direct naar inhoud van 6.2 Doorwerking MER Zuidas Flanken in bestemmingsplan Gershwin
Plan: Gershwin
Plannummer: W0902BPGST
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.W0902BPGST-OH01

6.2 Doorwerking MER Zuidas Flanken in bestemmingsplan Gershwin

Het MER Zuidas Flanken beschrijft de milieugevolgen van de ontwikkeling van de Flanken als geheel. Procedureel is het MER gekoppeld aan een ander bestemmingsplan. Hieronder wordt specifiek ingegaan op de relatie van het MER op onderhavig bestemmingsplan.

In deze paragraaf wordt ingegaan op de in het MER onderzochte milieueffecten, en de betekenis voor het voorliggend bestemmingsplan en de besluitvorming.

6.2.1 Mobiliteit en bereikbaarheid

De verkeersaantrekkende werking van de ontwikkeling van de Flanken is een belangrijk aspect in het MER Flanken. In het MER Flanken is, op basis van onderzoek met verkeersmodellen, het effect van de ontwikkeling op de mobiliteit (aantal verplaatsingen, verdeling over auto, openbaar vervoer en fiets) en bereikbaarheid (verkeersintensiteiten, verkeersafwikkeling) beschreven. Uit het onderzoek blijkt dat het effect van de ontwikkeling van de Flanken op het wegennet zich voor een groot deel concentreert op het plangebied van de Flanken zelf en op de twee aansluitingen op de A10. Uit de verkeersmodelberekeningen blijkt dat het stedelijk wegennet buiten het plangebied van de Flanken slechts in beperkte mate wordt beïnvloed door de ontwikkeling van de Zuidas Flanken. Het beeld is dat de verplaatsingen tussen de Zuidas Flanken en de stedelijke gebieden van Amsterdam en Amstelveen voor het overgrote deel plaatsvinden per fiets en openbaar vervoer. De auto wordt naar het zich laat aanzien vooral gebruikt voor verplaatsingen van en naar verder weg gelegen gebieden, zoals ook blijkt uit de (overigens relatief kleine) toename van de intensiteiten op de A10.

Het MER Flanken laat zien dat het effect van de ontwikkeling van de Flanken als totaal op de verkeersbelasting beperkt is.

Voor wat betreft het autoverkeer wordt geconstateerd dat na de volledige realisatie van de Zuidas flanken een aantal kruispunten moet worden aangepast. Het betreft onder meer de in het Kenniskwartier gelegen kruisingen van de De Boelelaan met de Mahlerlaan/ Van der Boechorststraat en de kruising De Boelelaan met de Amstelveenseweg. Verder worden de aansluitingen van de Amstelveenseweg (S108) en Europaboulevard (S109) met de A10 als knelpunt benoemd.

Het nemen van maatregelen in de zin van aanpassing van de betreffende kruispunten wordt noodzakelijk geacht ter voorkoming van de nadelige milieueffecten als gevolg van de totale flankenontwikkeling. De keuzes die gemaakt moeten worden ter verbetering van de verkeersafwikkeling (zie paragraaf 6.5.5) hebben betrekking op maatregelen die buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan plaats zouden moeten vinden, en hebben dus geen direct effect op de voorgenomen ontwikkeling binnen het plangebied. Voor wat betreft het autoverkeer wordt geconstateerd dat bij volledige realisatie van de Zuidas Flanken een aantal kruispunten moet worden aangepast. Aanvullend hierop is de Verkeersstudie Zuidas 2011 en het Actieplan Weginfrastructuur Zuidas Flanken opgesteld. U wordt hiervoor verwezen naar paragraaf 5.6 Verkeerstudie Milieueffectrapport, Verkeerstudie Zuidas 2011 en het Actieplan. In laatstgenoemde plan staan de benodigde maatregelen benoemd inclusief de kostenraming en planning op hoofdlijnen.

In het hoofdstuk Verkeer en parkeren zal meer concreet op de specifieke mobiliteitsaspecten van de ontwikkeling van voorliggend bestemmingsplan worden ingegaan.

6.2.2 Luchtkwaliteit

Er treden als gevolg van de voorgenomen flankenontwikkeling geen milieueffecten op waarvoor maatregelen noodzakelijk moeten worden geacht. De ontwikkelingen zijn opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit en zijn aldus niet in strijd met de geldende regelgeving. Zie hiervoor verder ook hoofdstuk 8 van deze toelichting.

