direct naar inhoud van 6.3 Luchtkwaliteit
Plan: Osdorperweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02

6.3 Luchtkwaliteit

6.3.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening bij het opstellen van een bestemmingsplan uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens dient rekening te worden gehouden met de luchtkwaliteit.

Hoewel de luchtkwaliteit in Amsterdam in de afgelopen 10 à 15 jaar aanzienlijk is verbeterd voldoet deze in een sterk verstedelijkt gebied als Amsterdam nog lang niet overal aan de strenge normen. Zo worden langs de Osdorperweg (tussen de Ookmeerweg en de Slibveldenweg) de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) overschreden (in een ongunstig jaar). De grenswaarde voor fijnstof (PM10) wordt hier overigens niet overschreden. Om deze overschrijding en andere overschrijdingen in de stad aan te pakken heeft de gemeente Amsterdam het Actieplan Luchtkwaliteit Amsterdam 2006 vastgesteld. In het actieplan is een pakket maatregelen opgenomen dat tot een verbetering van de luchtkwaliteit moet leiden. Na uitvoering van deze maatregelen zal er geen overschrijding van de grenswaarden meer zijn langs de Osdorperweg. Op basis van het gemeentelijke Actieplan zullen alle stadsdelen een Plan van Aanpak Luchtkwaliteit opstellen. Zo zijn in het Verkeersmodel Westelijke Tuinsteden modellen opgesteld voor luchtkwaliteitsberekeningen in de Westelijke Tuinsteden.

In het bestemmingsplan voor de Osdorperweg en omgeving worden de bestaande functies planologisch vastgelegd. De introductie van stadslandbouw en meer extensieve recreatie (wandelen en fietsen) zal niet tot een wezenlijke toename van de verkeersdrukte leiden en om die reden ook niet in betekenende mate van invloed zijn op de luchtkwaliteit.
Daartoe zijn de mogelijkheden voor stadslandbouw beperkt tot 6 voormalige agrarische bouwpercelen en tot het gebruik van de bestaande kassen voor stadslandbouw. Voor de intensieve niet-agrarische nevenactiviteiten, zoals detailhandel en horeca, die gekoppeld zijn aan stadsdlandbouw geldt een maximum van 350 m² bruto vloeroppervlakte per stadslandbouwvestiging.
Binnen de kassen geldt dit maximum tevens voor de totale toegestane bruto vloeroppervlakte aan bedrijfsbebouwing. De te gebruiken oppervlakte van de kas voor agrarische stadslandbouwactivitieten, zoals het telen van gewassen, valt vanzelfsprekend niet onder de werking van dit maximum.

6.3.2 Regelgeving

Op 15 november 2007 is een nieuw wettelijk stelsel voor luchtkwaliteitseisen van kracht geworden. De hoofdlijnen van de nieuwe regelgeving zijn te vinden in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. De regelgeving is uitgewerkt in onderliggende Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB's) en Ministeriële Regelingen. Daarmee zijn het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005), de Regeling saldering luchtkwaliteit, het Meet- en rekenvoorschrift bevoegdheden luchtkwaliteit 2005 en de Meetregeling luchtkwaliteit vervallen.

De nieuwe Wet luchtkwaliteit is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

  • negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;
  • mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

Veel aspecten van de nieuwe regelgeving worden in afzonderlijke uitvoeringsregelingen uitgewerkt:

  • het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen het Besluit NIBM;
  • de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), verder te noemen de Regeling NIBM;
  • de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (en bijbehorende Handreiking Projectsaldering);
  • de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (en de Handreiking Meten en rekenen luchtkwaliteit);
  • het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL);
  • het toekomstige Besluit gevoelige bestemmingen, op grond van artikel 5.16a Wm (verwacht in 2009).


De Wet luchtkwaliteitseisen voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

Van bepaalde projecten (o.a. woningbouw- en kantoorontwikkeling) met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden (zie ook Regeling NIBM). Een project draagt 'niet in betekende mate' bij aan de luchtverontreiniging als de zogenaamde 1% grens niet wordt overschreden. De 1% grens is gedefinieerd als 1% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijnstof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Deze grenswaarde is conform het oude Besluit Luchtkwaliteit 2005 gesteld op 40 µg/m3. Dit komt overeen met 0,4 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De Nederlandse overheid verzoekt de EU momenteel om verlenging van de termijn (derogatie) waarbinnen de luchtkwaliteitseisen gerealiseerd moeten zijn.

Daarbij is in de nieuwe Wet luchtkwaliteitseisen (artikel 5.16 van de Wet milieubeheer) aangegeven in welke gevallen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmeringen vormen voor ruimtelijke ontwikkelingen:

  • 1. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • 2. een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • 3. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
  • 4. een project past binnen het NSL, of binnen een regionaal programma van maatregelen.


Als een project aan één van de bovengenoemde aspecten voldoet is geen nader luchtkwaliteitsonderzoek nodig.