Plan: | Science Park Amsterdam |
---|---|
Plannummer: | U1002BPGST |
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0363.U1002BPGST-OH01 |
Algemeen
De plankaart is de kaart waarop door middel van letters, cijfers, lijnen en aanduidingen het toegestane gebruik van de gronden en de mogelijke bouwhoogtes/volumes staan aangegeven. De kaart heeft, in samenhang met de regels, een juridisch bindend karakter.
Als ondergrond is een recente topografische kaart gehanteerd. Daarmee kan exact worden bepaald waar het plan is gelegen en hoe begrenzingen lopen. Om de goede leesbaarheid van de analoge plankaart te waarborgen is gekozen voor een schaal van 1:1000. De kaarten zijn voorts voorzien van een legenda en een noordpijl. Het plangebied van het bestemmingsplan is aan de hand van een plangrens (bolletjeslijn) op de plankaart weergegeven.
Dit bestemmingsplan is gericht op beheer en ontwikkeling van het gebied.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
De inleidende regels in hoofdstuk 1 en de algemene regels in hoofdstuk 3 gelden voor het bestemmingsplan als geheel. Zij werken door in de diverse bestemmingen.
Artikel 1 geeft, in alfabetische volgorde, een omschrijving van een aantal begrippen dat in de regels wordt gebruikt. Hiermee wordt formeel vastgelegd wat wel en niet onder het betreffende begrip moet worden verstaan. Dit artikel is dus primair bedoeld om begrippen duidelijk te begrenzen en niet om de gedachten achter de gebruikte termen uit te leggen. Daarvoor is juist deze toelichting bedoeld. In deze toelichting worden gehanteerde begrippen waar nodig uitgelegd. De gehanteerde omschrijving van de begrippen komt overeen met de wijze waarop deze in andere actuele Amsterdamse (grootstedelijke) bestemmingsplannen wordt omschreven.
Met dit artikel wordt aangegeven op welke wijze moet worden beoordeeld in hoeverre een initiatief past binnen de minima en maxima die in de overige regels worden aangegeven.
Dit artikel legt het bestaande gebruik en gebouw aan de Oosterringdijk vast. Het betreft een botenopslag met nevenruimten.
Dit artikel ziet op de universitaire en wetenschappelijke instellingen op het Science Park Amsterdam en geeft regels voor het gebruik en bouwen voor deze gronden. Toegestaan op deze gronden zijn instellingen voor hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek, medische voorzieningen, sportvoorzieningen, bedrijven die toegestaan zijn op basis van de bij de regels behorende bedrijvenlijst, kantoren, centrumvoorzieningen (detailhandel, horeca III, horeca IV, congresfaciliteiten en maatschappelijke dienstverlening), nutsvoorzieningen en al dan niet gebouwde parkeervoorzieningen, de daarbij behorende ateliers, bergingen, kassen en andere nevenruimten, tuinen en erven, groenvoorzieningen, water, openbare ruimte en voet- en fietspaden. Ook het hotel is in deze bestemming opgenomen.
Aan de te realiseren bebouwing en functies zijn maxima gesteld. Het maximale brutovloeroppervlak voor de universitaire en wetenschappelijke instellingen, kantoren en bedrijven mag maximaal 405.000 m2 bedragen. Daarbinnen bedraagt het maximale bvo voor zelfstandige kantoren 160.000 m2. De genoemde oppervlakten zijn inclusief reeds bestaande oppervlakten.
Ook het toegestane maximale bvo aan centrumvoorzieningen is gemaximaliseerd en bedraagt 14.500 m2 . Ten opzichte van het vigerende plan is dit een uitbreiding van 2.500 m2 . Daarbinnen geldt een maximum bvo van 500 m2 voor detailhandel.
