Plan: | Bestemmingsplan Kop Zuidas |
---|---|
Plannummer: | W0903BPTGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.W0903BPTGST-OH01 |
De Verantwoordingsplicht bestaat uit de volgende stappen:
Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de rijksweg A10:
In de risicoanalyse van AVIV (2007) is geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 berekend voor de A10. Het groepsrisico ter hoogte van het flankproject Kop Zuidas ligt in 2006 op een factor 0,10 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Als gevolg van de ontwikkeling van de Kop Zuidas neemt het groepsrisico in 2018 toe tot een factor 3,47 ten opzichte van de oriëntatiewaarde.
De hogedruk aardgasleiding van De Nederlandse Gasunie:
De Nederlandse Gasunie heeft een risicoanalyse uitgevoerd voor de aardgasleiding 'W-534-01-0KR' die door het plangebied van Kop Zuidas loopt. Uit de risicoberekeningen blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour van 10-6 niet aanwezig is langs de leiding. Het groepsrisico ligt op een factor 0,06 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. De berekeningen laten verder zien dat realisering van het flankproject niet leidt tot een toename van het groepsrisico.
Er zijn verschillende soorten maatregelen denkbaar ter reductie van het groepsrisico. Het gaat om bronmaatregelen, effectmaatregelen en maatregelen voor zelfredzaamheid.
Routering vervoer van gevaarlijke stoffen
Met betrekking tot het vervoer heeft de gemeente Amsterdam het voornemen dat het maatgevend vervoer (GF3) niet meer over de ring A10 Zuid plaatsvindt. Dit zal na ingebruikname van de Westrandweg over enkele jaren leiden tot een verlaging van het groepsrisico. Het kunnen uitsluiten van het vervoer van brandbare gassen is afhankelijk van de aanleg van de Westrandweg. De routering van het vervoer van LPG via de Westrandweg is een oplossingsrichting uit het landelijk Basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Hiervoor zijn door Rijkswaterstaat en de gemeente Amsterdam diverse onderzoeken uitgevoerd, zoals:
De routering dient na realisatie van de Westrandweg vastgesteld te worden, zodat het maatgevende scenario voor brandbare gassen kan worden uitgesloten langs de A10. Dit is niet per definitie gebonden aan de keuze voor het realiseren van het Dok. De gemeente Amsterdam heeft de bevoegdheid een routering vast te stellen (een routeringsbesluit), in overleg met Rijkswaterstaat en het verantwoordelijke ministerie.
Ontwikkeling Dok
Ten tijde van het opstellen van deze verantwoording is het besluit om het Dok te realiseren nog niet genomen. De realisatie van het dok verbetert de situatie ten aanzien van de externe veiligheid voor het flankproject Kop Zuidas. Met de overkapping van de A10 is deze rijksweg geen risicobron meer.
Coating tankwagens LPG
In het kader van het LPG-convenant, afgesloten tussen de Nederlandse staat en de branche, zijn maatregelen afgesproken om te komen tot een verlaging van de risico's voor met name LPG-tankstations. In deze afspraken staat dat met ingang van 2010 een 'coating' voor LPGtankwagens verplicht wordt. Met deze 'coating' wordt de kans op een BLEVE gereduceerd.
Hogedruk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie
De meeste incidenten worden veroorzaakt door werkzaamheden in de directe omgeving van de leiding. Maatregelen die het veilig werken in de nabijheid van een leiding bevorderen, verkleinen de kans op een incident.
Effectgerichte maatregelen zijn voornamelijk bouwkundig van aard. Deze maatregelen zijn gericht op het reduceren van het aantal gewonden, als gevolg van brand of explosies. Zoals beschreven in hoofdstuk 6 van de rapportage zijn voor een plasbrand en het vrijkomen van toxische dampen bouwkundige maatregelen zinvol. Bij een plasbrand gaat het bijvoorbeeld om de aanleg van afschermende (geluids-)schermen waardoor een plas brandbare vloeistoffen niet kan uitstromen. Een andere bouwkundige maatregel is dat gebouwen niet binnen 30 meter van de weg staan. In het plangebied van de Kop Zuidas staan en zijn geen gebouwen gepland binnen 30 meter van de A10 Zuid. In het kader van externe veiligheid zijn geen aparte maatregelen voorgesteld. Maatregelen die in het kader van energiebesparing, bezonning of geluid aangebracht worden aan de gebouwen of aan de rijksweg kunnen tevens voor externe veiligheid een positief effect hebben.
