direct naar inhoud van 6.2 Bodem
Plan: Osdorperweg e.o.
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0363.Q0906BPSTD-VG02

6.2 Bodem

6.2.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan waarin nieuwe woningbouwmogelijkheden zijn opgenomen of andere nieuwbouwmogelijkheden is vooraf een bodemonderzoek nodig. Aan de hand van een dergelijk bodemonderzoek kan worden beoordeeld of de bodem wel geschikt is voor het beoogde gebruik, of dat deze vanwege ernstige bodemverontreiniging eerst moet worden gesaneerd.

In het bestemmingsplan Osdorperweg en omgeving zijn echter geen nieuwe woningbouwmogelijkheden of andere nieuwbouwmogelijkheden opgenomen. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan was daarom geen bodemonderzoek noodzakelijk.

Maar de bodem in het bebouwingslint van de Osdorperweg, de Lutkemeerweg en de Raasdorperweg is volgens de bodemkwaliteitskaart van Amsterdam matig verontreinigd. Dat betekent dat bij grondverzet (of bouwactiviteiten waarbij grondverzet nodig is) in de bebouwingslinten eerst bodemonderzoek moet worden gedaan.

Hierna is kort ingegaan op de Bodemkwaliteitskaart en het Bodembeheerplan. Daarna volgt nog een korte beschrijving van de relevante regelgeving.

6.2.2 Bodemkwaliteitskaart

Volgens de bomdemkwaliteitskaart van Amsterdam maken de weilanden in de Osdorper Binnenpolder Zuid en de Osdorper Bovenpolder deel uit van "Zone 4: Niet opgehoogd agrarisch gebied" en bestaat de bodem uit schone grond.

Het bebouwinglint van de Osdorperweg maakt volgens de bodemkwaliteitskaart deel uit van "Zone 2: Oude woongebieden, opgehoogd voor 1870". De bodem van het bebouwingslint langs de Osdorperweg is volgens deze kaart matig verontreinigd. Dat betekent dat grondverzet in het bebouwingslint (ook in het kader van bouwactiviteiten) alleen met een vrijstelling en onder voorwaarden (bodemonderzoek) is toegestaan. Deze regeling is opgenomen in het "Bodembeheerplan stadsdeel Osdorp" (Dienst Milieu- en Bouwtoezicht, oktober 2007).

6.2.3 Regelgeving

Wet bodembescherming
Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming, inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wet bodembescherming wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem dat bedoeld is om nieuwe verontreiniging van de bodem te voorkomen. De Wet bodembescherming kent nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (ontstaan na 1 januari 1986) waarbij er sprake is van een saneringplicht die direct van kracht is. Voor oude gevallen van bodemverontreiniging is de start van de sanering met de nieuwe Wet bodembescherming afhankelijk van de ontoelaatbare risico's voor de mens, verspreiding of het milieu nu en in de toekomst.

De Wet bodembescherming is herzien op 1 januari 2006. De belangrijkste wijzigingen zijn:

  • 1. nieuw saneringscriterium en -doelstelling;
  • 2. saneringsplicht voor eigenaren of erfpachters van bedrijfsterreinen;
  • 3. uniforme procedure voor eenvoudige saneringen (zie Besluit Uniforme Saneringen);
  • 4. meer mogelijkheden voor deelsanering;
  • 5. versterking van de handhaving;
  • 6. formalisering van evaluatieverslag en nazorgplan middels beschikkingen;
  • 7. mogelijkheid om beheersmaatregelen op te leggen;
  • 8. wettelijke basis voor een subsidieregeling voor sanering van bedrijfsterreinen.


Met name de saneringsverplichtingen zijn voortaan gekoppeld aan ontoelaatbare risico's die samenhangen met het (toekomstig) gebruik van de bodem. De uitvoering van deze verplichte saneringen is meer flexibel geworden: het is niet altijd nodig het hele geval aan te pakken. Er kan ook sprake zijn van deelsaneringen of een gefaseerde aanpak. De wettelijke doelstelling is voortaan functiegericht. De vernieuwde wet houdt daarnaast rekening met de (im)mobiliteit van de verontreiniging. Voortaan wordt de bodem geschikt gemaakt voor het voorgenomen gebruik, wordt de blootstelling en de verspreiding van de verontreiniging beperkt en worden de nodige beheermaatregelen getroffen. Wanneer economische en maatschappelijke omstandigheden rond de verontreinigde locatie echter om uitstel vragen, kunnen tijdelijke maatregelen worden genomen, op voorwaarde dat de risico's voldoende worden beheerst.

Besluit Uniforme Saneringen (BUS)
Op 14 februari 2006 is het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) in werking getreden. Deze landelijke uniforme regeling maakt het mogelijk eenvoudige saneringen in korte tijd af te ronden. Een sanering wordt via een standaard meldingsformulier aangemeld en binnen vijf weken kan gestart worden met saneren. Het gebruik van BUS is wel gebonden aan voorwaarden. De belangrijkste zijn:

  • 1. het betreft saneringen met open ontgravingen;
  • 2. in geval van mobiele verontreinigingen met minerale olieproducten worden alleen bewezen technieken gehanteerd;
  • 3. de oppervlakte van de locatie mag niet groter zijn dan 5.000 m2;
  • 4. er mag niet meer dan 500 m3 grond worden afgevoerd.


Amsterdams Uitvoeringskader Bodemsanering
Het beleidskader voor bodem van de gemeente Amsterdam is verwoord in het Amsterdams Uitvoeringskader Bodemsanering 2004 (AUB). Hierin is het functiegericht en kosteneffectief saneren opgenomen en zijn de regels ten aanzien van het omgaan met asbest in de bodem toegevoegd.

Op landelijk niveau is het saneringsbeleid in beweging, waarbij duurzaam bodemgebruik meer centraal komt te staan. Het bodemsaneringsbeleid van het ministerie van VROM is op dit moment volledig opgenomen in het AUB. De belangrijkste aspecten in het saneringsbeleid van VROM en de gemeente Amsterdam zijn het functiegericht saneren, middels isolatie of door aanbrengen van een leeflaag met een minimale kwaliteit, en het saneren van mobiele verontreinigingen waarbij gebruik gemaakt kan worden van een stabiele eindsituatie te behalen binnen 30 jaar.