Voor de bestemming 'Gemengd' geldt een minimale bouwhoogte van 16 m en een maximale bouwhoogte van 26 m. De minimale bouwhoogte geldt niet voor reeds bestaande, lagere bebouwing. Op enkele plekken zijn hoogbouwaccenten toegestaan tot 72 m. De totale maximale brutovloeroppervlakte mag daarbij niet toenemen. Indien gekozen wordt voor een hoogbouwaccent geldt daarbij een minimale bouwhoogte van 45 m en een maximale van 72 m. Op de plankaart staat aangegeven in welke bouwvelden hoogbouwaccenten zijn toegestaan, en zo ja, hoeveel. Als er een hoogbouwaccent wordt gerealiseerd mag het maximale bebouwingsoppervlak van het accent niet meer dan 850 m2 bedragen, in verband met de gewenste slankheid van deze accenten. Voor bouweld 7 en bouwveld 17 is een uitzondering mogelijk met betrekking tot het maximale bebouwingsoppervlak: hier is een hoogteaccent van ten hoogste 1.100 m2 toegestaan (zie hoofdstuk 1 van de HER).
In de regels is een uitzondering gemaakt voor het gemeentelijke monument Anna Hoeve (zie aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-3'): ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd-3' zijn gronden uitsluitend voor horeca III en IV bestemd. Verder mogen uitsluitend het bestaande gebouw en bijgebouwen van gemeentelijk monument 'Anna Hoeve' tot de bestaande bouwhoogte en bestaande oppervlakte worden gebouwd. Met een binnenplanse ontheffing kunnen onder voorwaarden gebouwen bij het bestaande monument worden bijgebouwd. De bestaande oppervlakte van gebouwen mag namelijk met maximaal 500 m2 worden uitgebreid, de maximale bouwhoogte bedraagt 12 m, en bovendien mag de karakteristieke, met de historische ontwikkeling samenhangende ruimtelijke structuur en stedenbouwkundige kwaliteit niet worden aangetast.
In principe geldt voor de bestemming Gemengd een bebouwingspercentage van 100%. Wel mag - voor zover de bestemming Gemengd grenst aan de bestemming Verkeer-3 - van de strook gelegen binnen de eerste 7,5 m van de bestemmingsvlak- of bouwvlakgrens voor maximaal 50 % bebouwd worden, zodat verspringende voorgevelrooilijnen onstaan.
Dit artikel ziet op het Voorlandpark en een aantal groenstroken. Naast groenvoorzieningen is tevens water toegestaan en kunnen fiets- en voetpaden worden aangelegd. Voor de permanente bloemenkiosk is een functieaanduiding 'detailhandel' opgenomen, met een bebouwingsregeling die aansluit op de vergunde situatie.
De bestemming 'Maatschappelijk' is opgenomen ten behoeve van de Stichting Centrale Dierenambulance Amsterdam die op deze locatie is gevestigd. De bebouwingsregeling die is opgenomen komt overeen met de door Stadsdeel Oost bestemde en vergunde situatie ten tijde van de vestiging van de stichting.
Het gaat hier om een zone die in het voorgaande bestemmingsplan een bestemming 'Groen en Water- ecologische zone' had. Deze gronden maken deel uit van de Amsterdamse Hoofdgroenstructuur, vandaar dat een bestemming 'Natuur' op zijn plaats is. Overeenkomstig de groenbestemming is water toegestaan en kunnen fiets- en voetpaden en recreatieve voorzieningen worden gerealiseerd.
Deze gronden zien op een deel van het volkstuinencomplex 'Nieuwe Levenskracht' dat binnen het plangebied valt. Het betreft 3 tuinen. Deze worden zodanig bestemd dat de bestaande toestand gehandhaafd kan blijven. Reden om de tuinen bij het bestemmingsplan te betrekken is dat het, afhankelijk van het ontwerp van de nieuwe weg langs de A10 nodig kan zijn voet- en fietspaden aan te leggen.
Dit artikel maakt het mogelijk de bestaande inrichting en bebouwing van sportpark Voorlandpark te behouden, of om langs de nieuw aan te leggen weg (afhankelijk van het ontwerp daarvan) voet- en fietspaden aan te leggen.
Deze bestemming heeft betrekking op de belangrijkste bestaande wegen in het plangebied. Het gaat om de Kruislaan, de Carolina MacGillavrylaan, een deel van de Molukkenstraat en een deel van de verbindingsweg parallel aan de A10. Binnen deze bestemming vallen ook alle bij de wegen behorende elementen als bermen, groenbestemmingen en water (sloten).