6.2.3 Geluid

Het MER Flanken beschrijft de effecten van de ontwikkeling van de flanken op de geluidbelasting van bestaande woningen in de omgeving van het plangebied en geeft een beeld van de toekomstige geluidsituatie in het plangebied van de Flanken. De Flanken voorzien niet in het mogelijk maken van inrichtingen die veel geluid produceren. De effecten van de Flanken op de akoestische situatie worden daardoor bepaald door de effecten van wegverkeer.

Door het beperkte en lokale effect van de Flanken op de verkeersintensiteiten blijkt het effect van de ontwikkeling van de Flanken op bestaande woningen klein te zijn. Het verkeer van de ontwikkeling van dit bestemmingsplan draagt voor een klein deel hieraan bij. In het hoofdstuk Geluid wordt hier nader op ingegaan.

Het MER Flanken laat zien dat in delen van het plangebied van de flanken de geluidbelasting door wegverkeer hoog zal zijn. Dit wordt veroorzaakt door het verkeer op de A10 en in mindere mate door het verkeer op de stedelijke wegen. Het MER geeft aan dat een aandachtspunt bij de verdere uitwerking van de plannen voor de Flanken het situeren is van gevoelige functies met het oog op de geluidbelasting door wegverkeer. Situeren van nieuwe bebouwing kan geluid tegen houden die nieuwe geluidgevoelige functies zoals wonen mogelijk maakt.

Een van de adviezen die in het MER wordt gegeven betreft het situeren van niet-geluidsgevoelige bestemmingen op dusdanige locaties dat deze kunnen dienen als geluidsbuffer, waarbij een hoge gebouwrand kan dienen als afschermende werking. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is niet direct gelegen langs de A10. Het bevindt zich ten opzichte van de A10 achter de kantoorbebouwing in het gebied Mahler en de kantoren van de ABN-AMRO. Daarmee is de feitelijke situatie in overeenstemming met het advies van de Commissie.

Overigens kan in algemene zin worden gesteld dat de Wet geluidhinder voldoende voorwaarden schept om waar nodig voorwaarden, voorschriften en beperkingen in bestemmingsplannen op te nemen.

6.2.4 Externe veiligheid

In het MER Flanken is aandacht besteed aan de externe veiligheid (plaatsgebonden risico en groepsrisico). De A10 (vervoer gevaarlijke stoffen) is hierbij de belangrijkste risicobron. Er zijn langs de A10 geen plaatsgebonden risicocontouren aanwezig.

De ontwikkeling van de Flanken als geheel, met een sterke intensivering van het gebruik van het gebied, leidt tot een sterke stijging van het groepsrisico. Het MER Flanken geeft aan dat het daarom nodig is voldoende aandacht te besteden aan aspecten als zelfredzaamheid, bluswatervoorzieningen en de bereikbaarheid voor hulpdiensten. Dit dient op bestemmingsplan- en gebouwniveau te gebeuren. In het kader van die bestemmingsplannen moet per besluit worden beoordeeld in hoeverre het opnemen van aanvullende voorwaarden, voorschriften en beperkingen noodzakelijk is. Voor dit bestemmingsplan wordt hierop in hoofdstuk Externe veiligheid nader ingegaan.

6.2.5 Overige milieugevolgen

De overige in het MER Flanken beschouwde milieugevolgen (natuur, cultuurhistorie, archeologie e.d.) zijn, voor zover er al sprake is van negatieve effecten, in belangrijke mate gebonden aan de locatie zelf. Per bestemmingsplan dient een afweging te worden gemaakt of het stellen van nadere voorwaarden, voorschriften en beperkingen noodzakelijk.

Voor de ontwikkeling van dit bestemmingsplan gaat het om de effecten op het plangebied zelf en is er geen samenhang met eventuele effecten elders in het plangebied van de Flanken. In de verschillende hierna volgende hoofdstukken zal op de betreffende aspecten en de wijze waarop deze in het bestemmingsplan zijn meegenomen nader worden ingegaan.

6.2.6 Conclusie

De effecten van de ontwikkeling van dit bestemmingsplan zijn een klein onderdeel van de ontwikkeling van de Zuidas als geheel. Het MER Flanken leidt niet tot bijzondere aandachtspunten voor het bestemmingsplan Gershwin in de samenhang met de ontwikkeling als geheel. Wel wordt middels de situering van niet-geluidgevoelige bebouwing op deze locatie uitvoering gegeven aan de adviezen met betrekking tot geluid binnen de Zuidas.

De beschrijving van de gevolgen van het milieu van dit bestemmingsplan richt zich in de betreffende hoofdstukken van de toelichting van dit bestemmingsplan derhalve op de effecten die zijn gerelateerd aan het plangebied van dit bestemmingsplan zelf.