Plan: | Villagebieden 2013 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0376.BPVillageb2013-1144 |
Regelgeving en beleid
Wet op de archeologische monumentenzorg
Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee worden de uitgangspunten van het Verdrag van Malta binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door een initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van archeologische resten in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder betaalt' voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Beleidsnota Archeologie BEL combinatie
De gemeente Blaricum heeft in februari 2011 de archeologische beleidsnota vastgesteld. In verband met nieuwe landelijke regelgeving (Wet op de archeologische monumentenzorg en de Wet ruimtelijke ordening) hebben de gemeenten Blaricum, Eemnes en Laren het wenselijk geacht een eigen archeologische waarden- en verwachtingskaart en beleidskaart op te stellen die zijn gekoppeld aan een archeologisch onderzoeksregime in de vorm van planregels. In toekomstige bestemmingsplannen kunnen de resultaten uit de beleidskaart met de bijbehorende bestemmingsplanregels worden opgenomen. Hiermee kan elke aanvrager van een Omgevingsvergunning (activiteiten bouwen, slopen of aanleggen) vooraf inzicht krijgen in de op een perceel rustende archeologische onderzoeksplicht. De kaarten bieden daarnaast een goede kapstok om de kennis over de rijke geschiedenis van de regio bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. Op de beleidskaart worden zeven beleidscategorieën onderscheiden waarin per categorie gebieden met een bepaalde waarde worden aangegeven.
Onderzoek en conclusie
In figuur 3.3 is een uitsnede van de beleidskaart opgenomen. Binnen het plangebied liggen volgens de beleidskaart verschillende archeologische terreinen waarvoor categorie 3, 4 of 7 wordt aangehouden. Het betreft hier gebieden met een hoge archeologische verwachting (gebied 3), middelhoge verwachting (gebied 4) of een onbekend archeologische verwachting (gebied 7). In deze zones kunnen archeologische resten voorkomen. Bij bodemverstoringen dient eerst archeologisch onderzoek plaats te vinden, voordat de bodemverstoringen kunnen plaatsvinden. Voor de gebieden 3 en 7 geldt dat bij werkzaamheden die groter zijn dan 200 m2 en dieper reiken dan 50 cm archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Voor gebied 4 geldt dit bij een oppervlakte van meer dan 500 m2 en dieper dan 50 cm.
In het bestemmingsplan zijn hiervoor twee dubbelbestemmingen opgenomen om de archeologische waarden te beschermen voor de betreffende locaties. De gebieden 3 en 7 zijn voorzien van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1, de gebieden 4 met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2. Dit betekent dat voor aanvang van de bouwwerkzaamheden een archeologisch onderzoek dient te zijn verricht waaruit moet blijken of er wel/geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Figuur 3.3 Uitsnede beleidskaart archeologie