wijzigen bestemmingsvlak
Zoals aangegeven, is het stippensysteem dat bij de vigerende bestemmingsplannen is gebruikt, vertaald in bestemmingsvlakken. Uitgangspunt is dat deze bestemmingsvlakken aansluiten bij de eigendomssituaties. Een woning moet binnen een bestemmingsvlak worden gerealiseerd (met inachtneming van de gestelde regels). Het kan in enkele gevallen voorkomen dat de aangegeven bestemmingsvlakken niet overeenkomen met de eigendomssituatie. Bij eventuele herbouw van een woning zou dit op problemen kunnen stuiten. Daarom is een wijzigingsregel opgenomen dat de bestemmingsvlakken kunnen worden aangepast aan de eigendomssituatie ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan. In de wijzigingsregel is eveneens opgenomen dat de bestemmingsvlakken onder voorwaarden kunnen worden aangepast bij een verandering van de eigendomssituatie (verkoop van een stuk grond). Deze wijzigingsregels mogen niet leiden tot een wijziging van het aantal woningen, verruiming van de bouwmogelijkheden of vermindering van de afstandsmaten.