De bestaande spoorwegen en het spoorwegemplacement worden in dit artikel geregeld. Het bestaande gebruik is opgenomen in de regels. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals masten voor bovenleidingen en verlichting kunnen worden gebouwd.
De gronden die bestemd zijn voor fiets- en voetpaden, pleinen, verblijfsruimten en hebben de bestemming "Verkeer 3" gekregen. Binnen deze bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.
Onder deze bestemming valt het grootste wateroppervlak in het plangebied. Het water langs de A10 heeft een belangrijke waterbergende functie en wordt daarom uitsluitend voor water bestemd. Bijbehorende voorzieningen zoals oevers en dergelijke zijn eveneens in deze bestemming opgenomen. Ligplaatsen voor woonboten zijn in het bestemmingsplan niet toegestaan, dit is overigens geregeld in artikel 22.
Deze bestemming ziet op de reeds bestaande veelal vrijstaande woningen in het noordoosten van het plangebied. De bestaande bebouwing en woonfunctie wordt daarmee vastgelegd.
Dit artikel regelt de woonbebouwing die voortkomt uit het Masterplan. In een groot aantal gevallen gaat het hierbij om het 'verankeren' van de verleende artikel 19 WRO-vrijstellingen. Behalve woningen is ook maatschappelijke dienstverlening toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan kinderopvang en dergelijke.
Ook is in de regels bepaald dat waar dat op de plankaart staat aangegeven de bebouwing aan de zijde van het spoorwegemplacement een dove gevel moet hebben, zodat dat de van het emplacement afkomstige geluidhinder niet tot de woningen doordringt en het spoorwegemplacement anderzijds geen beperkingen ondervindt van de woningen.
In het gebied loopt een gasleiding. In dit artikel wordt de bescherming van de gasleiding tegen bebouwing en gebruik die de gasleiding kan schaden geregeld. Er geldt een bouwverbod, waarvan uitsluitend na advies van de beheerders van de gasleiding een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouwregels kan worden verleend.
Artikel 17 Waarde - Archeologie 1 en Artikel 18 Waarde - Archeologie 2
In het gehele plangebied is mogelijk sprake is van archeologische waarden. Daarom is een dubbelbestemming opgenomen met daarin een regeling ter bescherming van mogelijke archeologische waarden voor enerzijds het bouwen en anderzijds het roeren van grond zonder dat sprake is van bouwen. Dit laatste in de vorm van een vergunningsstelsel voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of van werkzaamheden. Een dubbelbestemming legt beperkingen op aan de onderliggende (hoofd)bestemmingen. Zij gaat vóór de onderliggende bestemming, wat betekent dat de bepalingen van de bestemming uitsluitend van toepassing zijn, voor zover zij niet strijdig zijn met de bepalingen van de dubbelbestemming. Dit artikel vloeit voort uit de verplichting die de in 2007 in werking getreden Wet op de Archeologische Monumentenzorg oplegt ten aanzien van de bescherming van archeologische waarden. Dit stelsel beoogt te voorkomen dat de te beschermen archeologische waarden teloor gaan. Conserveren in de bodem staat hierbij voorop, maar ook het doen van opgravingen is een mogelijkheid om archeologische waarden zeker te stellen. Het College van burgemeester en wethouders verleent de vereiste omgevingsvergunning indien dit zich verdraagt met de mogelijk aanwezige te beschermen waarden. In de praktijk komt het er veelal op neer dat de omgevingsvergunning kan worden verleend indien het noodzakelijke archeologisch onderzoek voorafgaand aan de werkzaamheden is afgerond.
Het verschil in de dubbelbestemming heeft te maken met het verschil in de mogelijke archeologische waarde van de gebieden (zie ook hoofdstuk 17).