Met betrekking tot zelfredzaamheid wordt gekeken naar de zelfredzaamheid van mensen en de mogelijkheden om te kunnen vluchten. De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald aan de hand van de mate waarin mensen zelfstandig kunnen besluiten te vluchten en tevens in staat zijn te vluchten. Kinderen, ouderen en minder validen zijn voorbeelden van verminderd zelfredzame mensen. Behalve in het theater worden in het plangebied bijna geen verminderd zelfredzame mensen verwacht. In de kantoren en voorzieningen dienen voldoende bedrijfshulpverleners aanwezig te zijn met voldoende bijgehouden kennis om in het geval van een calamiteit adequaat te kunnen optreden. Deze gebouwen kunnen dan snel en onafhankelijk van de brandweer geëvacueerd worden.
De mogelijkheden om een pand te verlaten zijn ook van belang in het kader van zelfredzaamheid. De aanwezigen moeten het gebouw en vervolgens het gebied in tegengestelde richting van de risicobronnen kunnen ontvluchten. Bij voorkeur via een andere route dan de aanrijdroute van de hulpverleningsdiensten.
In de rapportage is op een kaart aangegeven waar de beoogde entrees gepland zijn van de gebouwen in het plangebied Kop Zuidas. Op deze afbeelding is te zien dat vooralsnog voldoende entrees haaks op de aanwezige risicobronnen liggen (de rijksweg A10 en de hogedruk aardgasleiding). Aanbevolen wordt om de nooduitgangen ook zoveel mogelijk haaks op de risicobronnen te realiseren. Dit kan worden voorgeschreven in het Bestemmingsplan Kop Zuidas.
Zoals in de ruimtelijke beschrijving en bij de uitgangspunten is beschreven is het gebied op meerdere manieren te bereiken en te verlaten. Het uitvoeringsbesluit voorziet in een ontsluiting van het gemotoriseerd verkeer via de Europaboulevard en de President Kennedylaan. Daarnaast blijft de Zuidelijke Wandelweg toegankelijk voor de hulpdiensten. Voetgangers kunnen het plangebied via alle richtingen bereiken en verlaten.
Op basis van de locaties van de entrees en de mogelijkheden om het gebied te verlaten in combinatie met het gegeven dat mensen voldoende in staat zijn te kunnen vluchten, is de zelfredzaamheid gewaarborgd.
Voor de hulpverlening wordt gekeken naar:
Deze onderdelen zijn in de rapportage nader toegelicht.
Bereikbaarheid
Voor motorvoertuigen is het gebied via twee wegen te bereiken waarvan een toegang speciaal ingericht wordt voor de hulpverleningsdiensten in geval van calamiteiten (de Zuidelijke Wandelweg). Daarnaast is er aan de noordkant via de Gelrestraat nog een extra uitweg voor het gemotoriseerd verkeer.
De ontsluiting voldoet aan een van de in de rapportage gestelde eisen (paragraaf 5.7): Er is één aanrijdroute voor de hulpverlening en één voor mensen om het gebied te ontvluchten. In het plangebied is tevens een extra toegang gepland voor de hulpverleningsdiensten.
Bluswatervoorziening
In hoofdstuk 5 van de rapportage zijn de algemene punten met betrekking tot bluswater weergegeven. Uit een notitie inzake bluswatervoorzieningen van de gemeente Amsterdam blijkt dat de aanwezigheid van voldoende bluswater al een aandachtspunt is voor ontwikkeling van Zuidas. Naast de algemene bluswatervoorziening moeten de gebouwen ook beschikken over voldoende blusvoorzieningen. Hiertoe moet overleg plaatsvinden tussen de ontwerper(s) en de brandweer.
Hulpverleningscapaciteit
Het aantal mogelijke slachtoffers (gewonden) bepaalt of de brandweer en de geneeskundige hulpverlening in geval van het maatgevende scenario, een BLEVE, de hulpvraag aankunnen. Opschaling vindt plaats wanneer dit noodzakelijk geacht wordt. De brandweer en de geneeskundige hulpverlening kunnen in de huidige situatie aan maximaal 200 - 250 slachtoffers hulp bieden in een bepaald gebied. Dit is gebaseerd op de Leidraad Maatramp en de Leidraad Operationele Prestaties. Door de realisatie van de bouwplannen neemt de hulpvraag bij incidenten toe. Hiermee stijgt ook de kans dat de hulpvraag bij een ongeval met gevaarlijke stoffen het hulpaanbod overschrijdt.