Artikel 17 Waarde - Archeologie 1
17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de (digitale) plankaart voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
-
a. doeleinden ter bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;
-
b. de bestemming "Waarde - Archeologie 1 " is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, tenzij anders bepaald onder sub c;
-
c. daar waar dubbelbestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
-
1. in de eerste plaats de bepalingen van artikel 19;
-
2. in de tweede plaats de bepalingen van artikel 16;
-
3. in de derde plaats de bepalingen van artikel 17.
17.2 Bouwregels
Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden mag worden gebouwd ten dienste van de primaire bestemming en de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen, met in achtneming van de volgende bepalingen:
-
a. voor zover met betrekking tot de in lid 17.1 genoemde gronden sprake is van bodemverstoring, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Woningwet een archeologisch rapport te overleggen;
-
b. aan de onder a, genoemde vergunning kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
-
c. het bepaalde onder a en b, is niet van toepassing op een bodemverstoring:
-
1. die betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 10.000 m2 of een kleinere diepte dan 0,5 meter onder maaiveld;
-
2. die het normale onderhoud betreft;
-
3. die reeds in uitvoering is op het tijdstip van het in werking treden van dit plan.
17.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter bescherming van de in lid 17.1 genoemde archeologische waarden nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden zoals bedoeld in lid 17.1 aanwezig zijn.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
a. Op en onder de in lid 17.1 genoemde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren:
-
1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 meter onder maaiveld of indien het water betreft dieper dan de waterbodem, waartoe onder meer wordt gerekend het ophogen,egaliseren, roeren en omwoelen van gronden;
-
2. het aanbrengen van drainage;
-
3. het graven, aanleggen, verbreden of dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
-
4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verbandhoudende constructies;
-
6. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
-
b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op een bodemverstoring:
-
1. die betrekking heeft op een gebied met een kleiner oppervlak dan 10.000 m2 of een kleinere diepte dan 0,5 meter onder maaiveld;
-
2. die het normale onderhoud betreft;
-
3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van dit plan.
-
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien de aanvrager van een omgevingsvergunning een archeologisch rapport overlegt.
-
d. Indien uit het archeologisch rapport blijkt dat door de werken of werkzaamheden het belang van de archeologie onevenredig wordt geschaad, wordt de onder a genoemde vergunning geweigerd.
-
e. Aan de onder a genoemde vergunning kunnen onder meer de volgende voorschriften worden verbonden:
-
1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem worden behouden;
-
2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
-
3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
-
f. De in onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 17.1 genoemde primaire bestemming en de overige aan de gronden toegekende bestemmingen uitgevoerd worden.
-
g. De onder a genoemde werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden mogen de archeologische waarden zoals bedoeld in lid 17.1 niet onevenredig schaden.