Artikel 19 Waterstaat-Waterkering
In het gebied komt een primaire en secundaire waterkering voor. Dit artikel beschermt deze waterkering tegen bebouwing en gebruik die deze waterkering kan beschadigen. Belangrijk is om op te merken dat naast de bepalingen van het bestemmingsplan ook de Keur van het Hoogheemraadschap van toepassing is. Voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden kan op basis van deze Keur een omgevingsvergunning noodzakelijk zijn. Deze eisen zijn niet in dit bestemmingsplan opgenomen, omdat de Keur hier al in voorziet.
Artikel 20 Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling vormt evenals de overgangsbepaling een van de "standaardregels" die het Bro als verplicht op te nemen bepaling in een bestemmingsplan voorschrijft en komt dus geheel overeen met de tekst uit het Bro. Het moet verhinderen dat bouwpercelen, die slechts voor een bepaald deel mogen worden bebouwd, later alsnog kunnen worden volgebouwd. Nadat een eerste bouwwerk is gerealiseerd, moet deze bepaling voorkomen dat het overgebleven open terrein opnieuw als het totale bouwperceel kan worden beschouwd.
Artikel 21 Algemene bouwregels
Dit artikel maakt bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakgrenzen en bebouwingsregels mogelijk zonder een procedure voor een omgevingsvergunning voor het bouwen te hoeven voeren. In het verleden waren voor zulke geringe overschrijdingen wel ontheffingsprocedures nodig. Maar in de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een ontheffing te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt "bij wijze van recht". Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen.
Artikel 22 Algemene gebruiksregels
In dit artikel is een aantal algemeen geldende regels opgenomen. In dit artikel is in aanvulling op het algemene gebruiksverbod van artikel 7.10 Wet ruimtelijke ordening een aantal specifieke activiteiten uitgezonderd.
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels
Met dit voorschrift kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van onderdelen van bestemmingsbepalingen, mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer bepalingen over specifieke doeleinden zoals antennes, liftopbouwen en overschrijding van bouw- of bestemmingsgrenzen. De overschrijdingen gaan in dit geval verder dan de in artikel 21 opgenomen mogelijkheden en maken een afwegingsmoment noodzakelijk. Een afwijking kan echter nooit zover gaan dat de bestemming wordt veranderd.
Tevens is in dit artikel de mogelijkheid opgenomen om met een omgevingsvergunning binnen de bestemmingen Gemengd en Wonen-2 op gebouwen kleine windinstallaties te bouwen. Hieraan zijn wel enkele voorwaarden verbonden, namelijk dat:
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels
Dit artikel maakt het in de eerste plaats mogelijk de Staat van Inrichtingen te wijzigen. Verder kunnen de dubbelbestemmingen Waarde-archeologie-1" en "Waarde-archeologie-2 geheel of gedeeltelijk worden geschrapt indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 25 Algemene procedureregels
Bij de toepassing van het stellen van nadere eisen, zoals bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, dient aan belanghebbenden de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen te worden geboden. Hiertoe wordt in artikel 24 een procedure voorgeschreven.
Met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010 zijn de procedureregels voor zogenaamde binnenplanse ontheffingen van rechtswege vervallen. Voor het afwijken van de bouwregels is de reguliere procedure uit de Wabo van toepassing.
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, wordt de zogeheten uniforme openbare voorbereidingsprocedure, zoals geregeld in Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht direct bij wet voorgeschreven.
In de regels wordt een enkele keer verwezen naar andere wettelijke regelingen. Landelijke wettelijke regelgeving kan gedurende de looptijd van het bestemmingsplan veranderen. Om die reden wordt in dit artikel aangegeven dat daar waar wordt verwezen naar landelijke wettelijke regelingen, die regelingen zijn bedoeld zoals deze luidden op het moment waarop het ontwerpbestemmingsplan ter visie is gelegd.
In dit artikel zijn overgangsregels opgenomen, die evenals de anti-dubbeltelregel behoren tot de standaardregels uit het Bro.
De slotregel ten slotte geeft de officiële benaming van dit bestemmingsplan weer alsmede de datum van vaststelling door de gemeenteraad.
Bijlage 1 Staat van Inrichtingen Science Park Amsterdam
In de regels is als bijlage een Staat van inrichtingen opgenomen. In artikel 4 wordt naar deze Staat verwezen.